HEEMKUNDEKRING
OP DE BEEK
PRINSENBEEK

Beeldbank Bibliotheek

   
 

Heemkundekring 'Op de Beek' Beeldbank Bibliotheek Zoekresultaat

Aantal gevonden publicaties : 107   (uit: 667)

Getoond wordt publicatie : 1 t/m 30


Uitgebreid zoeken
Gesorteerd op:  Boeknummer

Zoekresultaat verdeeld over 4 pagina's, met elk (max.) 30 publicaties:

1   2   3   4       Volgende       Eind

Klik op publicatie voor vergroting en meer informatie

1. Boeknummer: 00001  
Historische Atlas Noord-Brabant
Historie -- Brabant, algemeen           (1989)    [G.L. Wieberdink]
Historische Atlas Noord-Brabant.
Chromotopische kaart des Rijks 1:25.000

Inleiding
De in dit boek gebundelde kaarten zijn herdrukken van de Chromotopografische kaart des Rijks op
schaal 1 : 25.000. Naar de projectiemethode* die ervoor gebruikt is worden zij ook wel 'Bonnebladen'
genoemd. Deze topografische kaarten werden tussen 1866 en 1951 door het Topografisch Bureau van het
leger gepubliceerd. Gedurende deze periode werden zij meerdere malen herzien en herdrukt. Getracht is om
van de provincie Noord-Brabant die kaarten te reproduceren die ongeveer in dezelfde tijd verkend of
herzien zijn, dat wil zeggen in de jaren tussen 1891 en 1920. De atlas geeft dus een beeld van de provincie
in de laatste jaren van de negentiende en de eerste twee decennia van de twintigste eeuw. Op de meeste
kaarten zijn de jaren van verkenning en eventuele herziening aangegeven. Soms is het jaartal van herziening
echter niet vermeld. Voor zover die te achterhalen waren, zijn de juiste dateringen van de afgebeelde
kaarten in het aanhangsel te vinden. De met een * gemerkte woorden worden uitgelegd in een woordenlijst
(hoofdstuk IV).
De meeste bladen komen uit het archief van de Topografische Dienst, dat berust bij het Algemeen
Rijksarchief in ’s Gravenhage. De nummers 549, 551, 553, 567, 587, 588, 590, 605, 607, 608, 643 en
685 zijn afkomstig uit de kaartenverzameling van het Geografische Instituut van de Rijksuniversiteit
Utrecht; de bladen 586, 606, 610, 641 en 737 komen uit de Universiteitsbibliotheek van de Universiteit
van Amsterdam. De dank van de samensteller gaat uit naar de beheerders van deze verzamelingen, CJ.
Zandvliet en R. Haubourdin van het Algemeen Rijksarchief, J. Wemer van de Universiteit van Amsterdam
en R.P. Oddens van de Rijksuniversiteit Utrecht. Verder is dank verschuldigd aan P. Nugter voor zijn
bruikbare adviezen.

Robas Producties;  
 

2. Boeknummer: 00013  
Het Brabant van toen. Herinneringen van Westbrabantse mensen
Historie -- Brabant, algemeen           (1980)    [Toon Kloet]
Het Brabant van toen. Herinneringen van Westbrabantse mensen

INHOUDSOPGAVE
1. Zo wordt geschiedenis gemaakt ..................... 3
2. JAN DE WILD over OUDENBOSCH .......... 5
3. KEES VAN UNEN over HOEVEN .............. 8
4. CIE WAGEMANS over ULVENHOUT........... 11
5. PEERKE LAUWEN over RUCPHEN............. 14
6. ADR. VAN MEER over ZEVENBERGSCHEN HOEK ... 18
7. LEEN KEIJZERS (f) over RAAMSDONKSVEER ..... 21
8. JAN RAMS (f) over OOSTEIND ........... 24
9. GRÉ KONINGS over RAAMSDONK .......... 27
10. REIN BEERENDONK over FIJNAART............ 30
11. COR VAN LEEST over MOERDIJK .......... 33
12. KO GOBBENS (t) over ETTEN-LEUR.......... 37
13. BART WATZEELS over PRINSENBEEK......... 40
14. MERIJNTJE ROOZEBOOM over NIEUW-VOSSEMEER..... 43
15. JAN NOOREN over PRINCENHAGE......... 46
16. JAN VERSWIJVER over HOOGERHEIDE ........ 49
17. JANTJE LUUKX over ST.-WILLEBRORD...... 52
18. NOL HEIJMANS over DUSSEN.............. 56
19. TOON JOOSEN over WAGENBERG ...........' 59
20. ADR. V.D. RIJKEN over WASPIK.............. 62
21. PIET JANSEN over MADE ............... 65
22. WOUT BOELAARS over BREDA............... 68
23. TOOS BAARS-RENNIERS over GEERTRUIDENBERG...... 73
24. KAREL VERHAGEN over WILLEMSTAD.......... 76
25. MARTIEN TROMMELEN over OOSTERHOUT.......... 80
26. DRIK DE BRUIN over RIJSBERGEN.......... 83
27. ARIE GIELES over BERGEN OP ZOOM...... 86
28. ARIE DE GAST over ZEVENBERGEN......... 89
29. THÉ DIEPSTRATEN over BAVEL .............. 92
30. KEES ELST over ROOSENDAAL ......... 95
31. CATO FIRING-VAN DEN BROEK over BREDA............. 98

Zo wordt geschiedenis gemaakt
„Herinneringen van Westbrabantse mensen” is steeds de ondertitel geweest van interviews, dertig in getal, die
onder de naam „Het Brabant van toen” tussen september 1979 en mei 1980 in „De Stem” zijn gepubliceerd. De geïn-
terviewden zijn mensen die rond de eeuwwisseling of in de eerste decennia van deze eeuw zijn geboren. Hun herin-
neringen bleken een beeld te geven van het leven in West-Brabant dat vergeten dreigt te raken. Het gaat dan natuur-
lijk niet om de „echte” geschiedenis. Die ligt vast in officiële documenten van allerlei aard. Veel meer komt uit de
interviews naar voren, hoe mannen en vrouwen in die tijd de „echte” geschiedenis hebben beleefd en in een aantal
gevallen - zeker als het om sociale geschiedenis gaat - er hun aandeel in hebben geleverd. Een vergelijking tussen
het begin van deze eeuw en de tachtiger jaren biedt - hoe zou het anders kunnen - een beeld van scherpe tegenstel-
lingen. Een van de duidelijkste tegenstellingen is ongetwijfeld die tussen armoede toen en welvaart nu. Een an-
dere is de gewijzigde onderlinge verhouding tussen mensen: ruim een halve eeuw geleden was het standenverschil
van nature gegeven. Zo leek het althans. Maar uit deze herinneringen van Westbrabantse mensen wordt duide-
lijk, dat zij, ondanks soms vertederende woorden over „Het Brabant van toen,” op hun eigen, bescheiden plaats
vaak strijd hebben geleverd tegen wat in hun ogen onrechtvaardig was. Zo wordt geschiedenis gemaakt.

Uitg. Mij De Stem Breda;  
 

3. Boeknummer: 00016  
Breda in Beeld 1860-1940
Historie -- Breda, algemeen           (1983)    [Maurits van Rooijen]
Breda in Beeld 1860-1940

voorwoord
Breda is een stad, die gezien mag worden.
Dat is ook met het verleden het geval.
De beelden van deze zo rijk gezegende, historische stad geven ons een inzicht in het ontstaan en de groei van een gemeenschap op allerlei gebied.
Voor de mens van vandaag is het van groot belang daarvan kennis te nemen.
De pen van Maurits van Rooijen en zijn grote kennis van de historie van zijn geboortestad staan er borg voor, dat een verantwoord en ook leesbaar beeld tot stand komt.
Het is dan ook daarom dat onder andere het stedelijk museum gaarne bereid is geweest voor dit project haar foto-archief ter beschikking te stellen.
De Bredanaar zal uit dit boek ongetwijfeld veel lering kunnen trekken en er genoegen aan beleven.
Ir. W. Merkx
Burgemeester van Breda

verantwoording
De vesting wordt gesloopt en Breda slaat de historische weg in om een moderne stad te worden.
De techniek komt en verandert het stadsbeeld: telegraaf en telefoon, gas, water- en elektra-voorziening, de posterij. Er komen goed-georganiseerde voorzieningen als
ziekenhuizen, scholen zwembaden, brandweer en politie, een professionele gemeentereiniging, parken.
Cultuur staat hoog in het vaandel, bibliotheken, een museum, Concordia- en het verenigingsleven bloeit (Bonus bijvoorbeeld). Trouwens, ook minder culturele vormen van
ermaak doen het prima: de café’s, de sociëteiten, het carnaval, de grote feesten. De ellendige woonomstandigheden worden aangepakt. Steeds betere transportmogelijkheden
staan een ruime opzet voor de Bredase uitbreidingen toe en doen het verschil tussen het leven op het platteland en in de stad verkleinen. Maar het verkeer eist op zijn
beurt eveneens ruimte en aandacht. De markten verdwijnen merendeels. Winkelstraten komen er voor in de plaats. Industrie brengt welvaart (Kwatta, Hero, Etna, HKI etc.)
en een enkele keer onrust. Het leven blijft verder gemoedelijk en gezellig met uitzondering van 1914-1918 en de crisisjaren.
Deze ontwikkelingen vormen de rode draad van dit boek. Ze zijn beschouwd vanuit een Bredase invalshoek. Bovendien is een kwart deel van het boek bestemd voor een aantal bij
uitstek Bredase zaken: het katholieke leven, de relatie met het koningshuis, de aanwezigheid van het garnizoen en de K..M.A.
Deze structuur is echter geen harnas en de lezer heeft de mogelijkheid elke willekeurige bladzijde open te slaan en daar te beginnen. Velen blijken die vrijheid zeer op prijs te stellen.

I Duizenden en duizenden foto's heb ik bekeken en daaruit zijn tenslotte een zeshondertal gekozen. De opzet is dat deze foto’s een eerlijk beeld geven van Breda en omstreken in de
periode 1860-1940. Ansichten zijn slechts mondjesmaat opgenomen en materiaal dat reeds in andere boekjes werd geplaatst heb ik zoveel mogelijk gemeden. Soms is de kwaliteit van een
foto niet wat we nu gewend zijn. Dat is geenszins verrassend. De opnamen zijn destijds met eenvoudige apparatuur vervaardigd en soms zijn ze na zoveel jaren vergeeld of beschadigd.
Opmerkelijker zijn de opnamen die een dergelijke hoge artistieke kwaliteit bezitten dat ze de kijker nu nog stil kunnen maken met hun schoonheid.
Foto s vormen een wezenlijk bestanddeel van dit boek, maar beelden alleen kunnen de geschiedenis niet doen herleven. Vandaar de ruim vijftig verhaaltjes die samen een geschreven beeld
vormen, een gelijkwaardige 'partner’ van het fotomateriaal. De ruimte voor deze teksten werd gewonnen door de foto-onderschriften zeer beperkt te houden.

Fouras, juli 1983.

Boekhandel Gianotten BV Breda;  
 

4. Boeknummer: 00017  
Smokkelen in Brabant. Een grensgeschiedenis 1830-1970
Historie -- Brabant, algemeen           (1988)    [Paul Spapens, Anton van Oirschot]
Smokkelen in Brabant. Een grensgeschiedenis 1830-1970


Ter inleiding
Zeer toevallig zijn de twee auteurs van het boek 'Smokkelen in Brabant' tot elkaar gekomen. Toen het
'Kapellenboek' van Paul Spapens op de Persclub Bourgondië in Tilburg werd geïntroduceerd en Anton
van Oirschot juist de laatste hand had gelegd aan zijn 'Encyclopedie van Noord-Brabant', kwam terloops
naar voren dat we beiden, los van elkaar, bezig waren aan een nieuw onderwerp: smokkelen in Brabant.
Het zou natuurlijk onzin zijn om twee boeken over hetzelfde onderwerp op de markt te brengen. Bovendien
bleek al gauw dat we met de onderwerpen elkaar zouden aanvullen. Vandaar dat we elkaar snel gevonden
hadden: Paul Spapens heeft de periode van 1900 tot 1970 beschreven en Anton van Oirschot de periode van
1830 tot aan de eeuwwisseling.
Er werd duidelijk gekozen, afgezien van een historisch aanloopje, voor de periode 1830-1970. Vanaf
1830, omdat toen een (nieuwe) scheiding van Nederland en België begon, waarna de grens in 1839 een
definitieve vorm kreeg, al bleven er grote gaten bestaan. En waar een grens is, kan gesmokkeld worden. Tot
1970 met de invoering van de EEG, omdat we gekozen hebben voor de 'romantische' periode in de
smokkelarij waaraan toen een einde was gekomen, en niet voor de criminele smokkel zoals die hedentendage
met grote regelmaat in de publiciteit komt.
De zoutsmokkel werd in de tweede helft van de vorige eeuw de eerste georganiseerde vorm van smokkelen,
voor velen een bijna noodzakelijke manier om iets bij te verdienen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog kregen
de grote aantallen smokkelaars te kampen met de beruchte electrische draad, die de Duitsers langs de
Nederlands-Belgische grens optrokken, maar die toch door de smokkelaars werd getrotseerd. Tijdens de
crisisjaren was het smokkelen wederom voor velen broodnodig. Gedurende de Tweede Wereldoorlog gingen
enorme partijen tabak de grens over. Na de bevrijding ging het verder met het smokkelen, waar zich zelfs de
geallieerde militairen druk mee bezighielden. In Nederland was een grote vraag naar allerlei luxe zaken.
Vee werd in grote aantallen naar België gebracht. En toen kwam de botertijd met de pantserauto’s en
kraaiepoten. De strijd werd steeds grimmiger. De kleine smokkelaar met de pungel op zijn schouder kwam
er niet meer aan te pas: de min of meer ongevaarlijke en vooral avontuurlijke en romantische smokkelperiode
liep zoetjesaan ten einde.


klik op de pijlpunt links voor de volledige inleiding


Dikwijls - zo wordt ook in dit boek verhaald - was het smokkelen meer dan een spel, meer dan een soort
sport, een opwindende bezigheid. Men zag het in het Brabantse grensgebied niet als een (grote) zonde of
vergrijp. De smokkelaar van toen bestaat niet meer. Die komt alleen nog maar voor in de vorm van een
pungelaarsbeeldje van de zijn kraaiepoot-wapen tegen de achtervolgende douaniers als
kraaiepoot-monument, zijn grensovergangen als toeristische smokkelroutes. En dan zijn er natuurlijk
nog de verhalen, waarvan er dit boek talloze geeft. Ter bescherming van hun privéleven, hebben we de
namen van de smokkelaars die ons hun verhalen hebben verteld, niet in het boek opgenomen. We zijn tot
1970 gegaan. Ook tegenwoordig wordt nog volop gesmokkeld, maar zonder de romantiek die de periode
1830-1970 kenmerkte.
Dit boek heeft niet de pretentie wetenschappelijk te zijn; we hebben op een populaire manier een stukje
geschiedenis van het smokkelen in het Brabants-Belgisch grensgebied op papier willen zetten. Het smokke-
len was immers een -weliswaar geheimvolle - zaak van het volk, dat de gaten in de grens had gevonden en
daar dankbaar gebruik van maakte.
We hebben van vele kanten alle mogelijke medewerking verkregen, allereerst van Piet Horsten, die voor ons
bijna alles wat in het archief te vinden was, opspeurde, evenals Zjèn Spapens. Van het Belastingmuseum
Prof dr. Van der Poel te Rotterdam, van het Gemeente Archief Tilburg en de Openbare Bibliotheek
aldaar, van heemkundekringen in Brabant. We danken alle gewezen smokkelaars, die openhartig hun
verhalen vertelden, en zeker ook de douaniers en kommiezen uit Nederland en België. Onze dank gaat ook
uit naar Harry Franken, die zijn liedjesarchief voor ons openstelde en niet te vergeten naar Frans Huijbregts
van Drukkerij De Kempen en al die anderen die ons met raad en daad terzijde hebben gestaan. We hopen
dat we in onze opzet zijn geslaagd.
September 1988
Paul Spapens
Anton van Oirschot




De Kempenpers Hapert;  
 

5. Boeknummer: 00055  
Scouting Thomas More 50 jaar
Verenigingen -- Scouting Thomas More           (1988)    [Redactie o.l.v. Janssens, J.]
Scouting Thomas More 50 jaar. Extra uitgave 'De Wegwijzer'


TER INLEIDING
Het leek een aantal mensen een goed idee om ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan een extra uitgave van 'De Wegwijzer' te laten verschijnen, waarin voornamelijk feiten en gebeurtenissen uit het
verleden van onze 'Thomas More-groep' naar voren komen.

De een zal geschiedenis vervelend vinden, een ander toch wel leuk en weer een ander zegt er van te kunnen leren, wat eenmaal gebeurt is.
Hoewel 50 jaar een hele tijd is, is geschiedenis over de 50 jaar van onze groep een jeugdige aangelegenheid, want bepaalde personen, gebeurtenissen, terreinen en gebouwen, die verderop in dit blad ter sprake
komen, zullen velen van ons herkennen.

Je moet deze aflevering van ons groepsblad dan ook zien als een bonte verzameling van teksten enz., die waar nodig zijn herschreven en afkomstig zijn uit archieven, krantenknipsels enz..

De bedoeling van dit alles is niet alleen voor nu,maar ook om voor de toekomst een beetje geschiedenis over onze groep vast te leggen.
Tevens hopen wij op deze wijze meer luister bij te zetten aan ons 50-jarig bestaan.

Leden en oud-leden,
Ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de Thomas More groep is besloten een extra editie uit te geven van ons groepsblad 'De Wegwijzer'.
Aan vele leden en oud leden is gevraagd of men noch in het bezit was van foto's, krantenknipsels, plakboeken of andere zaken uit hun scoutingperiode.
Al deze verzamelingen zijn bekeken en door het speciale redactieteam in elkaar gezet en het resultaat ligt thans voor u.

Dit jaar staat onze vereniging volledig in het teken van het 50-jarig bestaan.
Naar de bevolking toe is dit op 4 januari jl. bekendgemaakt door op de eerste schooldag van het jaar aan de schoolkinderen een appel met sticker aan te bieden, tevens aan de burgemeester en Wethouders en aan
de bejaarden van Prinsenbeek.
Andere activiteiten zijn gezinsweekend, stafweekend, het dorpsspel, de officiële dagen en verder een gezellige dag voor alle leden en begeleiders.

Dat de Scouting Prinsenbeek in een behoefte voorziet, moge blijken uit het nog steeds groeiend aantal leden, ook aan stafleden is gelukkig geen gebrek. Mede bepalend is ook de goede locatie en een fantastisch
fijn groepsgebouw.

Langs deze weg wil ik alle leden, oud-leden, leiding, ouders en niet te vergeten de vrijwilligers, waar we regelmatig een beroep op doen hartelijk bedanken voor hun inbreng in de afgelopen 50 jaar en voor hun
activiteiten rond het 50-jarig bestaan.
Laten wij tevens de wens uitspreken, dat wij nog lange tijd op deze weg mogen doorgaan met de Scouting-activiteiten.

Prettige dagen toegewenst.
D.J. Bronder
Groepsvoorzitter Scouting Prinsenbeek.
Prinsenbeek, 15 mei 1988.

Eigen uitgave;  
 

6. Boeknummer: 00063  
Prinsenbeek Kiezen voor de Toekomst
Ondernemingen -- Algemeen           (februari 1981)    [Egmond, K. v. drs.; e.a.]
Prinsenbeek Kiezen voor de Toekomst Adviesrapport CIMK 1981


Inleiding
Begin 1980 ontving het Centraal Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf van het College van Burgemeester en Wethouders en de plaatselijke middenstand van Prinsenbeek de opdracht tot het instellen
van een distributieplanalogisch onderzoek.

Het doel van een dergelijk onderzoek is inzicht te verkrijgen in de structuur en het functioneren van het winkelapparaat en op grond hiervan aan te geven wat de mogelijkheden zijn voor dit winkelapparaat
in de komende jaren, waarbij rekening wordt gehouden met het gewenste verzorgingsniveau voor de consument.

Een belangrijke aanleiding voor de opdracht vormt de ontwikkeling in de Haagse Beemden en in het kader hiervan een mogelijke ontwikkeling van de winkelfunctie op de Markt.

Het rapport kan globaal worden opgesplitst in twee delen.
Het eerste gedeelte analyseert het winkelgebeuren zoals zich dat op het ogenblik afspeelt. De gegevens hiertoe werden verkregen aan de hand van een inventarisatie van alle winkelvestigingen
in Prinsenbeek, een ondernemersenquête en een consumentenenquête .
Op grond van deze gegevensverzameling kan in hoofdstuk 2 een uitvoerige beschrijving worden gegeven van de structuur en het functioneren van het winkelapparaat, terwijl in hoofdstuk 3 de vraagzijde uit-
voerig aan de orde komt.
In hoofdstuk 4 tenslotte worden de aanbod- en de vraagzijde met elkaar geconfronteerd, waarna een aantal slotconclusies volgen.
Het tweede gedeelte van dit rapport handelt over de vraag of en in welke mate het verkoopvloeroppervlak in de toekomst kan worden uitgebreid en welke planologische en kwalitatieve maatregelen
genomen moeten worden om tot een zo optimaal mogelijk winkelmilieu te komen.

Centraal Instituut Midden- en Kleinbedrijf (CIMK);  
 

7. Boeknummer: 00065  
Herinrichten? Ja! maar ........
Ondernemingen -- Bank, Rabobank           (1980)    [KNOV]
Herinrichten? Ja! maar...... Brochure KNOV 1980

Voorwoord.
In toenemende mate ontstaat er behoefte aan instrumenten, waarmee planologische uitgangspunten ook daadwerkelijk kunnen worden be-
reikt. In deze nota wil het KNOV een aanzet geven voor de discussie en een bijdrage leveren aan de oplossing van de problemen, die zich
voordoen bij de uitvoering van ruimtelijke plannen.
De voorgestelde financiële regeling zal een stimulans kunnen zijn voor ondernemers om op vrijwillige basis medewerking te geven aan
deze uitvoering.
Voor nadere informatie kan men zich wenden tot het Koninklijk Nederlands Ondernemersverbond (KNOV)
Broekmolenweg 20
2289 BE Rijswijk
Postbus 379
2280 A3 Rijswijk
tel. 015 - 569395

KNOV;  
 

8. Boeknummer: 00066  
Prinsenbeek Nu en Straks
Ondernemingen -- Bank, Rabobank           (1981)    [Schreurs, P.H.J. ing]
Prinsenbeek Nu en Straks. Brochure KNOV 1981

Inleiding.
Op 7 mei 1981 heeft het CIMK het dpo-rapport 'Prinsenbeek, kiezen voor de toekomst' gepresenteerd aan de ondernemers.
Het onderzoek is gedaan in opdracht van de ondernemersvereniging POK en de gemeente Prinsenbeek.
Het was nodig om goed inzicht te kunnen krijgen in de huidige en toekomstige (on)mogelijkheden van het Prinsenbeekse winkelapparaat, rekening
houdend met ontwikkelingen in en rond 'Beek'. Het CIMK-rapport legt de ondernemers een keuze voor, een belangrijke keuze ten aanzien van de
ruimtelijke ontwikkeling van het winkelapparaat.
Een keuze die bovendien in direkte relatie staat met Haagse Beemden.
Het POK-bestuur heeft de afdeling Ruimtelijke Ordening van het KNOV verzocht de sinds 27 juni 1978 bestaande adviesrelatie aangaande de distri-
butie-planologische problematiek te kontinueren door de vereniging te adviseren bij de besluitvorming. Het KNOV heeft op 7 mei 1981 positief op dit
verzoek gereageerd en toegezegd uiterlijk begin juni 1981 een advies te zullen uitbrengen. Met voorliggend advies wordt beoogd deze toezegging
waar te maken.

KNOV;  
 

9. Boeknummer: 00067  
Puttershoek, een voorbeeld van ondernemerschap
Ondernemingen -- Bank, Rabobank           (1981)    [Blom, J.]
Puttershoek, een voorbeeld van ondernemerschap

In Puttershoek (noord-oost hoek van de Hoekse Waard) bekend door de aldaar gevestigde suikerfabriek, hebben de ondernemers in de detail-
handel kans gezien om gezamenlijk het reeds sinds 1960 bestaande winkelcentrum voor eigen rekening en risico uit te breiden.
Tot nu toe is het in ons land nog niet gelukt om ondernemers samen op één rij te krijgen zodat zij het risico van ontwikkeling en bouw van
winkels en woonhuizen zelf willen dragen en over hun onderlinge concurrentie heen kunnen stappen en een goede samenwerking kunnen opbouwen.

Afdeling Ruimelijke ordening Rijswijk;  
 

10. Boeknummer: 00072  
ABC van Stad en Land
Historie -- Brabant, algemeen           (1981)    [Wim Aerts]
VAN STAD EN LAND
Een smakelijk geschreven, royaal geïllustreerde gids als stimulans voor ieder
die wil ontdekken wat er in eigen land nog aan grote en kleine zaken te genieten
en te bewonderen valt.

De in deze uitgave gebundelde reportages werden oorspronkelijk
gepubliceerd in het landelijke personeelsorgaan van de Rabobanken.

Bosch en Keuning nv;  
 

11. Boeknummer: 00073  
Volksfeesten 1984
Cultuur -- Volksfeesten           (1984)    [Diverse auteurs/bijdragen]
Volksfeesten 1984
Voor de zesde keer Volksfeesten in Prinsenbeek
Ze kunnen het niet meer laten, de organisatoren van de Volksfeesten; al vroeg in het voorjaar
krijgen ze de kriebels en zoeken ze elkaar weer op. Enige routine brengt de zaak weer snel op
gang, doch het blijft een enorme opgave om ieder jaar nieuwe impulsen aan dit gebeuren toe
te voegen. Gezien het feestprogramma zijn zij daarin dit jaar wederom bijzonder geslaagd.
Zoals u wellicht weet, werden de Volksfeesten in voorgaande jaren georganiseerd door de
plaatselijke drumband en het POK. Dat is nu wederom het geval, maar om verschillende or-
ganisatorische redenen hebben beide verenigingen hun gezamenlijke aktiviteiten rondom de
Volksfeesten ondergebracht in de STICHTING VOLKSFEESTEN.
Ze zijn dus samen getrouwd om VOLKSFEESTEN te organiseren en hebben in hun
trouwboekje o.a. het navolgende door de Notaris laten opnemen:
”De Stichting heeft ten doel jaarlijks festiviteiten te organiseren voor de Prinsenbeekse bevol-
king, waaraan:
a. alle geledingen van de bevolking kunnen deelnemen, zoals verenigingen, individuelen,
muziekkorpsen, bands en orkesten, kerken, overheden en ondernemers;
b. mede een stuk VOLKSVERMAAK op het terrein van sport en spel, saamhorigheid, nostalgie
en folklore ten grondslag dient te liggen; alles in de ruimste zin des woords.”
En zie: HET WERKT!!!
Mede dankzij de enorme inzet van bijna 30 plaatselijke verenigingen op gebied van sport,
kuituur, kunst en andere bedrijvigheden, de trouwe deelname van een groot aantal plaatse-
lijke ondernemers en de toevoeging van een aantal spektakelstukken, met als hoofdgerecht
veel muziek, zullen deze volksfeesten wederom beantwoorden aan de doelstellingen welke hier-
aan ten grondslag liggen; een sfeer van nostagie, folklore en verbroedering, hopenlijk onder
een stralende septemberzon...

Voorwoord
Op 8 september 1979 had ik het voorrecht de - naar later bleek eerste - Prinsenbeekse Volksfeesten officieel te mogen openen.
Daarbij maak ik - en zulks aan de hand van het voor die dagen geboden programma - er onder meer gewag van wat idealisme,
vindingrijkheid en solidariteit vermocht.
En met die solidariteit bedoelde ik met name op de saamhorigheid tussen beide organisatoren in relatie tot de Prinsenbeekse bevolking.
Ik sprak voorts de hoop uit, dat de Volksfeesten 1979 een start zouden mogen betekenen van een jaarlijks terugkerende traditie, welke de
plaatselijke gemeenschap gelegenheid zou bieden goede contacten met elkaar te hebben.
De Volksfeesten nu blijken de afgelopen zes jaar te zijn uitgegroeid tot een niet meer weg te denken happening, welke naast haar Carnaval en
Avondvierdaagse als het ware een groot familie-gebeuren doet zijn.
En de Drumband en het P.O.K., de initiatiefnemers èn telkenjare ook de organisatoren van dit tweedaags festijn, hebben zich nu weten te
vinden in een Stichting, welke afkorting S(tichting) V(olksfeesten) Prinsenbeek) als het ware een uitnodiging betekent van: Wij presenteren
ons naar buiten ten behoeve van U!
De doelstelling: het organiseren van jaarlijkse festiviteiten en met name de daaraan ten grondslag liggende elementen, te weten saamho-
righeid, nostaligie en folklore alsmede het door alle geledingen van de plaatselijke bevolking kunnen deelnemen aan dit feest, moet ons allen
aanspreken.
Gaarne wens ik u goede en prettige dagen toe. Moge ook het weer ertoe bijdragen dat Volksfeesten 1984 tot een geslaagd geheel worden,
waaraan eenieder van ons nadien met genoegen kan terugdenken.
Mr L.K.M. Verwiel,
burgemeester.

Stichting Volksfeesten Prinsenbeek SVP;  
 

12. Boeknummer: 00079  
Gemeenschapsbelang Prinsenbeek 1965-1990
Overheid -- Gemeenschapsbelang           (1990)    [Piet v.d. Bliek]
Gemeenschapsbelang Prinsenbeek 1965-1990
Voorwoord.
Oktober 1990 was het 25 jaar geleden, dat Gemeenschapsbelang werd opgericht.
T.g.v. dit jubileum wordt dit boekwerk uitgebracht.
Het wordt als een blijvende herinnering aan de leden en geinterresseerde oud leden
aangeboden als blijk van waardering voor hun inzet en bijdrage aan deze politieke
groepering.
Hoewel zelfingenomenheid en pretenties deze partij vreemd zijn, zijn er terugblikkend toch
een aantal opmerkelijke zaken te noemen.
Gemeenschapsbelang was de eerste politieke partij die in deze gemeente een eigen
verkiezingsprogramma uitbracht, werd vertegenwoordigd door een vrouwelijk raadslid en aan
informatieverschaffing deed over de gemeenteraad.
Deze goede initiatieven zijn inmiddels door anderen overgenomen.
Gemeenschapsbelang is verder een partij die zich uitsluitend met de plaatselijke politiek bezig
houdt en financieel zichzelf bedruipt door kontributies van leden en bijdragen van raadsleden.
De positie die deze partij inmiddels heeft bereikt heeft veel wilskracht en doorzetting gevraagd
van zowel bestuur, fraktie als leden.
Het is ons bepaald niet kado gegeven, integendeel zelfs.
Daarom doet het deugd, dat hoewel daar 6 raadsperioden overheen zijn gegaan, Gemeenschapsbelang
die erkenning heeft gekregen die het verdiend.
Dank ook aan de kiezers die op ons zijn blijven stemmen.
Ondanks deze belangrijke mijlpaal, jubileum en een wethouderszetel, zal Gemeenschapsbelang aan
de weg moeten blijven timmeren. Naar ik heb begrepen in de laatste algemene ledenvergadering
zal dit zeker het geval zijn.
Denk daarbij aan de slogan:
'Klein is mooi, groot is machtig, doch eenvoud is suksesvol.'
De voorzitter.
Piet van den Bliek

Gemeenschapsbelang Prinsenbeek;  
 

13. Boeknummer: 00092  
Noord-Brabant
Historie -- Brabant, algemeen           (ca. 1980)    [Hans Rooseboom]
Noord-Brabant
Voorwoord
Noord-Brabant: een aantrekkelijke combinatie van een springlevend heden en een rijk verleden. Nergens in de Lage Landen is zo veel gebeurd als in Brabant: het gewest kent
een geschiedenis rijk aan tragiek en schoonheid. En tegelijkertijd is Noord-Brabant, op het breukvlak van de 20e en 21e eeuw, het kloppend hart van de economie van de Benelux.
Het boek dat voor u ligt voert u langs twee sporen door de provincie.
De foto’s zijn het ene spoor. Zij vangen het karakter van Brabant in sprekende beelden.
Ze vertellen op hun eigen wijze het complete verhaal. Over oude steden, groot en klein, knusse dorpen, robuuste kastelen, wijde rivierlandschappen, bossen, vennen en hei-
develden. Dat is Brabant. Daar doorheen vertellen de foto’s het verhaal van bruggen en spoorlijnen, wegen, kanalen en industrie.
Dat is ook Brabant. De fraaiste staaltjes van moderne bouwkunst zijn vertegenwoordigd, met name in het economische hart van Brabant, Eindhoven. Via verhelderende onder-
schriften bij iedere foto profileert het beeld van de provincie zich steeds duidelijker.
Het tweede spoor naar de identiteit van Brabant leidt via de teksten. Die vertellen hoe al die beelden samenhangen. De geschiedenis van Brabant maakt duidelijk
waarom alles er zo uitziet zoals het eruit ziet.
Waarom het zo met Brabant is gelopen zoals het gelopen is.
In het bruisende heden van Brabant is altijd het verleden voelbaar. De Brabantse mentaliteit is een rechtstreeks uitvloeisel van een proces van eeuwen. Levende geschiede-
nis midden in een dynamische actualiteit: zo leert u Brabant uit dit boek kennen.
De uitgever

Scriptum topografie;  
 

14. Boeknummer: 00095  
75 jaar RK Baroniesche Tuinbouwvereniging / Coöperatieve Tuinbouwveiling RBT 1908-1983
Belangenverenigingen -- Tuinbouwvereniging St. Isidorus           (1983)    [N. Rops vzt e.a.]
75 jaar RK Baroniesche Tuinbouwvereniging / Coöperatieve Tuinbouwveiling RBT 1908-1983

Voorwoord
De Coöperatieve Tuinbouwveiling R.B.T. b.a. te Breda viert in 1983 haar 75-jarig bestaan.
Bij deze gelegenheid zullen we terugzien naar een boeiend verleden van de Baronie van Breda in de periode 1908-1983.
Dit fotoboek laat de ontwikkeling zien van vollegronds- en glastuinbouw in Breda met daar omheen 26 dorpen gedurende deze 75 jaar.
Het bestuur heeft juist dit jubileum aangegrepen om de aandacht te vestigen op de jongste uitbreiding en gebruikneming van neerzethallen, waarmede wederom een nieuw tijdperk wordt
ingeluid in de geschiedenis van de veiling.
Vele medewerkers en bestuursleden hebben hun deel bijgedragen om de 'R.B.T.' met zijn tijd mee te laten gaan.
Direktie en bestuur willen op deze manier de gebeurtenissen bundelen en ze tot een blijvende herinnering maken om daarmede hulde te brengen aan onze voorgangers, die met veel moed en
inzet het de huidige generatie mogelijk heeft gemaakt verder te bouwen op een gezond fundament.
Getracht is een evenredig aantal foto’s van alle afdelingen, voorzover deze ter beschikking waren, op te nemen.
Dit alles is mogelijk geworden door medewerking van oud-bestuursleden, kopers, medewerkers en telers.
Ondermeer aan bovenstaande groeperingen breng ik dank voor het in bruikleen afstaan van het grote aantal foto’s, die het ontstaan van dit boek mogelijk hebben gemaakt.
Dank breng ik ook aan de personen van het Rijkstuinbouwconsulentschap te Tilburg, Proeftuin, lagere- en middelbare tuinbouwschool en standsorganisaties die allen eveneens hun medewerking
hebben verleend.
Met de keuze van foto’s en tekst is getracht de lezer een redelijk goed beeld te geven van de 'R.B.T.' veiling zoals het vroeger was en ten dele nog is.
N. Rops
Voorzitter

RBT-veiling Breda;  
 

15. Boeknummer: 00096  
Gemeentewapens in Nederland. T.g.v. Jubileum NV Bank der Nederlandse Gemeenten 1989
Overheid -- Gemeente, algemeen           (1989)    [mr. J.H. Keuzenkamp]
Gemeentewapens in Nederland.

Jubilea zijn een gerede aanleiding eens iets te doen dat buiten de dagelijkse Routinewerkzamheden valt. Deze gedachte leefde bij de nv Bank voor Nederlandsche
Gemeenten met het oog op haar vijfenzeventigjarig bestaan. Daaraan iets te verbinden dat ook na het eigenlijke jubileum de herinnering aan dit heugelijke feit zou bewaren, had
Bank voor de geest toen het oog viel op een onderwerp dat zowel haar als ook haar cliëntele aanging: het werd de uitgave van een boek waarin alle Nederlandse gemeentewapens een
plaats zouden vinden.

Iets dergelijks lijkt op het eerste gezicht misschien niet zo origineel. Van 1862 dateert namelijk reeds een uitgave, verzorgd door W.J. Baron d’Ablaing van Giessenburg, van alle
toen bij de Hoge Raad van Adel geregistreerde wapens van publiekrechtelijke lichamen: de fijne zwart-wit tekeningen in steendruk, vervaardigd naair de afbeeldingen in de registers,
maken nog steeds indruk. De eerste uitgave in kleur, door Koffie Hag, dateert van 1924.
de heraldische tekenaar T. van der Laars tekende de wapens van alle toen bestaande en opgeheven gemeenten en waterschappen in de voor hem kenmerkende eigen stijl. Nog drie
zagen het licht, maar alle in zwart-wit: in 1942 twee delen, die bekend staan onder de naam van de uitgever, De Branding, en waarbij weer gebruik gemaakt werd van de tekeningen uit
1862, die eveneens dienst deden als illustraties van KL. Sierksma’s Prismaboek (1968); de wapens die na 1862 waren vastgesteld, werden hier uiteraard aangevuld. C. Druif bracht in
1965 een uitgave met opnieuw getekende wapens. Men ziet: sedert de stichting van het Koninkrijk slechts één werk in kleur, maair dan uniform door één kunstenaar in zijn
persoonlijke stijl getekend en de overige zwart-wit, maai- gedeeltelijk wel volgens de stijl van de officiële registers.

Een uitgave in kleur die de registers volgt, mag dus het etiket ‘origineel’ voeren, waarbij komt dat de eerder genoemde werken intussen sterk verouderd zijn, mede doordat de
overheidsheraldiek de laatste jaren in een stroomversnelling geraakt is. aan de ene kant door het ontstaan van nieuwe gemeenten ten gevolge van herindelingen, aan de andere kant
door een groeiende lokale belangstelling, resulterend in wapenverbetering.

Een werk als het onderhavige staat of valt met twee onderdelen: de afbeeldingen en de blazoenering, de tekst. De afbeeldingen, ontleend aan bestaande zwart-wit tekeningen of
naar de registers opnieuw getekend, zijn op zeer bekwame wijze geschilderd door de heer Jack Jacobs. De gecompliceerde beschrijvingen zijn op voortreffelijke wijze uitgetikt en
verwerkt door mevrouw Yvonne Taverne van de firma BoekBeeld te Utrecht De algehele controle van het project is verricht door de heer G.P. Nijkamp, medewerker van de Hoge
Raad van Adel Mr. J H. Keuzenkamp, die reeds eerder zijn sporen verdiend heeft met publicaties op het gebied van de overheidsheraldiek, schreef de inleiding. Zonder hun
toewijding zou dit boek, dat men eigenlijk een bronnenuitgave zou mogen noemen niet tot stand hebben kunnen komen. Hun zij een woord van hartelijke dank gebracht
Mr. O. Schutte,
Secretaris van de Hoge Raad van Adel

NV Bank der Nederlandse Gemeenten;  
 

16. Boeknummer: 00114  
100 jaar Amor Musae 1888-1988
Cultuur -- Harmonie Amor Musae           (1988)    [Herman Dirven, Jan van den Hoven]
100 jaar Amor Musae 1888-1988

VOORWOORD
Veronderstel eens, dat twee mensen door ons dorp zouden wandelen en dat die twee mensen precies een eeuw in leeftijd zouden verschillen. De oudste kent nog
goed de Beek van 1888 en de jongste kent uiteraard het Prinsenbeek van vandaag.
De oudste zou van de ene in de andere verbazing vallen en steeds maar vragen stellen als: ‘Waar is de oude Markt gebleven?’ en ‘Waar is de oude kerk van Deken
Maes?’, of ‘Waar is de Openbare School, die stond toch op de hoek van de Kapelstraat-Beeksestraat?’ en ‘Waar wonen nu de nonnekes?’
De jongste zou de oudere goed moeten vasthouden, want midden op straat lopen kan niet meer en oversteken moet zeer voorzichtig gebeuren. En de jongste zou
ook vele vragen stellen, zo van hoe zag er dit of dat vroeger uit?
Maar er zou ook veel zijn, dat voor beiden een vraag bleef en waar noch de oude, noch de jonge het antwoord op wist.
Maar hoort en ziet, daar om de hoek van de Schoolstraat en de Groenstraat komt een harmonie aan en de muzikanten spelen een fijne en verfrissende mars. En beide
Bekenaren - want dat zijn onze wandelaars- grijpen elkaar vast en roepen bijna tegelijk: ‘Maar dat is onze Harmonie Amor Musae!’ En tevreden kijken ze elkaar
aan, ze hebben gelukkig een herkenningspunt gevonden.
Prinsenbeek en Amor Musae zijn elkaar meer dan honderd jaar trouw gebleven.

Harmonie Amor Musae Rabobank;  
 

17. Boeknummer: 00157  
Noord-Brabants Historisch Jaarboek 1990. Deel 7
Historie -- Brabant, algemeen           (1990)    [Os J.D.J. van e.a.]
Noord-Brabants Historisch Jaarboek 1990

Ten geleide
In deel 7 van het Noordbrabants Historisch Jaarboek dat nu voor u ligt, valt de nadruk op aspecten van de Noordbrabantse geschiedenis uit de negentiende eeuw.
Dit was geen redactionele opzet maar een gevolg van de grote belangstelling voor deze periode toen onze provincie volwaardig en als politieke eenheid voor het
voetlicht trad. En nu 1990 op de omslag van dit nieuwe deel staat, realiseren we ons dat de negentiende eeuw ook voor historici niet meer zo ‘contemporain’
klinkt als het dat deed toen prof, dr J.D.M. Cornelissen in 1945 zijn nieuw aangekomen schare jonge geschiedenisstudenten afried een scriptiethema te kiezen
uit een tijdvak na 1813, want, zo zei hij, over faits et gestes die zo dicht bij ons liggen kunnen we nog niet objectief oordelen.
De vervlechting van naamkunde en geschiedenis vindt u terug in het artikel van Chr. Buiks over Veldnamen en landbouwgeschiedenis in de Baronie
van Breda. Over de Tiendaagse Veldtocht zijn boeken volgeschreven, maar is hij wel eens ooit bekeken uit het bed van een gewonde militair? Dat doet
M. Portegies, die daarmee ook een stuk geschiedenis van de gezondheidszorg schrijft. Het welslagen van deze opstand had tot gevolg dat er dwars
door de Kempen een landgrens kwam te lopen en dat een inwoner van Lommel ineens een buitenlander werd voor een ingezetene van Budel. Een aantal
mensen trachtte daar munt uit te slaan. J. van Eijndhoven heeft het over hen.
Slechts langzaamaan kwam in de van het culturele moederland afgescheiden provincie Noord-Brabant een laag van maatschappelijk en cultureel
geïnteresseerde inwoners bovendrijven. Zij verenigden zich op instigatie van gouverneur Van den Bogaerde van ter Brugge in het Provinciaal Genootschap
van Kunsten en Wetenschappen. De eerste vijftig jaren van deze vereniging beschrijven de beide jonge Waalwijkse historici Van Oss en Rosendaal.
Een van de leden was de Bossche advocaat Jan Baptist van Son, de eerste katholieke minister die ons land kende. Over hem schrijft J. van Miert.
Van Son leefde in een tijd dat tal van congregaties voor vrouwelijke en mannelijke religieuzen het licht zagen, met name binnen de grenzen van de
apostolische vicariaten — na 1853 bisdommen — Breda en ’s-Hertogenbosch.
Dat stichtingen van deze aard niet zo gemakkelijk konden worden gerealiseerd als velen nu wel eens denken, blijkt uit de studie van J. van Vugt over
de broeders van Oudenbosch. Over de wijze waarop religieuze vorming van en kennisoverdracht bij de jeugd ter hand werd genomen, informeren ons
D. Verhoeven en M. van Hees.

klik op de pijlpunt links voor het volledige Ten geleide

Ook in dit deel krijgen jonge veelbelovende geschiedschrijvers kansen.
Een historicus die aan de vorming van deze generatie bijdraagt, is prof, dr Paul Klep van de Katholieke Universiteit van Nijmegen. Vanaf deel IX der
Varia Historica Brabantica, in 1980 verschenen, tot en met deel 6 van het uit de Varia voortgekomen Noordbrabants Historisch Jaarboek dat in 1989
verscheen, heeft hij als lid van de redactie meegewerkt aan negen delen en wel op een zeer betrokken en zeer deskundige wijze. Zijn oordeel was
kritisch maar nooit afbrekend. In de Kroniek, waarmee vanaf 1982 deel XI van de Varia werd uitgebreid, nam hij een groot aandeel. Zijn opname in de
redactie van de Bijdragen en Mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden en de grote druk op hem binnen de vakgroep brachten hem er
toe zijn functie neer te leggen. Hem past grote dank voor zijn inspirerend lidmaatschap gedurende de jaren tachtig.
Ook van een ander redactielid moeten we afscheid nemen, i.c. de heer Jan van Mosselveld, die vanaf deel VI van de Varia Historica Brabantica aan het
redactieberaad deelnam. Zijn betekenis lag in het aanreiken van ideeën door zijn contacten met het veld. Sinds hij met ingang van 1 januari 1988 zijn
functies van gemeentearchivaris van Bergen op Zoom en directeur van Het Markiezenhof heeft neergelegd, verminderden deze contacten. Ook op het
terrein van de geschiedschrijving gaan de ontwikkelingen zoveel sneller als tien, twintig jaar geleden. De heer Van Mosselveld achtte het om die reden
beter zijn zetel ter beschikking te stellen, een besluit dat de redactie onder grote dankzegging voor bewezen diensten respecteert.
Zowel prof. Klep als de heer Van Mosselveld dragen voor de inhoud van dit nieuwe jaarboek geen verantwoordelijkheid meer. Dat doen beide nieuwe
redactieleden mevrouw drs Geertrui van Synghel en dr L. Bots. Mevrouw Van Synghel, alumna van de universiteit van Gent en medewerkster aan het
Oorkondenboek van Noord-Brabant, versterkt binnen de redactie de deskundigheid op het gebied van de mediaevistiek. Dr L. Bots, universitair
hoofddocent binnen de vakgroep economische en sociale geschiedenis van de Nijmeegse universiteit, vult de leemte op die door het vertrek van prof.
Klep anders zou zijn ontstaan. De redactie heeft reeds bemerkt hoezeer zij beiden zich er voor inzetten het jaarboek wetenschappelijk te dragen. Het
is van het grootste belang dat een provincie, die gekenmerkt wordt door een overdadige maar ook versnipperde aandacht van de geschiedenis, met dit
jaarboek een eigen gezicht behoudt naast de andere provincies waarin de splitsing van de belangstelling naar de regio toe minder desintegrerend heeft gewerkt.
Aan deze integratie werken het Noordbrabants Genootschap, dat de afname van een groot aantal exemplaren garandeert, en de stichting Brabantse
Regionale Geschiedbeoefening. Hoe mevrouw drs Annemiek van der Veen van deze stichting het klaarspeelt om naast haar gewone arbeid en de uitwerking
van haar vele andere initiatieven ook als secretaris dit jaarboek op de plank te brengen en de eerste contacten te onderhouden met redactieleden
en schrijvers, is mij ten enenmale een raadsel. Een hartelijk dankwoord is mij eigenlijk te mager, maar meer heb ik niet.
Namens de redactie,
dr L. Pirenne, voorzitter


Stichting voor Brabantse Regionale Geschiedbeoefening;  
 

18. Boeknummer: 00162  
Markant West-Brabant
Historie -- Brabant, algemeen           (1981)    [Maurits van Rooijen]
Markant West-Brabant

Aan het begin van dit boek over historisch West-Brabant wilde ik graag een paar regels ter verduidelijking neerschrijven. Sommige historici spreken graag
over de grote ontwikkelingen en systemen in de geschiedenis. Anderen zeggen echter dat geschiedenis mensen-werk is. Ze verwijten anderen te theoretisch,
teveel van boven af, bezig te zijn. Ik meen dat zoals zo vaak de waarheid in het midden ligt. In dit boek ben ik echter toch van de opvatting uitgegaan dat ge-
schiedenis inderdaad mensenwerk is. Ik heb getracht naar de mensen achter het verleden te zoeken. Dat zijn de mensen die onze streek van vaak zeer markante
monumenten hebben voorzien. Via ongeveer zeventig verhalen leert de lezer wat meer van de historie van zijn woonomgeving kennen.
Mijn tweede 'doelstelling' heeft te maken met het idee dat geschiedenis niet iets is dat voorbij is, maar juist iets dat nog deel uitmaakt van de alledaagse
werkelijkheid. Wanneer we om ons heen kijken dan zien we dat verleden. Dit boek toont via vele voorbeelden dat ook in West-Brabant de historie nog in
levende lijve aanwezig is.
Uit het voorafgaande volgt dat geschiedenis meer is dan alleen 'boekenwijsheid'. Het noodt u uit om het te gaan bekijken, ervaren, ontdekken. Met auto,
fiets of te voet kunt u al rondkijkend teruggaan in het verleden. Dit boek probeert u hierbij verhalenderwijs behulpzaam te zijn.
Ik hoop dat ik u kan overtuigen hoe leuk een bezoek - geestelijk of lichamelijk - aan het verleden kan zijn en hoop ook dat de historie in al zijn vormen
daardoor verdiende waardering krijgt. Daar heeft het immers nog wel eens aan ontbroken.
Wat dit boek niet beoogt is een vergroting van de wetenschappelijk historische kennis over West-Brabant. Die pretentie heeft het nadrukkelijk
niet. Getracht werd wel een voor iedereen leesbaar boek te schrijven dat een groot aantal voorbeelden geeft van de ons dagelijks omringende cultuur.
Bij het schrijven van dit boek heb ik van velen hulp gehad, die ik hierbij graag wil bedanken. Op de eerste plaats mijn lieve Brigitte, die vaak veel geduld
moest hebben; en niet te vergeten bedankt beste briefschrijvers. Van uw aanvullingen en/of verbeteringen heb ik dankbaar gebruik gemaakt. En sorry
als ik nog ergens zo nu en dan een historisch steekje heb mogen laten vallen.
Bedankt voor de medewerking beste archiefdiensten en voor de (onvrijwillige) medewerking van vele publicisten-historici. En bedankt ook allen die mij
mondeling veel interessante stof ter beschikking stelden.
Wie ik zeker niet mag vergeten zijn mijn beste vrienden bij het Stadsblad, waarmee ik vijf jaar van de twintig dat de krant nu precies bestaat, met groot
genoegen heb samengewerkt. En tenslotte de groeten aan mijn vrienden te Breda, met name Dré, Jeroen en Geert die me soms vergezeld hebben op mijn
tochten door het Westbrabantse land.
Goed, en dan nu over naar het eerste verhaal. In het gemeentehuis van Ossendrecht viel mijn oog op een vitrine waarin een paar, naar het leek,
poppekleertjes tentoongesteld lagen. Het bleek een erfenis te zijn van prinses Pauline. Wie prinses Pauline was? Wel, zie ommezijde......

Boekhandel Gianotten Breda;  
 

19. Boeknummer: 00163  
Volksverhalen uit Noord Brabant
Cultuur -- Boeken           (1980)    [Willem de Blécourt ]
Volksverhalen uit Noord-Brabant en hun herkomst

INHOUD
Volksverhalen uit Noord-Brabant 7
1. Schoolmeester en essayist. Verhalen vanuit Zeelst verzameld
2. De archeologie van het vertellen. Verhalen uit de Kempen
3. Sprookjes en natuurgeloof. Verhalen vanuit Helmond verzameld
4. Onderzoek naar overlevering. Verhalen vanuit Breda verzameld
5. De verteller als tovenaar. Verhalen uit Ossendrecht en Woensdrecht
6. Heksenprocessen
7. Spot en Venijn. Aantekeningen over Noordbrabantse plaatsen en ingezetenen
8. Noordbrabantse volksverhalen. Commentaar

Het Spectrum Utrecht/Antwerpen ;  
 

20. Boeknummer: 00171  
Kapellen in de Baronie van Breda II
Historie -- Breda, algemeen           (1983)    [Dr F.A. Brekelmans, drs C.Th. Lohmann, Hans Luyten]
Beschrijving van de kapellen van Gageldonk, Breda en Molenschot

INLEIDING:
In de Middeleeuwen, toen de parochies uitgestrekt waren en meestal een gehele burgerlijke gemeente omvatten, werden in sommige wijken van de stad en in gehuchten op het platteland
kapellen gesticht, die als religieus centrum voor de omgeving konden functioneren. Door schenkingen van vrome weldoeners werd doorgaans een fonds gevormd, waaruit het gebouw onder-
houden en een dienstdoende priester kon worden gehonoreerd. Volgens het kerkelijk recht werd in de kapel een beneficie gevestigd, dat wil zeggen een blijvend recht op een inkomen
bij het verrichten van bepaalde diensten.
De gelovigen konden in de kapel één of meermalen in de week de mis bijwonen, te biechten gaan, de communie ontvangen of samenkomen voor gebed. Voor sommige verplichtingen zoals
dopen, trouwen, paasbiecht en paascommunie bleven zij echter aan hun parochiekerk gebonden.
Ook in de Baronie van Breda hebben verscheidene kapellen bestaan. De meeste zijn helaas verdwenen, maar enkele hebben de tand des tijds doorstaan.

In Baarle-Nassau stond op het gehucht Nijhoven de kapel van St. Salvator, die voor het eerst in 1400 wordt vermeld. Zij werd helaas in 1926 afgebroken.
De stad Breda bezat vroeger vier kapellen, waarvan er thans nog twee over zijn. Het waren de kapel van de Ridders van St. Jan in de Halstraat (die in 1766 tot Hoofdwacht werd verbouwd),
de St. Antoniuskapel op de Fellenoord, die volgens de geschiedschrijver Th.E. van Goor in 1382 gesticht zou zijn, en de kapellen van St. Wendelinus en St. Joost. De laatste wordt in
dit tweede deel besproken. De Wendelinuskapel vraagt wegens haar omvang, haar geheel eigen historie en de relatie tot het Begijnhof om een aparte studie.
Ook op het grondgebied van de gemeente Etten-Leur hebben zeker vier kapellen gestaan. Het dorp Leur bezat een kapel van de H. Maagd en het H. Kruis, die omstreeks 1450 door de inwoners
gesticht moet zijn. Zij werd tijdens de Tachtigjarige Oorlog in 1584 door brand vernield. Op dezelfde plaats werd in 1614 door de hervormde gemeente een kerk gebouwd. Deze is sinds 1971
bij de burgerlijke gemeente als trouwzaal in gebruik. Volgens de schout Pieter Nuyts, die tussen 1675 en 1700 een historische beschrijving van Etten vervaardigde, moet zowel op het gehucht
Attelaken als op de Donk langs de weg naar Hoeven een St. Antoniuskapel hebben gestaan. Ook de wijk Bremberg had weleer haar eigen kapel, waarin zich een Mariabeeld bevond.
De herinnering daaraan leefde in de tijd van Nuyts nog voort.
Over de drie nog altijd bestaande kapellen in het oude Ginneken werd in deel I (1980) gepubliceerd. De kapel van de H. Anna te Molenschot (gemeente Gilze en Rijen) volgt in dit tweede
deel. Onder de gemeente Oosterhout had men vroeger op het gehucht Den Hout een kapel die tegelijk met een gasthuis in 1336 werd gesticht. Zij was toegewijd aan St. Antonius en werd in de
Tachtigjarige Oorlog verwoest. Van de kapel in Dorst onder dezelfde gemeente is geen patrocinium bekend, maar zij bezat een beneficie ter ere van de H. Drievuldigheid en de H. Maagd.
Later heeft in Dorst vooral de devotie tot de H. Marcoen ingang gevonden. De kapel werd afgebroken, toen op dezelfde plaats in 1834 een kerk in Waterstaatsstijl werd gebouwd.

In Prinsenbeek (vroeger Beek) stond op de hoek van de Kapelstraat en de Beeksestraat de St. Gertrudiskapel. Zij wordt in 1485 voor het eerst vermeld. Nadat in 1648 het gebruik voor de
Katholieke eredienst was verboden, werd zij tot school ingericht. In 1832 werd zij gesloopt om plaats te maken voor een nieuwe gemeenteschool. De kapel van de H. Maagd op Gageldonk
(vroeger ook onder Prinsenbeek) wordt in dit tweede deel besproken.
Onder Roosendaal stond eveneens een Maria-kapel en wel op het gehucht Kalfsdonk. Zij wordt in 1495 voor het eerst genoemd en heeft de Tachtigjare Oorlog evenmin overleefd.

Zo blijkt dat van de kapellen die vóór 1600 werden opgericht, er nog zeven in goede staat zijn bewaard gebleven. De overige kapellen werden verwoest dan wel afgebroken of gingen in een
heel ander gebouw op.
Met het verschijnen van dit deeltje zijn dus, afgezien van de Wendelinuskapel, alle kapellen in de Baronie van Breda uit de genoemde periode behandeld. Wij hopen hiermede een bijdrage te
hebben geleverd tot de kunstgeschiedenis en tot de kennis van de volksdevotie en de stoffering van stad en landschap in dit gebied.
Pasen 1983.
De samenstellers.

1) Voor ter plaatse niet bekende lezers is het wellicht nuttig het gebruik van de namen Princenhage, Beek en Prinsenbeek toe te lichten. Tot 1 januari 1942 was Beek een (kerk)
dorp in de gemeente Princenhage. Op genoemde datum werd deze gemeente opgeheven. Het zuidelijk gedeelte werd met Breda verenigd, het grondgebied ten noorden van de
spoorweg Breda - Roosendaal werd een zelfstandige gemeente met de naam Beek N.B. Op 1 januari 1951 werd deze naam veranderd in Prinsenbeek. Op 1 juli 1976 werd
het grondgebied van Prinsenbeek ten oosten van de spoorweg Breda - Lage Zwaluwe bij de gemeente Breda gevoegd.

Uitgeverij Luyten Amstelveen;  
 

21. Boeknummer: 00173  
Daar in de hei was het zo mooi. Tien brieven uit Brabant van Vincent van Gogh
Cultuur -- Boeken           (1990)    [Wil Tromp, Jan van Muilekom]
Daar in de hei was het zo mooi. Tien brieven uit Brabant van Vincent van Gogh

VOORWOORD
Het Noordbrabants Museum opende in 1987 zijn poorten in het voormalige gouvernementspaleis te ’s-Hertogenbosch met de tentoonstelling Van Gogh in Brabant. De bezoekers werd beeldend werk van
Vincent van Gogh getoond uit de perioden dat hij in Noord-Brabant werkzaam was. De brieven die hij toen heeft geschreven, bleven niet onopgemerkt. Citaten hieruit hadden echter een dienende taak:
toelichting bij tekening of schilderij.
In deze uitgave daarentegen staan de brieven centraal. En zoals voornoemde tentoonstelling zich beperkte tot beeldend werk uit Van Goghs Brabantse perioden, is hier gekozen voor een aantal brieven
uit diezelfde tijd. Dat betekende een keuze uit ruim honderd van de meer dan 750 brieven die van Van Gogh bewaard zijn gebleven. In de geselecteerde brieven komen nagenoeg alle onderwerpen aan bod
die bekend zijn uit zijn correspondentie, voor het merendeel gericht aan zijn broer Theo. Deze vier jaar jongere broer was Vincents veruit belangrijkste vertrouwensman, die hem bovendien zijn
kunstenaarsleven lang financieel ondersteund heeft.
Will Tromp, publicist, bezorgt in deze uitgave een tiental aan Theo gerichte brieven, die hij bovendien van verbindend commentaar voorziet.
Vervolgens buigt Jaap Goedegebuure, hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Brabant en literatuurcriticus, zich over de vraag, welke positie het schrijverschap van Van Gogh inneemt in zijn
kunstenaarsbestaan. Diens brieven worden immers vooral in het buitenland als een zelfstandige bron van literaire waarde beschouwd.
Tot slot laat Han van Crimpen, hoofd beheer, documentatie en bibliotheek van het Rijksmuseum Vincent van Gogh, zien, dat Van Gogh in zijn brieven zijn gehechtheid aan Brabant voortdurend verwoordde.
Wij hopen dat deze kleine uitgave voor velen - in Brabant en daarbuiten - een eerste en aardige kennismaking zal zijn met de brieven van Vincent van Gogh. De kunstenaar die niet alleen tekenend
en schilderend, maar ook schrijvend een rijk en belangrijk oeuvre heeft nagelaten.
Nijmegen/ ’s-Hertogenbosch, januari 1990
Will Tromp en Jan van Muilekom

Noord-Brabants Genootschap;  
 

22. Boeknummer: 00174  
De Watersnood. 1 februari 1953
Historie -- Watersnood           (1981-1993)    [Johan van der Made]
De Watersnood. 1 februari 1953

INLEIDING
'Tegen de kracht van water en wind is niets bestand', wordt wel eens gezegd, wanneer herinneringen aan de watersnood worden verteld. Men bedoelt dan de onmetelijke krach-
ten, die de natuurelementen kunnen ontwikkelen en voor rampzalige gevolgen zorgen.
Wind, aangewakkerd tot orkaankracht, en water, opgezweept tot ongekende hoogten, banen zich een weg over het land; niets ontziend doen zij hun alles vernietigend werk.
Die dijken, die tegen zoveel geweld niet bestand zijn, bezwijken zodat wind en water vrij spel krijgen. Een natuurramp voltrekt zich dan; de schade aan have en goed en ook
het menselijk leed is meestal groot.
Nederland heeft in de loop der tijden zijn grondgebied weten uit te breiden door buitendijkse gronden bij het vasteland te voegen en het water weten te verdringen. Ons
West-Brabantse land, met zijn tientallen polders, elk met zijn eigen naam, welke gescheiden zijn door dijkjes waarover de oude verbindingswegen lopen, is daar een duidelijk
voorbeeld van. Zo vormen ook de Moerdijkseweg, de weg door Wagenberg en de -hoge- Helkantsedijk van oorsprong een langgerekte dijk die de Zegge- of Binnenpolder
omsluiten. Dit gedeelte van de Moerdijkseweg werd in vroegere tijden zelfs Zeedijk genoemd (1). Wagenberg is gebouwd langs de Wagenbergse Dijk. Deze dijk lag er in 1324
waarschijnlijk nog niet (2). Omstreeks 1390 was die al wel bekend (3) en kort na 1700 werd hij verhoogd (4). Bij Langeweg kennen we de Zuiddijk en de Schoolstraat heeft
vroeger als de Slikgatse Dijk bekend gestaan.
Zoals uit het hierna volgend verhaal moge blijken, is watersnood een tragisch gebeuren. Diepe sporen van ellende en angst blijven achter bij diegenen die watersnood aan
den lijve hebben ondervonden. En dat ontlokt hen nog steeds de uitspraak waarmee deze inleiding is begonnen.

Heemkundekring De Vlasselt;  
 

23. Boeknummer: 00180  
De Zand Tiend. Van Gesticht naar ziekenhuis 1913-1983 (St Laurens Ziekenhus)
Monumenten -- Boerderij, Hooghuis           (1983)    [Hans Jochems]
Van Gesticht naar ziekenhuis

Inleiding.
In verband met het 70-jarig bestaan van ons ziekenhuis op 8 okt. a.s. is deze
uitgave van 'De Zand Tiend' speciaal gewijd aan de geschiedenis van 'Het
Laurens'. De kommissie ”70-jarig bestaan St. -Laurens ziekenhuis” verzocht
mij deze taak voor een deel op me te nemen, aan welk verzoek ik graag
tegemoet heb willen komen. Uiteraard heb ik geprobeerd de feiten zo precies
mogelijk weer te geven. Verwacht echter niet dat door mij geschiedenis met
een grote 'G' wordt geschreven; tenslotte ben ik een amateur en word ik
geacht meer verstand te hebben van steeklakens dan van historische
methodiek. Binnen het bestek van deze 'Zand Tiend' bleek het niet doenlijk
om de volledige ontwikkeling met betrekking tot de reeds uit 1953 daterende
plannen voor de bouw van een geheel nieuw ziekenhuis te schetsen. Hierover
is recentelijk in dit blad regelmatig, zij het in beknopte vorm, geschreven door
o.a. wijlen Drs. J.J.G. van der Put.
Evenzo heb ik nagelaten alle bestuursmutaties te vermelden sinds het
overlijden in 1940 van het laatste bestuurslid, dat vanaf de oprichting in 1910
onafgebroken in het oorspronkelijke bestuur zitting had: dokter E.M.Gommers.
Hoewel ik vaak kompilerend, d.w.z. uit vroegere bronnen samenvoegend, te
werk ben gegaan, heb ik geprobeerd het juiste evenwicht te vinden tussen
gortdroge historische verhandeling en anekdote; het moet tenslotte een voor
ieder leesbaar verhaal blijven. Bijzondere dank ben ik verschuldigd aan
degenen, die mij het materiaal verschaften voor de 'histoire secrète', de
verborgen geschiedenis, en het zout in de 'Laurenspap'.
Het doel van het nu volgende verhaal is: de geschiedenis verbonden aan de
'Stichting St. Laurensgesticht' c.q. 'Stichting Laurensziekenhuis Breda' met
de daaraan ten grondslag liggende waarden te doen kennen en levend te
houden.
In de hoop in deze opzet een beetje te zullen slagen wens ik alle lezers van
deze 'Zand Tiend' veel leesgenoegen, in het bijzonder vele oud-
medewerkers, die voor een belangrijk deel deze 'geschiedenis' hebben
gemaakt. Het zijn juist zij geweest die de wapenspreuk van onze bescherm-
vrouwe Douairière de Grez, geb. Mahie, 'JE FAY MON FYT' = 'lk doe wat mij
te doen staat' oftewel 'Ik doe mijn plicht', in Kristelijke caritas gestalte
hebben gegeven.
Van de gelegenheid gebruik makend wens ik bestuur, direktie en alle
medewerkers van harte proficiat.
H. Jochems, Verpl.

Sint Laurens Ziekenhuis;  
 

24. Boeknummer: 00182  
Gemeente Prinsenbeek 1988-1992 Welzijnsverordening
Zorg -- Welzijnsbeleid           (1989)    [ ]
Welzijn 1988 - 1992

VOORWOORD

Van Kaderwet specifiek welzijn tot Welzijnswet.
Nederland kent een uniek stelsel van welzijnsvoorzieningen met een eigen rolverde-
ling tussen de overheid en het particulier initiatief. Aanvankelijk was het primaat
voor maatschappelijke activiteiten toegekend aan het particulier initiatief. Slechts
wanneer deze organisaties aantoonbaar verzaakten achtte men overheidsingrijpen
noodzakelijk (het subsidiariteitsbeginsel). De Tweede Wereldoorlog bracht door
haar verwoestende effecten verandering in deze terughoudende overheidsbemoeienis.
De acute permanente nood bij grote groepen van de bevolking maakte wederopbouw
noodzakelijk. In de jaren 50 beleefde de welzijnssector een explosieve groei. Sinds-
dien heeft het aantal activiteiten op het terrein van de maatschappelijke hulp-
verlening, de educatie, de cultuur, de recreatie zich gestadig uitgebreid. Tot het
midden van de jaren 60 had het welzijnsbeleid van de overheid vooral het karakter
van zorg en verzorging. Het was een corrigerend beleid dat zich richtte op de
negatieve effecten van de welvaartsstaat.
In de jaren 70 wordt de vrijwilliger steeds meer verdrongen door de beroepskracht
(professionalisering van het welzijnswerk). In het eind van de jaren 70 diende de
toenmalige regering een ontwerp van de Kaderwet specifiek welzijn in. Gebaseerd
op de pijlers decentralisatie, harmonisatie, democratisering, toegankelijkheid en
flexibiliteit was deze wet uiteindelijk bedoeld als een raamwet. Via een aparte
invoeringswet zou vervolgens worden bepaald welke terreinen van zorg, recreatie
en educatie onder de werking van die wet zouden vallen. Onder inmiddels veranderde
omstandigheden is in 1983 nog gewerkt aan de voorbereiding van de Invoeringswet
Kaderwet specifiek welzijn. Van de oorspronkelijke brede reikwijdte was echter
niet veel meer over. In 1985 begint de filosofie naar voren te komen, die thans
bekend staat onder het streven naar een zorgzame samenleving. De overheid kreeg
hiermee een aanvullende en voorwaardenscheppende taak. De overheid treedt
pas naar voren als mensen belemmerd zijn in de zorg voor zichzelf en voor anderen
of in de ontplooiing van hun creatieve vermogen. Het gaat daarbij om het stimuleren
van zelfredzaamheid en zelfwerkzaamheid voor elkaar.
In 1986 nam de regering het besluit de overheidsuitgaven terug te dringen, waarbij
met name het welzijnsbeleid een extra disproportionele bijdrage moest leveren.
De nieuwe zakelijkheid deed zijn intrede in het welzijnsbestel. Het voorstel tot
instelling van de huidige Welzijnswet gaf invulling aan het streven van het kabinet
naar bestuurlijke en financiële decentralisatie. Via een totaalbedrag voor een
breed terrein van welzijnsvoorzieningen worden de afwegingsmogelijkheden voor
de gemeente vergroot. Het staat de gemeente vrij, binnen de zeer ruime grenzen
van het maatschappelijke en sociaal-culturele welzijn, zelf te bepalen welke voorzie-
ningen en activiteiten worden gesubsidieerd. In die zin is de Welzijnswet dan ook
nog steeds een kaderwet. j
Met de totstandkoming van de Welzijnswet is tegelijkertijd de gemeentelijke be-
moeienis met het welzijnsbeleid van karakter veranderd. Hét is even wennen dat
er weinig uitvoeringsvoorschriften in de Welzijnswet worden genoemd. Maak een
plan staat er in artikel 15 van de wet zonder verder aan té geven hoe dat moet
en wat er in moet staan. Zoals reeds is aangegeven is de gemeente sterk getroffen
door de bezuinigingen van het rijk. Hoe de gemeente deze bezuinigingen zal moeten
opvangen is een vraag die de gemeenteraad zal moeten beantwoorden. De gemeente-
raad heeft hierbij de volgende mogelijkheden:

a. de bezuiniging ten laste brengen van de totale gemeentebegroting;

b. de kaasschaaf methode, dat wil zeggen alle gesubsidieerde organisaties worden
in gelijke mate gekort op huisvestings- en/of personeelskosten alsmede op
het organisatiebudget;

c. reorganisaties van de welzijnssector zodat dezelfde activiteiten worden aange-
boden tegen verminderde kosten; ...

d. verlaging van het subsidiebedrag door op bepaalde activiteiten de subsidiëring
te verminderen dan wel te beëindigen.

De normen waaraan het totale voorzieningenpakket op gemeente niveau moet
voldoen (in termen van kwaliteitseisen e.d.) worden verlaagd. Beroepskrachten
worden meer begeleiders v?n vrijwilligers dan uitvoerders van activiteiten. Priori-
teiten worden scherper gesteld. Zorg voor en bescherming van de zwakkere is
altijd de kern geweest van de gemeentelijke bemoeienis met de welzijnssector.
De in het welzijnsplan voor de komende jaren gekozen prioriteiten bevestigen
dat beeld. De nadruk komt te liggen bij groepen wier ondersteuning politiek onom-
streden is; de ouderen, minderheden, werkelozen. Het professionele welzijnswerk
krijgt - weliswaar in afgeslankte vorm - in deze sectoren opnieuw een positief
te vervullen taak die goed geoperationaliseerd kan worden.

Nieuwe subsidiemethodiek.
De gemeente heeft besloten tot wijziging van de huidige subsidiemethodiek. Deze
wijziging is gericht op het vergroten van de eigen verantwoordelijkheid van vereni-
gingen, stichtingen en andere instellingen. De methodiek budgetfinanciering is
ingevoerd op grond waarvan een globale beoordeling plaats gaat vinden of het
totaalpakket van een instelling subsidiabel is. Op basis daarvan krijgt de instelling
dan een bepaald budget - afhankelijk van de totaal door de gemeenteraad beschik-
baar gestelde middelen - dat de primaire kosten dekt. In het beleid van voorgaande
jaren werd gekeken wat het totaal aan subsidiabele lasten van instelling was.
Het restant, de sluitpost, was het subsidiabele bedrag. Vooral op besprekingen
met diverse instellingen werd op deze wijze van berekening kritiek geuit. De kritiek
kwam op het volgende neer:
het eigen initiatief wordt gedood, zelfwerkzaamheid wordt gestraft;
het opvoeren van een 'flink' exploitatietekort wordt beloond.
Kenmerk van het huidig systeem is dat door middel van een globale
wordt bekeken of het totaalpakket van een instelling subsidiabel is.
worden de primaire kosten gesubsidieerd. De subsidie wordt verleend - -
systeem van budgetfinanciering. Dat betekent dat de instellingen vooraf precies
weten wat de gemeentelijke bijdrage in de kosten zal zijn. Enkele kenmerken
van de nieuwe subsidieverordeningen zijn:

a. alle geldoverdrachten van de gemeente aan derden zijn bij deze verordeningen
geregeld, voor zover niet uitdrukkelijk geregeld door andere verordeningen.

b. de financiering richt zich op activiteiten niet op instellingen;

c. de verordeningen regelen niet de omvang van de individuele subsidie. Deze
omvang wordt bepaald door gemeentelijke beleidsbeslissingen, Op grond van
deze beslissingen wordt de omvang per instelling vastgelegd.

Prinsenbeek, 21 september 1988.
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN PRINSENBEEK,
Namens deze,
De portefeuillehouder Welzijnszaken,
Wethouder H.J.F.M. Dirven.

Gemeente Prinsenbeek;  
 

25. Boeknummer: 00183  
Gemeente Prinsenbeek Subsidie/Welzijnsverordening 1983
Zorg -- Welzijnsbeleid           (1985)    [ ]
Gemeente Prinsenbeek Subsidie/Welzijnsverordening 1983

VOORWOORD
Algemene subsidieverordening 1985
en de
Verordening subsidiëring welzijnsactiviteiten Prinsenbeek

Deze verordeningen zijn vastgesteld door de gemeente-
raad van Prinsenbeek in de vergadering van 28 maart
1985. Zij treden in werking op 1 januari 1986 en
zijn voor het eerst van toepassing op de subsidies
die voor het jaar 1986 door de welzijnsinstellingen
worden aangevraagd.
Op dat tijdstip vervallen de volgende verordeningen:
- de verordening 'Algemene subsidievoorwaarden
Prinsenbeek 1976';
- de subsidieverordening voor jeugdsport;
- de subsidieverordening voor jeugd- en jongerenwerk.

De nieuwe subsidieverordeningen zijn opgenomen
in deze brochure.
Het gehele terrein van subsidiabele welzijnsactiviteiten
in Prinsenbeek is ingedeeld in 9 categorieën en de
categorie waarderingssubsidies (donaties).
Er zijn subsidie-grondslagen vastgesteld die gebaseerd
zijn op de activiteiten van de verenigingen en instel-
lingen. Dit betekent dat, met enige uitzonderingen,
in de regel de volgende kosten van activiteiten gesubsi-
dieerd kunnen worden:
- uitvoeringskosten;
- organisatiekosten;
- kosten van deskundigheidsbevordering;
- personeelskosten.
Een beschrijving van hetgeen verstaan wordt onder
deze kosten is opgenomen in artikel 31 van de algeme-
ne subsidieverordening. De subsidiegrondslagen zijn
opgenomen in de Verordening subsidiëring welzijns-
activiteiten Prinsenbeek.
Het aanvragen en verlenen van subsidies is geregeld
in de artikelen 6 tot en met 13 en de verplichtingen
van de gesubsidieerde instelling zijn neergelegd in
de artikelen 14 tot en met 27 van de Algemene subsi-
dieverordening.

Wij bevelen u kennisname van deze brochure aan.

Nadere inlichtingen worden gegeven door de gemeente-
secretarie, afdeling algemene zaken, telefoon 076-

412851, toestel 41.
Prinsenbeek, november 1985.
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN PRINSENBEEK,
Secretaris, Burgemeester,
A.A.Th.M. Geerards., Mr L.K.M. Verwiel.

Gemeente Prinsenbeek;  
 

26. Boeknummer: 00184  
Gemeente Prinsenbeek. Gids Gemeentehuis t.g.v. de heropening
Overheid -- Gemeentehuis           (1986)    [B & W Prinsenbeek]
Gemeente Prinsenbeek. Gids Gemeentehuis t.g.v. de heropening

Voorwoord burgemeester

Thuis
Zoals een gezin een huis behoeft om daarin naar behoren
te kunnen functioneren, zo zal het voor eenieder duidelijk
zijn, dat zulks ook en evenzeer opgaat voor een gemeente.
Elk huis moet - wil het aan zijn functionele doelstelling
kunnen beantwoorden - tevens inhouden een tehuis, waarin
men zich' ook thuis voelt.
Ons gemeentehuis, hoe markant van bouw en uiterlijk ook,
voldeed in gene dele meer om als een echt tehuis te fungeren,
waarin bestuurders, medewerkenden en ook en niet in het
minst de bevolking zich ook thuis zouden moeten voelen.
Het waren dan ook drie terechte motieven, welke vroegen
om enerzijds uitbreiding, anderzijds verbouwing en renovatie
van het bestaande.
Het gemeentehuis bleek namelijk niet voldoende mogelijkhe-
den meer te hebben de burgerij dat dienstbetoon en die
privacy te bieden, waarop zij toch recht heeft - het is
tenslotte haar huis; voor de oudere, wat slecht ter been
zijnde en de rolstoelgebruiker bleken bepaalde ruimten,
waaronder de raadzaal, zelfs niet toegankelijk.
Voor de ambtelijke medewerkenden, voor wie het gemeentehuis
toch een thuis dient te zijn, waarin zij onder goede werk-
omstandigheden zich kunnen inzetten voor de piaatselijke
gemeenschap, was de behuizing verre van ideaal en noch
aangepast aan noch toegesneden op de gestadige uitbreiding
van het gemeentelijk takenpakket.
Het bestuurlijk apparaat tenslotte werd steeds meer gecon-
fronteerd met een chronisch gebrek aan vergaderruimte;
dit gold zowel voor het dagelijks bestuur, de raadscommissies
als de raadsfracties.
En zoals elk gezin streeft naar - zo mogelijk - voldoende
ruimte in huis, waar elk gezinslid zich thuis voelt, zo
wil het daarin ook gaarne beschikken over een doelmatige,
liefst ook nog 'mooie' inboedel.
Voor het gemeentehuis betekende zulks de noodzaak van een
practisch algehele vervanging van meubilair en stoffering,
waarbij het ergonomisch aspect een belangrijke rol speelde.
Met gepaste trots kunnen bestuur en medewerkenden van onze
gemeente nu - na een verbouwingsperiode van ruim een jaar -
hun gemoderniseerd, uitgebreid en opgeknapt thuis presenteren
aan onze Prinsenbeekse inwoners, voor wie dat huis ook
haar tehuis is.
Dankbaar ben ik de Gemeenteraad, die de financiële middelen
voor dat alles beschikbaar stelde; dankbaar alle ambtelijke
medewerkenden, die zeer vele maanden ondanks vaak zeer
ernstige overlast hun werk met evenveel enthousiasme en
inzet bleven doen.
Dit boekwerkje, een schat van gegevens bevattend, zal voor
u als het ware een rondleiding inhouden door het vernieuwde
gebouw en u inzicht geven in de gevarieerdheid aan diensten,
welke u van bestuur en medewerkenden mag verwachten.
U bent en blijft steeds welkom in ons, uw huis.
Mr. L.K.M. Verwiel,
Burgemeester van Prinsenbeek.

Gemeente Prinsenbeek;  
 

27. Boeknummer: 00189  
Zo keken in 1982 de Bekenaren naar hun Prinsenbeek.
Overheid -- Prinsenbeek, Bevolkingsenquête           (1982)    [Herman Dirven, Kees Nagelkerke]
Zo keken in 1982 de Bekenaren naar hun Prinsenbeek. Enquete

VOORWOORD.
Eind 1981 keken de Bekenaren naar hun Prinsenbeek door een
speciale bril, namelijk door een bevolkingsenquête.

Groot was de respons en de representativiteit van de enquête
was zeer hoog.
Een en ander werd v|a een werkgroep uitvoerig en zéér nauw-
keurig uitgewerkt en via Modern Prinsenbeek aan de bevolking
in 1982 bekendgemaakt.

Er werd toen ook afgesproken, dat deze publikaties in boekvorm
zouden verschijnen.
Nu is het dan zover. Via het administratieve projekt van het S.K.W.
(Sociaal Kultureel Werk) is het boekje tot stand gekomen.
Wat wij hopen is dat het nu ook op de goede plaatsen terecht
komt en initiërend gebruikt gaat worden.
Echt interessant wordt een en ander als over 7 a 10 jaar weer
een dergelijke bevolkingsenquête wordt gehouden, zodat de resul-
taten vergelijkbaar worden.

Met nogmaals alle dank aan alle medewerkers en speciaal Druk-
kerij Perfect die financieel een en ander mogelijk heeft gemaakt.

Herman Dirven.
Kees Nagelkerke.

SKW Prinsenbeek;  
 

28. Boeknummer: 00193  
Mencia de Mendoza, vrouwe van Breda
Historie -- Breda, algemeen           (1987)    [S.A. Vosters]
Mencia de Mendoza, vrouwe van Breda en Onderkoningin va Valencia

VOORWOORD
Indien de naam van Dona Mencia de Mendoza de laatste 30 jaren in Breda, in
Nederland en ver daarbuiten een begrip is geworden, dan komt dat niet alleen,
doordat er in deze eeuw verschillende studies aan haar leven gewijd zijn en door haar
banden met het Nederlandse koningshuis, maar ook doordat een bekende scholen-
gemeenschap te Breda haar naam draagt.
Na in de loop der jaren een drietal artikelen over Doha Mencia de Mendoza te
hebben gepubliceerd heeft schrijver dezes thans gemeend een rijk geïllustreerd
boekje aan haar leven te moeten wijden, waarin de jongste gegevens zijn verwerkt en
tevens een breed beeld wordt geschilderd van het Spanje en de Nederlanden van haar
tijd.
De schrijver is gelukkig uitgeverij Eburon bereid te hebben gevonden dit boekje op
de van haar bekende voortvarende wijze het daglicht te doen zien, kort na het
verschijnen van het eveneens door haar uitgegeven boek over Het Beleg van Breda in
het wereldnieuws. Deze studie over Mencia heeft opnieuw een roemrijke episode uit
de Bredase geschiedenis tot onderwerp, ofschoon honderd jaar eerder. De aanleiding
is ditmaal geen droevige, geen negen maanden durend beleg, maar het verblijf binnen
de wallen van twee voortreffelijke personen: Hendrik van Nassau, die het kasteel en
de door brand en pest geteisterde stad luisterrijk opbouwde en een zorgzame vader
was voor de armen en wezen, en Mencia de Mendoza, die een impuls gaf aan het
kunstzinnige en letterkundige leven, samen met haar leermeester Vives, een van de
grootste geesten van haar tijd.
Het zou ons te ver voeren alle personen, bibliotheken, archieven en instellingen te
noemen, waaraan wij dank verschuldigd zijn. Wij willen slechts een uitzondering
maken voor de Nationale Bibliotheek te Madrid, waaruit het merendeel van de hier
afgebeelde en besproken boeken afkomstig is. Mijn dank gaat ook uit naar: Dr. B.
Vermaseren te Breda, groot kenner van het Spaanse geestesleven der zestiende eeuw.
Prof. Dr. J.K. Steppe, emeritus hoogleraar kunstgeschiedenis te Leuven, Prof. Dr.
Juan Alcina Rovira, hoogleraar wijsbegeerte te Tarragona, en Prof. Dr. Eugenio
Asensio te Muneta (Navarra), emeritus hoogleraar Spaanse literatuur aan de Univer-
siteit van Lissabon, die mij een fotokopie toezond van Britonio’s Epithalamium,
geschreven ter gelegenheid van Mencia’s tweede bruiloft. Zij allen stelden geheel
belangeloos zeer waardevolle gegevens tot mijn beschikking.
Tenslotte danken wij nog de heer Wien Laarakker te Breda voor het ter beschikking
stellen van fotografisch materiaal voor een gedeelte der illustraties van dit boekje en
de heer Jean de Booy te Roosendaal, voormalig docent aan het Mencia de Mendoza-
lyceum, die met grote nauwgezetheid de drukproeven in hun geheel nog eens kritisch
heeft doorgelezen.
S.A.V.

Eburon Delft;  
 

29. Boeknummer: 00194  
Kent u ze nog, de Bredanaars
Historie -- Breda, algemeen           (1987)    [M.L.van den Wijngaard]
Kent u ze nog, de Bredanaars

INLEIDING
Het samenstellen van dit fotoboek over Bredanaars in de periode 1880-1940, 'Kent u ze nog .. de Bredanaars',
was voor mij als medewerkster van het Bredase Stadsarchief een uitdaging.
Werkzaam op de afdeling 'Beeld en Geluid' is het een heus voordeel om actief met een project als dit bezig te
zijn.
Het betekent namelijk een ruime aandacht voor de huidige fotocollectie, alsmede de mogelijkheid om de verza-
meling uit te breiden.
Een aantal lezers van dit boekje zal ongetwijfeld tot een bezoek aan het Stadsarchief komen. Het is gebleken, dat
menige (oud-)Bredanaar en Bredase instelling fotomateriaal hebben bewaard, dat beslist de moeite waard is. De
eigenaars van de in dit boek afgedrukte foto’s waren bereid hun foto’s ter reproductie uit te lenen. Hartelijk
bedankt hiervoor! De fotografe die het reproductiewerk verzorgde is Bea Hoeks te Breda.
Alle opnamen maken thans ook deel uit van de uit 20.000 foto’s bestaande collectie aanwezig bij de afdeling
'Beeld en Geluid' van het Stadsarchief. De verzameling is direct toegankelijk gemaakt en openbaar.
Al mijn behulpzame collega’s en zeker de heer J.M.F. Usseling, dank ik voor hun assistentie. Ook dank aan de
vorige gemeentearchivaris, mr. M. W. van Boven te Helmond, die mij destijds vroeg aan dit fotoboek gestalte te
geven. De uitgever, in de persoon van Irene ter Beek, wens ik succes toe met het uitbouwen van de serie 'Kent u
ze nog...'
Heeft u aanvullingen of correcties met betrekking tot deze uitgave, dan houd ik me graag hiervoor aanbevolen.
Mocht u al lezend nieuwsgierig zijn geworden naar de historie van onze stad Breda, dan treft u hieronder een
beknopt literatuurlijstje aan.
Ik wens u veel kijk- en leesgenot toe bij het doornemen van 'Kent u ze nog, de Bredanaars'.
Breda, december 1987
Marie-Louise van den Wijngaard,
Gemeentelijke Archiefdienst Breda.

Europese Bibliotheek Zaltbommel;  
 

30. Boeknummer: 00205  
Het Mastbos en het werk van Houtvester van Schermbeek
Natuur -- Mastbos           (1990)    [A.J. Spierings]
Het Mastbos en het werk van Houtvester van Schermbeek

Ten geleide
Het Mastbos: 100 jaar bosbouw!
Binnen de Nederlandse bossen neemt het Mastbos een bijzondere
plaats in. De geschiedenis van het bos gaat ver terug. Grote delen zijn
al eeuwenlang met bos bezet, een bijzonderheid in ons land, waar de
meeste bossen amper een eeuw geleden werden aangelegd.
Maar bos in dit verleden had het zwaar te verduren, zeker in de nabij-
heid van een garnizoensstad als Breda. De behoefte aan (brand)hout,
strooiselloof, beweiding, stroperij, militaire kampementen; steeds
weer werden aanslagen op het bos gepleegd.
Een vergelijking met bossen in de derde wereld anno 1990 ligt voor de
hand: ook daar dreigt het bos niet door zorgvuldig gebruik, maar door
overexploitatie ten gronde te gaan.

Gelukkig kan het Mastbos ook als positief voorbeeld dienen, hoe
het aftakelingsproces ten goede kan worden gekeerd.
Door gezondheidsproblemen gedwongen keerde Houtvester Van
Schermbeek terug uit de tropen en ging in het Mastbos aan het werk.
Groot enthousiasme legde hij aan de dag en vele, nieuwe inzichten in
het bosbeheer. Veel weerstanden moest hij ook overwinnen bij de
maatregelen die hij nam, maar het doel stond hem duidelijk voor
ogen: een stabiel bosmilieu scheppen waarin een gevarieerd bos kan
ontstaan.
Nieuw voor die tijd was ook de grote waarde die hij hechtte aan het
bos zelf. In een tijd dat denken over bos vooral was gekoppeld aan het
produceren van zoveel mogelijk hout.
Als we ons verdiepen in de wijze waarop hij zijn doel trachtte te berei-
ken, blijkt dat ook nu, na 100 jaar, nog verbluffend actueel!
Door zijn activiteiten was hij indirect een van de grondleggers
voor het latere Staatsbosbeheer. Kort na zijn vertrek uit het Mastbos,
in 1899, werd het Staatsbosbeheer opgericht, met de Houtvesterij
Breda als een van de eerste objecten.

Niet alleen door zijn werk in het Mastbos, maar ook de nieuwe
inzichten die hij in Nederland bracht, hebben we veel aan Van
Schermbeek te danken.

De inzet van de heer A.J. Spierings, om de geschiedenis van het
Mastbos en het leven en werken van Van Schermbeek vast te leggen,
waardeer ik daarom bijzonder.
Ik hoop dan ook. dat dit boekje zich in een grote belangstelling mag
verheugen!

Dr.ir. H.S.B.M. van Asperen,
Directeur Staatsbosbeheer.

Inleiding
In 1889 aanvaardde Adriaan Johannes van Schermbeek, Oost-
Indische houtvester met verlof, de opdracht van het Domeinbestuur
tot het vervaardigen van een boskaart van het Mastbos en Liesbos,
met de daarbij behorende bedrijfsplannen. Een jaar later werd hij be-
noemd tot bosbouwkundig medewerker bij dat zelfde Domeinbestuur.
In die functie werd hij toegevoegd aan de Rentmeester van het
Rentambt Breda, de heer R.J.H. Roosmale Nepveu. Daarmee begon
een nieuw tijdperk in de geschiedenis van het Mastbos. De tot dan toe
traditionele werkwijze in de exploitatie van het bos moest plaats
maken voor beheersvormen die veel meer rationeel gefundeerd waren
en door experimenten ondersteund. Met veel doorzettingsvermogen
werden nieuwe ideeën en opvattingen in de praktijk toegepast. De vele
weerstanden die dat opriep, zowel in de regio als ook in de leidende
kringen in de bosbouw in den lande, hebben Van Schermbeek er niet
van kunnen weerhouden voor zijn ideeën te strijden en in de praktijk
tot uitvoering te brengen.

Het is precies 100 jaar geleden dat Van Schermbeek zijn werk in
Breda is begonnen. Ter herdenking van dit feit werd in het Informatie-
centrum 'Oudhof' in het Mastbos een tentoonstelling ingericht,
gewijd aan de geschiedenis, de fysische geografie en het landschap
van het Mastbos. Daarbij werd natuurlijk extra nadruk gelegd op de
persoon en het werk van A.J. van Schermbeek. In relatie daarmee is
ook deze uitgave tot stand gekomen.

Het noodzakelijke materiaal werd samengesteld door een werk-
groep, bestaande uit dhr. P.C.A. Schoenmakers, boswachter en Mej.
H. v. Wermeskerken en de heren S. van Hilst en A.J. Spierings.

Heemkundekring Paulus van Daesdonk;  
 

 

Uitgebreid zoeken

Zoekresultaat verdeeld over 4 pagina's, met elk (max.) 30 publicaties:

1   2   3   4       Volgende       Eind

Laatste wijziging binnen getoonde publicaties: 2 mei 2023