HEEMKUNDEKRING
OP DE BEEK
PRINSENBEEK

Beeldbank Bibliotheek

   
 

Heemkundekring 'Op de Beek' Beeldbank Bibliotheek Zoekresultaat

Aantal gevonden publicaties : 36   (uit: 667)

Getoond wordt publicatie : 1 t/m 30


Uitgebreid zoeken
Gesorteerd op:  Boeknummer

Zoekresultaat verdeeld over 2 pagina's, met elk (max.) 30 publicaties:

1   2       Volgende       Eind

Klik op publicatie voor vergroting en meer informatie

1. Boeknummer: 00010  
Geschiedenis van Noord-Brabant Dl 2. 1890-1945
Historie -- Brabant, algemeen           (1996)    [prof.dr. H.F.J.M. v.d. Eeerenbeemt]
Geschiedenis van Noord-Brabant Dl 2. 1890-1945 Emancipatie en industrialisering

Inleiding: het historisch kader
Prof. dr. H.F.J.M. van den Eerenbeemt
Versnelling rond de eeuwwisseling, 1890-1914
Het politieke landschap zag er rond de eeuwwisseling wel erg divers uit. Dit verschijnsel zou alleen maar toenemen.
De grote politieke verdeeldheid was een kenmerk van het Nederlandse bestel. De liberalen waren op hun retour, de
socialisten stonden nog aan het begin van hun opkomst. In deze situatie was het ontstaan van een nieuwe dominante
machtsfactor van betekenis om het land bestuurbaar te houden. Het middenvlak van de christelijke coalitie, mo-
gelijk geworden uit welbegrepen eigenbelang en door vermindering van de vroegere religieuze tegenstellingen, was
voor de ontwikkeling van Noord-Brabant in de richting van een op basis van religie verzuilde samenleving van
groot belang.
Ondanks het in het voorgaande gestelde is voor de maatschappelijke modernisering van Noord-Brabant van
eminente betekenis geweest de sociale wetgeving die rond de eeuwwisseling zeer vruchtbaar was. In dit opzicht komt
de eer toe aan de liberale kabinetten Roëll en Pierson, die in de tweede helft van de jaren negentig belangrijke socia-
le wetten op stapel hebben gezet. Te noemen zijn de Veiligheidswet (1895), die de beveiliging van leven en ge-
zondheid van arbeiders in fabrieken en werkplaatsen ten doel had, en de Wet op de Kamers van Arbeid (1897) ge-
richt om in samenwerking tussen patroons en werknemers de onderlinge belangen te regelen. Met name het kabinet
Pierson (1897-1901) was zeer actief in sociale wetgeving.
Het introduceerde de Ongevallenwet, die de werkgever verplichtte zijn arbeiders te verzekeren tegen ongevallen
tijdens de uitoefening van hun werk, de Woningwet, die het Rijk de mogelijkheid verschafte via renteloze voor-
schotten aan gemeenten of woningbouwverenigingen een goede volkshuisvesting te stimuleren, de Gezondheidswet
met zorg voor de openbare hygiëne en met toezicht daarop door inspecteurs voor de volksgezondheid en Kin-
derwetten ter bescherming tegen mishandeling van kinderen en om criminele minderjarigen weer op het rechte pad
te brengen.
De hier gememoreerde sociale wetgeving heeft er zeer toe bijgedragen dat, toen Noord-Brabant de twintigste
eeuw in ging, er een sociaal kader was geschapen, dat aansluiting gaf op de modernisering, die in de economie al eer-
der was begonnen. Het sociale bestel bij de tijd brengen was voor een duurzame stabiliteit van de samenleving van
grote betekenis. De nationale spoorwegstaking van 1903 was een teken aan de wand, dat de arbeidsverhoudingen in
een modem bestel om een ingrijpend andere benadering vroegen. De strijd om de collectieve arbeidsovereenkomst
zou bij de arbeidersorganisaties een grote rol gaan spelen.

klik op de pijlpunt links voor de volledige inleiding
De politieke beweging in deze jaren was echter nog niet gericht op sociaal-structurele veranderingen op de werk-
vloer. De aandacht ging uit naar andere punten. Deze betroffen zaken als verhoging van de subsidiëring en ge-
lijkstelling van het bijzonder onderwijs, de invoering van algemeen kiesrecht, de uitbouw van de sociale wetgeving
en protectie door de overheid ter bescherming van het bedrijfsleven.
Hadden aanvankelijk Breda en ’s-Hertogenbosch in het industrialisaticproces wat achterop gelopen, op het eind
van de negentiende eeuw kwam daarin verandering. Buiten de omknelling van de oude vestingwallen werden hier
uitbreidingsplannen gerealiseerd. Het aanbod van nieuw industrieterrein schiep de mogelijkheid ook hier tot een
grootscheepse industrialisatie te komen.
In Bergen op Zoom ontwikkelde de metaalnijverheid zich voorspoedig. De impuls hiertoe ging uit van de ge-
avanceerde beetwortelsuikerindustrie in West-Brabant, die behoefte had aan reparatiemogelijkheden voor het
machinepark. De volgende fase was, dat uit deze activiteit de vervaardiging van installaties volgde. Er kwamen con-
structiewerkplaatsen annex ijzergieterijen. In 1909 vond in deze stad 39,4% van alle in de nijverheid werkzame perso-
nen een bestaan in die branche.
De snelle opgang van het industrialisatieproces na 1890 was in belangrijke mate te danken aan de gunstige con-
junctuur die zich sedert het begin van de jaren negentig inzette. De dynamisering van het bedrijfsleven werd be-
gunstigd door een aantal stimulerende maatregelen van de overheid, door de interne herstructurering van het pro-
duktieproces, door een aan de nieuwe tijd aangepast ondernemingsbeleid en door de meer positieve houding die
leidende maatschappelijke kringen in Brabant tegenover de industrie gingen innemen.
Een gevolg van de sterke bevolkingsgroei in de provincie was de vergroting van het arbeidsaanbod. Aangezien
de aanwezigheid van een ruim arbeidsreservoir een determinant was voor economische groei, speelde deze factor
Brabant in de kaart. Maar naast de kwantiteit van het arbeidsaanbod was nu ook de kwaliteit van groot belang
geworden. Bij dit laatste ging een belangrijke stimulans uit van het onderwijs.

Boom Amsterdam/Meppel op initiatief van Provincie Noord Brabant;  
 

2. Boeknummer: 00044  
De stad, een fotograaf en zijn fiets
Historie -- Breda, algemeen           (2008)    [P.Haverman, Wessel Keizer]
De stad, een fotograaf en zijn fiets en andere verhalen van mensen die Breda in hun hart dragen


Inleiding
De Stad der Vrouwen

Mensen, jong en oud, ze rollen en ze lopen. Straten, terrassen vol met opgewekte personen. Wat maakt hen toch zo anders? Wat verbindt hen?
Zo klein is de stad niet meer. Niet als een dorp. Hoe organiseren ze hun leven? Hoe behouden ze hun warmte, hun geborgenheid in een wereld die
om 'efficiency' vraagt? Hoe blijven ze elkaar kennen, in de grote massa?
Hoe houden ze hun groene landschap in en om de stad, hun historische gebouwen, hun ambachtelijke inborst? Hoe kan het dat ze daarnaast toch
innovatief en grootschalig kunnen denken? Amerikanen boeien? Chinezen!
Wat is dat, het Bredase geheim?

Hoe te leven
Wessel Keizer zoekt de antwoorden. Een fietsende fotograaf die langs lanen en door stegen stevent. Een zoeker die vanaf het zadel ziet. Hij verwacht de
verrassing, geniet van de verwondering, verdrinkt in de wereld die achter de foto ligt. Hij bewaart het voor ons en het nageslacht: het begeerde Ginneken
en het Westerpark, waar de wens wordt verwezenlijkt om 'een eigen huis' te hebben. De Knokkestraat waar een kind zijn eerste contacten legt die later
gouden herinneringen blijken te zijn. De goudkust van het Montenspark waar diversiteit zich niet in huidskleur maar in bouwstijlen uit.

De ongekroonde stadsfotograaf zoekt een antwoord zonder woorden. Bredanaars weten immers intuïtief wanneer het juist is. Ze denken in beelden.
Beelden van vroeger, het goede leven. Beelden van straks, de betere toekomst. Bredanaars groeien in balans. 'Niet te gek, eej kul.' Ze weten hoe te
leven, die 170.000 in het Haagje van het Zuiden. 'Breda, mijn stad,' zeggen ze. Maar niet alleen de stenen zijn de genen.

klik op de pijlpunt links voor de volledige inleiding


De bron van het Valkenberg
Eeuwen water vloeide door Aa en Mark. Eerlijk water, het schonk de bieren een goede smaak en daarmee wellicht de drinkers. Hun 'joie de vivre' ging
niet ten koste van verantwoordelijkheid. - De nieuwe haven is als een teruggevonden parel -. Het optimisme van de werkenden opende de weg naar
welzijn. Meer nog dan welvaart, een glimp van het geheim.

De genen van de stad zijn oud en voornaam. Ze zijn diplomatiek en diep ontwikkeld. De clerus, de magistraat, de prinsen van het kasteel, mijmerend
door de Reigerstraat kom je ze tegen. De vrouwen van het Valkenberg verankerden een feminiene bron die onvindbaar de Bredanaars voedt. De
chique zwanen in hun park boezemen de nieuwkomer vertrouwen in. Traag maar natuurlijk assimileert Breda.

Verantwoorde variatie
De fysieke stad is net als het leven, een avontuur dat beleeft mag worden. Voor de een een stratenpatroon als een Engelse tuin, voor de ander een
dwaal- en doolmilieu met vaste ankerpunten. Waar de Kwatta en de Etna zijn verdwenen, klopt iets niet. Het Klapcot en de Havermarkt daarentegen,
zijn Breda ten voeten uit. Sterk is de stad en kwetsbaar zijn haar kinderen.
Transparant is de high tech architectuur op het historische Chassé-terrein en mysterieus zijn de middeleeuwse sporen in de moderniteit. Die variatie
maakt het spannend.

De uitbreiding en inbreiding van de stad vraagt om rijpe reparateurs. De shuttle van de HSL meert aan waar eerder paarden fusten 3-Hoefijzers-bier
vervoerden. Via Breda loopt als een Romeinse heerbaan langs kolossale silo's, tentoonstellingen van industriële grandeur. Het is moeder Breda die de ver-
binding moet maken tussen de diverse karakters van haar kroost. Het is moeder Breda die zonder betuttelend te zijn haar verantwoordelijkheid moet
nemen voor de regio. Het palet van Van Gogh ligt immers in haar achtertuin.

Bredase beweging
Die bijzondere manier van leven, kunnen we die beschrijven? 'Bredanaars zijn Bourgondiër, Westerling en Belg tegelijk,' stelt Paul Schnabel, directeur
van het Sociaal Cultureel Planbureau, over zijn geboortestad.
Echt zijn ze, de Bredanaars en soms zelfs doortastend; in hun harten jong en vrolijker dan de buurman. Hun werkwijze kun je typeren als een 'familiair
professionalisme'.

Het geheim van de Bredase levenswijze ligt in de garnizoenen van weleer. Officieren mochten vroeger niet katholiek zijn. Protestanten vestigden zich
in de Nassau-stad. Uit de integratie van Belgen, Bourgondiërs en Westerlingen groeide geruisloos een nieuwe gemeenschap. Een gemeenschap die, hoe
militair masculien ook van buiten, zacht van binnen bleef. De officieren verbleven immers in de stad van hun vrouwen.

Is dat het geheim van Breda? Een vrouwelijke stad. Vroeg werd ze geteisterd door godsdiensttwisten. Toen elders de wereld zwart-wit was, lagen zowel
de Hollander als de Spanjaard in haar bed. Ze heeft ze van dichtbij leren kennen, hen ontdaan van hun wapengekletter en met zachte hand gevoeld
dat beide mannen mensen bleken. Dat onverbrekelijke geloof in de mens, zoals een moeder haar kinderen blind vertrouwt, dat is de Bredase beweging.

Vrouwelijke verbinding
Hoewel garnizoenstad hebben vrouwen hier altijd invloed gehad. Toonden mannen daardoor hun betere kant? Bovendien hield de 'gemene mensch
vant laant' al te hoge ambities aan de grond. Het is de x-factor van het Bredase chromosoom die doorslaggevend is. Een stad met een open en
sociale oriëntatie. Een stad voor wie de bloeitijd pas begint.

De druk van de wereldhavens Antwerpen en Rotterdam, de Chinese relaties, de Amerikaanse interesse, het Benelux-centrum; de vooruitgang dient zich,
soms opdringerig aan, als een ongeduldige jongeling.
Dan is het aan Breda om haar waardigheid te tonen. De vrijers mogen langskomen, mee-eten zelfs. Maar zij bepaalt hoe lang en waar ze slapen. Geen
industrie meer zonder duurzame uitgangspunten, geen plannen zonder beschouwing van het omgevingseffect. Geen besluiten zonder draagvlak.

Liefdevolle erflaters
Residuen van de oude beschaving vormen een netwerk met de futuristische bespiegelingen van de beleidsmakers van vandaag. Plannen krijgen als
kazen tijd om te rijpen. 'Pieken in de Delta' geven zicht op de weelderige wol die zonder veel geschreeuw aan de Zuid-Nederlandse 'schaopkes' groeit.
Het toerisme en de horeca kennen hier een on-Nederlandse gastvrijheid.
Kansen voor een economisch cluster van onderwijs en ondernemingen? De techniek en onderhoudsector zijn zo sterk dat ze duizenden mensen tekort
dreigen te komen. Zorg, 'food', 'visual design', logistiek lijken lokale brandstoffen voor de economie van de toekomst. Liefdevol worden ze geëxplo-
reerd, met aandacht gevoed en subsidiair gestimuleerd. Zo werkt het nieuwe Breda, de hoofdstad van de regio, met de liefdevolle visie van haar erflaters.

De derde weg
Is Breda dan niet ambitieus? Wil ze dan oud worden en verstoffen? Wie dat denkt, kent haar niet. 'Meta', zou haar koosnaam kunnen zijn. Soeverein,
staat ze boven de ambitie. Ze overtreft de hitsigheid van de dag met haar lange-termijn-visie van uitgebalanceerde groei. 'She's watching the game,
controlling it,' om het met een verwijzing naar de musical 'Chess' te zeggen.
Ze is een schaker, Breda, en een familiemens. Uit dezelfde genen ontspruiten heel verschillende telgen. Breda hemelt hen
niet op (naar de 'eerste' Amerikaan Adriaen van der Donck is nog steeds geen straat vernoemd) en verstoot hen niet (zelfs de voormalige drie werden
menswaardig behandeld). Ze houdt haar kinderen bij elkaar en zoekt de derde weg. Het mag 'goed toeven' zijn voor allen in deze regio.

La grande dame
Wessel Keizer heeft die familie van Bredanaars, bezoekers en buitenlui, bezield geportretteerd. Handwerkers en bankzitters zien we in dit boek, delicate
dames en 'hupse dingskes'; decente drachten voor het Nassaumonument, kleurrijke kinderen op de kermis in de herfstvakantie. De familie verpoost en
drinkt bier in deze brouwersstad, het bier dat overal bij past. En ze eten Vlaams: friet van Christ, die hier 'vroeger nog wel eens ooit, echt is gewist'.
Hun frivole feesten zijn geworteld in religie. 'La grande dame' op de Grote Markt, leeft in het hart van alle Bredanaars. De processie van Niervaert her-
innert aan pragmatische piëteit. Religie rendeert. 'L'église Wallon' is een waarzegster voor de intellectuele elite. Wie een kaarsje brandt in de Sint-
Joost-kapel kapittelt het consumentisme. Gebrandschilderde schetsen uit het leven van Onze Lieve Vrouwe verkondigen het Bredase geloof in een
duurzame, verdraagzame samenleving. Een geloof in de oneindige groei van de familie. Een geloof in de bron van de jeugd.

Toekomst aan de jeugd
Breda zou daarom het mooiste studentencomplex van de wereld moeten worden. Studenten als stadsambassadeurs. Met z'n tienduizenden zijn ze,
Breda's jong talent. Ze zwermen uit in de stad, naar de regio, het land, Europa. Ze steken met hun enthousiasme anderen aan. Die komen dan weer
van heinde en ver. Het is al heel gewoon dat je in de supermarkten Duits, Engels, Spaans, Chinees hoort spreken.
En het zijn niet alleen de HBO-ers van Avans en NHTV die sprankeling brengen. Het Vitalis-College vitaliseert de stad met kansen voor verzorgenden. Het
Florijn berekent de toekomst met de discipline van Ignatius. Voorbeelden van vooruitstrevende MBO-opleidingen.
Talloze jonge Bredanaars ontmoeten de vele professionele en hulpvaardige handen van middelbare scholen als OLV, Mencia, Newman en Nassau.
De Bredase genen brengen nog oorspronkelijke leraren voort die in het basisonderwijs de mentaliteit van de stad vermenigvuldigen. We mogen er
allemaal zijn, met respect voor elkaars variatie.

Bredase beelden
In plaats van de grote -ismen heeft een verzameling van kleine verhalen de vorming van ons wereldbeeld overgenomen. Zo is het ook met het stads-
beeld. Dat wordt gevormd door duizenden beelden per dag. Soms heb je niet eens in de gaten dat ze zich aandienen. Wessel Keizer ziet de stad als
plek om plezier te maken, de stad als atelier, als werkplaats, de stad als thuis!

Dit fotoboek is een innemende impressie van onze stad. Geen hokjes, geen dwangmatige scheidslijnen separeren de Bredase beelden. Het leven dient
zich immers ook in fragmenten en stadia aan. Sommige Bredanaars vertellen hun beelden van het Bredase geheim, als vrienden aan de keukentafel.
Keizer (fotografie), Homburg (vormgeving) en Haverman (interviews) maakten een fotoboek als een familie-album van de stad. Een album zoals alleen
zachtaardige mannen het kunnen samenstellen.
November 2008,
Wilbert van den Bosch



Uitg. Van Kemenade Breda;  
 

3. Boeknummer: 00100  
Beknopte geschiedenis van de Pauselijke Zouaven
Religie -- Algemeen           (onbekend)    [M.C. J.L. Van Nispen]
Beknopte geschiedenis van de Pauselijke Zouaven

Voor het begrijpen van de geschiedenis van de Pauselijke Zouaven is het noodzakelijk iets te weten over de Kerkelijke
Staat. Voor de verdediging van deze staat hebben in de periode 1860-1870 duizenden jonge mannen hun leven veil gehad.
De eigenlijke stichting van de Kerkelijke Staat vond plaats onder de regering van Pepijn de Korte. Tevoren had de Kerk
grote stukken grond gekregen en na het edict van Milaan in 313 namen deze bezittingen voortdurend in omvang toe. Zij
lagen over geheel Italië verspreid en vormden tezamen het PATRIMONIUM PETRI, het erfgoed van Petrus. De pausen waren
in feite grootgrondbezitters, zij bezaten geen wereldlijke macht. De zgn. 'schenkingsbrief van Constantijn' waaraan
deze macht zou worden ontleend, is een vervalsing uit de 8e eeuw. Wel had de bisschop van Rome vanaf de tijd van
Constantijn een beperkte wereldlijke macht in Rome en Italië.
Hij was vazal van het Oostromeinse rijk; de plaatsvervanger van de keizer, de exarch, zetelde in Ravenna.
Omdat de Oostromeinse keizer, noch zijn stadhouder, voldoende weerstand aan de veroveringszucht van Hunnen en
Longobarden konden bieden, nam de paus de zorg op zich voor veiligheid en rechtsorde.
Toen in 751 de Longobarden Ravenna veroverden en Rome naderden, trok paus Stephanus II naar de Frankische koning
Pepijn en maakte hem tot 'patricius Romanorum', een titel die de exarch van Ravenna had gedragen. In 754 sloot Pepijn een
bondgenootschap met de paus, trok de Alpen over en versloeg de Longobarden bij Pavia. Het veroverde land, Ravenna en 22
steden in de omtrek, stond hij af aan de paus als geschenk aan de H. Petrus en de Roomse Kerk. Door deze schenking
van Pepijn de Korte was de Kerkelijke Staat eigenlijk gesticht.
Door de reis die door Stephanus II naar Frankrijk was ondernomen om bescherming te vragen, werd de traditie in het
leven geroepen welke Frankrijk meer dan 1000 jaar lang telkens deed ingrijpen, militair of politiek, in aangelegenheden
van de Katholieke Kerk. Ook in de 19e eeuw.
In 773 bedreigen de Longobarden de Kerkelijke Staat. Dan onderneemt de zoon van Pepijn, Karel de Grote, een veldtocht,
verslaat de Longobarden en schenkt in 774 gebieden om Rome, hét land der Sabijnen, Ferrara, Bologna, Imola, Faenza,
Ancona, Osimo en Perugia aan de paus.
In 787 voegt hij er landstreken zuidelijk van Rome, Viterbo,Orvieto en Civita Castellana aan toe.

Nederlands Zouaven Museum Oudenbosch/Pro Petri Sede;   ( Ja)
 

4. Boeknummer: 00129  
De Oranjeboom Deel 64
Historie -- Breda, algemeen           (2012)    [T. Kappelhof, Fr. Gooskens, J.v.d.Nieuwenhuizen, Valentijn Paquay, P.v.d.Pol, S. Hoekstra, T.Kappelhof]
De Oranjeboom Jaarboek 2011. Deel 64
Herv. Kath. kerk 1400-1600 | Magister Anselmus Fabri en stichting gasthuis voor oude mannen |
Oprichting bisdom Antwerpen | Hoogkerkelijke bezoeken bisdom Breda |
Engelbrecht II of Hendrik III. Beleg van Breda 1624 | Onderwijs in Breda 1500-1800.


Voorwoord van de redactie
De bijdragen in dit nieuwe jaarboek maken duidelijk dat de banden tussen Antwerpen en Breda oud zijn en een divers karakter hebben. De Bredase historicus Cerutti sprak zelfs over
de twee steden als dochter- en moederstad. Hij kwam tot deze karakterisering omdat het stadsrecht van Breda afgeleid was van dat van Antwerpen. Vanaf het jaar 1252 hadden de burgers van
Breda het recht bij de Antwerpse schepenbank in beroep te gaan tegen vonnissen van hun eigen schepenen. Verder had Antwerpen een grote economische invloed op Breda en heel West-Brabant.

In dit jaarboek zijn andere aspecten van deze stedenband terug te vinden, vooral op religieus-cultureel gebied. In de vijftiende eeuw werden de banden tussen
Antwerpen en Breda op religieus gebied intensiever. In deze eeuw werd de Bredanaar Anselmus Fabri deken van het Antwerpse kapittel en hij wist een aantal
Bredanaars benoemd te krijgen in zijn kapittel. Hij en leden van zijn netwerk steunden de katholieke hervormingsbeweging rond de Moderne Devotie. Ze bouwden in
het gebied tussen Antwerpen en Breda een machtsbasis op van aan elkaar gekoppelde religieuze instellingen. In de zestiende eeuw kreeg deze religieuze band een instituti-
onele basis. Breda en West-Brabant vielen namelijk vanaf 1559 onder het bisdom Antwerpen. In hun bijdragen beschrijven van Van den Nieuwenhuizen en Paquay
de stichting van het bisdom en de invloed op onze regio. Omdat deze drie kerkhistorische bijdragen zo sterk samenhangen heeft Ton Kappelhof er een inleiding voor
bijgevoegd over de katholieke kerkhervormingen in de vijftiende en de zestiende eeuw.

Het verhaal van Pierre van der Pol over de bewaard gebleven portretten van graaf Engelbrecht II gaat ondermeer in op het Nassauraam in de Onze-Lieve-
Vrouwekerk van Antwerpen. Op dit raam staat Engelbrecht van Nassau afgebeeld als stichter van dit raam bij een voorstelling van het Laatste Avondmaal. Breda kon dus
ook wel eens invloed op Antwerpen hebben.
De vers afgestudeerde historicus Sigo Hoekstra beschrijft de opkomst van de krantenjournalistiek in Antwerpen. Drukker Abraham Verhoeven begon in 1617
een weekblad. Hij zou dit blad later de naam Nieuwe Tijdinghen geven. In zijn blad besteedde hij veel aandacht aan de belegering van Breda door Spinola in 1625. Er
was toen in Antwerpen en ver daarbuiten veel belangstelling voor deze belegering en Verhoeven stilde de leeshonger van zijn publiek over het verloop van de militaire acties.

Tenslotte kunnen we in de bijdrage van Ton Kappelhof over de Franse scholen lezen dat veel schoolmeesters en schooljuffrouwen afkomstig waren uit Antwerpen.
Vanaf het eind van de zestiende eeuw was er een gestage stroom van docenten uit de Scheldestad naar onze streken.
Als Breda een directe treinverbinding krijgt met Antwerpen, kunnen deze historische, economische en culturele banden zich verder ontwikkelen.

Dan nog dank aan een ieder die heeft meegewerkt aan de totstandkoming van dit jaarboek. Vooral natuurlijk de auteurs en de leden van de redactie. Een bijzondere
dank voor Wim Spapens en zijn ondersteuning bij de eindredactie. Dank gaat ook uit naar Karel Leenders voor zijn hulp en meedenken bij het vervaardigen van kaartmateriaal
Namens de redactie
Frans Gooskens, voorzitter

Geschiedkundige en Oudheidkundige Kring De Oranjeboom;  
 

5. Boeknummer: 00157  
Noord-Brabants Historisch Jaarboek 1990. Deel 7
Historie -- Brabant, algemeen           (1990)    [Os J.D.J. van e.a.]
Noord-Brabants Historisch Jaarboek 1990

Ten geleide
In deel 7 van het Noordbrabants Historisch Jaarboek dat nu voor u ligt, valt de nadruk op aspecten van de Noordbrabantse geschiedenis uit de negentiende eeuw.
Dit was geen redactionele opzet maar een gevolg van de grote belangstelling voor deze periode toen onze provincie volwaardig en als politieke eenheid voor het
voetlicht trad. En nu 1990 op de omslag van dit nieuwe deel staat, realiseren we ons dat de negentiende eeuw ook voor historici niet meer zo ‘contemporain’
klinkt als het dat deed toen prof, dr J.D.M. Cornelissen in 1945 zijn nieuw aangekomen schare jonge geschiedenisstudenten afried een scriptiethema te kiezen
uit een tijdvak na 1813, want, zo zei hij, over faits et gestes die zo dicht bij ons liggen kunnen we nog niet objectief oordelen.
De vervlechting van naamkunde en geschiedenis vindt u terug in het artikel van Chr. Buiks over Veldnamen en landbouwgeschiedenis in de Baronie
van Breda. Over de Tiendaagse Veldtocht zijn boeken volgeschreven, maar is hij wel eens ooit bekeken uit het bed van een gewonde militair? Dat doet
M. Portegies, die daarmee ook een stuk geschiedenis van de gezondheidszorg schrijft. Het welslagen van deze opstand had tot gevolg dat er dwars
door de Kempen een landgrens kwam te lopen en dat een inwoner van Lommel ineens een buitenlander werd voor een ingezetene van Budel. Een aantal
mensen trachtte daar munt uit te slaan. J. van Eijndhoven heeft het over hen.
Slechts langzaamaan kwam in de van het culturele moederland afgescheiden provincie Noord-Brabant een laag van maatschappelijk en cultureel
geïnteresseerde inwoners bovendrijven. Zij verenigden zich op instigatie van gouverneur Van den Bogaerde van ter Brugge in het Provinciaal Genootschap
van Kunsten en Wetenschappen. De eerste vijftig jaren van deze vereniging beschrijven de beide jonge Waalwijkse historici Van Oss en Rosendaal.
Een van de leden was de Bossche advocaat Jan Baptist van Son, de eerste katholieke minister die ons land kende. Over hem schrijft J. van Miert.
Van Son leefde in een tijd dat tal van congregaties voor vrouwelijke en mannelijke religieuzen het licht zagen, met name binnen de grenzen van de
apostolische vicariaten — na 1853 bisdommen — Breda en ’s-Hertogenbosch.
Dat stichtingen van deze aard niet zo gemakkelijk konden worden gerealiseerd als velen nu wel eens denken, blijkt uit de studie van J. van Vugt over
de broeders van Oudenbosch. Over de wijze waarop religieuze vorming van en kennisoverdracht bij de jeugd ter hand werd genomen, informeren ons
D. Verhoeven en M. van Hees.

klik op de pijlpunt links voor het volledige Ten geleide

Ook in dit deel krijgen jonge veelbelovende geschiedschrijvers kansen.
Een historicus die aan de vorming van deze generatie bijdraagt, is prof, dr Paul Klep van de Katholieke Universiteit van Nijmegen. Vanaf deel IX der
Varia Historica Brabantica, in 1980 verschenen, tot en met deel 6 van het uit de Varia voortgekomen Noordbrabants Historisch Jaarboek dat in 1989
verscheen, heeft hij als lid van de redactie meegewerkt aan negen delen en wel op een zeer betrokken en zeer deskundige wijze. Zijn oordeel was
kritisch maar nooit afbrekend. In de Kroniek, waarmee vanaf 1982 deel XI van de Varia werd uitgebreid, nam hij een groot aandeel. Zijn opname in de
redactie van de Bijdragen en Mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden en de grote druk op hem binnen de vakgroep brachten hem er
toe zijn functie neer te leggen. Hem past grote dank voor zijn inspirerend lidmaatschap gedurende de jaren tachtig.
Ook van een ander redactielid moeten we afscheid nemen, i.c. de heer Jan van Mosselveld, die vanaf deel VI van de Varia Historica Brabantica aan het
redactieberaad deelnam. Zijn betekenis lag in het aanreiken van ideeën door zijn contacten met het veld. Sinds hij met ingang van 1 januari 1988 zijn
functies van gemeentearchivaris van Bergen op Zoom en directeur van Het Markiezenhof heeft neergelegd, verminderden deze contacten. Ook op het
terrein van de geschiedschrijving gaan de ontwikkelingen zoveel sneller als tien, twintig jaar geleden. De heer Van Mosselveld achtte het om die reden
beter zijn zetel ter beschikking te stellen, een besluit dat de redactie onder grote dankzegging voor bewezen diensten respecteert.
Zowel prof. Klep als de heer Van Mosselveld dragen voor de inhoud van dit nieuwe jaarboek geen verantwoordelijkheid meer. Dat doen beide nieuwe
redactieleden mevrouw drs Geertrui van Synghel en dr L. Bots. Mevrouw Van Synghel, alumna van de universiteit van Gent en medewerkster aan het
Oorkondenboek van Noord-Brabant, versterkt binnen de redactie de deskundigheid op het gebied van de mediaevistiek. Dr L. Bots, universitair
hoofddocent binnen de vakgroep economische en sociale geschiedenis van de Nijmeegse universiteit, vult de leemte op die door het vertrek van prof.
Klep anders zou zijn ontstaan. De redactie heeft reeds bemerkt hoezeer zij beiden zich er voor inzetten het jaarboek wetenschappelijk te dragen. Het
is van het grootste belang dat een provincie, die gekenmerkt wordt door een overdadige maar ook versnipperde aandacht van de geschiedenis, met dit
jaarboek een eigen gezicht behoudt naast de andere provincies waarin de splitsing van de belangstelling naar de regio toe minder desintegrerend heeft gewerkt.
Aan deze integratie werken het Noordbrabants Genootschap, dat de afname van een groot aantal exemplaren garandeert, en de stichting Brabantse
Regionale Geschiedbeoefening. Hoe mevrouw drs Annemiek van der Veen van deze stichting het klaarspeelt om naast haar gewone arbeid en de uitwerking
van haar vele andere initiatieven ook als secretaris dit jaarboek op de plank te brengen en de eerste contacten te onderhouden met redactieleden
en schrijvers, is mij ten enenmale een raadsel. Een hartelijk dankwoord is mij eigenlijk te mager, maar meer heb ik niet.
Namens de redactie,
dr L. Pirenne, voorzitter


Stichting voor Brabantse Regionale Geschiedbeoefening;  
 

6. Boeknummer: 00158  
Noord-Brabants Historisch Jaarboek 1991. Deel 8
Historie -- Brabant, algemeen           (1991)    [Th. Verhoeve e.a.]
Noord-Brabants Historisch Jaarboek 1991. Deel 8

Ten geleide
In de tijd van de Verlichting zo tussen 1750 en 1850 trachtten pas opgerichte academies en wetenschappelijke verenigingen ook in de Nederlanden het onderzoek
te stimuleren door prijsvragen. Dat deed ook vanaf den beginne het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant.
Tijdens de oprichtingsvergadering van 8 maart 1837 werden niet minder dan vier prijsvragen uitgeschreven, die respectievelijk betrekking hadden op:
- ziekten in samenhang met leefwijzen;
- de ontwikkeling van de landbouw;
- de ontginningen getoetst aan de inzichten van het fysiocratisme van de voorafgaande vijftig jaren;
- de geschiedenis van Neder-Lotharingen in het algemeen en van Noord-Brabant in het bijzonder.
In 1865 besloot het bestuur van het Genootschap te stoppen met deze prijsvragen omdat de response teleurstelde en de kwaliteit van de spaarzame inzendingen tegenviel
al moet een uitzondering worden gemaakt m.b.t. de prijsvraag van 1853 voor een plan van herstelling van de St. Janskathedraal te ’s-Hertogenbosch, die in feite
de aanzet is geweest tot de grote restauratie - de eerste van deze aard en omvang in ons land - van dit prachtige gothische kerkgebouw.
De laatste jaren is er een nieuwe hausse ontstaan in het organiseren van concoursen, het uitschrijven van prijsvragen en het toekennen van wat we in goed Nederlands
‘awards’ noemen. Ook het Noordbrabants Genootschap nam na een en een kwart eeuw de draad weer op door het instellen van een Brabantse prijs voor geschiedschrijving.
Het bestuur nam contact op het de redactie van het Noordbrabants Historisch Jaarboek, die bereid bleek als jury op te treden. Na enig onderhandelen werd
overeengekomen, dat het ene jaar de beste inzendingen zouden worden gepubliceerd in het Jaarboek, dat an et karakter zou krijgen van een themanummer, terwijl het
jaar daarop een vrij nummer zou worden uitgegeven. Het bestuur hoopte de belangsteling voor het Jaarboek te stimuleren door een thematiek. De redactie van
haar kant twijfelde aan de haalbaarheid van themanummers bij handhaving van de kwaliteit.
klik op de pijlpunt links voor het volledige Ten geleide


In onderling beraad werd voor deel 8 gekozen voor het thema ‘Onderwijs in Noord-Brabant na 1648’. De eerste toezeggingen waren zowel in aantal als in omschrijving
van het deelthema veelbelovend. Bij de sluiting van de inzendtermijn bleken helaas slechts drie studies te zijn binnengekomen. Zij werden binnen de redactie
gewetensvol gewogen. Eén moest afvallen wegens een te lokale strekking en een ruim overschrijden van de terminus ante quem non.
De beide andere studies worden in het voor U liggende deel gepubliceerd maar leveren gezamenlijk geen themanummer op. In het Jaarboek vindt U verder een studie van
drs P. Toebak over ‘De ‘religieuze’ tegenstelling tussen stad en platteland in westelijk Noord-Brabant en de Noordantwerpse Kempen, 1580-1610’, van mr B. Jacobs en
drs Th. Bosman over ‘Mededogen of straf? De gevolgen van een Bergeijkse kraambedpsychose in de achttiende eeuw’ en de resultaten van een gericht onderzoek door
drs R. de Jong naar ‘Achtergronden en gevolgen van de conservatief-katholieke verkiezingssuccessen in Breda rond 1870’.
Met de verzorging van deel 8 neemt tot grote spijt van de redactie mevrouw drs A. M. D. van der Veen afscheid van het Jaarboek en van het werk als directeur van de
stichting Brabantse Regionale Geschiedbeoefening door haar vertrek naar Huis Bergh in ’s-Heerenberg. Vanaf deel 3 heeft zij de zwaarste last gedragen in de contacten
met de auteurs, met de drukker en met de voor de uitgave tekenende instanties. Haar past grote dank voor haar creatieve inzet niet alleen voor het Jaarboek maar voor
alle activiteiten van de stichting BRG, voor de coördinatie in deze provincie van cursussen oudschrift en regionale geschiedbeoefening, voor de contactbijeenkomsten
naar tijdperk van promovendi op het terrein van de (Noord)brabantse geschiedenis, voor haar begeleiding met name van het Meierij-project van de sectie geschiedenis
van de Rijksuniversiteit Utrecht en voor vele andere initiatieven van achter de schermen van het druk bespeelde toneel van het historisch bedrijf in deze provincie.
Namens de redactie,
dr L. Pirenne, voorzitter


Stichting voor Brabantse Regionale Geschiedbeoefening;  
 

7. Boeknummer: 00171  
Kapellen in de Baronie van Breda II
Historie -- Breda, algemeen           (1983)    [Dr F.A. Brekelmans, drs C.Th. Lohmann, Hans Luyten]
Beschrijving van de kapellen van Gageldonk, Breda en Molenschot

INLEIDING:
In de Middeleeuwen, toen de parochies uitgestrekt waren en meestal een gehele burgerlijke gemeente omvatten, werden in sommige wijken van de stad en in gehuchten op het platteland
kapellen gesticht, die als religieus centrum voor de omgeving konden functioneren. Door schenkingen van vrome weldoeners werd doorgaans een fonds gevormd, waaruit het gebouw onder-
houden en een dienstdoende priester kon worden gehonoreerd. Volgens het kerkelijk recht werd in de kapel een beneficie gevestigd, dat wil zeggen een blijvend recht op een inkomen
bij het verrichten van bepaalde diensten.
De gelovigen konden in de kapel één of meermalen in de week de mis bijwonen, te biechten gaan, de communie ontvangen of samenkomen voor gebed. Voor sommige verplichtingen zoals
dopen, trouwen, paasbiecht en paascommunie bleven zij echter aan hun parochiekerk gebonden.
Ook in de Baronie van Breda hebben verscheidene kapellen bestaan. De meeste zijn helaas verdwenen, maar enkele hebben de tand des tijds doorstaan.

In Baarle-Nassau stond op het gehucht Nijhoven de kapel van St. Salvator, die voor het eerst in 1400 wordt vermeld. Zij werd helaas in 1926 afgebroken.
De stad Breda bezat vroeger vier kapellen, waarvan er thans nog twee over zijn. Het waren de kapel van de Ridders van St. Jan in de Halstraat (die in 1766 tot Hoofdwacht werd verbouwd),
de St. Antoniuskapel op de Fellenoord, die volgens de geschiedschrijver Th.E. van Goor in 1382 gesticht zou zijn, en de kapellen van St. Wendelinus en St. Joost. De laatste wordt in
dit tweede deel besproken. De Wendelinuskapel vraagt wegens haar omvang, haar geheel eigen historie en de relatie tot het Begijnhof om een aparte studie.
Ook op het grondgebied van de gemeente Etten-Leur hebben zeker vier kapellen gestaan. Het dorp Leur bezat een kapel van de H. Maagd en het H. Kruis, die omstreeks 1450 door de inwoners
gesticht moet zijn. Zij werd tijdens de Tachtigjarige Oorlog in 1584 door brand vernield. Op dezelfde plaats werd in 1614 door de hervormde gemeente een kerk gebouwd. Deze is sinds 1971
bij de burgerlijke gemeente als trouwzaal in gebruik. Volgens de schout Pieter Nuyts, die tussen 1675 en 1700 een historische beschrijving van Etten vervaardigde, moet zowel op het gehucht
Attelaken als op de Donk langs de weg naar Hoeven een St. Antoniuskapel hebben gestaan. Ook de wijk Bremberg had weleer haar eigen kapel, waarin zich een Mariabeeld bevond.
De herinnering daaraan leefde in de tijd van Nuyts nog voort.
Over de drie nog altijd bestaande kapellen in het oude Ginneken werd in deel I (1980) gepubliceerd. De kapel van de H. Anna te Molenschot (gemeente Gilze en Rijen) volgt in dit tweede
deel. Onder de gemeente Oosterhout had men vroeger op het gehucht Den Hout een kapel die tegelijk met een gasthuis in 1336 werd gesticht. Zij was toegewijd aan St. Antonius en werd in de
Tachtigjarige Oorlog verwoest. Van de kapel in Dorst onder dezelfde gemeente is geen patrocinium bekend, maar zij bezat een beneficie ter ere van de H. Drievuldigheid en de H. Maagd.
Later heeft in Dorst vooral de devotie tot de H. Marcoen ingang gevonden. De kapel werd afgebroken, toen op dezelfde plaats in 1834 een kerk in Waterstaatsstijl werd gebouwd.

In Prinsenbeek (vroeger Beek) stond op de hoek van de Kapelstraat en de Beeksestraat de St. Gertrudiskapel. Zij wordt in 1485 voor het eerst vermeld. Nadat in 1648 het gebruik voor de
Katholieke eredienst was verboden, werd zij tot school ingericht. In 1832 werd zij gesloopt om plaats te maken voor een nieuwe gemeenteschool. De kapel van de H. Maagd op Gageldonk
(vroeger ook onder Prinsenbeek) wordt in dit tweede deel besproken.
Onder Roosendaal stond eveneens een Maria-kapel en wel op het gehucht Kalfsdonk. Zij wordt in 1495 voor het eerst genoemd en heeft de Tachtigjare Oorlog evenmin overleefd.

Zo blijkt dat van de kapellen die vóór 1600 werden opgericht, er nog zeven in goede staat zijn bewaard gebleven. De overige kapellen werden verwoest dan wel afgebroken of gingen in een
heel ander gebouw op.
Met het verschijnen van dit deeltje zijn dus, afgezien van de Wendelinuskapel, alle kapellen in de Baronie van Breda uit de genoemde periode behandeld. Wij hopen hiermede een bijdrage te
hebben geleverd tot de kunstgeschiedenis en tot de kennis van de volksdevotie en de stoffering van stad en landschap in dit gebied.
Pasen 1983.
De samenstellers.

1) Voor ter plaatse niet bekende lezers is het wellicht nuttig het gebruik van de namen Princenhage, Beek en Prinsenbeek toe te lichten. Tot 1 januari 1942 was Beek een (kerk)
dorp in de gemeente Princenhage. Op genoemde datum werd deze gemeente opgeheven. Het zuidelijk gedeelte werd met Breda verenigd, het grondgebied ten noorden van de
spoorweg Breda - Roosendaal werd een zelfstandige gemeente met de naam Beek N.B. Op 1 januari 1951 werd deze naam veranderd in Prinsenbeek. Op 1 juli 1976 werd
het grondgebied van Prinsenbeek ten oosten van de spoorweg Breda - Lage Zwaluwe bij de gemeente Breda gevoegd.

Uitgeverij Luyten Amstelveen;  
 

8. Boeknummer: 00204  
40 jaar KNBTB-bedevaarten Lourdes 1953-1992
Religie -- Lourdesbedevaart           (1993)    [Mevr. M. van Meer, Rector A.Merkx]
40 jaar KNBTB-bedevaarten Lourdes 1953-1992

Voorwoord
Wonder
Is het ter bedevaart gaan nog van deze tijd?
Deze vraag stel ik - ook aan mezelf omdat ons leven en ons werken
steeds meer worden beheerst door materiële zaken en belangen, zoals: Hoe
financier ik een mestsilo? Hoe pas ik m’n teeltplan aan in het licht van
dalende prijzen? Hoe kan ik m’n bedrijfsontwikkeling optimaliseren?

De maatschappij bemoeit zich in toenemende mate met het boeren- en tuin-
dersbedrijf. Dat uit zich in tal van geboden, verboden, eisen en regel-
geving. Dat hoort kennelijk bij een moderne samenleving. Die bedreigin-
gen welke nopen tot een 'struggle for life', laten menigeen in de praktijk
van alledag nauwelijks tijd en ruimte voor zaken van diepere waarden.

Hoewel ...
De Lourdesbedevaarten van de KNBTB vormen een erfgoed uit de tijd dat
katholieke boeren en tuinders zich verenigden in standsorganisaties waar-
aan zij niet alleen het behartigen van hun zakelijke belangen delegeerden,
maar waarin zij zich met geloofsgenoten ook thuis voelden.
Binnen dat saamhorigheidsgevoel groeide onder meer de behoefte aan
bezinning, aan inspiratie, aan pelgrimage.
Vele duizenden boeren en boerinnen, tuinders en tuindersvrouwen en hun
gezins- en familieleden hebben in de afgelopen veertig jaar de Lourdes-
bedevaart gemaakt. Zij kunnen getuigen van de rijke en verrijkende erva-
ringen van hun tocht.

Ook nu leeft de behoefte aan pelgrimage nog volop; ondanks of misschien
wel dankzij de verzakelijking van en in onze samenleving. We mogen er
dankbaar voor zijn, dat vele mensen, jong en oud, zich (blijven) inzetten
voor het instandhouden van de KNBTB-Lourdesbedevaart.
Dat is toch een klein wonder?!
Drs. J.W.E.M. Mares
voorzitter KNBTB

Ten geleide
Ter bedevaart gaan...
Het trekken van de mens, individueel of in groepsverband, is iets zó
algemeen menselijks dat dit verschijnsel wel moet samenhangen met het
diepste wezen van de mens. De mens beleeft er voldoening aan en het
geeft een bevrijding zowel aan de gevoelens van vreugde als aan die van
verdriet. Het is tevens ontspanning. Iets zó typisch menselijks als het
trekken heeft het religieuze in de mens heel sterk aangegrepen. Het heeft
zijn uitdrukking gevonden o.a. in de bedevaarten en processies. Zowel in
de bedevaart als in de processie spelen de mystiek van de 'weg' en de
mystiek van het 'trekken' een belangrijke rol.
Zolang de mens bestaat, bestaat het ter bedevaart gaan, op weg gaan naar

God.
In de heilige Schrift, in het oud-testamentische boek 'Exodus' lezen we
over de uittocht van het Joodse volk uit Egypte, het slavenhuis. Zij trekken
op naar het beloofde land, naar God. God leidt die tocht. 'En Jahwe ging
voor hen uit' (Ex. 13,12). De mens heeft geen vaste woonplaats hier op
deze wereld, hij is op weg naar God.
Ook in het Nieuwe Testament lezen we hierover, o.a. in het Evangelie van
Lukas over de bedevaart van Jezus met Maria en Jozef samen met een
grote groep mensen. 'Ieder jaar reisden zijn ouders tegen het paasfeest
naar Jeruzalem' (Lk. 2,41-42).

Het is niet waar, wat door tegenstanders wel eens wordt opgemerkt, dat
een bedevaart naar een Maria-oord een sta-in-de-weg is of een blokkade
op de weg naar God of zijn Zoon Jezus Christus. Integendeel. De juiste
Maria-verering brengt de gelovige mens tot Christus. Maria verwijst met
heel haar leven, met heel haar geloof naar Jezus Christus. 'Per Mariam ad
Jesum!' Door Maria tot Jezus. God heeft Maria uitverkoren als Moeder
van ons allen. Langs de Moeder bereiken wij de Vader. Daarom gaan we
tot haar op bedevaart, met al onze vragen en zorgen, maar ook met de
openheid en de stilte om God tot ons te laten spreken door zijn Zoon en
zijn Moeder.

De KNBTB-commissie en nog meer de NCB-commissie hebben in de
veertig jaren van hun Lourdesactiviteiten bij voorkeur aan zieken en
gehandicapten mogelijkheden aangereikt om een bedevaart naar Lourdes
te maken. En dit niet in de verwachting dat al deze mensen in Lourdes
genezen zouden worden, maar wèl dat zij er 'beter' vandaan komen. Beter
in de zin van: gesterkt, getroost, nieuwe moed opgedaan en extra kracht
om hun ziekte, hun kruis te aanvaarden en beter te kunnen dragen. Het is
dan ook niet 'zomaar' datje in Lourdes zoveel blijde gezichten ziet! Want
daar krijgt men heel persoonlijk te horen: 'Ga in vrede, je geloof heeft je
genezen'.
Lourdes geeft een extra dosis vitaminen, niet in de vorm van tabletten
maar door de ervaring, het gevoel dat God met je meetrekt eh Hij je helpt
het leven te aanvaarden zoals het naar je toekomt.
Maar ook voor de gezonden is Lourdes een oase van gebed en ontmoeting,
de 'plek waar de hemel de aarde raakt'. Het samen optrekken, het samen
bidden en zien bidden, het met duizenden deelnemen aan de sacraments-
processie en de lichtprocessie, je verbonden voelen als wereldkerk met
mede-christenen uit alle delen van de wereld, met alle volkeren één
gemeenschap vormen, het zien van de blijheid die zieken uitstralen on-
danks hun situatie, het in stilte neerknielen bij de grot: het zijn allemaal
momenten die indruk maken, die geestelijk verrijken en een gevoel van
diep geluk geven. Geen wonder dat ondanks alle sekularisatieprocessen en
de teruggang van het kerkbezoek in Nederland het aantal pelgrimerenden
naar Lourdes nog eerder toe- dan afneemt.

Lourdes is echter niet enkel een plaats van gebed en bezinning. Het
hulpbetoon, de onderlinge liefde, het er-zijn-voor-de-ander maken Lourdes
tot een plek van daadwerkelijk christendom. Ieder helpt ieder. Men staat
klaar voor elkaar, troost elkaar, deelt lief en leed met elkaar, maakt plezier
met elkaar. En dat als een vanzelfsprekendheid waar je stil van wordt.
Over wonderen gesproken! Ik denk dat dit het ook is wat jonge mensen zo
aanspreekt in Lourdes en trekt naar Lourdes. Het is in deze veertig jaren
dan ook nooit een probleem geweest om voldoende jonge mensen bereid
te vinden als vrijwillige hulpkracht (zelfs met bijbetaling!) aan een
bedevaart deel te nemen.
Elk jaar ervaren deze jonge mensen weer hoe de vreugde die zij brengen
aan zieken en gehandicapten op hen zelf terugkaatst, hen zelfs tot diep in
hun binnenste raakt. Tegelijk zijn zij ook een bron van vreugde voor vele
gezonde (oudere) pelgrims. Dezen zien vaak tot hun verbazing maar vooral
tot hun vreugde hoe positief die jonge mensen zijn: zo toegewijd, zo attent,
zo vol liefde en geduld. Oud en jong inspireren elkaar, luisteren naar
elkaar, genieten van elkaar, zijn één met elkaar. Ook dat is een van de
wonderen van Lourdes!

Maar het eerste (echte) wonder van Lourdes, de verschijning van Maria,
heeft Lourdes gemaakt tot een van die 'uitgespaarde plekken' in de wereld
waar het visioen over een andere wereld wordt hoog-gehouden, waar
mensen tijd en aandacht hebben om zich de 'nieuwe mens' voor te stellen,
waar mensen met stilte de verkeerde ijver te lijf gaan, en waar mensen
meetellen niet om wat zij hebben maar om wat zij zijn en vragen en
zoeken. Gelukkig zijn er in onze wereld nog van die uitgespaarde plekken
die zich heel duidelijk lenen om 'goede aarde' te zijn, waar het zaad,
Gods woord, nog goed terecht komt.
Lourdes is zo’n plek.

Rector A.J. Merkx
Voorzitter Commissie Lourdesziekenfonds NCB

Lourdescommissie KNBTB;  
 

9. Boeknummer: 00206  
Leer mij ze kennen..de Brabanders
Historie -- Brabant, algemeen           (1967)    [Jan Naaijkens]
Leer mij ze kennen...de Brabanders

Woord vooraf
Bij wijze van waarschuwing;
in de derde persoon . . .

De schrijver van dit boekje is geen geoloog, archeoloog, psy-
choloog of historicus, noch munt hij uit in kennis van het
heem, van de diepste beweegredenen der menselijke natuur,
van de religies of van welk ander gebied dan ook. Bijgevolg
toont dit werkje ernstige gebreken. Het is niet volledig, het is
onwetenschappelijk, het graaft niet tot de kern en het laat veel
onbesproken wat zonder twijfel het bespreken meer dan
waard zou zijn. Daar staat tegenover, dat de man geboren is
in het land en is opgegroeid te midden van de mensen over
wie het hier gaat. Hij leeft nog altijd tussen hen. Zijn voor-
zaten woonden er tot in een ver en grijs verleden; zijn talrijke
nazaten zullen wellicht uitzwerven over de wereldzeeën; maar
hijzelf hoopt hier eenmaal het moede hoofd neer te leggen,
ofschoon hij evenmin als Multatuli weet waar hij sterven zal.
Het dorp waar hij woont is een oud en schoon dorp, vol fouten
en tekortkomingen die de keerzijden van zijn kwaliteiten zijn,
en het heeft grote mannen voortgebracht. Het zal u dus duide-
lijk zijn dat dit boekje niet uit wetenschap of kennis, maar uit
liefde geboren is, de meest natuurlijke geboorte, dat wel.
Maar de liefde tot zijn land, die eenmaal ieder aangeboren
was, is enigszins suspect in deze tijd. Waarom dan wel? Is
liefde blind? Integendeel. De liefde ziet scherp en voor zover zij
niet de mantel hanteert die alles bedekt, kan zij prikkelen
waar zij dat heilzaam acht. Wel dwingt de liefde tot een per-
soonlijke keus. Val daarom de schrijver niet hard als de keuze
die hij in dit boekje herhaaldelijk moest maken, niet de uwe is.
En tenslotte: er was eens een man, die trouwde met een
vrouw wier neus scheef was. Althans, dat zeiden al de anderen,
maar voor hèm was de neus recht, mijne heren.
Die man, dat is deze schrijver. En hij verzoekt u beleefd te
willen kijken door zijn ogen, en dan zult u zien dat de vrouw
zijner keuze inderdaad een rechte neus heeft, zo recht als het
volmaakt geschapen orgaan ener Venus van Praxiteles.
Jan Naaijkens

Sijthoff Leiden;  
 

10. Boeknummer: 00210  
1949-1999 H. Bartholomeuskerk Zevenbergschen Hoek
Religie -- Algemeen           (1999)    [Ad Verschuren]
1949-1999 H. Bartholomeuskerk Zevenbergschen Hoek

Ten geleide
Dit boekje werd samengesteld naar een idee van het kerkbestuur ter
gelegenheid van het 50 jarig bestaan van onze parochiekerk.

Het was geenszins de bedoeling een geschiedenis te schrijven van de
laatste 50 jaar van onze parochie, maar meer om te verhalen over de
bouw van de kerk, wat eraan vooraf ging en wat er daarna met en
rondom de kerk gebeurde in de daarop volgende 50 jaren.

De gegevens uit dit boekje zijn grotendeels afkomstig uit de memo-
rialen van de parochie en het streekarchief te Zevenbergen. Ook de
foto’s en illustraties zijn voornamelijk afkomstig uit bovenstaande
bronnen.

Ad Verschuren
Juli 1999


Voorwoord
Beste lezer,
Voor u ligt de beknopte geschiedenis van onze kerk en zijn gemeen-
schap in de afgelopen 50 jaar. Verhalen over het einde van de oor-
log, over de watersnood, over dopen, trouwen en sterven, over
pastoors en kapelaans, over verbouwingen, kortom over heel veel
zaken die zich in en rondom het huidige kerkgebouw hebben afge-
speeld.
1949- 1999. Ons kerkgebouw is 50 jaar oud en een dergelijk jubi-
leum behoor je te vieren.
Het kerkbestuur wil u in het kader van het jubileum dit boekje aan-
bieden in de hoop dat u er enkele genoeglijke uurtjes aan zult bele-
ven.
Ad Verschuren, lid van het kerkbestuur, heeft heel wat vrije uurtjes
opgeofferd om de archieven van de kerk door te spitten en van al die
gebeurtenissen een lezenswaardig verhaal gemaakt. We zijn Ad daar
erg dankbaar voor, al heeft hij aan zijn werk ook veel plezier be-
leefd. In die annalen kwam hij n.1. prachtige met de hand geschre-
ven, soms bijna onleesbare, verhalen tegen die de geschiedenis van
de laatste 50 jaar zo treffend in beeld brengen. Uit al die boekwer-
ken is een selectie gemaakt met de belangrijkste gebeurtenissen.
Wij hopen dat u deze beknopte 50-jarige H. Bartholomeushistorie
met veel plezier zult doorlezen en wellicht mijmert u zelf weer even
weg als u de verhalen herkent.
Will Aper
Vice- voorzitter kerkbestuur H. Batholomeus

Kerkbestuur Batholomeuskerk;  
 

11. Boeknummer: 00212  
Liefde als wapen
Religie -- Algemeen           (1966)    [Ton Oostveen]
Liefde als wapen. Herinnering aan Mgr Bekkers

Voorwoord
Toen de aankondiging van de verschijning van dit boek gepubliceerd werd, vroeg een collega me waarom ik me
geroepen voelde dit werk te ondernemen, en welke onthullingen wellicht te verwachten zouden zijn. Op de
laatste vraag kon ik antwoorden, dat de persoon van mgr. Bekkers veeleer een open bock dan een mysterie
was, zodat over zijn leven weinig werkelijke onthullingen mogelijk schijnen. En wat de eerste vraag betreft:
ik meen de bisschop persoonlijk vrij goed gekend te hebben, maar er zijn er zeer velen die datzelfde,
en vaak met nog meer recht, kunnen zeggen. Mijn rechtvaardiging voor het schrijven van dit boek, zo kort na
het sterven van de geliefde bisschop, is vooral mijn bewondering voor mgr. Bekkers.
Ik mocht hem uit hoofde van mijn functie bij de Brabantpers vele malen ontmoeten en interviewen,
ik volgde als vele anderen geboeid zijn initiatieven ter bevordering van een werkelijke dialoog binnen de katho-
lieke kerk en naar buiten, en ik registreerde iets van de weerklank, die hij in en buiten zijn diocees wekte.
Dit bock, dat noch volledigheid, noch de objectiviteit van de afstand kan pretenderen, is geschreven vanuit een
oprechte bewondering, en wil de herinneringen vastleggen op een moment, dat nog gevuld is met de emoties
van een plotseling verlies. Mij dunkt dat het nuchtere feit, dat een bisschop bij zijn sterven zo’n golf van ont-
roering en bewondering lossloeg, op zich van niet onbelangrijke betekenis is voor toekomstige biografen.

klik op de pijlpunt links voor het volledige voorwoord
Ofschoon ik dus meer getracht heb de herinnering aan en de bewondering voor mgr. Bekkers onder woorden te
brengen dan een volledige en chronologische biografie te schrijven, heb ik toch met dankbaarheid gebruik ge-
maakt van de gegevens, die vrij talrijke interviews met plaats- en schoolgenoten, vrienden en medewerkers van
de bisschop mij opleverden. Met nadruk wil ik daarom mijn oprechte en grote dank uitspreken aan het adres
van al degenen, die mij met hun herinneringen hielpen.
Vooral de naaste medewerkers van mgr. Bekkers, de hulpbisschop mgr. drs. J. Bluyssen, de vicarissen-gene-
raal mgr. L. Rooijackers en mgr. M. Oomens, en de vriend en adviseur van de bisschop, prof. mr. dr.
J. J. Loeff zijn mij met veel gegevens en hartelijke steun zeer ter wille geweest. De meeste tijd en moeite heeft on-
getwijfeld de privé-secretaris van mgr. Bekkers, de heer J. Reinhard, aan mij besteed. Zonder zijn royale mede-
werking zou het in korte tijd voltooien van dit boek welhaast onmogelijk zijn geweest. Tenslotte geldt mijn dank
de leiding van de Brabantpers, die mij de tijd en mogelijkheden om dit boek te schrijven ter beschikking stelde,
en waarvan de hoofdredacteuren mij hielpen met nuttige adviezen.
Als inleiding is in dit boek opgenomen de openingstoespraak, die de aartsbisschop van Utrecht, kardinaal
Alfrink, tijdens de Uitvaartdienst in de St.-Jan hield.
De kardinaal, die door drukke werkzaamheden en gemaakte afspraken onmogelijk kon voldoen aan mijn ver-
zoek om in korte tijd een bijdrage voor dit boek te leveren, was zo vriendelijk zelf deze oplossing te adviseren.
Ik ben de kardinaal daar erg erkentelijk voor.
‘Liefde als wapen’ wil de herinnering levendig houden aan een bisschop, die voor de journalisten zo’n groot
vriend was. Ook daarom heb ik het graag geschreven.
TON OOSTVEEN



Openingswoord
van kardinaal Alfrink bij de uitvaart van mgr. W. M. Bekkers op 14 mei 1966.
De droefheid om het naar menselijke gedachten tragische einde van deze mens, die zoveel goedheid, zoveel hoop
en zoveel vertrouwen rond zich heeft gespreid, wordt overstemd door de dankbaarheid die ons vervult om de
zegen die God, de Gever van alle goeds, ons in hem geschonken heeft.
Na alle goede woorden, waarmee hij in zijn leven zoveel mensen heeft verkwikt, is door zijn vroegtijdig en smar-
telijk heengaan zijn laatste boodschap aan ons een getuigenis geworden van de broosheid en de onzekerheid
van het menselijk bestaan.

klik op de pijlpunt links voor het volledige openingswoord
Het is de boodschap van de profeet: ‘Alle vlees is als gras; heel zijn glorie als de bloem op het veld. Het gras verdort
en de bloem verwelkt als er Jahweh’s adem op blaast’ (Is. 40,6v.).
Maar we geloven dat Gods adem een levenwekkende kracht is. Gods adem brengt geen dood; Gods adem
schenkt leven. Zo is het getuigenis van de Heer: ‘Wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven’ (Jo. 11,25).
Dankbaar voor het getuigenis van Gods levenwekkende liefde, dat de overledene ons heeft mogen schenken, dra-
gen wij hem ten grave, getroost door het intense meeleven van zo goed als heel ons volk.
En omdat we weten naar het woord van de Schrift, dat God ook van zijn trouwe dienaar verantwoording vraagt,
willen wij hem aanbevelen in Gods liefde en Gods barmhartigheid door deze eucharistische viering van het offer
van zijn Zoon, die door zijn dood ons het leven heeft geschonken in eeuwigheid.
In dat geloof heeft Wilhelmus Bekkers, bisschop van de Kerk, zijn leven aan zijn Heer teruggegeven. In dat ge-
loof aanvaarden wij Gods ondoorgrondelijk raadsbesluit. En in dat geloof vertrouwen wij dat hij bij zijn
Heer leeft in eeuwigheid.

BERNARDUS KARDINAAL ALFRINK
Aartsbisschop van Utrecht

Malmberg Den Bosch;  
 

12. Boeknummer: 00213  
Bisschop Bekkers, vriend van ons allen
Religie -- Algemeen           (1966)    [N. van Hees]
Bisschop Bekkers, vriend van ons allen. 2de druk

Ene doodgewone jongen uit Rooi
Maandag 9 mei 1966 sterft bisschop Bekkers in het ziekenhuis te Tilburg. Daags daarop wordt zijn dood lichaam overgebracht naar
Den Bosch. Dan worden de eerste regels geschreven voor dit boek.
Het is dinsdagmiddag half vier en ik dwaal alleen door het lege bisschopshuis aan de Peperstraat. In de tuin achter staan vier stoelen
schuin tegen de tafel geleund. De zon schijnt op wat tulpen en een bloeiende azalea mollis. Het is stil.
Ik stap de werkkamer binnen van de bisschop. De hangklok tikt. Aan de muur een groot wit paard met erop een vrolijk lachende
man. Een gekleurde prent van paus Jan en daaronder een koppel uit hout gesneden boerenpaarden. Langs drie zijden kijkt het por-
tret van een oude vrouw naar de werktafel. In alle vertrekken hangt een foto van Bekkers’ moeder, hier drie maal. Op de tafel staat een
rijtje boeken voor de hand. Het dagboek van paus Jan en vlak daarnaast ‘Frans voor het dagelijks gebruik’.
De grote kamer is hol en leeg. De laatste keer, dat ik hier binnen kwam, was ze geheel gevuld met de rollende lach van de bisschop,
die er middenin stond met een kop dampende, goudgele bouillon in de hand. Ik ga zitten in de stoel, waar hij me nog zo kort geleden
een glas schuimend bier inschonk. Meer dan in enig ander vertrek van dit huis voel je dat hij weg is, heel ver weg.
Een uur later zal zijn beste vriend, vicaris Lambert Rooyackers, die vijf jaar Dachau overleefd heeft te midden van opgestapelde doden,
en die daarbij zijn geloof in het leven geen moment heeft verloren, zeggen: ‘Ik ben nog nooit zo bij de dood betrokken geweest als nu.’
In de lege kamer, waar ik zit te mijmeren, slaat de klok vier koperen slagen. Ik sta op, ga naar boven en doe de deur open van de grote
slaapkamer, breed houten ledikant, telefoon naast het opgemaakte bed, aan de muur een fotostrip: in het midden de oude vrouw met
aan weerskanten naast haar de koppen van vier van haar dertien kinderen: drie kloosterzusters en een jonge priester, die lacht.
Ik loop terug de gang in en ga staan voor het raam, dat uitziet op de parade, het grote plein naast de kathedraal. Er hebben zich een paar
honderd mensen verzameld. Jongens zijn in de fris groene boompjes geklauterd aan weerskanten van de brede deur, die open staat.
In een halve cirkel staan de pastoors van Den Bosch opgesteld. Vijf minuten over vier beginnen de klokken van de Sint-Jan te luiden.

Becht Uitgeverij Amsterdam;  
 

13. Boeknummer: 00283  
Fotoverslag Jubileumbedevaart Rome 2002
Religie -- Algemeen           (2003)    [Smit, Ruud]
Fotoverslag jubileumbedevaart van het bisdom Breda naar Rome 19 t/m 27 oktober 2002 (met foto cd)

Als bisdom behoren we tot de kerk van alle plaatsen en alle tijden. Nergens is dat meer zichtbaar en voelbaar dan in Rome waar de apostelen Petrus en Paulus
begraven liggen en waar de bisschop van Rome, de opvolger van de apostel Petrus, het zichtbare teken van onze eenheid is. Daarom gaan we in het najaar
van 2002 op bedevaart naar de Eeuwige Stad.
(bisschop Muskens tijdens de Opstapdag Jubileumviering, maart 2001, te Bergen op Zoom)

Reis
Al vroeg vertrekken de bussen vanuit de diverse plaatsen in het bisdom. Familieleden en vrienden van de bedevaartgangers zijn opgekomen om ondanks het vroege uur hen uit te
zwaaien.
Eenmaal over de grens doet zich een hilarisch moment voor. We stoppen bij een benzinestation, waar Italianen zich verbazen over onze sjaaltjes. Die zijn hun onbekend en ze
vragen dan ook van welke voetbalclub wij zijn, (website bisdom)

Keulen
Wij gaan met tweeduizend mensen op bedevaart, op pelgrimstocht. Wij gaan den vreemde in. We hebben ons huis, onze familie, onze woonplaats verlaten. We laten onze
gewone bezigheden, onze normale levenssfeer, onze omgeving achter en trekken naar heilige plaatsen. Wij gaan op pelgrimstocht, op bedevaart en schakelen over van stof-
felijke naar geestelijke zorgen, van aardse bekommernis naar het hemelse. Wij gaan met elkaar op reis naar heilige plaatsen om te bidden en om een gunst af te smeken,
om te danken. Wij gaan in het spoor van onze aartsvader Abraham. Als een zwervende Arameeër, op weg in den Vreemde ontmoette Abraham God op zijn weg. Wij gaan in het
spoor van de Drie Koningen van wie in deze Dom de relieken worden bewaard. Wij gaan in het spoor van St. Willibrord naar Rome...
(deken Simon Kuyten in de Dom te Keulen)

Bisdom Breda;  
 

14. Boeknummer: 00295  
Bijbels Woordenboek
Religie -- Algemeen           (1954-1957)    [Dr A. van den Born e.a.]
Bijbels woordenboek

VERANTWOORDING
De eerste, inmiddels uitverkochte druk van het Bijbels Woordenboek mag zonder enige overdrijving een algeheel succes genoemd worden. Dit blijkt wel het
beste hieruit, dat de publicatie van de duitse bewerking * voltooid is, dat de franse vertaling ** binnen afzienbare tijd verwacht mag worden, en dat verschil-
lende andere vertalingen in voorbereiding zijn.
Hoe goed de eerste druk ook was, de geweldige ontwikkeling en heroriëntering die de bijbelwetenschap in de laatste jaren heeft doorgemaakt (men denke
slechts aan de opzienbarende vondsten in de woestijn van Juda en het verdiepte theologische inzicht dat ook aan de bijbelstudie ten goede kwam), stelde de
redactie voor de noodzaak, de tekst grondig bij te werken.
Daarom is voor de tweede druk het aantal medewerkers aanzienlijk uitgebreid, zijn verschillende trefwoorden geschrapt en nieuwe trefwoorden opgenomen,
vooral van theologische aard. Archeologische en historische onderwerpen zijn bondiger behandeld, theologische vraagstukken daarentegen hebben al de ruimte
gekregen die ze verdienen. Ook de vorm van het boek is, naar wij vertrouwen, eleganter geworden.
Maar ook deze tweede druk blijft, wat de eerste druk wilde zijn: een handig hulpmiddel, waarin vakmensen, geestelijken, priesterstudenten, hogeschoolstu-
denten, afgestudeerden en belangstellende leken een beknopt, maar toch volledig antwoord kunnen vinden op alle vragen die zich bij bijbelstudie en bijbelonder-
richt steeds weer voordoen, en waarvan de beantwoording anders het zoeken in een omvangrijke en vaak moeilijk toegankelijke vakliteratuur noodzakelijk maakt.
Ofschoon de medewerkers allen dezelfde algemene richtlijnen en beginselen volgen, en het vooral hun streven is, een zo objectief en volledig mogelijk beeld
te geven van de verschillende vraagstukken, blijft toch ieder van hen alleen verantwoordelijk voor zijn eigen bijdragen. Daarom is elk trefwoord met een ge-
makkelijk te herkennen initiaal ondertekend.
In het artikel Tijdrekening (niet elders) kon nog rekening gehouden worden met de in 1956 gepubliceerde Chronicles of Chaldaean Kings (626—556) in the British
Museum. Het artikel over de vondsten in de woestijn van Juda is als Aanhangsel I opgenomen om de auteur gelegenheid te geven, de allerlaatste gegevens te verwerken.
DE REDACTIE
* Bibel-Lexikon, herausgegeben von Herbert Haag (Benziger Verlag, Einsiedeln, Zürich, Köln).
** Gebaseerd op de tweede nederlandse uitgave.

J.J. Romen & Zonenen Roermond;  
 

15. Boeknummer: 00303  
Kerken van Cuypers in oude ansichten
Religie -- Algemeen           (1986)    [Jan Jongepier en Andries Monna]
Kerken van Cuypers in oude ansichten. Jubileumuitgave van Europese Bibliotheek.
Foto's met informatieve bijschriften van alle kerken van architect Cuypers in Nederland.

INLEIDING
De toren wordt gebouwd voor de gemeentenaren buiten de kerk. De toren moet hoog zijn. Hij dient om uit de verte de plaats der kerk aan te toonen. Hij moet hoog zijn, omdat de klokken het geluid in de
verte over de woningen der gemeentenaren moeten verspreiden en hen ter kerke roepen. Een lage toren is een onding.
Deze regels, verschenen in het Bouwkundig Weekblad van 1886, zijn afkomstig van bouw-
meester Petrus J.H. Cuypers (1827-1921). De architect heeft het niet bij woorden alleen gelaten. Het silhouet van veel steden en dorpen in ons land wordt voor een groot deel bepaald door een kerk-
gebouw waarvoor hij het ontwerp heeft getekend.

Dat Cuypers zoveel opdrachten kreeg, kwam omdat hij werkte in een tijd waarin het rooms-katholieke volksdeel van Nederland druk bezig was met de emancipatie. De in de Franse tijd opgestelde grondwet van
1798 bepaalde dat alle godsdiensten gelijke rechten zouden hebben. Daarmee kwam er een eind aan de bevoorrechte positie van de Nederlands Hervormde Kerk. Voor de katholieken betekende het dat ze hun
schuilkerkjes konden verlaten en nieuwe, ruime bedehuizen gingen bouwen.

Aanvankelijk gebeurde dit in de zogenaamde waterstaatsstijl, een stijl die zijn naam ontleende aan het feit dat ingenieurs van het Ministerie van Waterstaat vaak nauw bij de plannen betrokken waren. De
kerken van dit type doen met hun klassieke tempelfront, dikwijls gecombineerd met een koepeltorentje, nogal deftig aan. De Amsterdamse Mozes en Aaronkerk is er een goed voorbeeld van.

Omstreeks 1850 maakte het neoclassicisme van de waterstaatskerken geleidelijk plaats voor de neogotiek. De eerste voortbrengselen van deze stijl vielen niet zo gelukkig uit en daarom werden ze fel gehekeld
door de rooms-katholieke geleerde en schrijver Josephus A. Alberdingk Thijm (1820-1889). Naar zijn inzichten moest een kerkgebouw aan de hoogste eisen in constructief, esthetisch en godsdienstig opzicht
voldoen. Omdat hij in de middeleeuwse gotiek deze voorwaard en voortreffelijk vervuld zag, werd hij de vurige propagandist van de neogotiek in ons land.
Spoedig vond Alberdingk Thijm in de jonge architect Cuypers een kunstenaar die in staat was voor de katholieken kerken te bouwen die, evenals in de middeleeuwen, duidelijk getuigenis zouden afleggen
van hun geloof.

Cuypers’ restauraties en ontwerpen, uitbundig geprezen door Alberdingk Thijm, brachten steeds meer bouwpastoors ertoe hun nieuwbouwplannen te laten uitvoeren door de Roermondse architect. Zijn
belangrijkste inspiratiebron lag in de jaren tussen 1850 en 1870 in de dertiende-eeuwse gotiek van Noord-Frankrijk en het Rijnland. De Sint Catharinakerk in Eindhoven geldt als het hoogtepunt uit deze
periode. Na 1870 zijn in een tweede periode ook elementen ontleend aan de Nederlandse, de Engelse, de Scandinavische en de Italiaanse gotiek aan te wijzen. De Haagse Sint Jacobuskerk, de Leeuwarder
Sint Bonifatiuskerk en de Hilversumse Sint Vituskerk laten deze ontwikkeling goed uitkomen, tevens probeert Cuypers dan in sommige ontwerpen een samengaan tussen de gotische, basilikale plattegrond
en centraalbouw te bereiken. Het mooiste voorbeeld hiervan is de Heilig Hart- of Vondelkerk in Amsterdam, de stad waar hij zich in 1865 had gevestigd in verband met het toenemende aantal opdrachten uit
het noorden van het land. Dat Cuypers ook buiten katholieke kringen erkenning kreeg, bleek toen hem de bouw van het Rijksmuseum en het Centraal Station in de hoofdstad werd toevertrouwd.

Zodra de katholieken waren gewonnen voor de neogotiek, werden Cuypers en zijn Utrechtse collega Alfred Tepe (1840-1920) overstelpt met aanvragen.
Grootse bouwwerken met hoge torens moesten na de schuilkerkentijd de herwonnen vrijheid van godsdienst overal tot uitdrukking brengen!

Het einde van de neogotiek brak aan toen in het begin van de twintigste eeuw architecten als Berlage (1856-1934) nieuwe vormen in de bouwkunst aan de orde stelden. Lange tijd hebben kunsthistorici weinig
waardering kunnen opbrengen voor de neogotische kerken. Vaak was hun afkeer terecht, want vooral uit de door leerlingen van Cuypers en Tepe geleverde ontwerpen spreekt weinig bezieling. Maar ook voor
het werk van Cuypers zelf toonde men nauwelijks interesse. Zonder noemenswaardige protesten verdwenen het kerkje in het Friese Wijtgaard, de kathedraal van Breda en in Amsterdam de Maria Magda-
lenakerk en de Sint Willibrordus buiten de Veste. Een trieste reeks die in 1982 nog een vervolg kreeg door de afbraak van de Sint Martinuskerk in Groningen...

Gelukkig is er in de jaren zeventig meer begrip voor de oorspronkelijkheid van Cuypers’ oeuvre ontstaan.
Een respectabel aantal van zijn kerken werd op de lijst van beschermde monumenten geplaatst. Ook ging men hem, zoals Berlage dat al eerder had gedaan, meer en meer zien als degene die door eerlijk materi-
aalgebruik en moderne constructiemethoden de basis had gelegd voor de architectuur van deze eeuw.

Door ruimtegebrek konden niet alle kerken van Cuypers in dit album worden opgenomen. De auteurs hebben een selectie gemaakt, waarbij ze getracht hebben niet alleen de nieuwbouwplannen maar ook
de omvangrijke restauratiepraktijk van de architect te belichten.

Sommige kerken zijn in de oorlog verwoest, voor andere kwam de herwaardering te laat. Wat rest is slechts de afbeelding op een oude ansichtkaart... Dit boekje zal af en toe goede herinneringen oproepen
aan een kerkgebouw dat er niet meer staat. Mogelijk doet het menige lezer ook met des te meer waardering kijken naar de Cuyperskerk die nu nog zo trots het silhouet van zijn woonplaats bepaalt.

Europese Bibliotheek Zaltbommel;  
 

16. Boeknummer: 00308  
De kerk gaat uit
Religie -- Algemeen           (1973)    [Michel van der Plas en Jan Roes]
De kerk gaat uit. Familiealbum van een halve eeuw Katholiek Leven in Nederland

INHOUD
Verantwoording 7
In de kerk 9
Mensen van de kerk 49
De kerk naar buiten 93
Een katholiek gezin 129
Onze zuil 161
Kerk in beweging 193

VERANTWOORDING
Dit familiealbum van een halve eeuw 'katholiek leven in Nederland’ biedt in feite niet meer dan een glimp daarvan. Vele duizenden foto’s zijn door
onze handen gegaan en bekeken, altijd met piëteit, vaak met ontzag, soms met een, verlegen of geamuseerde, glimlach, — en er konden er maar zo’n
vierhonderd gekozen worden. De beelden die overbleven vermogen tenslotte niet meer dan een indruk te geven van de levende mensen, hun geloof en
hun werken, binnen de katholieke gemeenschap van de laatste halve eeuw.
De lezer moet het boek dan ook beschouwen als de eerste aanzet tot een 'Memoriaal’ van veel grotere opzet en omvang, dat waarlijk representatief mag heten.
Intussen hebben wij zelfs niet durven streven naar volledigheid. Wel naar een zo eerlijk mogelijke presentatie van de mensen en hun overtuiging, hun
gebruiken en gewoonten, hun inspiratiebronnen en hun acties, hun triomfen, verdriet en nederlagen, hun bewegingen en spanningen, hun dromen en
idealen, hun winst en verlies.
In de eerste vijf hoofdstukken wordt het verhaal geboden van een verleden dat deels voorgoed voorbij lijkt te zijn, deels nog aan het afsterven is. Door
velen wordt dit verleden — bijna hun eigen vlees en bloed, eigenlijk nog zo dichtbij, maar tegelijk zo ver weg — nog niet vergeten, door een deel van
hen zelfs met nostalgie herdacht.
Het zesde hoofdstuk wil een beeld geven van de beweging in de geloofsgemeenschap sinds de laatste tien a vijftien jaren.

Iedere lezer zal op zijn eigen wijze reageren op de afbeeldingen. De samenstellers willen hem geen interpretatie opdringen. Zij wensen uitsluitend te
laten zien ’hoe het was’. De foto’s moeten het verhaal maken, zij vormen debron.
De begeleidende teksten willen niet meer dan hier en daar verklaren, toelichten, wijzen op tekenende details, niet meer dan een handreiking voor het
kunnen ’zien’ en verstaan van de foto’s. Afbeeldingen en teksten zijn echter eerst en vooral een uitnodiging aan de kijkende lezer, om al bladerend in dit
album — elk met zijn persoonlijke herinneringen — zijn eigen verhaal te vertellen. Wellicht zal hij een eigen album voor de dag halen en er de eigen
tekst bij voelen opkomen, getuigend van persoonlijk beleven. En dat is in wezen — niet meer en niet minder — een oervorm van wat sinds mensen-
heugenis geschiedenis heet.
Het is een platenboek geworden, en dat betekent dat dit eerbiedig herdenken nog in andere opzichten onvolledig is; het brengt geen geuren over, (katho-
lieke geuren, van wierook op het priesterkoor bijv., van een kloostergang, van een pastoorssigaar en van een peuk in een kerkbank); noch kleuren (het
rijke purper van een kardinaal, het goud van het 'plechtige stel’ kazuifels, de rode toogjes van de misdienaars, de krans van lampjes rond het altaar);
noch van geluiden (kloosterklokjes te middernacht, de gong bij de consecratie, de klok voor het angelus, het zuchten van biechtvaders na een paar uur
biechthoren). Maar deze ervaringen behoren wellicht ook tot de eigen herinneringen, die opkomen bij het kijken en lezen.

Voor de foto’s en de gegevens zijn de samenstellers grote erkentelijkheid verschuldigd aan:
drs. G. A. M. Abbink, broeder Amator-Kappê, H. J. M. Bary, Jan Bomans, dr. P R. A. Bouvy, Martien Coppens, Herman Divendal, Frans Duister,
Johan van Eerd, Kees Fens, Lambert van Gelder, Guus van Hemert, Herman Hofhuizen, H. W. A. Joosten, Ben Kroon, M. H. Marijs, M. van Nispen, J.
Nijenhuis, Frans Oudejans, Joost Reuten, Jan Ruyter, Stijn Verbeeck, Herman Verbeek, Nico Versluis, J. v. d. Voort, dr. G. A. Wellen en in het bij-
zonder aan de medewerk(st)ers van het Katholiek Documentatie Centrum te Nijmegen: A. van den Boogaard, G. P. A. Dierick, Elly Janssen-Geraedts,
A. G. J. Maes, W. A. A. Mes, C. A. M. Mohrmann en Sabine Sluyter; voorts aan het Aartsbisschoppelijk Museum, Utrecht; Arca Pacis, Driebergen;
De Bazuin, Nijmegen; foto-archief paters Jezuïeten, Nijmegen; KRO, Hilversum; Kruispunt, Nijmegen; Landelijk Bureau Kerkelijk Kunstbezit, Drie-
bergen; de Nederlandse Katholieke Sportfederatie, ’s-Hertogenbosch; Persdienst Bisdom Breda, Breda; Uitgeverij Spaarnestad, Haarlem,
en verder aan de vele andere personen, instanties en instellingen die van dienst zijn geweest met informaties en adviezen.

Ambo;  
 

17. Boeknummer: 00310  
Breda in oude ansichten
Historie -- Breda, algemeen           (1973)    [Brekelmans, dr. F.A.]
Breda in oude ansichten, waarin opgenomen gedeelten van de voormalige gemeenten Ginneken en Bavel, Princenhage en Teteringen.

INLEIDING.
In dit boek wordt getracht een aanschouwelijk beeld te geven van de structuur en het aanzien van de stad Breda en de kern van de toenmalige randgemeenten in de periode 1866-1936. In die tijd heeft Breda op
velerlei gebied een krachtige ontwikkeling doorgemaakt.
Men neemt veranderingen waar op topografisch, religieus, sociaal-economisch, cultureel en militair gebied.
Tot 1 mei 1927 strekte het grondgebied van de gemeente zich niet veel verder uit dan het terrein van de vestingwerken, welke in de jaren 1870/80 waren gesloopt. Sinds 1927 is het territoir driemaal uitgebreid
ten koste van de aangrenzende gemeenten Ginneken en Bavel, Princenhage en Teteringen. In 1941 werden Ginneken en Princenhage opgeheven waarna de oude dorpskernen geheel bij de stad werden getrokken.
Van de oude Bredase vestingwerken zien wij hierachter nog het bastion Nassau-Wallon.
Het aantal inwoners bedroeg in 1866 15.225 en in 1936 49.794 zodat de bevolking in die tijd is verdrievoudigd. Al is deze groei voor een groot deel aan de annexatie van 1927 toe te schrijven, toch had ook
binnen de oude stadsgrenzen een bevolkingsaanwas plaats. Per 1 januari 1973 telde Breda 121.181 inwoners.
Zoals uit foto’s van Grote Markt, Havermarkt, Torenstraat, Bindstraat en Ginnekenstraat blijkt, stonden daar destijds nog veel gesloten huizen. Lang niet alle panden waren als winkel ingericht. Riolering en
trottoirs zijn er ongeveer een eeuw geleden aangelegd. De bruggen die wij zien zijn alle licht en slechts berekend op het verkeer met wagens en rijtuigen. De straten werden met gaslantaarns verlicht, maar deze waren
gering in aantal. Hoewel de stad sedert 1855 respectievelijk 1863 door spoorlijnen met de buitenwereld was verbonden, vormde de haven toch nog lang een belangrijk element in het personen- en goederenvervoer.
Ruim honderd jaar geleden bezat Breda nog twee van de drie katholieke schuilkerken: die in de Waterstraat (Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaart) en in de Tolbrugstraat (H. Barbara). Deze laatste werd in 1869 vervangen
door de kathedraal aan de Prinsenkade; de Maria-parochie stichtte in 1890 een nieuw gebouw aan de Ginnekenstraat, dat door de ontvolking der binnenstad overbodig is geworden en in 1967 afgebroken.
De kathedraal is gesloopt in 1970. Nieuwe kerken verrezen nabij de singels: de St.-Josephkerk in 1897, de H. Hartkerk in 1900 en de St.-Annakerk in 1904.
In 1887 hadden de kapucijnen een kerk en klooster gebouwd aan de Schorsmolenstraat. De gereformeerden namen in 1896 een kerkgebouw aan de Karnemelkstraat in gebruik.
Voor het lager onderwijs werd in deze periode een aantal openbare en bijzondere scholen gebouwd. Dank zij een legaat van dr. L.F.W. van Cooth kon in 1886 een ambachtsschool worden gesticht. De aloude
Latijnse School was in 1867 opgeheven, maar in hetzelfde jaar opende de gemeentelijke h.b.s. haar poorten aan het Kasteelplein. Twintig jaar later werd in de Reigerstraat het Stedelijk Gymnasium gevestigd, dat
in 1901 met de h.b.s. zou verhuizen naar het complex Nassausingel-Nassaustraat. Pas in 1923 deed het bijzonder v.h.m.o. met het Onze-Lieve-Vrouwe-Lyceum zijn intree.
Ook het culturele leven heeft zijn opgang gekend. In 1865 werd het Bredaas Mannenkoor gesticht, dat nog altijd bestaat. Het theaterleven voltrok zich aanvankelijk in de Comediezaal aan de Vlaszak, maar in 1881
werd „Concordia” geopend. Muziek en zang beoefenden de Bredanaars in velerlei verband, onder andere in een Dubbelkwartetvereniging. Het vijftig—, vijfenzeventig— en honderdjarig bestaan van de Koninklijke
Militaire Academie was telkens aanleiding tot grote feesten. Ook als een ingezetene honderd jaar werd moest zoiets gevierd worden. Zo werd in 1931 de Terheijdense baker Johanna Damen in een open rijtuig
door de stad gereden.
Openbare bibliotheken in onze stad bestonden toen nog niet, wel had de K.M.A. een rijkvoorziene boekerij die voor wetenschappelijke doeleinden toegankelijk was. Veel hotels, café’s en restaurants kende Breda en omgeving ook
vroeger. Het in 1967 afgebrande restaurant „’t Zuid” bestond al vóór 1830.
Andere oude zaken in de binnenstad waren het café „die Porte von Cleve” naast het stadhuis, hotel „De Kroon”, Boschstraat, „De Gouden Leeuw”, Korte Boschstraat en „Zum Franciscaner” aan de Vismarkt.
Naast „Concordia” was een gezellig café en de „Grote Sociëteit” was gevestigd in de bovenzaal van café „Moderne” aan de Veemarktstraat. Het mooie dorp Ginneken kende zijn hotels „Duivelsbrug”, „Dennenoord”,
„Rustoord” en „Groene Woud”. Nabij het seminarie „Ypelaar” lag het café „De Heilige Tap”. Onder Princenhage lagen de hotels „Mastbosch”, „Boschhek”, „Burck”, „De Kroon” en „Huis ten Bosch”. Zij konden floreren
dank zij het bloeiende vreemdelingenverkeer dat Breda sinds de jaren tachtig kent. Tussen Breda en Ginneken lag op Teterings grondgebied aan de Ginnekenweg nog hotel „Flora” Na 1850 kwam ook de industrie in Breda op.
De kachelfabriek van Klep is het oudste metaalbedrijf. Daarna volgde Backer en Rueb. Tevoren kende Breda reeds passementbedrijven, bierbrouwerijen en zoutziederijen. De drukkerijen van Oukoop en Broese zijn
van hoge ouderdom. Van iets jongere datum zijn de chocolade- en suikerfabrieken De Faam en Kwatta.
Goederen voor directe consumptie werden verhandeld op de Grote Markt, de Havermarkt, het Kasteelplein en in de Boterhal. Tot 1865 werd op vele waren een stedelijk accijns geheven via kantoren bij de stads-
poorten. Wij zien hierachter bijvoorbeeld het Bureau der Stedelijke Belastingen aan de Waterpoort. Het tramwezen in Breda bloeit sinds 1884 toen Kuitenbrouwer de Ginnekense Tramwegmaatschappij sticht-
te. Later kwamen hier de maatschappij „Breda-Mastbosch” (station via Baronielaan naar het bos) en de „Zuid-Nederlandsche Stoomtram Mij.”, die de verbinding onderhield tussen het station in Breda en de
Markt te Princenhage. Op al deze lijnen bestond de tractie uit paarden. Het stadsbeeld kende nog verschillende molens: de oliemolen van Betz aan de Leuvenaarswal, de molen „Het Fortuin” aan het Van
Coothplein en de molen „De Vier Winden” achter de Nieuwe Ginnekenstraat. Princenhage had zijn hoge molen aan de Liesboslaan.
Het ziekenhuiswezen is te Breda eerst op het einde van de negentiende eeuw opgekomen. Voor de katholieken was er het Gasthuis aan de Haagdijk. In 1901 kwam het Diaconessenhuis gereed en pas in 1923 het
grote St.-Ignatiusziekenhuis aan de Wilhelminasingel. Ginneken bezat zijn Laurensgesticht vanaf 1913, Princenhage zijn Luciagesticht vanaf 1890. Te Ginneken kon men ook een wonderdokter aantreffen, de beken-
de Frans Colson. De volksgezondheid werd zeer be/orderd door de aanleg van een waterleiding, die te Breda in 1894 en te Ginneken in 1904 tot stand kwam.
Over water gesproken: in Ginneken kon men een koudwaterkuur ondergaan in het bad Wörishofen.
Van oudsher is Breda een garnizoensstad. Voor de huisvesting van de militairen zijn echter eerst laat goede kazernes gebouwd. Aanvankelijk waren er alleen de Kloosterkazerne, de Hoge Barakken achter de Gin-
nekenstraat en het Arsenaal aan de Gasthuisvelden. De opening van de Chassékazerne in 1899 betekende een verheugende vooruitgang. Na de ontmanteling van de stad werden op de geslechte vestingwerken grote
exercitieterreinen aangelegd langs Nassausingel en Fellenoordstraat. Ook de stedelijke nutsbedrijven beleefden in deze tijd hun opkomst. De gasfabriek was reeds in 1858 gebouwd op het Waterlunet. Een pomp-
station en prise d’eau zijn in 1894 te Dorst tot stand gekomen. Ginneken kreeg reeds elektriciteit in 1904, maar Breda pas in 1918. De gemeentereiniging was in 1878 ondergebracht op het vroegere lunet B. De
dienst der beplantingen werd in het leven geroepen bij de aanleg van het Valkenberg.
Het toerisme begon voor Breda pas goed op gang te komen na de aanleg van de beide stadsparken: Wilhelminapark en Valkenberg. De grote trek hierheen werd overigens veroorzaakt door het natuurschoon der Bre-
dase omgeving. Ginneken gaf reeds in 1889 een V.V.V.-gids uit en Breda volgde in 1897. Een belangrijke toeristische verbinding vormde de Boulevard Breda-Mastbosch, die door een particulier was aange-
legd op het grondgebied van drie verschillende gemeenten.
Het gemeentebestuur onderging in dit tijdvak ook een sterke uitbreiding. Waren er vijftien raadsleden in 1866, zeventig jaar later waren het er zevenentwintig.
Bij het begin van dit tijdvak was mr. A. Kerstens burgemeester; van 1919 tot 1936 was dit mr. dr. W.G.A. van Sonsbeeck, met wiens grootse afscheidsfeest wij dit boek besluiten.
Voor de samenstelling van dit boek hebben wij een keuze moeten doen uit het overvloedige materiaal dat in Stedelijk Museum en gemeentearchief ter beschikking was. Wij hebben onze voorkeur laten uitgaan naar
zeer oude foto’s en voorts naar afbeeldingen van die stadsgedeelten die grondig van aanzien zijn veranderd.
Graag hadden wij onze selectie zodanig verricht dat aan de hand van de plaatjes een harmonisch résumé van de stedelijke historie kon worden gegeven. Aangezien echter van tal van facetten van het stedelijk leven
geen afbeeldingen voorhanden waren,bleek deze wens niet uitvoerbaar. De lezer beschouwe dit boekje daarom slechts als een bijdrage tot de kennis van de stad Breda en het leven van de bewoners in deze periode.
In deze tweede druk werd een aantal correcties en aanvullingen opgenomen. Nieuw zijn de afbeeldingen genummerd 29, 70 en 87. Voor deze editie verschaften velen mij materiaal, van wie ik wil noemen:
mejuffrouw J.H.H. Houwing, de heren J.L. Bergé, ir. J. Badon Ghijben, H.A. van der Pool en prof. mr. O.A.C. Verpaalen te Breda en de heren G.J.J. Boost te Roosendaal, H.F. ten Hoopen te Heemstede,
J.L.M. Peerden te Nijmegen en drs. G. van de Vlasakker te Hengelo (O).
Breda, september 1973.

Europese Bibliotheek;  
 

18. Boeknummer: 00317  
Momenten uit drie eeuwen kluishistorie
Religie -- Kloosters           (1973)    [Domien de Jong, archivaris]
Momenten uit drie eeuwen kluishistorie
Korte geschiedenis van het heremietenklooster De Achelse Kluis en z'n bewoners in Valkenswaard.


INHOUD
BIBLIOGRAFIE ..............................................XIII
INLEIDING .................................................XVII

EERSTE DEEL
DE HERMITAGE VAN SINT JOZEF IN DE ACHELSE HEIDE, 1685—1798

VOORGESCHIEDENIS (1656—1685)................................. 7
Grenskapel voor de heerlijkheid Waalre-Wedert (1656—1670) .... 7
Grenskapel voor Valkenswaard (1689—...)..................... 12
Grenskapel voor Valkenswaard (1736—...)..................... 14

DE HERMITAGE VAN SINT JOZEF (1685—1798)..................... 16
De stichtingsperiode (1685—1693)............................ 16
Naar de definitieve levensvorm (1693—1732).................. 28
Naar de definitieve huisvesting (1732—1793)................. 40
Naar opheffing en liquidatie (1790—1798).................... 57
De Hermitage van Achel een rustig maar toch een omstreden bezit (1798—1845)... 68

BIJLAGEN
I Oversten van de Hermitage (1685—1798).................... 74
II Broeders eremieten van de Hermitage (1685—1798)......... 74

TWEEDE DEEL
HET KLOOSTER VAN SINT BENEDICTUSIN DE ACHELSE KLUIS, 1846—1971

VOORGESCHIEDENIS (1838—1846).................................81
Het moeilijke begin te Meerseldreef (1838—1843)............. 81
De verwachte oplossing ligt te Achel (1843—1846)............ 88

HET KLOOSTER VAN SINT BENEDICTUS (1846—1971) .... 96
Een positieve aanzet bekroond (1846—1871)........................ 96
Successen en controversen (1871—1914)............................105
Van noodklooster tot nieuwbouw (1914—1952)...................... 132
Na consolidatie meer openheid (1952—1971)....................... 146

BIJLAGEN
I Trappisten en Westmalle........................................163
II Verheffing tot abdij..........................................168
III De aanwezige communiteit....................................175
IV De overledenen..............................................179
V De abten ....................................................192

VERKLARING VAN MOEILIJKE WOORDEN.............................202
REGISTER VAN PERSOONS- EN PLAATSNAMEN........................205
HERKOMST FOTO’S..................................................216
COLOFON .........................................................216
SUPPLEMENT Kaart A: Achelse kaert figuratief van 1750
Kaart B: Noodklooster O. L. Vrouw der Verijzenis


VERANTWOORDING
Ter gelegenheid van de viering van het eeuwfeest als trappistenklooster verscheen in 1946 het boek ’De Achelse Kluis, 1846—1946’. Dit is nu aanleiding geworden de daarbij gebruikte bronnen en
literatuur te controleren en een nieuwe documentatieverzameling aan te leggen. Een meer volledige geschiedenis van de Achelse Kluis zou te zijner tijd daaruit kunnen geschreven worden.
Speurtochten langs diverse archiefdepots hebben veel materiaal opgeleverd, dat zowel voor de eremietentijd (1685-1798) als voor de trappistentijd (1846—1971) van zeer groot belang moet worden geacht.
Het ontstaan van de Achelse Kluis in 1685 is niet los te denken van een verschijnsel, dat na de in 1648 gesloten Vrede van Munster algemeen voorkwam in de zuidelijke Generaliteitslanden.
De bewoners van deze gebieden waren gedwongen kerkjes of kapellen te bouwen over de landsgrens heen, omdat binnen het eigen gebied der Staten geen sprake meer kon zijn van een openbare uitoefening
van de katholieke eredienst.
Geen wonder, dat als de gelovigen buiten de grenzen van deze onderdrukte territoria moesten kerken, spoedig ook de pastorie of de pastoorswoning daar werd overgebracht. Kerk en pastorie horen immers
bijeen te liggen. Dit begrepen ook de inwoners van Valkenswaard en zo werden ’Het Weerderhuys’ en ’D’oratorie van Verckensweert’ in elkanders nabijheid gesitueerd.
In deze niet bewoonde pastoorshuizinge begon in 1685 de eerste eremiet, een Eindhovenaar van geboorte, het kluizenaarsleven. Spoedig kreeg hij volgelingen, waardoor de naam ’Het Weerderhuys’ verdween
en die van 'Hermitage’ of 'Achelse Kluis’ kwam. De Achelse Kluis heeft dus een voorgeschiedenis.
Sedert het jaar 1656 zijn ruim drie eeuwen verstreken en bijna al die tijd heeft dit klooster zijn invloed doen gelden.
Het boek 'Momenten uit drie eeuwen Kluishistorie’ bevat geen volledige beschrijving van de lotgevallen en het leven in en over de Achelse Kluis.
Het is veeleer een kennismaking met de uitwendige geschiedenis van dit alombekende klooster. Binnen een kort bestek kon geen uitgebreide historie worden geboden.
Een bibliografie van geraadpleegde archivalia en gedrukte bronnen gaat vooraf.
De inleiding is noodzakelijk, omdat de geschiedenis van de Achelse Kluis berust op een cisterciënser traditie, welke in de laatste drie eeuwen typisch naar de geest van de trappisten is omgebogen,
waardoor de nadruk niet zozeer op Cïteaux als wel op La Trappe is gevestigd.
De meer spirituele of monastieke zijde van de Achelse Kluisgeschiedenis is in beknopte vorm weergegeven, waarvan de inleiding werd toevertrouwd aan pater Edmundus Mikkers.
De illustratie van 'Momenten’ bezit een suggestieve kracht en is geheel aangepast aan de tekst. De medewerking van pater Rafaël van Doren uit de abdij Sion te Diepenveen en de grote bereidwilligheid
van de heer Fr. van lersel van het gemeente-archief Tilburg hebben de aangepaste illustratie mogelijk gemaakt.
Het register van persoons- en plaatsnamen werd samengesteld door mevrouw H. J. Lutkie-van Erning uit Eindhoven, waarvoor ik haar zeer erkentelijk ben. Ook de correctie werd door haar verzorgd.
Mijn dank aan de heer Mr. A. L. G. M. van Agt, gemeente-archivaris van Eindhoven, voor zijn medewerking. Ook dank aan mijn collega voor de hulp om het geschiedkundig relaas op zijn objectiviteit te
onderzoeken.
Het werk aan deze jongste publicatie over het ontstaan en de uitbreiding van de Achelse Kluis is niet vergeefs geweest, indien in de toekomst een volledige geschiedenis van het tijdperk na de
Tweede Wereldoorlog kan worden gerealiseerd.
Achelse Kluis, 31 december 1972.


Klooster De Achelse Kluis;  
 

19. Boeknummer: 00342  
Onze Volkskunst.
Historie -- Nederland, algemeen           (1979)    [Dr Tjaard de Haan en diverse auteurs]
Naslagwerk over diverse onderwerpen van volkscultuur in Nederland

Inhoud
Inleiding 6
dr. Tj.W.R. de Haan De studie van de volkskunde    10
dr. Tj. W.R. de Haan Volksgeloof en bijgeloof    14
S.J. van der Molen Klederdrachten    19
J. de Jong-Brouwer Knipprenten    51
S.J. van der Molen Spel en dans    56
J.J. Schilstra Koekplanken    79
Wina Bom Eten en drinken    83
dr. L.F. Triebels Volkskunst en voorbeeld    107
H.B. Vos Wagens, sjezen en arren    113
E.Jans Stiepeltekens en geveleinden   144
drs. W. Knippenberg Religieuze folkloristica    150
M. de Meyer Volksprenten    155
B.W.E. Veurman Kinderfolklore    172
S.J. van der Molen Scheepjes in de kerk   214
S.J. van der Molen Volkskunst in de scheepvaart    218
dr. Tj. W. R. de Haan Gevelstenen en uithangtekens    239
P. Wassenbergh-Clarijs en en dr. A. Wassenbergh Wooncultuur    244
R. Smaling Nederlandse volksmuziek    301
H. Bottema Wegwijzer door de Nederlandse volkskunst    308
Literatuur 312
Register 315

Inleiding
Nu de wereld steeds kleiner wordt en het exotische gemakkelijk bereikbaar, zet er een tegenbeweging in: de hand over hand toenemende
interesse voor wat met meer of minder recht als het 'eigene’ wordt aangevoeld. Lokale en regionale (volks) cultuur is 'in’ tegenwoordig en een
televisie-uitzending als Van gewest tot gewest wordt allerwegen met genoegen bekeken.
Het heeft dan ook alle zin, studieuze aandacht te besteden aan het 'volkseigen’ der Lage Landen en daarmee een breed publiek te willen
bereiken. In het voor u liggende boek komen deskundigen aan het woord, die allerlei aspecten van de Nederlandse volkskunst en het Ne-
derlandse volksleven belichten, met een keur van afbeeldingen voor een deel, waar dit nodig en zinvol is, in kleur.
Zowel Nederland als Vlaanderen komen daarbij aan de orde, en ook Wallonië is niet vergeten. Het gaat daarbij om volkskunst, wooncul-
tuur, wagens en ander gerij, gevelstenen, scheepssier, klederdrachten, kinderspel en nog veel meer dat behoort tot wat men volkskunde oftewel
'folklore’ pleegt te noemen.
Langere artikelen worden afgewisseld met korte 'specials’, knabbelnootjes bij de hartige borrel, om met Wina Bom te spreken, een van de
medewerkers aan Onze Volkskunst.
Het gaat er in dit boek in de eerste plaats om, het een en ander zo aangenaam mogelijk te laten zien en interessante feitelijkheden te
brengen, zonder in zwaarwichtig getheoretiseer te vervallen. Toch mocht ook een zekere mate van nadenken over de verschijnselen en de
verschijningsvormen niet ontbreken. Dit nadenken vindt men vooral in de langere, meer doorwerkte bijdragen. Maar ook in een tweetal af-
zonderlijke hoofdstukken. Het ene hoofdstuk staat direct aan het begin: het geeft een kort geschiedkundig overzicht van de volkskundestu-
die, vanaf de romantiek tot heden, waarin op een eenvoudige wijze de diverse probleemstellingen beknopt ter sprake komen, aan de hand van
voorbeelden. Het andere hoofdstuk staat helemaal aan het eind van het boek: een 'wegwijzer’, op de terreinen van de volkskunst. Daarin wor-
den, met behulp van een overzichtelijk schema, allerlei realia gedetermineerd naar de categorie waartoe zij min of meer behoren: van de
echte 'elementaire’ volkskunst (men denke aan kippeloopjes als die in Staphorst) tot de ambachtskunst (men denke aan de Hindelooper meu-
bels), die vaak te maken heeft met de officiële stijlkunst, zij het in eigen 'vertaling’, en die toch ook, door haar deel uitmaken van het volksle-
ven, in een boek als dit geheel en al thuishoort.
Kunst, hoe individueel ook, kan men niet los zien van het leven. Tegenwoordig, nu het sociale element in allerlei disciplines terecht een
sterk accent heeft verkregen, wordt dit meer dan ooit beseft. Wat voor de kunst in het algemeen geldt - haar verweven zijn met de maatschap-
pij en de medemens, eventueel bij wijze van antithese - geldt nog eens te meer voor de volkskunst. Deze wordt eerst recht begrepen en op haar
waarde geschat, wanneer men haar ziet in samenhang met het leven en werken, het denken, voelen en geloven van zeer velen, ook al zijn het
vaak de begaafde en geoefende enkelingen die het vermogen van een doeltreffende vormgeving bezitten, die evenwel hun natuurgenoten 'o
ja, dat is het’ doet zeggen en die zij als 'eigen’ aanvaarden. De 'stiepelpaal’ (middenstijl van de schuurdeur) van een Twentse boerenhoeve is

klik op de pijlpunt links voor het volledige voorwoord


niet alleen een functioneel bouwonderdeel, zij is met haar overoude tekens (zandloper, zonnerad, maansikkel; kruis, kelk, hart) bovenal
een heiliging en beveiliging van eigen huis en haard, waarin het spit van het 'witte wief, dat haar belager achternazit tot op zijn eigen erf,
blijft steken.

Alleman van Bert Haanstra
Het moderne volkskundeonderzoek, wars van de oudheidsliefde van de romantiek, waarmee de volkskunde begon, wil vóór alles het leven van
Jan en alleman waarnemen, weergeven en onderzoeken, gelijk zich dat nu voordoet in een sterk gewijzigde wereld, waarbij de grote stad, dat
verbazingwekkend fenomeen, het leeuwedeel van de studiezin zou moeten opeisen. Zoals Bert Haanstra dit deed, met verrassend resul-
taat, in zijn film Alleman; maar dan met de middelen van de wetenschap. die voor zulk uitgebreid onderzoek meer en meer de computer
inschakelt. Zo is de volkskundige er bijvoorbeeld tot op grote hoogte van doordrongen, samen met de fotograaf Willem Diepraam, 'dat de
fotografie-er zijn vijf miljoen camera’s in Nederland! - de enige echte volkskunst van de technocratische westelijke wereld is’. De fotografie
verdient derhalve de aandacht van volkskundigen (en cultureel-antropologen), die zij trouwens ook heeft tegenwoordig.

Volksleven en volkskunst van vandaag
Zo is er heel wat meer volksleven en volkskunst van vandaag te noemen: de cultus van de voetbal, het autootje en zijn zaterdagse beurt, de
fanfares en harmonieorkesten en hun stoergelaarsde majorettes, de optocht, de braderie of winkelweek, het hengelen en het klaverjassen, de
heide- en andere -koninginnen. Vrijwat eigentijdse gegevens zult u aantreffen in wat de auteurs in dit boek naar voren brengen. Het is hun
heus niet bij uitsluiting te doen om de curieuze atavistische 'restcultuur’ van 'onderontwikkelde gebieden’ als de 'arme Friese heide’ zali-
ger, die bij geval nostalgisch wordt bezwijmeld - zij weten waarachtig wel méér en beter en anders. Ook als zij antiquiteiten of ouderwetshe-
den behandelen, dan gebeurt dit, ondanks hun loffelijke liefde voor het onderwerp, vanuit een hedendaags besef en met een geschoold onder-
scheidingsvermogen. Zijn bijvoorbeeld de sjezen een 'afgesloten’ onderwerp, volkslied en kinderspel zetten zich voort tot vandaag en dege-
nen die deze zaken bespreken, houden daar terdege rekening mee. De gebruikelijke thema’s van de volkskunde staan in dit boek echter wel-
bewust op de voorgrond: de muziek, de arresleden, de centsprenten, de klompen en wat dies meer zij. Eensdeels omdat er heel veel over te
zeggen valt dat belangwekkend is voor de talrijke historisch-traditioneel gerichte geïnteresseerden, ja, verzamelaars van hedentendage, nu
fin-de-siècle omasofa’s veel geld kosten, anderdeels omdat een verregaande actualisering nog nauwelijks mogelijk is, bij gebrek aan een
omvangrijk en gedegen onderzoek, dat zoveel mogelijk levensgebieden bestrijkt. Het komt ons bovendien voor, dat de gemiddelde lezers, die
ons zeer na aan het hart liggen, veel en veel liever het een en ander vernemen over een kernachtige 'tuugkist’ uit de Gelderse Achterhoek
(iets moois en iets bijzonders in deze tijd van glad fabriekswerk in serie), dan over het o zo fleurige bloemencorso in de bollenstreek, dat zij
desgewenst gemakkelijk zelf met eigen ogen kunnen aanschouwen, te midden van een zich verdringende menigte, en waarover de media ons
in den brede informatie verschaffen.
WASSENAAR,1979
DR. TJAARD W.R. DE HAAN

Elsevier Amsyerdam/Brussel;  

 

20. Boeknummer: 00387  
Het jaar in woord en beeld 1989
Historie -- Het jaar in woord en beeld           (1989)    [Diverse]
Het jaar in woord en beeld
Encyclopedisch jaarboek 1989
Een encyclopedisch verslag van het jaar 1988

INHOUD
Samenstelling en medewerkers 4
Woord vooraf van de uitgever 5
Voorbericht 7-8

CHRONOLOGIE VAN HET JAAR 1988 9-64

MENS EN MAATSCHAPPIJ 65-222

LANDENOVERZICHT 223-321
Artikelen 224-321
Bevolkingsgegevens Nederland 322
Bevolkingsgegevens België 323
Staatkundige en sociaal-economische gegevens van alle landen ter wereld 324-331
Sociaal-economische gegevens van de niet-westerse landen 332-334
Sociaal-economische gegevens van de OESO-landen 334

LIJST VAN AFKORTINGEN 335-337
MEDEWERKENDE INSTELLINGEN EN FOTOVERANTWOORDING 338
NECROLOGIE 339-340
REGISTER 341-359
INHOUDSOPGAVE 360

Geachte Lezer,
Voor u ligt het Winkler Prins Jaarboek. Het biedt u de samenvatting van de belangrijkste nieuwsfeiten van 1988. De redactie heeft zorgvuldig de
relevante feiten verzameld, voor u samengevat en gemakkelijk toegankelijk gemaakt.
Daarbij is voor een deel gebruik gemaakt van bronnen die pas in het voorjaar 1989 zijn verschenen. Daarom verschijnt het Winkler Prins Jaarboek eerst
in september, maar daarmee is het ook een uiterst complete samenvatting.
De opzet van dit Winkler Prins Jaarboek is, vergeleken met de voorgaande edities, iets veranderd en daarmee duidelijk verbeterd.
Om de vele informatie die het Winkler Prins Jaarboek bevat, nog toegankelijker te maken, is met ingang van deze editie gekozen voor een andere
rangschikking van de verschillende onderdelen. De chronologie, sinds jaren een vast onderdeel van het jaarboek, is aanzienlijk uitgebreid. Het alfabetisch
gedeelte is in tweeën gesplitst, allereerst een alfabetisch gerangschikt gedeelte onder de naam Mens en Maatschappij, met vaste en wisselende trefwoorden,
en vervolgens een landenoverzicht. De andere onderdelen van het Jaarboek, zoals statistische gegevens, tabellen, lijsten van afkortingen en register, zijn
uitgevoerd zoals u in de voorafgaande jaren gewend was.
De redactie zou graag uw suggesties ontvangen voor aanvullingen of verbeteringen van het Winkler Prins Jaarboek. Daarmee kan bij de samenstelling
van de volgende edities rekening gehouden worden.
Wij wensen u vele plezierige uren met het Winkler Prins Jaarboek toe.
De uitgever

VOORWOORD
1988 zal waarschijnlijk de geschiedenis ingaan als het jaar, waarin een aantal al jaren slepende internationale conflicten
opgelost of dichter naar een oplossing gebracht werden. Allereerst werd de enige jaren geleden ingezette politiek van
toenadering tussen de twee grootmachten, de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie, bekroond met de ondertekening
van het INF-akkoord dat voorziet in de afschaffing van de korte-afstandraketten, die de beide machtsblokken op
elkaars grondgebied gericht hadden.
Tevens werden ook regelingen getroffen voor een aantal lokale conflicthaarden, waarbij de beide mogendheden of
hun bondgenoten betrokken waren of dreigden betrokken te raken.
De bloedige Golfoorlog tussen Irak en Iran, die duizenden mensenlevens heeft gekost, werd beëindigd; de Sovjet-
Unie kondigde aan haar troepen uit Afghanistan te zullen terugtrekken en er waren voor het eerst officiële contacten
tussen Moskou en Peking, die mogelijk in een duurzamer overlegsituatie zullen uitmonden.
In Afrika kwam een akkoord tot stand tussen Zuid-Afrika, Angola en Cuba over de beëindiging van de burgeroorlog
in Angola en de staatkundige toekomst van Namibië, en er werd een akkoord gesloten tussen Marokko en het Polisario
over de Westelijke Sahara. In het Midden-Oosten werd door de militante opstelling van de Palestijnse bevolkingsgroep
in de door Israël bezette gebieden, en door het initiatief van koning Hoessein van Jordanië om zijn aanspraken op
de door Israël bezette Westoever op te geven, en het daarop volgende uitroepen van een autonome Palestijnse staat,
de al jaren durende status quo doorbroken en mogelijk een uitzicht op een oplossing van het Palestijnse probleem
geboden.
Bij de grote mogendheden veranderde er binnenslands ook het nodige. In de Verenigde Staten won Reagans partijgenoot
Bush op overtuigende wijze de presidentsverkiezingen. In de Sovjet-Unie wist partijleider Gorbatsjov zijn positie
verder te verstevigen door tegenstanders van zijn op openheid en herstructurering gericht beleid uit te schakelen,
zijn voorstellen voor politieke hervormingen aanvaard te krijgen en zich tot staatshoofd te laten kiezen. De liberalisering
van de berichtgeving in de media en van het artistieke leven in het algemeen werd voortgezet en leidde o.a. tot
ongekende onthullingen over het Stalinistische verleden en zelfs tot rehabilitatie van tot nog toe doodgezwegen of
verketterde communisten van het eerste uur.
De grotere openheid leidde ook tot kritische kanttekeningen bij één van de grondslagen van de huidige Sovjet-Unie:
het samenleven binnen een federatief staatsverband van volken met geheel verschillende etnische, culturele en
historische achtergronden. Met name in de Baltische staten Estland, Letland en Litouwen werd openlijk geageerd
tegen de monopoliepositie van de communistische partij. In de Kaukasische republieken kwam het tot bloedige
onlusten die met militair geweld onderdrukt moesten worden n.a.v. protesten tegen de positie van de Armeense
minderheid in de republiek Azerbajdzjan. De Oosteuropese staten gaven elk hun eigen invulling aan de door Moskou
nu openlijk gepropageerde perestrojka, waarbij de DDR en Tsjechoslowakije zich het behoudendst opstelden en
Hongarije het verst ging. In Polen bleef de verboden vakbeweging Solidariteit ook in 1988 een machtsfactor, waarmee
staat en partij rekening moesten houden.
In de meeste Westeuropese landen zette het economisch herstel dat enkele jaren geleden begon, verder door. De
groeicijfers waren bevredigend maar de werkloosheid liep in de meeste landen niet noemenswaard terug en lijkt
daarmee een structureel probleem te blijven. In Frankrijk werd president Mitterrand op overtuigende wijze herkozen
wat hem in de gelegenheid stelde een partijgenoot tot premier te benoemen, waarmee een eind kwam aan de ongelukkige
situatie waarbij een politieke tegenstander van het staatshoofd het premierschap bekleedde. De Bondsrepubliek
Duitsland werd opgeschrikt door de plotselinge dood van de sterke man van Beieren, Franz Josef Strauss. De sterke
vrouw van Groot-Brittannië, Margaret Thatcher, wist zich mede dankzij een sterk verdeelde oppositie te handhaven.
In Latijns-Amerika traden veel nieuwe staatshoofden voor het voetlicht. Mexico, Venezuela en Ecuador kozen een
nieuwe president. Chili’s dictator Pinochet kreeg van het electoraat te horen dat een voortzetting van zijn ambtsperiode
niet gewenst werd en in Suriname werd een nieuwe president beëdigd en leek een nieuwe fase ingeluid te zijn op
weg naar een verdere democratisering van de samenleving. In Panama wist de sterke man Noriega, in opspraak
gekomen door beschuldigingen van betrokkenheid bij drugshandel, zich ondanks openlijke inmenging van de Verenigde
Staten te handhaven. In Nicaragua kwam het tot een akkoord tussen de contra’s en de Sandinisten, en Haïti beleefde
wederom een staatsgreep.
De Volksrepubliek China, T’ai-wan en Zuid-Korea kregen elk een nieuw staatshoofd, terwijl in China de verjonging
van het partij- en regeringsapparaat voortgezet werd. Ook in de Volksrepubliek stak het nationaliteitenprobleem weer
de kop op door de onlusten in Tibet die met militair geweld onderdrukt werden.
In Pakistan leek in de politiek een nieuwe periode aangebroken met de verkiezingsoverwinning van Benazir Bhutto,
de dochter van de in 1980 ter dood gebrachte tegenstander van generaal Zia ul-Haq, die zelf bij een vliegtuigongeluk
om het leven kwam. Op de Filippijnen bleef mevrouw Aquino aan de macht ondanks toenemende kritiek op haar
naaste omgeving en met name haar familieleden.
In Zuid-Afrika verloren de gematigden aan invloed door de verkiezingswinst van de Conservatieve partij en een
poging van de regering om haar de wind uit de zeilen te nemen door een verbod van een groot aantal anti-
apartheidsgroeperingen liep op niets uit door een algemene proteststaking van de zwarte bevolkingsgroep. Ook in
Israël wonnen de behoudende groeperingen aan invloed door de verkiezingswinst van de religieuze partijen. Voor
het eerst werd ook door met Israël sympathiserende landen openlijk kritiek geleverd op het optreden in de bezette
gebieden.
In Nederland kon de regering geruststellende woorden laten horen over de economische ontwikkelingen, maar niet
over de werkgelegenheid die ver achterblijft bij het aanbod van arbeid. De bezuinigingsoperatie van de overheid
werd verder voortgezet, zij het dat meer en meer belangengroepen daar bezwaar tegen aantekenden. Een kabinetscrisis
over het rapport van de parlementaire enquêtecommissie die een onderzoek had ingesteld naar de gang van zaken
bij de aanmaak van een nieuw fraudebestendig paspoort, werd door bekwaam manoeuvreren van premier Lubbers
voorkomen. De opzienbarende ontvoeringszaak van Heijn vond zijn ontknoping met de arrestatie van de dader en
de vondst van het stoffelijk overschot van het slachtoffer.
In België begon het verslagjaar met een spectaculaire beursstrijd rond de Generale Maatschappij, de belangrijkste
Belgische holding; hoofdrolspelers waren Italiaanse en Franse kapitaalgroepen. Formateur J.-L. Dehaene kreeg na
maandenlange onderhandelingen een stabiele vijfpartijenregering op de been, opnieuw geleid door W. Martens. Deze
bracht nog binnen het jaar o.m. de eerste twee fasen van een ingrijpende, federalistische staatshervorming en een
belastinghervorming tot stand. In het najaar raakte België verwikkeld in diplomatieke schermutselingen met zijn
vroegere kolonie Zaïre.
Meer nog dan in voorafgaande jaren kwam de problematiek met betrekking tot het behoud van het milieu in de
belangstelling. De onthullingen over de verslechtering van het milieu namen snel in aantal toe en deden overheden
en internationale samenwerkingsorganisaties rapporten en meerjarenplannen publiceren, zonder dat er overigens
concrete maatregelen werden genomen.
De redactie en de auteurs hebben zich veel inspanningen getroost deze grote verscheidenheid aan gebeurtenissen en
ontwikkelingen overzichtelijk te rangschikken om zo het Jaarboek 1989 een betrouwbare historische bron te laten
zijn.
Winkler Prins Redactie

Elsevier Amsterdam/Brussel;  
 

21. Boeknummer: 00392  
Langs de Mariakapellen
Religie -- Algemeen           (1985)    [G.A.A.M. Kuijpers]
Langs de Mariakapellen

Inhoud
Voorwoord blz. 5
Langs de Mariakapellen 6-7
Het Kerkgebouw van de parochie St. Bavo 8-9
Lourdesgrot 10-11
Beeldengroep 12 - 13
Kapel Tiggelt 14-15
Kapel Tiggeltseberg 16 -17
Kapel Ettenseweg 18-19
Plattegrond 20 - 21
Kapel Zwart Moerken 22-23
Kapel Kaarschot 24 - 25
Kapel Hazeldonk 26 - 27
Kapel Mosten 28 - 29
Kapel Oekel 30-31
Kapel Oekelseheide 32 - 33
Kapel Klein Oekel 34 - 35
Kapel Kruispad 36 - 37


RIJSBERGEN
Langs de Mariakapellen.
Voorwoord
Een reeds lang sluimerende wens; een simpel idee voor een fietstocht; een onbekend verhaal; dit alles is uitgegroeid tot een boek-
werkje dat veel herinneringen met zich draagt en een route biedt waarlangs het nog leuk fietsen is ook.
Met dank aan al diegenen die hun medewerking hebben gegeven om dit boekje tot stand te laten komen, met name Jan Bastiaansen
die er nu en in het verleden reeds vele uurtjes in heeft gestoken en niet te vergeten de buurtbewoners die de kapelletjes al die tijd in ere
houden.
Wat betreft het fietsen wordt verwezen naar de middenpagina alsmede naar de plattegrond van de gemeente Rijsbergen waarop
de fietsroute eveneens is aangegeven.
Om alle kapelletjes te bereiken moet men op enkele plaatsen de verharde weg verlaten en via soms slechte paden de route ver-
volgen. De totale lengte bedraagt 21 km.
Mochten er onverhoopt onvolkomenheden dan wel onjuistheden in dit boekje voorkomen, dan houden wij ons daar graag voor aan-
bevolen zodat we ze in een eventuele herdruk kunnen verwerken.
J.C. Hoekman
Gemeente Rijsbergen
Rijsbergen, november 1985

Gemeente Rijsbergen en Rabo Rijsbergen;  
 

22. Boeknummer: 00409  
Geschiedenis van Breda
Historie -- Breda, algemeen           (1990)    [drs. M.J.M. Duijghuisen]
GESCHIEDENIS VAN BREDA
Deel III
HOOFDLIJNEN EN ACCENTEN 1795-1960

INHOUDSOPGAVE

Voorwoord van de redactie XV

Inleiding XVII

I : Breda, 1795-1840. Een benauw(en)de veste
1 : Inleiding: Breda gezien door tijdgenoten. 1
2 : Bevolking, huisvesting en gezondheid 2
2a : Bevolkingsontwikkeling: onverwachte bevolkingstoename; groot vrouwenoverschot; vestigingsoverschot; onevenwichtige leeftijdsopbouw mannen. 2
2b : Huisvesting: spreiding bevolking over de stad; woningbezetting; relatief gunstige situatie; verslechtering naar 1840 toe. 6
2c : Gezondheid: relatief gunstig sterftecijfer; kindersterfte; optreden stedelijke overheid; drinkwatervoorziening; voedselprijzen; kinderziekten; schurft en syfilis; :
onwettige geboorten; stedelijke gezondheidszorg; stichting R.K. Burger Gasthuis. 9
3 : Bevolking en bestaansmiddelen 21
3a : Breda op het einde van de achttiende eeuw: economisch verval in de achttiende eeuw met uitzondering van de landbouw. 21
3b : Breda in de periode 1795-1840: nog immer zwakke stedelijke economie; beroepsstructuur 1811/1812; dominante dienstensector; vrouwenarbeid; beroepsstructuur 1849. 22
4 : Bevolking en welstand 26
4a : Welvaartsspreiding: situatie in 1808; kleine rijke en ambachtelijke handelssector; lonen eerste helft negentiende eeuw; belang omringende landbouw;
bestedingen burgerij; belang garnizoen. 26
4b : Armoede en armoedebestrijding: grote omvang armoede; ruimtelijke spreiding van armoede en welvaart; geen verbetering rond 1828; instelling Tuchthuis;
oprichting Stads Teekeninstituut en Armenschool in 1825. 32
5 : Bestuur 35
5a : Bredase patriotten: uitingen van patriottisme in 1785; exercitiegenootschappen; ‘Vaderlandsche Sociëteit’; rol advocaten; rol ‘Grote Sociëteit’ en ‘Burger-Sociëteit’. 35
5b : Intrede van katholieken: snelle doorbraak na 1795; geen ingrijpende veranderingen. 45
5c : Herstel der verhoudingen, rangen en standen: beleid stedelijk bestuur; gesloten maatschappelijke verhoudingen; ontwikkeling na 1814; toenemend aandeel van advocaten
binnen de bestuurlijke elite; verwikkelingen rond de status van de stad. 46
5d : Financieel beleid: evenwicht tussen inkomsten en uitgaven; bezuinigingen; passief stedelijk onderwijsbeleid. 49
6 : De Belgische Opstand: weinig belangstelling onder de bevolking;
Breda als voornaamste legermagazijn; stijgende prijzen; nadelen voor het bedrijfsleven; armoede en armenzorg; epidemieën; onwettige geboorten. 51
7 : Het sociaal-culturele leven 53
7a : Sociëteitsleven: verschillende doelstellingen; gezelligheid en ontwikkeling; politieke oogmerken; ‘Grote Sociëteit’; oranjegezindheid; leesgezelschap ‘Amicitia’;
vrijmetselaars; ‘Sint-Joris Gilde’. 53
7b : Het theater- en muziekleven: levendig theaterleven in de achttiende eeuw; invloed vanuit Brussel; eerste schouwburg van 1802; belang militairen; Frans repertoire;
introductie Duitse cultuur; muziekverenigingen; volksvermaak. 57
7c : Geloofsleven: zedenbederf en optreden Katholieke Kerk; rol katholieke en protestantse notabelen binnen het maatschappelijk leven; broederschappen; verhouding
katholiek-protestant; geloof en filantropie. 59
8 : Slotbeschouwing 63

II : Breda, 1840-1885. Ontsloten ruimte
1 : Inleiding: Breda gezien door tijdgenoten. 67
2 : Bevolking, gezondheid en huisvesting 67
2a : Bevolkingsontwikkeling: aanvankelijk stagnatie; snelle aanwas na 1870; groot belang migratiesaldo; stijgend aandeel geboortenoverschot. 67
2b : Bevolking en gezondheid: epidemieën; cholera in 1866; onhygiënische woonomstandigheden; drinkwateronderzoek; invloed waterstand; aanpak van riolering en bestrating;
gemeentelijke leningen; ophalen straatvuilnis; oprichting stedelijk ziekenhuis. 70
2c : Prostitutie en stedelijk ziekenhuis: eerste pogingen tot reglementering prostitutie; verplichte registratie en keuring; aanstelling gemeentelijk geneesheer;
verpleging prostituees aan de Haagdijk; poging zieke prostituées te doen opnemen in R.K. Gasthuis; druk door militaire commandant om maatregelen te treffen; instelling syfili-
tisch gasthuis; verspreiding prostitutie in Breda; geregistreerde en clandestiene prostitutie. 75
2d : Huisvesting: hoge woningdruk; woningbouw en leegstand; woningbezetting en welstand; aannemers en volkswoningbouw. 86
3 : Bevolking en bestaansmiddelen 89
3a . Armoede: verslechterde toestand; naweeën Belgische Opstand; maatschappelijke onrust; instelling en opheffing stedelijk werkhuis; nadruk op scholing en opvoeding;
hoge aantallen bedeelden; kerkelijke en gemeentelijke armenzorg; afnemende uitgaven voor onderstand; toenemende werkgelegenheid. 89
3b : De nijverheid: ontwikkeling beroepsstructuur 1849-1889; oprichting Kamer van Koophandel en Fabrieken; ambachtelijk karakter nijverheid, wegtrekken mannelijke
beroepsbevolking; eerste vestigingen van nieuwe industrieën. 96
3c . Het verkeer: aanleg spoorwegen in België; overeenkomst over spoorwegverbinding tussen Antwerpen en Moerdijk; totstandkoming traject Roosendaal-Breda; stimulans voor
de tuinbouw; rijksspoorwegenplan van 1860; aanleg traject Breda-Tilburg; festiviteiten in Breda; veranderde opstelling binnen Breda. 103
3d : Tuinbouw en stedelijke economie: de tuinbouw rondom Breda; stadshoveniers. 107
4 : De ontmanteling en uitleg van Breda:
van vestingsteden naar verdedigingslinies; Vestingbesluit 1868; slopen van de stadspoorten; ontmanteling van de stad; F.W. van Gendt; plan van uitleg; ontbreken van gemeentelijke
initiatieven; nijverheid of verfraaiing?; mogelijkheden tot industriële vestiging; Bredaas gemeentebestuur beslist anders. 108
5 : Gemeentelijk beleid: sfeer van traditie; nauwelijks inbreng van ‘nieuwkomers’.
5a : Gemeentelijke financiën: stedelijke inkomsten gebaseerd op accijnsheffing; afschaffing van de accijnzen op grond van de Gemeentewet 1850; invoering belasting per
vierkante el; bezwaren vanuit burgerij; handhaving oude systeem; uiteindelijk verhoging hoofdelijke omslag; plannen tot invoering gasverlichting vanaf 1843; besluit in 1855
tot oprichting van gemeentelijke gasfabriek; beperkt gebruik van gaslantaarns als straatverlichting; snel stijgend particulier gasverbruik; gasafzet blijkt winstgevend. 114
5b : Onderwijs: nauwelijks openbaar onderwijs; problemen rond Latijnse School; onderwijsvernieuwing en C.H. Wenning; geen volksonderwijs; instelling Armenschool in 1824 en
Stads Teekeninstituut, komst Diakonieschool en Nutsschool in jaren veertig; begin schoolstrijd; instelling Liefdesgesticht van de zusters Penitenten-Recollectinen; instelling
Werkschool door de congregatie ‘Alles voor Allen’; opheffing ‘Stads Fransche en Nederduitsche Kostschool’ van Wenning; laag onderwijsniveau midden jaren vijftig; Onderwijswet
1857; opening in 1861 van ‘Eerste’ en ‘Tweede Burgerschool’; totstandkoming HBS; oprichting van het ‘Instituut St. Antoine’ door pastoor J. Stoop; felle reacties; bijzonder
versus openbaar onderwijs. 122
6 : Mentaliteit en cultuur 130
6a : Liberalen en clericalen: protesten van katholieke zijde tegen bepaalde festiviteiten; tegenreacties; op politiek terrein aanvankelijk geen tegenstelling;
monopoliepositie van ‘De Kiezersvereeniging’; afsplitsing van kiesvereniging ‘Eendragt’; samensmelting tot ‘Eendragt maakt Magt’; optreden ‘Grondwet en Eendragt’; tegenstellingen
meer op landelijk dan op lokaal niveau; oprichting sociëteit ‘Katholieke Kring’; ‘Eendragt maakt Magt’ steeds conservatiever; aanhang ‘Katholieke Kring’; ‘Katholieke Kring’
vooralsnog geen kiesvereniging; affaire-Rikkers; ‘Katholieke Kring’ als splijtzwam; J.F. de Booy als vertegenwoordiger van oprechte liberaal-katholieken. 234
6b : Verenigingsleven: nog immer sociëteitsleven; opkomst culturele verenigingen; rederijkerskamer ‘Vreugdendal’; muziekleven; ‘St.-Jozefsgezellenvereniging’ voor
arbeidende klasse. 146
7 : Slotbeschouwing 148

III: Breda, 1885-1930. Wijkende grenzen
1 : Inleiding: Breda gezien door tijdgenoten. 151
2 : Bevolkingsontwikkeling, gezondheid en huisvesting 151
2a : Bevolkingsontwikkeling: wederom forse demografische groei; constant geboortenoverschot en doorgaans negatief migratiesaldo; verhouding Breda-randgemeenten; sterke
daling geboorten- en sterftecijfer; in stijgende mate geboortenbeperking. 151
2b : Gezondheid: toenemend besef van het belang van hygiëne; instelling gemeentelijke keuringsdienst van waren; zuigelingenzorg; tuberculose als nieuwe volksziekte. 156
2c : Huisvesting: erbarmelijke woonomstandigheden eind negentiende begin twintigste eeuw; nauwelijks sprake van gemeentelijk beleid; woningonderzoek 1904; Woningwet 1901;
woningbouwvereniging ‘Volkshuisvesting’; eerste complex volkswoningen; weinig medewerking gemeentebestuur bij financiering; leningen vanuit bedrijfsleven; andere
woningbouwverenigingen; woningtelling 1918; woningbouwproductie 1921-1939; gemeentelijke woningbouw; noodwoningen; woningen voor ‘sociaal-achterlijken’; uitkomsten woning-
onderzoek 1903-1926; woningtekort. 158
3 : De stedelijke ruimte: rechtsgebied Breda tot 1795; grondgebied van Breda vanaf 1826 min of meer beperkt tot vestingwerken. 180
3a : De annexatiepoging van 1899: tegenstand zowel binnen als buiten Breda; geen inlijving; aankoop Baronielaan en Belcrumpolder; overname door gemeentebestuur van
tramwegmaatschappijen; uitbreidingsplan 1906; vanuit randgemeenten Plan-Ebbers; exploitatieplan Belcrumpolder. 184
3b : De architectuur: Antwerpse invloed; ‘aannemers-Jugendstil’; sobere stijl na Eerste Wereldoorlog. 194
4 : Bevolking en bestaansmiddelen: verhoogde consumptie en groter beroep op dienstensector; innovaties binnen bedrijfsleven; vergrote koopkracht door stijgende lonen. 195
4a . Industrialisatie en fabrieksarbeid: rond 1860 geen belangrijke industrie, industrialisatie tussen 1870 en 1930; groei dienstensector. 196
4b : Industrialisatie en huisarbeid: passement-, sigaren- en conservenindustrie; kinderarbeid. 198
4c : Economische ontwikkelingen na de Eerste Wereldoorlog: aanvankelijk gunstige economie; inzinking begin jaren twintig; industrie- versus handelsbelangen. 201
4d : Industriële ondernemers: de metaalnijverheid; de ‘Etna’; de ‘Machinefabriek Breda’; de voedings- en genotmiddelensector; suikerfabriek ‘Wittouck’; de ‘Faam’;
de ‘Kwatta’; jam- en conservenindustrie; initiatieven tuinders in Breda en omgeving; de ‘Zjem’; de ‘Hero’; het Stulemeyer-concern. 202
4e : De Bredase industrie en haar bankiers: kassiers en kortetermijnkredieten; Bredase kassiers; concentratie bankwezen. 217
5 : Mentaliteit en beweging: behoudend katholicisme; nieuwe elementen in maatschappelijk-mentaal leven. 218
5a : Opkomst arbeidersorganisaties: organisaties vóór 1895; ‘St. Jozefs-gezellenvereeniging’; geringe verspreiding van vooruitstrevend denken; kiesrechtbewegingen 1891
en 1892; opkomst socialistische beweging; affaire ‘Volksbierhuis De Toekomst’; oprichting ‘R.K. Volksbond’ in 1895; verhouding ‘Volksbond’ - clerus; steun vanuit burgerij; na
aanvankelijk succes, matheid; dr. Jan van den Brink; de SDAP; getalsmatige verhouding katholieke en neutraalsocialistische organisaties; stakingen. 219
5b : De ‘Eucharistische Kruistocht voor Fabrieksmeisjes: angst binnen Katholieke Kerk voor losgeslagen samenleving; streven naar herstel katholieke levenshouding door
voorbeeldwerking; gevaren fabrieksarbeid voor meisjes; hoog percentage vrouwenarbeid binnen Bredase industrie; eerste E.K.-groep bij de ‘Kwatta’; samenwerking met fabrieksdirecties;
activiteiten; deelname; splitsing der geesten binnen katholieke kamp. 226
6 : Sociaal beleid tijdens en na de Eerste Wereldoorlog: geen sterke traditie in actief (sociaal) beleid. 234
6a : Arbeidsbeurs: vóór 1914 geen aandacht voor plannen tot bestrijding werkloosheid; voorlopige arbeidsbemiddeling in 1914; definitieve arbeidsbeurs in 1918. 234
6b : De Eerste Wereldoorlog: vluchtelingenstroom vanuit België; de opvang; vluchtelingencomité; effecten op woning- en arbeidsmarkt; aanvankelijk mededogen, later antipathie. 235
6c : Arbeidsbemiddeling, werkverschaffing en werkloosheidsverzekering: functioneren arbeidsbeurs; werkverschaffing ‘nieuwe stijl’; werkverschaffing als gemeentelijke
aangelegenheid; omvang; financiële nood gedurende Eerste Wereldoorlog; steuncomité; werkloosheidskassen; werkloosheid en ‘Burgerlijk Armbestuur’. 238
6d : Kerkelijke en particuliere armenzorg: instellingen van weldadigheid; bedeling; ‘St. Vincentiusvereniging’; liefdewerken; doelstellingen; ‘Bredase Armenzorg’. 244
7 : Kerkgenootschappen te Breda: overgrote meerderheid bevolking katholiek; nieuw bisdom Breda in 1853; ontwikkeling aantal parochies; overige kerkgenootschappen;
getalsmatige verhoudingen. 246
8 : Parochie-en verenigingsleven: kerkelijk verenigingsleven; sportverenigingen; tennis, ‘Bredasche Lawn Tennis Vereeniging’; kegelen, ‘De Bredasche Latjesgooiers’;
voetbal, NAC; muziekbeoefening; ‘St. Fidelisvereeniging’; bezorgdheid om de arbeidende jeugd; ‘Cecilia’; verlopend ledental; ‘Kunst aan het Volk’; bedrijfsverenigingen;
overige culturele verenigingen; (reizende) bioscopen; kermis. 252
9 : Slotbeschouwing 258

IV: Breda, 1930-1960. Een open stad
1 : Inleiding: Breda gezien door tijdgenoten. 263
2 : De stedelijke ruimte: verzoek tot omvangrijke annexatie in 1921; afwijzing door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant; voorstel van bescheidener omvang; annexatie van 1927. 264
2a : De ontwikkeling na de annexatie van 1927: uitbreidingsplan voor de agglomeratie; nieuwe annexatieplannen eind jaren dertig; zeer ingrijpend voorstel provinciaal bestuur;
fel verzet vanuit betrokken gemeenten behalve Breda; uiteindelijke inlijving in 1942; kleiner van opzet; discutabele besluitvorming. 266
2b : Uitbreidingen in de jaren vijftig: diverse uitbreidingsplannen; Heuvelkwartier als belangrijk stedebouwkundig project. 271
3 : Bevolkingsontwikkeling: wederom snelle bevolkingsaanwas tot 1965; sterke invloed van het aantal geboorten; opnieuw toenemende geboortenbeperking. 272
4 : Bevolking en bestaansmiddelen: bevolkingsgroei in samenhang met economische ontwikkeling van stad en omringend platteland. 276
4a : Crisis en werkloosheid: beroepsstructuur 1930; toenemende werkoosheid vanaf 1930; tot 1937 nog gunstig beeld in verhouding tot landelijke situatie; werkloosheid niet
gelijkelijk verdeeld over de verschillende beroepsgroepen; voordeel late industrialisatie; geringe oorlogsschade voor bedrijfsleven. 276
4b : De jaren vijftig: industrialisatiegolf lijkt aan Breda voorbij te gaan; steeds grotere uitgaande pendel; werkgelegenheid in Breda niet aanlokkelijk voor geschoold personeel;
geringe werkloosheid; zwakke positie lokaal bedrijfsleven; (her)oriëntatie van gemeentebestuur; instelling BRIM. 281
4c : Werklozenzorg: aanvankelijk bij Burgerlijk Armbestuur; toenemende druk tot oprichting gemeentelijke organisatie; instelling Gemeentelijke Dienst voor Maatschappelijk
Hulpbetoon. 284
5 : Ontwikkeling gemeentelijke organisatie: samenhang stedelijke groei en omvang gemeentelijk apparaat; steeds meer regelende, uitvoerende en coördinerende taken; toename omvang
bestuursapparaat 1824-1960; groei ambtenarenapparaat; ontwikkeling grotere diensten. 293
6 Mentaliteit, stemgedrag en kerkelijkheid 296
6a : De stemmenverhoudingen: geen sociale onrust door werkloosheid; grote katholieke meerderheid; SDAP grootste oppositiepartij; stemgedrag 1930-1939; spanningen binnen katholieke
blok; beginnende ontkerkelijking; stemgedrag 1949-1962. 296
6b : Kerkelijk leven en ontkerkelijking: godsdienstige verhoudingen 1930-1970; aandeel katholieken constant tot 1960; angst binnen Katholieke Kerk voor zedenverwildering;
ontkerkelijking en sociale controle; hoog aandeel ‘non-paschanten’; Bredanaar sterk geneigd tot neutrale opstelling; zielzorg niet toegesneden op feitelijke situatie. 298
6c : Standenstad en ‘onmaatschappelijkheid’: Breda als sterk ‘gelaagde’ stad; toenemende belangstelling voor ‘onmaatschappelijkheid’ in jaren dertig; betrokken katholieke
organisaties; toenemende gemeentelijke bemoeienis in jaren vijftig; Breda geen maatschappelijke eenheid. 304
7 : De Tweede Wereldoorlog: impressionistische schets. 306
7a : De Vlucht van Breda: snel oprukkend oorlogsgeweld; Frans legercommando beveelt evacuatie; voorbereidingen lopen spaak, vertrek naar Antwerpen op 12 mei; twee verschillende
routes, via Hoogstraten en Zundert/Wuustwezel; Breda ingenomen zonder slag of stoot; ‘groep-Zundert/Wuustwezel’ keert terug; ‘groep-Hoogstraten’ door naar Antwerpen; verwarring en
onduidelijkheid; verspreiding Bredanaars over groot gebied; repatriëring tweede groep vanaf mei. 307
7b : De jaren tot kort vóór de Bevrijding: in toenemende mate uitingen van de ‘nieuwe tijd’; uitingen van verzet op Koninginnedag 1940; verscherpte situatie vanaf 1941;
de Joodse gemeenschap; 197 joden afgevoerd, slechts drie teruggekomen; internering Nederlandse militairen; ‘Arbeitseinsatz’; bombardement van station in 1943; gezondheidssituatie
Bredase bevolking. 320
7c : Aanloop tot de Bevrijding en het Verzet: Dolle Dinsdag; terugkomst Duitsers; Breda meer en meer betrokken bij oorlogshandelingen; aanslagen door Verzet;
‘Nederlandsche Unie’; eerste Ordedienst; staking in Bredaas bedrijfsleven niet overgenomen door overheidsapparaat; ‘sociale verzet’; gewapend verzet; diverse verzetsgroepen;
‘Delta’ als overkoepelend orgaan; ‘Vloeiweide’-drama. 325
7d : De Bevrijding: Breda wordt weer bedreigd; snelle bevrijding; felle gevechten in noordoost-hoek; geen Engelsen maar Polen als bevrijders; aantallen oorlogsslachtoffers;
bevrijdingsfeesten; generaal Maczek; zuiveringen en ‘bijltjesdag’. 328
8 : Slotbeschouwing 332

Literatuur over de geschiedenis van Breda, bijzonder voor de periode 1795-1960 337

Index 351


VOORWOORD
Na de uitgave in 1977 van het tweede deel van de Geschiedenis van Breda, 1568-1795, en de heruitgave in 1976 van het eerste deel, tot 1568, ging de toenmalige
redactiecommissie met instemming van de opdrachtgever, het college van burgemeester en wethouders, voort met haar werkzaamheden, namelijk de voorbereiding
en publicatie van het derde deel over de Bredase historie, 1795-1960. Thans bestaat een moderne uitgave, die chronologisch de gehele stadsgeschiedenis bestrijkt met
uitzondering van de meest recente periode, maar die thematisch uiteraard niet volledig uitgewerkt kon worden.

De redactie heeft zich bij haar werk beziggehouden met onder meer de opstelling van schema’s van te behandelen onderwerpen, het doorlichten van de aanwezige lite-
ratuur en het beschikbare archiefmateriaal, en het afnemen van interviews. Hierbij kon zij steeds een beroep doen op de Gemeentelijke Archiefdienst. Zeker speelde
hierin mee dat van oudsher de gemeentearchivaris tevens als redactielid optrad. Gedurende het project werd de bereidwillige hulp en steun ontvangen van een grote
groep tijdelijke en vaste archiefmedewerkers, van individuele redactieleden en van vele vrijwilligers; allerlei kleinere en grotere onderzoeksopdrachten in kranten,
gemeenteverslagen en andere bronnen werden uitgevoerd.

Het benaderen van mogelijke auteurs voor het boek leverde amper resultaat op. Het tijdrovende vooronderzoek en de uiteindelijke afwerking schrokken de plaatselijke
historici kennelijk te zeer af, terwijl de beoefening van de eigen stadsgeschiedenis onvoldoende aantrekkingskracht leek te hebben op hen. Van de gepolste personen
boden slechts enkele daadwerkelijke steun aan. Daarom werd afgeweken van de aanpak zoals gevolgd bij de totstandkoming van de beide eerste delen. Niet een
groep van in wezen amateur-historici (althans van historici in vrije tijd), maar één schrijver, drs. M.J.M. Duijghuisen, is thans allereerst verantwoordelijk voor het
eindproduct. Nadat de redactiecommissie het Bredase gemeentebestuur van het belang van het project had overtuigd, heeft hij in dienst van de gemeentelijke overheid
gedurende drie jaren hieraan kunnen werken. Daardoor kreeg toch het tijdens de Tweede Wereldoorlog met geestdrift opgezette plan voor een complete stadsgeschie-
denis voltooiing.

De taak van de redactiecommissie wijzigde zich met dit al opnieuw, bij de totstandkoming van het eerste deel vormden de auteurs zelf de redactie, stemden zij aldus
de afzonderlijke hoofdstukken op elkaar af en verzorgden zij gezamenlijk de publicatie; bij het tweede deel vervulde de redactiecommissie de rol van animator voor
de in vrije tijd studerende en schrijvende auteurs, bewaakte zij een zekere mate van uniformiteit in benadering en trad zij in het vereiste geval als corrector op.
De inleidingen op de beide eerste delen getuigen van dit verschil in aanpak. Deze keer moest de redactiecommissie uitzien naar een geschikte auteur en kon zij zich
beperken tot het zich op afroep beschikbaar stellen voor commentaar, te meer daar de wetenschappelijke begeleiding primair bij de oud-Bredanaar prof. dr. P.M.M. Klep
berustte en de redigerende arbeid hoofdzakelijk aan de gemeentearchivaris drs. P.M. Toebak toeviel.

Het schrijven van een stadsgeschiedenis van de periode na 1795 geeft specifieke problemen. Verliepen tot dan toe de lokale ontwikkelingen nog enigszins autonoom, na
het genoemde jaar bleek hiervan steeds minder. En op den duur was daarvan zelfs helemaal geen sprake meer. Zowel het hechtere Nederlandse staatsverband als de na-
tionale, ja internationale betrekkingen op velerlei terrein bewerkten dit. Op verschillende manieren kan men een stadsgeschiedenis schrijven. De auteur heeft gekozen
voor een niet-institutionele aanpak. Lokale grootheden en instellingen krijgen daardoor minder aandacht. Daar staat tegenover dat bepaalde structurele ontwikkelin-
gen extra reliëf krijgen: grote lijnen en kaders, waarbinnen de optredende groepen en personen hun handelingen verrichtten en denkbeelden ontwikkelden.

De auteur en de redactiecommissie hadden op voorhand gekozen voor een integrale geschiedschrijving per tijdsblok. Ieder hoofdstuk zou een bepaalde periode behan-
delen, met inachtneming van de sociaal-economische, demografische, staatkundige, religieuze, culturele enz. aspecten. Gezien de relatief korte voorbereidingstijd is die
evenwichtigheid niet bereikt. Bovendien was de beschikbare ruimte aan tekstpagina’s in het uit te geven boek beperkt. Er bestaan nog vele lacunes in de Bredase
historiografie die door dit overzichtswerk niet worden opgevuld. De geschiedenis van Breda is met dit boek dan ook geenszins voltooid. Hoeveel bronnenmateriaal
ligt niet nog te wachten op bewerking! En hoe verschillend pakken nieuwe generaties historici dezelfde thema’s niet aan! De delen I, II en III van de Geschiedenis van
Breda op rij gezet bewijzen dit genoegzaam.

Thans is het derde deel van de Geschiedenis van Breda gereed. Met dit resultaat beschouwt de redactiecommissie haar taak als beëindigd: een meerdelig handboek tot
stand te brengen over de Bredase geschiedenis vanaf de vroegste periode tot aan 1960. Zij kan slechts de hoop en verwachting uitspreken dat het voorliggende boek
aanzet zal zijn tot verder onderzoek en stedelijke geschiedschrijving. De commissie dankt speciaal de gemeentelijke overheid, voor het vertrouwen dat deze in haar stel-
de en voor de beschikbaar gestelde garantiesubsidie. Hopelijk ziet mede de Bredase bevolking het belang van een publicatie als deze in.
De Redactie

INLEIDING
De opzet van dit derde deel van de Geschiedenis van Breda verdient nadere toelichting daar hu enigszins ongebruikelijk is. Nog in het begin van 1984 beoogde de re-
dactiecommissie volgens een geheel andere opzet te werk te gaan. Wat lag er ook meer voor de hand dan voort te gaan op de manier van deel II? De beproefde en
respectabele werkwijze was zoveel mogelijk archiefmateriaal te doen bewerken tot goed onderbouwde geschiedenissen van allerlei facetten van het Bredase verleden
Immers, één van de specifieke kenmerken van historisch onderzoek is het integreren van grote hoeveelheden verspreide en disparate documenten in een verhaal of een
uiteenzetting.

Een blik op het voorradige archiefmateriaal moet de redactieraad soms toch wel wat moedeloos hebben gemaakt. De delen I en II waren gebaseerd op de bewerking van
een kleine selectie uit 350 strekkende meters Bredaas archief, plus uit het nodige materiaal berustend in ’s-Gravenhage, Brussel, ’s-Hertogenbosch en elders. Vele the-
ma’s waren noodgedwongen onbesproken gebleven. Wat moest er dan nu gaan gebeuren? De auteurs van deel III konden steunen op het dubbele aantal meters, en
zeker wel het vierdubbele wanneer men de niet-overgebrachte, particuliere en niet Bredase archieven meetelde. Zou men op de oude voet doorgaan, dan zou deel III
minstens vier en misschien wel acht of tien banden gaan omvatten. Daar was geen beginnen aan. Er moest geselecteerd worden, er moesten hoofdthema’s en thema’s
van ondergeschikt belang worden onderscheiden. Een moeilijke zaak.

Toch bleek de redactie er in 1984 in geslaagd, op basis van twee gedetailleerde werkschema’s van respectievelijk mgr. dr. J.L.M. de Lepper en dr. F.A. Brekelmans, een
praktisch kader te ontwerpen met negen thematische hoofdstukken en enige tientallen richtvragen betreffende allerhande interessante specifieke thema’s uit de
negentiende- en twintigste-eeuwse stadsgeschiedenis. Gedacht werd aan twee boekdelen van ieder circa driehonderd bladzijden en aan de effectieve inzet van een flink
aantal externe auteurs, medewerkers van de Gemeentelijke Archiefdienst en van vrijwilligers.(1) Gaat men uit van de vuistregel dat tien gedrukte pagina s geschied-
schrijving op basis van archiefmateriaal en wetenschappelijke literatuur gemiddeld ongeveer zes werkweken in beslag nemen aan zoeken, selecteren, doornemen van het
materiaal, het maken van aantekeningen, ordenen, bewerken en schrijven, dan kan men zich een indruk vormen van de enorme omvang die het project nog steeds had:
ongeveer acht jaar werk, te verdelen over een tiental auteurs!


In opdracht van de redactiecommissie voerde drs. R.A.M.C. Moulen Jansen begin 1984 een belangrijk nader onderzoek uit naar het beschikbare materiaal over de
Bredase stadsontwikkeling (1851-1984). Zijn werk sloot aan op een initiatief van dr. J.P.A. van den Dam (de toenmalige gemeentesecretaris van Breda) en prof. dr.
P.M.M. Klep (hoogleraar in de economische en sociale geschiedenis aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen), teneinde te komen tot een vergelijkende studie
naar de ‘prestaties’ van de Brabantse steden in de negentiende en twintigste eeuw.
In deze tijd draaide ook een vrijwilligersproject(2), dat een grote verscheidenheid aan onderzoeksresultaten opleverde. De heer Moulen Jansen schreef een degelijk rap-
port, zich concentrerend op een aantal werkzame factoren in de stadsontwikkeling.(3) Na zijn vertrek zette drs. M.J.M. Duijghuisen aan de Katholieke Universiteit
van Nijmegen gedurende een jaar de verkenningswerkzaamheden voort. Intussen bleek de uitvoering van het ambitieuze plan van de redactieraad op grote praktische
problemen te stuiten. Het werven van auteurs die later een (onderdeel van een) hoofdstuk zouden moeten schrijven, viel bitter tegen.

Na het nodige beraad legden de heren Duijghuisen en Klep in oktober 1985 een drastisch herzien plan aan de redactieraad voor. Zij stapten af van de oorspronkelijke
thematische opzet. De geschiedenis van Breda vanaf 1795 zou per periode behandeling moeten krijgen, met aandacht voor aspecten als de mentaliteit, de economie,
de sociale omstandigheden en de politiek. De opzet werd thans ambitieus op een andere manier: het trekken van hoofdlijnen van een samenhangende maatschappelijke
geschiedenis van Breda. De omvang werd teruggebracht tot driehonderd bladzijden: een bondig boek als uitgangspunt voor verder onderzoek.(4) De voorbereiding en uit-
voering zouden ongeveer vier jaar in beslag nemen, nog afgezien van de administratieve ondersteuning in ruime zin. Na uitvoerige bespreking werd het ontwerp door
de redactieraad goedgekeurd, doch het uitvoeringsprobleem bleef vooralsnog onopgelost.

Nu de redactieraad geen auteurs kon vinden die zich gedurende langere tijd konden vrijmaken voor het feitelijke onderzoek, spande deze zich tot het uiterste in om een
financiële oplossing te vinden. In de zomer van 1986 kreeg het onzekere voortbestaan van het project aandacht in de plaatselijke pers. De heer Brekelmans hield een
vurig pleidooi voor een gemeentelijke subsidie(5), terwijl andere redactieleden achter de schermen hun invloed aanwendden. Succes bleef niet uit.(6) De gemeentelijke
overheid maakte het mogelijk de patstelling te doorbreken en tot uitvoering over te gaan. Het boek diende echter eind 1989 al bij de drukker te liggen. Drie jaar de tijd
dus, nog een jaar minder dan voorzien! Drs. Duijghuisen werd belast met de concrete uitvoering van het vele onderzoek en het schrijven van de tekst. De redactieraad
stelde prof. Klep aan als wetenschappelijk adviseur voor de verdere ontwikkeling van de probleemstelling, betoogtrant en interne samenhang en voor een globale visie
op de geschiedenis van de stad Breda. Bovendien nam hij de nabeschouwingen voor zijn rekening.

Aldus was de opzet van deel III betrekkelijk snel geëvolueerd van een langdurig project met vele auteurs, zich grondig verdiepend in een aspect van de Bredase geschie-
denis, naar een kortlopend project met één auteur; zonder de ambitie van volledigheid, maar met het idee een eerste visie op de jonge Bredase stadsgeschiedenis als
geheel te ontwikkelen. Inderdaad een basis voor discussie en voortgezet onderzoek. Er moest bovendien onder grote tijdsdruk gewerkt worden. Begin 1988 legde de au-
teur de redactieraad reeds een tekst voor met een uitgewerkt globaal beeld over de gehele periode 1795-1960. De redactieraad gaf aan waar accenten mogelijk anders
gelegd konden worden, en sprak bij herhaling de hoop uit dat nog zoveel mogelijk (tijdverslindend!) archiefonderzoek werd ondernomen. Een aantal vrijwilligers, een
zevental medewerkers van de Gemeentelijke Archiefdienst en de redactieleden jhr. drs. F.A. von Schmid en dr. J.P.A. van den Dam leverden waardevolle bijdragen.(7)

Een belangrijk praktisch probleem bij het verwerken van de gegevens en het schrijven van het boek bleek de spanning tussen het algemene beeld en het detail te zijn.
De auteur streefde naar een zekere gelijkmatigheid in de behandeling van de stof: grote lijnen gecombineerd met een beperkt aantal gedetailleerde uitweidingen. Deze
uitweidingen konden niet talrijk zijn, maar waren onontbeerlijk wegens de couleur locale die zij nu eenmaal bieden. Zo kwam de auteur meer dan eens tot de conclusie
dat bestaande detailstudies eigenlijk minder in aanmerking kwamen voor verwerking dan urgentere thema’s die nog helemaal niet onderzocht waren! Typisch de
problemen van een beknopte synthese. Ondergetekenden geven toe, dat het niet altijd gelukt is om alle belangrijke en geplande onderdelen die plaats te geven waarop
zij recht hadden. Het materiaal was daarvoor te omvangrijk en de beschikbare tijd te kort. En natuurlijk zijn er duizenden kleine thema’s te verzinnen waarover men
niets zal vernemen. Moge dit grote-lijnenboek zodanig tot kritiek, en verder onderzoek prikkelen, dat de acht of tien banden over de geschiedenis na 1795 ooit nog
eens werkelijk tot stand komen! Dat zou geen slecht effect zijn.

Speciale dank gaat uit naar de reeds genoemden, maar niet vergeten mag worden ook de volgende (ex-)medewerk(st)ers en vrijwilligers van de Gemeentelijke Archief-
dienst apart te vermelden: J.M.L. Bastiaansen, ing. H.C.F Bogaerts, J.C. Buitendijk, C.M.C. Buijsen, D. Dooremans, M.I. Ellert, B.C.M. Hoeks, drs. H.M.M.
Huijgens-Van Kollenburg, G.G.A.M. Otten, D.P.J. van Riel, A.L. Schets, H. Tigelaar, A.L.J. Verschuuren, J.M.F. IJsseling, drs. H.D. Wessels en M.L.W.H. van
den Wijngaard. Behalve de respectieve gemeentearchivarissen, mr. M.W. van Boven en drs. P.M. Toebak, hebben zij een werkelijk onmisbaar aandeel gehad aan het
totaal der werkzaamheden: een deel van de inhoudelijke voorbereiding en beoordeling, het leeuweaandeel van de redigerende arbeid, de nagenoeg volledige keuze van
het beeldmateriaal, de controle van het notenapparaat, de samenstelling van de bibliografie, de indexering en de complete administratieve ondersteuning. Zonder hen
zou het tot drie jaren ingeperkte project nooit op tijd en met dezelfde kwaliteit zijn afgerond.

drs. M.J.M. Duijghuisen
prof. dr. P.M.M. Klep




(1)Informatie voor de auteurs van het project Geschiedenis van Breda, 1795-ca 1960 (1984).

(2). Hieraan namen actief deel: J. Ansems, C. van den Assum, J. Bader, B. Beusenberg, J. van Buel, E. Bos, J. Bouwes, C. Bovenberg, K. van Brink, M. Brongers-Alberts,
C. Coenders, M. Dijkstra, G. van Donschot, F. Elias, J. Eygenraam, W. Frijters, G. van Gaaien, mevr. Geene, C. Gelens, M. Grosfeld-Van Beekhoven, S. Haans, J. Heijbroek,
J. Jansen, H. Jansen, J. Knippels, L. Knitel, A. Koppers, W. Laarakker, A. Laenen, W. Leideritz, C. Lohmann, J. van der Made, J. Maramis, H. van der Meer de Walcheren,
W. Meyer, B. Mittelmeijer, H. Munljewerff, C. van Nijnanten, H. Omstein, E. Poiesz, Y. Postma, P. Receveur, C. Reijnders, F. Roelvink, A. van Rijsewijk, J. Sadeé,
A. Scheffer, E. Schouten, J. Schuiten, J. Schutte, L. Smedinga, P. van de Steenhoven, E. Stevens, H. Stevens, C. ten Teije, J. Ver-
heij, J. Vleugels, W. van der Voort, J. de Waard en G. Wiegerink-De Jong.

(3). Onderzoek naar de sterfelijke ontwikkeling van Breda (1851-1984). Op 5 oktober 1984 gaf hij over hetzelfde onderwerp een lezing op de Brabantse Archivarissendagen
te Dussen.

(4). M.J.M. Duijghuisen en P.M.M. Klep, Ontwerp voor een geschiedenis van Breda, 1795-1975 (Nijmegen, 1985).

(5). Zie: De Stem, 16 augustus 1986 en 20 augustus 1986.

(6). Zie: ibidem, 21 augustus 1986.

(7). Rapporten werden vervaardigd door M. Broos, Aantekeningen over de spoorwegaanleg gedurende de negentiende eeuw; J van den Dam, Aantekeningen over twee decennia
werkloosheid c.a in Breda (1919-1939); H Huijgens-Van Kollenburg, Belgische vluchtelingen in Breda tijdens de Eerste Wereldoorlog; R. de Jong, Opkomst katholieke
groeperingen binnen Breda in de tweede helft van de negentiende eeuw; G. Olten, Ontman eling en uitleg der stad, 1865-1880; idem, Stedebouwkundige ontwikkeling van Breda,
1880-1930; F von Schmid Ontsluiting interviews afgenomen in de periode 1980-1986; L. Stulemeyer-Asselbergs, Rederijkerskamer Vreugdendal , E. Tigclaar, Kerkelijk leven
negentiende en twintigste eeuw- H Wessels, Verslag religieus-politieke verhoudingen in de tweede helft van de negentiende eeuw; idem. Ambtenarenapparaat van Breda in
de negentiende en twintigste eeuw.

Boekhandel Gianotten Breda;  
 

23. Boeknummer: 00413  
Bij ons moeder en ons Jet. Brabantse vrouwen in de 19e en 20ste eeuw.
Historie -- Brabant, algemeen           (1989)    [Maria Grever, A. van der Veen]
Bij ons moeder en ons Jet.
Brabantse vrouwen in de 19de en 20ste eeuw

ONDER REDACTIE VAN MARIA GREVER EN ANNEMIEK VAN DER VEEN

Inhoud
Voorwoord 7

Inleiding 8
Maria Grever en Annemiek van der Veen

Niet in haar kraam te pas. Kindermoord in het departement Brabant, speciaal in het arrondissement ’s-Hertogenbosch, 1811-1838 13
Maria Grever

Geen lusten zonder lasten. Huwelijk, seksualiteit en geboorten op de Kempense zandgronden, 1850-1940 34
Jannie van Lieshout en Betty Rikken

Een boek lezen was tijd verknoeien. Meisjesonderwijs en vrouwenarbeid inHelmond en de Peel, 1918-1940 51
Annette Mevis

Bruiden van Christus, moeders van de armen. Geloofsleven en werkzaamheden van de zusters van de Choorstraat, 1820-1875 78
José Eijt

Van jonge juffrouwen en kwekelingen. Katholieke meisjeskostscholen in de eerste helft van de twintigste eeuw 100
Marieke Hilhorst

Roeien, baren en in de arbeid zijn. Vroedvrouwen in Noord-Brabant, 1880-1960 122
Marga Pruijt

Een huwelijk is het einde van je carrière. Drie Brabantse journalistes bij De Tijd en de Volkskrant, 1945-1965 143
Janneke Riksen

Literatuur 160

Gegevens over de auteurs 167


Voorwoord
Sedert 1986 organiseert de stichting Brabantse Regionale Geschiedbeoefening (BRG) een lezingencyclus rond het thema ‘Brabantse vrouwen in het
verleden’. In de lezingen wordt aan de hand van onderwerpen als moederschap, arbeid en religie een overzicht gegeven van het leven van Brabantse
vrouwen in de negentiende en twintigste eeuw.
Op veelvuldig verzoek is een aantal van deze lezingen nu gebundeld in de uitgave Bij ons moederen ons Jet. Alle artikelen zijn gebaseerd op recent afgeslo-
ten onderzoek aan de universiteiten van Nijmegen en Tilburg. De onderzoeksresultaten zijn voor het merendeel niet eerder gepubliceerd.
Het boek biedt uiteraard geen volledige geschiedenis van alle Brabantse vrouwen in de laatste tweehonderd jaar. Daartoe bestaan te veel verschillen tussen
bijvoorbeeld vrouwen op de oostelijke zandgronden en de westelijke kleistreken en tussen vrouwen uit de arbeidersklasse en zij die in de betere
milieus leefden. Desondanks biedt de bundel voldoende diversiteit om een indruk te krijgen van de positie van vrouwen in Noord-Brabant.
Dit boek is bestemd voor allen die geïnteresseerd zijn in de geschiedenis van vrouwen en/of de geschiedenis van Brabant. Daarnaast is de bundel met
name bedoeld voor leerkrachten die op deze wijze kennis kunnen maken met een stukje Brabantse vrouwengeschiedenis. Het onderwijskatern, dat in een
afzonderlijke editie van de stichting BRG is opgenomen, maakt het boek ook in de klas heel goed bruikbaar.
De stichting BRG zal in de toekomst nieuwe onderzoeksgegevens over Brabantse vrouwen in het verleden via lezingen blijven presenteren. Nadere
informatie hieromtrent is verkrijgbaar via postbus 1104, 5200 BD ’s-Hertogenbosch, tel. 073-146193. Op dit adres is tevens de bij het onderwijskatern
behorende docentenhandleiding verkrijgbaar.
Op deze plaats wordt in het bijzonder José Eijt bedankt voor de redactionele medewerking die zij verleende bij de eindfase van het boek en Han Ebberink
voor zijn didactische adviezen bij het onderwijskatern.
Annemiek van der Veen,
provinciaal historicus

Walburg Pers, Stichting voor Brabantse Regionale Geschiedbeoefening;  
 

24. Boeknummer: 00425  
Eer en schande
Historie -- Plattelands- en boerenleven           (1995)    [G. Rooijakkers]
Eer en schande. Volksgebruiken van het oude Brabant

Inhoud
Ter inleiding: laat ons den beer gaan jagen! . .7
Een gewest in wording . .13
1. Het 'Brabants eigene’ in historisch perspectief . .21
2. Spinningen en labbayen: de houseparties van het oude Brabant . .37
3. De mei planten: nachtlopen en venstervrijen . .53
4. Kwanselbieren: de meid losschieten . .67
5. Kramen en kinderfeesten: met den krommen errem . .81
6. Begrafenissen in Brabant: over uitvaarten en zuipvaarten . . 97
7. De dag des Heren: het zondagspak . .113
8. Kermis en carnaval: bekkesnijden en ganswerpen . .127
9. De eer van de vogel: schuttersgilden . .143
10. Vloeken en tieren: God ziet mij . .159
Register van plaatsen, personen en zaken . .174
Illustratieverantwoording 176

Ter inleiding:
laat ons den beer gaan jagen!
In Helmond had men dikwijls 'den hooren geblasen’ voor Cornelius Costius, die er in de roerige periode na de Vrede van Münster,
van 1648 tot 1678, predikant was. Deze Dienaar des Woords mishandelde naar verluidt in dronken toestand zijn vrouw door te
'nijpen, bijten en slaan’. Op straat werd dan in Helmond door de overwegend katholieke bevolking geroepen: 'Laet ons den beer gaen
jagen! Den predicant heeft sijn wijf geslagen!’ Bij het zogeheten beerjagen werd iemand door de samengedromde menigte
met een koord door een poel of rivier getrokken, soms tot verdrinkens toe.
Meestal ging het om een man, maar het beerjagen kon ook tegen vrouwen gericht zijn. Zo werd in Veghel op 4 september 1717
Geertrui van Laerschot, een vrouw van lichte zeden, met een touw letterlijk door het slijk gehaald. Vervolgens werd zij met men-
sendrek overgoten. En de predikant Stephanus Hanewinkel verhaalde aan het einde van de achttiende eeuw van een katholieke
'bejaarde Dochter’ uit Hoogeloon die in een 'Geuzen-bijbel’ placht te lezen. Toen zij ondanks vermaningen hierin volhardde,
werd zij in haar eigen huis door een familielid mishandeld en werd zij ook slachtoffer van het beerjagen: 'Op een avond kwamen
verscheidene Roomsche Inwooners in haar huis, mishandelden haar, sleepten haar bij de hairen, en trokken haar eindelijk naar
eenen Water-poel, waardoor men deeze ongelukkige heên sleepte.’
Het meest bekende, typisch Meierijse volksgericht was wel het 'tafelen’, waarbij eveneens dierlijke symboliek een rol speelde,
en wel in de vorm van dode 'krengen’ die ter tafel werden gebracht. Dit charivari-ritueel vond bijvoorbeeld plaats wanneer een jon-
gedochter of weduwe op het laatste moment de ondertrouw afblies. Het tafelen is te beschouwen als een afschrikwekkende vorm
van straattheater, waarbij een royaal met uitwerpselen en kaf gelardeerde strooien pop, die de betrokken persoon moest voor-
stellen, onder oorverdovend geschreeuw en ketelmuziek ten tonele werd gevoerd. Door 'al het slegste zoort van Volk, langs dien we
te zamen zijnde gerot’, aldus een jurist in 1765, werden bij een smid of timmerman een slijpsteen en bij boeren een kar, em-
mers, ketels en kuipen gehaald. Deze werd ongevraagd, goed- of kwaadschiks, van het erf meegenomen om te dienen als strafin-
strumenten. De kar of karren, meestal waren het er meer, werd tegen het huis van het ongehuwd meisje of de weduwe geplaatst.
Op de kar plaatste men de slijpsteen of een echte tafel waarop men een dood dier, of een deel van zo’n kreng, had gelegd. De kui-
pen werden met behulp van de emmers en ketels, waarmee tevens de ketelmuziek werd gemaakt, gevuld met drek en vuiligheid uit
de secreten en riolen. Vervolgens werd alle ondergesmeerd; vooral de deuren en vensters kregen een goede beurt. In extreme
gevallen kwam het tot een handgemeen met de bewoners die, wanneer zij protesteerden door de menigte konden worden gemoles-
teerd. Meestal werden de slachtoffers echte symbolisch mishandeld. Een of twee strooien poppen, 'op welker eene een Hoed, en op
de andere een Trekmuts word gezet’, werd dan bijvoorbeeld 'neffens malkanderen aan de voorschreve Slijpsteen of Kar’ geplaatst,
onder ijselijk geschreeuw en geroep.
In Oost-Brabant bestonden diverse vaste handelingspatronen oftewel rituele repertoires om overtredingen, in het bijzonder
die van de huwelijksmoraal, informeel te bestraffen. Karakteristiek is ook het zogenaamde ploegspannen, waarbij een echtge-
noot die zijn vrouw slecht behandelde door (meestal vrouwelijke) buurtgenoten werd gedwongen zijn eigen erf om te ploegen.
De overheid bezag dit charivari-ritueel in de loop van de achttiende eeuw met toenemende zorg als een ongeoorloofde vorm van
eigenrichting. Zo kreeg een hoge gerechtsdienaar in maart 1789 bericht dat te Opwetten bij Nuenen een menigte was bij-
eengekomen om een man die in 'eene slegte harmonie’ met zijn vrouw leefde, in de ploeg te spannen om hem een stuk akker-
land te doen openscheuren. Deze handelwijze was direct strijdig met een verordening dienaangaande van de Haagse Staten-Gene-
raal uit 1765.
Nu was het ploegspannen geen exclusieve bestraffing van mannen die hun vrouw mishandelden, ook 'slechte’ vrouwen kon deze
schandstraf ten deel vallen. Er bestonden ook allerlei variaties van dit strafritueel. Zo werd in plaats van een ploeg ook wel een eg
als strafinstrument gebruikt, of, zoals een hoge ambtenaar het in 1765 omschreef: de slachtoffers worden 'bij ’t Hair en Kleederen
buiten hun Huisen gesleept, en met veelvuldige slagen gedwongen om een gedeelte van dat Land te Eegten, dat is te zeggen het
Koorn onder de Aarde te herken’.

Met behulp van dit soort acties werden ongewenste gedragingen, die van een in de groep algemeen geaccepteerde norm afwe-
ken, op een rituele wijze bestraft. Afwijkend gedrag kon gevoelig eerverlies opleveren waardoor men de schande over zichzelf en
zijn of haar familie afriep. Eer speelde in het dagelijks leven op het pre-industriële platteland een grote rol. Wilde men als vol-
waardig lid van de plaatselijke gemeenschap worden erkend dan was men 'een man van eer’ die naar 'eer en geweten’ handelde en
zijn vingers niet wilde branden aan zaken 'waar geen eer aan te behalen’ was; men hield dan liever 'de eer aan zichzelf. Vrou-
wen die 'hun eer’ hadden verloren leefden doorgaans in schande. 'Eer is teer’, luidt het gezegde. Zo was ’s lands wijs en ’s lands eer,
ook in het oude Brabant.
Toch werd iemand die naast het potje pieste niet meteen ongenadig afgestraft. Meestal had het individu of de familie in
kwestie al het een en ander op de kerfstok en was het bestrafte voorval de spreekwoordelijke druppel die de emmer van het onge-
noegen deed overlopen. Het volksgericht vormde de publieke afkeuring van de slechte reputatie die het slachtoffer reeds had opge-
bouwd. De straffen varieerden in zwaarte en konden meer of minder verstrekkende gevolgen hebben. Meestal onderging het slacht-
offer de vernederingen lijdzaam, om gelouterd weer te worden opgenomen in de gemeenschap. Ook al werd men dan min of
meer 'in ere hersteld’, het nagenoeg onuitwisbare brandmerk van schande - dat een familie soms generaties kon achtervolgen -
noopte het slachtoffer niet zelden een andere woonplaats te kiezen. In een enkel geval werd de belaagde ertoe gedwóngen het veld
te ruimen. Het volksgericht was dan een waar verbanningsritueel, waarbij bomen werden omgekapt, putten gedempt, vensters
ingeslagen en daken vernield. De dode dieren die hieraan te pas kwamen, maakten duidelijk dat de overtreder van de groepsre-
gels in maatschappelijk opzicht als het ware als dood werd beschouwd. De plattelandscultuur was overwegend hard en zakelijk,
alle romantische beeldvorming ten spijt.
Het ging bij de volksgerichten niet om irrationeel of anekdotisch primitief geweld. Het is geen teken van gebrek aan beschaving
of van achterlijkheid. Integendeel: het gemeenschappelijk geweld werd als een weloverwogen en effectief ritueel medium inge-
zet om concrete gemeenschappelijke doelen te bereiken. De ongehuwde jongeren uit de directe woonomgeving, de buurt of het
gehucht speelden doorgaans een prominente rol. Zij waren nog geen gezeten burgers met huis en haard en konden zich in de oude
plattelandssamenleving als 'jonkheid’ veel permitteren. Zij zijn als het ware de aangewezen 'opruimers’ van maatschappelijk
‘vuil’; de smetten werden getoond door ze met viezigheid te besmeuren. Opvattingen over eer en schande werden gekoppeld aan
elementaire noties als rein en vuil. Veel rituelen hebben dan ook een zeker homeopathisch karakter: door iets te bezoedelen wil
men de door het ongewenste gedrag veroorzaakte maatschappelijke schandvlek ontsmetten.
De begrippen wild en beschaafd of dierlijk en menselijk keren steeds weer terug. De slachtoffers worden niet voor niets 'ver-
dierlijkt’ of 'geanimaliseerd’, zoals bij het ploegspannen en het beerjagen. Er wordt bij voorkeur gecommuniceerd met behulp van
het tegendeel: zo gebruikt men geen levende beesten of groene gewassen, maar krengen en kaf of stro; geen voedingsmiddelen, maar
juist uitwerpselen die, letterlijk misplaatst, niet op de akker maar tegen het huis worden geworpen. Eer en schande hebben veel te
maken met lichamelijkheid: het betreft vaak seksuele overtredingen die op een sociaalbiologische wijze worden afgestraft. Het
lichaam kunnen we opvatten als een symbool van de samenleving, en zij die zich hierbuiten plaatsen worden dan ook geasso-
cieerd met lichaamsafscheidingen: ze worden uitgekotst, afgezeken, bespuwd en besmeurd.

Dit boek is voortgevloeid uit een tiendelige radio-serie over Brabantse volksgebruiken die in 1995 werd uitgezonden door Omroep
Brabant naar aanleiding van de eveneens bij uitgeverij SUN in de reeks Memoria verschenen studie Rituele repertoires. Volkscul-
tuur in oostelijk Noord-Brabant, 1559-1853. Het voorliggende boek is met opzet niet geannoteerd of voorzien van literatuuropgaven. Het
wil een populair-wetenschappelijke bijdrage leveren aan een verantwoorde omgang met het regionale verleden. Het tracht zaken die
op het eerste gezicht een anekdotisch karakter hebben, in een cultureel kader en ontwikkelingsperspectief te plaatsen, waardoor ze
een diepere betekenis en grotere reikwijdte krijgen. Wie verder wil lezen of geïnteresseerd is in de gebruikte informatiebronnen
wordt verwezen naar de genoemde studie Als een rode draad loopt door beide boeken de met het leven van alledag verweven
religieuze cultuur, alhoewel hier bewust niet de nadruk is gelegd op de zogenaamde 'volksdevotie’. Op zich is die heel interessant
en belangrijk, maar afgezien van het feit dat hierover wat Noord-Brabant betreft reeds de nodige literatuur bestaat, willen we juist
aantonen dat de religieuze cultuur veel breder kan worden opgevat en allerlei onverwachte aspecten heeft.
Deze publikatie heeft geen encyclopedische pretentie, ze wil zeker geen compleet en alomvattend beeld geven van de dagelijk-
se praktijken in het verleden. Aan de hand van een aantal thema’s worden essentiële aspecten van de plattelandscultuur - zoals
het systeem van de giften, de rol van het geweld, de overgangsrituelen in kalender en levensloop, en de prominente rol van de
jonkheid - belicht.
Centraal staat hier de wisselende houding van kerkelijke en wereldlijke overheden, zowel katholieke als protestantse,
tegenover het dagelijks leven van groepen mensen in het oostelijk deel van de huidige provincie Noord-Brabant tijdens het Ancien
Régime, de zeventiende en achttiende eeuw.
De vormgeving van deze alledaagse werkelijkheid wordt veelal aangeduid als volkscutuur, in feite een veelkleurig stelsel van
groepsculturen met economische, politieke, religieuze en sociaal-culturele verschillen.
Onder 'volksgebruiken’ dienen we hier dan ook de vaste handelingspatronen te verstaan die binnen of tussen groepen in een bepaal-
de samenleving 'in gebruik’ zijn om informatie uit te wisselen over de status waarin iets of iemand zich bevindt.
Aangezien we voornamelijk zijn aangewezen op gegevens die zijn opgetekend door vertegenwoordigers van de geletterde elites
zoals geestelijken of ambtenaren, overheerst in de bronnen vaak het negatieve, het gaat meestal om overtredingen die berispt of
beboet werden. Het is voor de cultuurhistoricus echter een uitdaging om deze gekleurde beschrijvingen om te zetten in een zo
betrouwbaar en representatief mogelijk beeld. Door systematisch de normen en waarden van de overheden en penvoerders
weg te filteren krijgen we nieuw zicht op de dagelijkse praktijken van onze voorouders.
Zij waren geen passieve onderdanen of parochianen, maar mensen van vlees en bloed die op creatieve wijze omgingen met
de al dan niet geschreven wetten en regels waarmee ze werden geconfronteerd. Op welke manieren zij zich in de loop der tijd
de ‘van bovenaf aangeboden of opgelegde cultuurvormen hebben toegeëigend staat in dit boek beschreven, variërend van instem-
mende acceptatie tot gewelddadig verzet.
Hierbij was steevast de eer in het geding: onmisbaar maatschappelijk kapitaal en tegelijk de achilleshiel van zowel macho als
machthebber.

SUN Nijmegen;  
 

25. Boeknummer: 00446  
Jaarboek Oranjeboom 2016. Deel 69
Historie -- Breda, algemeen           (2016)    [Redactie Oranjeboom]
Jaarboek Oranjeboom 2016. Deel 69.
1667 De onderhandelaars bij de Vrede van Breda | Gemene Gronden | Liberaal Storm |
Vluchtelingen in WOI | Mater Dei | Snelwegen rond Breda | Gasthuis | Archeologie

Ten geleide
350 jaar voor het uitkomen van dit 69' jaarboek van ‘De Oranjeboom’ verwierf Breda een
plaats in de wereldgeschiedenis. Reden om volop aandacht te besteden aan de ‘Vrede van
Breda’, die een einde maakte aan een bloedige zeeoorlog waar vier van de belangrijkste
Europese staten bij betrokken waren. Vijf historici hebben zich verdiept in de drijfveren en
het handelen van de topdiplomaten van de staten die in 1667 in Breda actief waren. U vindt
de neerslag hiervan in de eerste hoofdstukken van dit boek.
Wie zich verdiept in lokale geschiedenis weet dat het verloop daarvan vaak sterk beïn-
vloed wordt door nationale en vaak internationale ontwikkelingen. Dat was ook het
geval in de Baronie van Breda in de periode 1914-1918, toen de zuidelijke provincies van
Nederland eerst werden overspoeld door duizenden gemobiliseerde soldaten, maar nog
meer door tienduizenden vooral Belgische evacués die vluchtten voor het geweld van de
Eerste Wereldoorlog. In dit Jaarboek vindt u een artikel over de gevolgen hiervan voor
de bevolking in Breda en omstreken. Maar ook het meest invloedrijke Bredase Kamerlid
uit de negentiende eeuw, mr. LD. Storm, had zijn ‘moment suprème’ dankzij internatio-
nale woelingen. Zonder de internationale revolutiedreiging zou koning Willem II nooit
akkoord zijn gegaan met de grondwet die Storm met vier andere liberalen opstelde in
1848. In dit Jaarboek is een artikel over Storm opgenomen.
In de twintigste eeuw werd de wereld relatief veel kleiner, onder andere door de enorm
toegenomen automobiliteit. In dit Jaarboek staat een artikel over de gevolgen hiervan
voor het ontstaan van het rijkswegennet rond Breda. In de tweede helft van deze eeuw
verdwenen de religieus geïnspireerde zusters uit de ziekenhuizen. Het klooster Mater Dei
waar de zusters van het Ignatiusziekenhuis verbleven wordt in 2017 overgedragen aan de
NHTV. Daarom een hoofdstuk over de geschiedenis van dit zusterhuis.
Maar ook aan de vroege geschiedenis van ons woon- en leefgebied wordt in dit Jaarboek
aandacht besteed. U vindt een hoofdstuk over de locatie van het dertiende-eeuwse zieken-
gasthuis in Breda. In een ander hoofdstuk wordt uitvoerig ingegaan op de betekenis en
de ontwikkelingen van de gemeenschappelijke gronden in het gebied van Ginneken en
Bavel. Het Jaarboek wordt weer afgesloten met een archeologisch overzicht.
Wij wensen de lezers volop leesplezier en danken auteurs, redactieleden en alle anderen die
hebben meegewerkt aan de totstandkoming van dit boek hartelijk!
Gert Groenendijk waarnemend-voorzitter 'de Oranjeboom'
Peter van de Steenoven voorzitter redactie

Geschiedkundige en Oudheidkundige Kring De Oranjeboom;  
 

26. Boeknummer: 00447  
Rooms, rijk of regentesk
Religie -- Algemeen           (1990)    [Maarten Duijvendak]
Rooms, rijk of regentesk
Elitevorming en machtsverhoudingen in oostelijk Noord-Brabant

Inhoud
A INLEIDING
1 Probleemschets
2 Theoretisch en methodisch raamwerk 10
2.1 Historische elitestudies in een stroomversnelling 10
2.2 Noord-Brabant en de geschiedenis van zijn elites 12
2.3 Perspectieven op macht en elite 16
2.4 Definities, vraagstelling en onderzoeksopzet 20
3 De maatschappelijke ontwikkeling in oostelijk Noord-Brabant 24
3.1 De regio en haar bevolking 24
3.2 Bevolking en bestaan in beweging 26
3.2.1 De verkeerssituatie 26
3.2.2 De landbouw 28
3.2.3 De nijverheid 32
3.2.4 De bevolkingsgroei 36
3.3 De maatschappelijke verhoudingen 38
3.3.1 Armoede en sociale ongelijkheid 38
3.3.2 De politiek-bestuurlijke verhoudingen 40
3.3.3 De ontwikkeling van de politieke krachten 41
3.3.4.De institutionele groepsvorming 43
3.4 Samenvattende karakterisering 45
B DE SAMENSTELLING VAN DE ELITES
4 De financiële elite 47
4.1 Derijksten 47
4.2 De welgestelden in de Franse tijd, 1810-1813 48
4.3 De verkiesbaren tussen 1823 en 1839 51
4.4 Een regionaal overzicht uit 1844 - 54
4.5 De hoogstaangeslagenen in de periode 1848-1910 56
4.6 Het vermogen bij de dood, 1880-1885 59
4.6.1 De baten, schulden en saldi 59
4.6.2 De bestanddelen van het vermogen 60
4.6.3 H et onroerend goed 61
4.7 De ontwikkeling van de financiële elite, 1810-1910 62
5 De elite als netwerk van bestuurders 64
5.1 De bestuurders 64
5.2 Over methode en materiaal 64
5.3 Het kleine netwerk van 1835 68
5.4 Uitbreiding: het netwerk van 1875 70
5.5 Verstoring en aanpassing: het netwerk van 1895 74
5.6 Consolidatie: het netwerk van 1910 76
5.7 De ontwikkeling van de bestuurlijke elite, 1835-1910 78
6 De regionale elite 82
6.1 De regionale elite circa 1810 82
6.2 1835: De gehandhaafde continuïteit 84
6.3 De bedreigde continuïteit van omstreeks 1875 86
6.4 De 'regionalisering’ van circa 1895 89
6.5 Opdeling en eenheid circa 1910 91
6.6 Verschuivingen en constanten, 1810-1910 93
C EEN CONGLOMERAAT VAN FAMILIES
7 De familiebanden 96
7.1 Families 96
7.2 Het Bossche familiecomplex 97
7.3 Familierelaties in het Bossche complex 99
7.4 De nieuwkomers 103
7.5 Informele omgang 105
7.6 Betekenis 108
8 Enkele families in ontwikkeling 110
8.1 De la Court, bestuurders met ervaring 110
8.1.1 Katholieke emancipatie 110
8.1.2 Regionaal hoogtepunt en politiek verlies 112
8.1.3 Een financieel bankroet 114
8.2 Jurgens, nieuwe rijkdom 117
8.2.1 Maaslandse handel 117
8.2.2 Van boter naar margarine 119
8.2.3 Regionale betekenis 122
8.3 Ardts, boerenemancipatie 125
8.3.1 Boeren en raadsleden 125
8.3.2 Ardts en de NCB te Beugen 127
8.4 Het genereren der generatie 128
D REGIONAAL FUNCTIONEREN, DRIE CASE STUDIES
9 De conflicten in de periode 1826-1830 131
9.1 Facties en conflicten 131
9.2 De kerk, de staat en het onderwijs, 1815-1830 131
9.3 Petitiebewegingen tussen 1829 en 1830 133
9.4 Profiel van de oppositie 138
9.5 De rol van de clerus 141
9.6 De verkiezingen in 1829 en de gevolgen van de Belgische opstand en afscheiding 142
9.7 Conclusies 146
10 Lokale elites en de strijd om het onderwijs. 1890-1920 148
10.1 Onderwijsdiskussie in oostelijk Noord-Brabant 148
10.2 De Bossche kweekschoolkwestie 153
10.2.1 Huisvestingsproblemen van de Rijkskweekschool 156
10.2.2 Besluitvorming en taktiek in de gemeenteraad 157
10.2.3 Nieuwe verkiezingen en verdere voorbereiding 159
10.2.4 Nasleep en balans 161
10.3 Het testament van Mr. P.F. van Cooth 163
10.3.1 Reakties van pers en gemeenten 164
10.3.2 Van Cooth en Eindhoven 166
10.4 De verschillen tussen de gemeenten 167
10.5 Conclusies 169
11 De strijd om de boeren, 1880-1910 171
11.1 De elite en het boerenvraagstuk 171
11.2 De Maatschappij van Landbouw in Noord-Brabant 172
11.3 De komst van de NCB .176
11.4 De strijd om de leden 182
11.5 Het definitieve succes van de NCB 188
11.6 De NCB een nieuwe elite? 190
11.7 Conclusies 191

E BESLUIT
12 Slotbeschouwing 193
Summary 198

Bijlagen 202
Noten 269
Lijst van tabellen en bijlagen 385
Lijst van geraadpleegde archieven 388
Literatuurlijst 392
Lijst van Aardrijkskundige namen 398
Lijst van persoonsnamen 400


Woord vooraf
Deze studie is één van de eerste resultaten van een langlopend onderzoeksproject van de afdeling economische en sociale geschiedenis van de Rijksuniversiteit
Utrecht. Uiteindelijk doel van dit project is een integrale geschiedschrijving van oostelijk Noord-Brabant tussen 1770 en 1914. Ik kon aan dit projekt deelnemen
door een 4½ jaar durende part-time aanstelling als wetenschappelijk assistent bij de Faculteit Letteren te Utrecht.
Vóór in dit boek wil ik degenen bedanken die in belangrijke mate aan de wording hiervan hebben bijgedragen. In de eerste plaats denk ik daarbij aan mijn
promotor prof.dr. Th. van Tijn en mijn begeleider dr. G.M.T. Trienekens. Hun adviezen, kritieken en aanmoedigingen waren een grote stimulans bij de totstandkoming
van het werk. Prof.dr. A.J.A. Felling, van de Katholieke Universiteit Nijmegen, mijn tweede promotor en drs. Th. van de Weegen waren belangrijk voor de
netwerk-analyses in dit boek. Walther van Halen bedank ik voor de vele gesprekken over ons beider onderzoeksgebied. Hem en drs. L.A.C.A.M. van Rijckevorsel ben ik
erkentelijk voor veel suggesties.
Ik wil hen en voorts dr. H.D. Flap, dr. M. Prak, mevr. drs. M.E.B. van Ophem, mevr.drs. D. Verhoeven, dr. H.M. Weesie en mijn vader bedanken voor het
lezen en becommentariëren van (stukken van) het manuscript. Op veel punten kon ik profiteren van hun inhoudelijke en stilistische aanwijzingen. Mijn broer
Han bedank ik voor zijn hulp bij de Engelse ’summary’ en John Stohr voor het tekenen van de kaartjes. Jan van Muilenkom en Stan Verhaak wil ik bedanken
voor hun bemoeienis met het uitgeven en drukken van het boek.
Tijdens het onderzoek heb ik de medewerking van veel mensen ontvangen.
In mevrouw P. Leget van het Rijksarchief in Noord-Brabant wil ik al de medewerkers van documentatiecentra, bibliotheken, gemeentesecretarieën en de
rijks-, streek- en gemeentelijke archiefdiensten die ik heb bezocht bedanken.
Aanwijzingen en materiaal mocht ik verder ontvangen van de heer E. Geveart te Loon op Zand, dr. A. Kappelhof te Den Bosch, prof.dr. P.M.M. Klep te Nijmegen
en de heer J. J.M. van der Voordt te Beugen. De Nederlandse Unilever Bedrijven b.v. waren zo vriendelijk mij toegang te verlenen tot hun archieven.
Mijn ouders bedank ik voor de kansen en steun die ze mij hebben gegeven en voor hun hulp bij het samenstellen van het register. Ik heb ook veel reden mijn
vrienden te bedanken. Ik doe dat mede voor het ongeduld dat ze de afgelopen jaren hebben getoond. Het is dan ook dankzij Annemieke van Ophem, Carin van den Berg,
Caroline van Eek, Gerrit Schmieman, Ingemette Niekerk, Jaap Jansen, Jeroen Weezie, Joost Latiers, Karin Maus, Lizette Rosenboom, Loes Bakels
en Marjolein Minks dat ten slotte de laatste zinnen van dit boek zijn geschreven.

Utrecht-Groningen, september 1989

Het Noord Brabants Genootschap;  
 

27. Boeknummer: 00457  
De Oranjeboom. Deel 71.
Historie -- Breda, algemeen           (2018)    [Wim Klinkert, G. Boissevain, J. de Graaf, P. v.d. Steenoven, B.v.d. Calseijde, J.Luitzen, W. Zonneel, F. Gooskens, W. De Natris, P. Stallen, E. Lessmann]
De Oranjeboom. Deel 71.
Breda en zijn militaire inwoners | De Seeligkazerne in Breda 350 jaar | Seelig militair en onderwijshervormer |
Breda en de Belgische opstand | Cadetten in de 19de eeuw, Cadetten aan de bal |
Van cricket naar voetbal 1884-1900 | Militaire Tehuizen in Breda, Huiskamers voor dienstplichtige militairen 1863-1991 |
Majoor Hans Mathon en de actie voor een betere defensie 1932-1935 | De nationale Taptoe in Breda 1976-2004 |
Joan Jozelf Lesman: een Poolse soldaat

Ten geleide
De bijdragen in dit jaarboek beschrijven verschillende aspecten van de wisselwerking tussen
de stad Breda en defensie. Breda heeft als garnizoensstad te maken gehad met duizenden
militairen, die hier hun opleiding volgden of er waren gelegerd. Deze grote militaire aanwe-
zigheid drukte haar stempel op de stad, zowel op religieus, cultureel, politiek, sociaal als
economisch gebied. Dit thema past binnen de strategie van de vereniging om tot het 7 5-jarig
bestaan van onze historische kring ieder jaar een breed onderwerp uit de negentiende en
twintigste eeuw te verkennen.
Speciaal voor dit jaarboek heeft de gewone redactie zich laten ondersteunen door een project-
redactie met daarin personen die kennis hebben op het gebied van militaire geschiedenis
en een netwerk binnen defensie. Wim Klinkert, Richard Tieskens en Jan Schuiten maakten
daarom onderdeel uit van de projectredactie. In deze projectredactie zaten ook twee leden van
het vaste redactieteam. Deze projectredactie lukte het nieuwe en bestaande auteurs enthou-
siast te maken om hun historisch onderzoek te publiceren in dit jaarboek. De bijdragen in dit
jaarboek bestrijken een zeer breed palet aan onderwerpen op militair gebied. Wij danken de
auteurs, de gewone redactie en de projectredactie voor hun inbreng.
Inmiddels zijn we begonnen met de voorbereidingen voor het jaarboek nummer 72 dat als
zwaartepunt volkshuisvesting en stedenbouwkunde krijgt. Dit jaarboek en volgende jaarboe-
ken zullen we zeker ruimte open houden voor auteurs die kopij aanbieden buiten het thema.
Want we willen ieder jaar een brede mix van onderwerpen kunnen aanbieden.
Ondertussen zijn er nieuwe leden van de redactie zich aan het warmlopen en aan het
meedraaien. Jan Brouwers heeft al een groot deel van de eindredactie op zich genomen. Dus
we hebben zin in de toekomst en de nieuw aankomende jaarboeken.
Wij hopen dat u als lezer ons enthousiasme kan terugvinden in dit nieuwe boek. Wij hebben
steeds nieuwe leden nodig om een goede basis te hebben voor onze activiteiten. Wij vertrou-
wen erop dat u mensen uit uw eigen omgeving attent maakt op onze vereniging en de voor-
delen van een lidmaatschap. Met meer leden krijgen we meer voor elkaar.
Michiel Adriaansen secretaris 'de Oranjeboom'
Frans Gooskens voorzitter redactie

Geschiedkundige en Oudheidkundige Kring De Oranjeboom, Breda;  
 

28. Boeknummer: 00467  
Katholiek Woordenboek
Religie -- Algemeen           (1987)    [drs. W. Knippenberg en Frans Oudejans]
KATHOLIEK WOORDENBOEK
samengesteld door drs. W.H.Th. Knippenberg en Frans Oudejans

Thomas Rap Amsterdam/Brussel;  
 

29. Boeknummer: 00489  
De Erfgoedfabriek. Unieke Herbestemmingen van Brabantse iconen
Historie -- Brabant, algemeen           (2018)    [Redactie Sara Terburg, Theo van Etten]
De Erfgoedfabriek. Unieke Herbestemmingen van Brabantse iconen


INHOUD
4 Elk erfgoedcomplex vertelt een verhaal van Brabant
6 Overzichtskaart
8 Van de redactie
10 De verbeeldingskracht van Brabant
14 Op stage bij de Erfgoedfabriek

WEST-BRABANT
18 FORT SABINA Unieke locatie met historie van ruim 200 jaar
23 LANDGOED BIEDUINEN Er wordt veel van Bieduinenhof gehouden
28 KLOOSTER MARIADAL Stille oase in hartje Roosendaal
32 BROODSCHOTEL met appelmoes
33 CENTRUM OUDENBOSCH Religieus erfgoed op zijn mooist
38 KLOOSTER BOVENDONK Hotel naast priesteropleiding in Bovendonk
40 BROUWHUIS Er is een wachtlijst voor de kantoren
44 BIER DRINKEN aan een brouwkuip
45 DONGECENTRALE Terug naar de oorspronkelijke bestemming?
50 MOEDERHUIS FRANCISCANESSEN Moderne zorg gestoeld op het communiteitsdenken
52 KLOOSTER SINT-CATHARINADAL Het was een emotioneel proces
57 POMPOENSOEP met harissa, schuim van zoute pinda en gepofte rijst
58 ONZE LIEVE VROUWE-ABDIJ Een nieuwe toekomst
60 LANDGOED SCHIJF Varkens, boommarters en paddenstoelen

MIDDEN-BRABANT
64 KLOOSTER MARIËNBURG Passende bestemming
69 LIEVEHEERSBEESTJESMUSEUM in 's-Hertogenbosch
70 ZUIDRAND GOIRLE Een parel voor Brabant
72 NS WERKPLAATS Never waste a good crisis!
77 BIER IN BRABANT Van noodzakelijk kwaad tot volkscultuur
72 LEERFABRIEK KVL Leer, leder, het leerst
83 LEFFE BIERBROOD
84 FORT ISABELLA Restanten van een bewogen militaire geschiedenis
88 Hoe het zestiende-eeuwse 'omdenken' leidde tot de ZUIDERWATERLINIE
90 KRUITHUIS Een ammunitiehuis bij de Orthenpoort

NOORDOOST-BRABANT
94 OUD HERLAER Kunst op fundamenten kasteel
96 KENTALIS Krachtig beton, sierlijke tegels en indrukwekkende muurschilderingen
101 Museum voor DOVENONDERWIJS
102 ABDIJ VAN BERNE Kloosters zijn de kerken van de toekomst
107 CHV NOORDKADE De erfenis van Pater van den Eisen
112 KLOOSTER FRANCISCANESSEN Zusters franciscanessen tonen veerkracht
114 KLOOSTER SINT JOSEPHSBERG Bidden in stilte, leven in duurzaamheid
116 DE DRIE-EENHEID Genius Loci, het DNA van de Drie-eenheid
121 ERFGOED EN ENERGIE
122 BERGOSS Een industrieel ensemble met een ziel
124 KLOOSTERKASTEEL GEMERT Een slapend kasteel met een rijke toekomst
128 MOBILISATIECOMPLEX Sporen van de Koude Oorlog
130 KLOOSTER STEVENSHOF Nieuw elan van gelijkgestemden

ZUIDOOST-BRABANT
134 WEVERIJ DE PLOEG 'Wie dit gebouw koopt is knettergek'
139 KLOOSTER MARIËNHAGE Gedachtegoed augustijnen leeft voort in DomusDELA
144 BRABANTSE KLUIS Gastvrijheid in een zorgzame omgeving
146 ERFGOED BEZOEKEN? Twaalf tips
152 DE FOTOGRAFEN

VAN DE REDACTIE
Wat een reis
Twee maanden geleden begon onze expeditie. Een zoek tocht naar de relikwieën van het Brabants erfgoed. Die reis bracht ons bij kloosters en kastelen, bij fabrieken
en forten, bij landhuizen en landgoederen. We kregen verhalen te horen over vroeger, heden en toekomst. We voelden ons toerist in onze eigen provincie.
Want wat is er in Brabant veel te zien én wat vertellen al die complexen en natuurgebieden mooie verhalen. Verhalen die wij hier in een notendop aan je presenteren.
Keuzes maken was soms lastig.
Schrijven betekent altijd ook schrappen, maar bij het samenstellen van dit magazine moesten we soms wel op heel brute wijze de deleteknop hanteren.
Toch hopen wij dat het eindresultaat je zal inspireren om een van erfgoedprojecten te bezoeken of je er op een andere manier in te verdiepen.

Brabant kent een interessante geschiedenis en zit boordevol verhalen. Van deze geschiedenis zijn meer restanten bewaard gebleven dan je zou denken.
Vaak is de oude functie niet meer aanwezig en soms dreigt een mooi gebouw in verval te raken.Hoe mooi is het dan als de provincie met een project als
'De Erfgoedfabriek' haar middelen, kennis en ervaring inzet om het op gepaste wijze een herbestemming te geven.

Vaak hoorden we: 'Aanvankelijk was het behoud van dit culturele erfgoed ons probleem, maar door dé samenwerking met gemeente, provincie en andere instanties werd het
een gezamenlijke inspanning.' Een soortgelijke ervaring hadden wij tijdens het maken van dit magazine. De conceptontwikkeling en uitvoering daarvan hebben we namelijk
niet alleen gedaan. De samenwerking met de provincie, de uitgever, vormgever, fotografen en eindredacteur was een vruchtbare. De energie die iedereen erin gestopt heeft,
resulteerde in een product waar wij trots op zijn.

Wij wensen je, namens de gehele redactie en de provincie,heel veel erfgoedbeleving.

Sara Terburg
Theo van Etten


WELKOM
De Erfgoedfabriek hield zich de afgelopen acht jaar actief bezig met het behoud en de herbestemming van grote erfgoedcomplexen in Noord-Brabant.
Door te investeren, partijen samen te brengen en kennis te delen, droeg het project bij aan tientallen succesvolle herbestemmingen. Vanuit hun portefeuilles zijn
gedeputeerden Henri Swinkels (erfgoed) en Erik van Merrienboer (Ruimte en Financiën) verantwoordelijk voor de Erfgoedfabriek. Ze blikken terug op een periode vol
unieke transformaties.
'Over vijftig jaar willen we nog steeds het verhaal van Brabant kunnen vertellen. Dat doen we via monumenten. Daarbij restaureren we niet alleen de stenen, maar
bewaren we ook de verhalen die bij deze bijzondere gebouwen horen', trapt Swinkels af. 'De erfgoedlocaties die zijn opgenomen in de Erfgoedfabriek, spelen
een cruciale rol in de verhalen van Brabant. Ze laten de geschiedenis van de provincie zien en houden deze levend voor toekomstige generaties.' Ook bij de grote
complexen zijn de verhaallijnen het uitgangspunt. Zij vormen de basis van het erfgoedbeleid van de provincie:
religieus, bestuurlijk, innovatief en bevochten Brabant.

ECONOMISCH BARRE TIJD
De Erfgoedfabriek ging in 2011 van start in een economisch barre tijd. Van Merrienboer.- 'De financiële crisis was op een hoogtepunt, de markt voor vastgoed was
bar slecht. Commerciële partijen waren niet bereid om in erfgoed te investeren. Daarom hebben we als politiek de mouwen opgestroopt en zijn we de Erfgoedfabriek
gestart om te voorkomen dat iconische, kwetsbare complexen zoals KVL in Oisterwijk, De Ploeg in Bergeijk en een aantal kloosters niet gesloopt zouden worden.
Wachten tot de markt aan zou trekken, was geen optie.
Swinkels: 'Er was veel onderhoud nodig en als je dat uitstelt, lopen de kosten voor herstel nog verder op. Snelheid was dus van belang.'
Om dit programma te kunnen bekostigen, werd een deel van de opbrengst van de verkoop van Essent gebruikt. Henri Swinkels: 'Het Essent-geld was bestemd
om blijvende waarde te creëren voor Noord-Brabant, en met de Erfgoedfabriek zijn we daar volgens mij goed in geslaagd. Door de hele provincie heen zien we dat
culturele erfgoedcomplexen belangrijk zijn voor lokale gemeenschappen. Het zijn plekken waar nieuwe dynamieken ontstaan die leiden tot economische bloei
Vaak reikt die verder dan alleen de erfgoedlocatie zelf.'
Erik van Merrienboer.- 'Als provincie wilden we meer doen dan alleen restaureren. Daarom zijn we actief op zoek gegaan naar partijen om mee samen te werken.
Denk hierbij aan woningcorporaties, bouwbedrijven en andere ondernemers, zodat we ook konden zoeken naar een nieuwe bestemming, en naar nieuwe eigenaren'
De beide gedeputeerden constateren dat zowel ondernemers als bewoners en omwonenden energie ontlenen aan de herbestemde locaties. 'Bij veel locaties
gaat de impact verder dan alleen de plek zelf en dat vinden we een mooie ontwikkeling. We zien dat erfgoed inspireert en mensen trots maakt', vertelt Swinkels.

FAVORIET ERFGOED
Gevraagd naar hun favoriete erfgoedcomplex, kunnen ze maar moeilijk kiezen. 'Ik ben erg gecharmeerd van industrieel erfgoed', vertelt Erik. 'Het DNA, de speci-
fieke eigenschappen van het erfgoed, heeft daar tijden lang onder het stof gelegen. En juist daarmee zwengelen we nu weer een economische dynamiek aan. Neem
De Ploeg in Bergeijk. Dit is een inspirerende locatie die binnen Bergeijk lang als een uitzichtloos complex gezien is. Nu bloeit daar een fantastische vorm van
ondernemerschap.'
Henri reageert: 'Als ik mijn favoriete erfgoed moet noemen, is dat de Zuiderwaterlinie. Dat is geen complex op zich, maar de forten in de Linie zijn dat weer wel.
Dit erfgoed van 160 kilometer lang verbindt west- en oost-Brabant met elkaar, en bevat behalve forten ook vestingsteden en prachtige natuur. Maar onze provin-
cie heeft ook veel prachtig religieus erfgoed. Voormalig Augustijnenklooster Mariënhage in Eindhoven bijvoorbeeld. Dit is een van de mooiste locaties in Eindhoven,
en DELA geeft hier een unieke invulling aan.'

VEEL EXPERTISE
De gedeputeerden zijn ervan overtuigd dat ook na deze bestuursperiode de betrokkenheid bij grote erfgoedcomplexen blijft. 'De vorm verandert, we kopen geen
grote complexen meer aan', stelt Swinkels. 'Maar er is veel expertise opgebouwd, dus de provincie blijft zich ongetwijfeld inzetten voor de restauratie en herbe-
stemming van grote erfgoedcomplexen.


Provincie Noord Brabant;  
 

30. Boeknummer: 00490  
De Erfgoedfabriek. Projecten en verkenningen 2017
Historie -- Brabant, algemeen           (2017)    [Redactie Patrick Timmermans]
De Erfgoedfabriek. Projecten en verkenningen 2017


INHOUD
Voorwoord 3
Over de Erfgoedfabriek 6
Overzichtskaart 10

12 Innovatief Brabant
Het Bergoss-complex in Oss 16
Zuidrand Goirle in Goirle* 18
Het Brouwhuis in Breda 20
CHV in Veghel 22
Leerfabriek KVL in Oisterwijk 24
Dongencentrale in Geertruidenberg 26
De Ploeg in Bergeijk 28
NS-Werkplaafs in Tilburg 30

32 Bestuurlijk Brabant
Landgoed Bieduinen in Woensdrecht* 36
Het Raadhuis in Waalre 38

40 Bevochten Brabant
Fort Isabella in Vught* 46
Fort Sabina in Willemstad 48
Mobilisatiecomplex Wanroij 50

52 Religieus Brabant
De Drie-eenheid in Velp* 58
Klooster Sint-Catharinadal in Oosterhout 60
Klooster Mariënhage in Eindhoven 62
Kloosterkasteel Gemert in Gemert* 64
Abdij van Berne in Heeswijk* 66
Karmelietenklooster in Boxmeer* 68
Klooster Achelse Kluis in Achel* 70
Moederhuis Franciscanessen in Dongen 72
Centrum Oudenbosch in Halderberge 74
Klooster Mariënburg in 's Hertogenbosch 76
Klooster Bovendonk in Hoeven* 78
Klooster Stevenshof in Stevensbeek* 80
Klooster Mariadal in Roosendaal 82
Bijlage 84

Voorwoord
Wat betekent Brabant voor jou?
Het antwoord is voor iedereen anders en toch voel je verbinding. Brabant is Brabant door de geschiedenis die we delen. In historische gebouwen wordt die verbindings-
kracht tastbaar. Als je er bent, slaat er een vonk over. Met het verhaal, met de plek, met de mensen eromheen.

Die vonk moeten we koesteren. Om te weten waar we vandaan komen, waar we staan en wat de toekomst kan brengen. Daarmee is ook onze ambitie met erfgoed
geschetst: de Brabantse identiteit doorgeven aan de hand van ons erfgoed.

Om de ambitie vorm te geven, startte de provincie in 2010 met het programma de Erfgoed fabriek. Met als doel erfgoedcomplexen duurzaam te herbestemmen. Aan-
pak? Brabants. We trekken samen op met ondernemers, andere overheden, bewoners, de buurt, eigenaars, noem maar op ... De uitdaging voor erfgoed in Brabant
is gigantisch. Als we het willen halen, moeten we het samen doen. En dan staan we allemaal aan de lat voor onvermijdelijke keuzes.

In het beleidskader vertellen we hoe we daar als provincie mee omgaan. Keuzes in wat wij stimuleren, wat we voorrang geven of wat we juist niet langer in stand hou-
den. Op basis van onze vier verhaallijnen: Bevochten Brabant, Religieus Brabant, Bestuurlijk Brabant en Innovatief Brabant.
Die moeilijke oefening is de essentie van goed erfgoedbeleid. Want elke niet gemaakte keuze ontneemt ontwikkelingskansen van wat echt belangrijk is. Daarom
zetten wij in op erfgoediconen en de verhalen die daarmee verbonden zijn, inmiddels zijn we gestart met het weer verkopen van de complexen en verhalen die
we voor de toekomst veilig hebben gesteld. Zoals Mariadal in Roosendaal en KVL in Oisterwijk.

Waar we staan en waar we mee verder gaan, lees je in dit projectenboek.
Henri Swinkels, gedeputeerde Leefbaarheid & Cultuur
Erik van Merrienboer, gedeputeerde Ruimte & Financien


Provincie Noord Brabant;  
 

 

Uitgebreid zoeken

Zoekresultaat verdeeld over 2 pagina's, met elk (max.) 30 publicaties:

1   2       Volgende       Eind

Laatste wijziging binnen getoonde publicaties: 24 april 2023