HEEMKUNDEKRING
OP DE BEEK
PRINSENBEEK

Beeldbank Bibliotheek

   
 

Heemkundekring 'Op de Beek' Beeldbank Bibliotheek Zoekresultaat

Aantal gevonden publicaties : 5   (uit: 667)


Uitgebreid zoeken
Gesorteerd op:  Boeknummer

Klik op publicatie voor vergroting en meer informatie

1. Boeknummer: 00040  
Inventarisatie cultuurhistorisch waardevolle boerderijen in Noord-Brabant
Monumenten -- Boerderijen, algemeen           (2007)    [F.W.van Dommelen, G.G. E. M. Dirven]
Inventarisatie cultuurhistorisch waardevolle boerderijen in Noord-Brabant


VOORWOORD
De Boerderijenstichting Noord-Brabant presenteert later dan gepland, maar met trots deze Inventarisatie van cultuurhistorisch waardevolle boerderijen, die in de jaren 2003 tot
en met 2006 in de provincie Noord-Brabant heeft plaatsgevonden. Dit enorme karwei, een uitvloeisel van '2003 Jaar van de Boerderij', kon alleen uitgevoerd worden dank zij de
enthousiaste medewerking van tientallen Heemkundekringen in de provincie. Wij zijn hen zeer erkentelijk voor de investering in kennis en tijd.

Het betreft hier geen project dat op wetenschappelijk niveau is uitgevoerd. Het gaat hier om een telling, om een eenvoudige inventarisatie. Het gaat over aantallen en (een
indicatie van) kwaliteit van de historische boerderijen, zodat we weten waar we over praten als het gaat hoe boerderijenrijk Brabant nog is.

Uitgangspunt voor deze Inventarisatie was het Monumenten Inventarisatie Project (MIP), zoals dat in het begin van de jaren negentig door de provincie is uitgevoerd. In de
tussentijd zijn in de hele provincie de gemeenten opnieuw ingedeeld en zijn er zgn. Reconstructie-/ Revitaliseringsgebieden gevormd. Bij de presentatie van de resultaten is
daarom uitgegaan van de huidige administratieve situatie en is de onderverdeling per gemeente gerelateerd aan de MIP om een vergelijking 'toen/ nu' mogelijk te maken.
De resultaten zijn getotaliseerd per Reconstructie-/ Revitaliseringsgebied extra toegevoegd en zijn bedoeld als aanzet voor de ontwikkeling van beleid op het gebied van
(her)gebruik en behoud van cultuurhistorisch belangrijke boerderijen.

Wij hopen dat de hier gepresenteerde gegevens de basis zullen vormen voor een voortdurend enthousiasme bij velen voor het behoud van de Noord-Brabantse
cultuurhistorisch waardevolle boerderijen en hun omgeving. Het resterende boerderijenbestand is tenslotte één van de dragers van een 'Mooi Brabant'. Een
dergelijke waardevolle erfenis moet met kennis en kunde worden beheerd en daarvoor zal in de komende tijd nog veel werk moeten worden verzet.

Wij vertrouwen er op dat de 'Aandachtspunten' bij de beleidsmakers en beleidsuitvoerders zoveel weerklank zullen vinden dat alle Brabanders met een gerust
hart toekomstige inventarisaties tegemoet kunnen zien.

Tenslotte willen wij de Provincie Noord-Brabant hier in het bijzonder bedanken voor de financiële steun, waardoor deze uitgave mogelijk is gemaakt.

het bestuur van de Boerderijenstichting Noord-Brabant
Oisterwijk, september 2007

Inleiding
Tijdens de voorbereiding van '2003 jaar van de Boerderij' kwam bij de daartoe ingestelde provinciale werkgroep de vraag naar voren /hoeveel cultuurhistorisch waardevolle
boerderijen zijn er in onze provincie aanwezig?”.
Een eerste aanzet tot een telling is in 1941 uitgevoerd door leden van de toenmalige Jonge Boerenstand. In 94 gemeenten of kerkdorpen werden 6609 boerderijen geteld,
waarvan 4839 van het langgeveltype, 919 van het kortgeveltype en 370 T-huizen of krukhuizen. Mgr. Dr. G.P.J.Bannenberg rapporteerde daarover in Brabants Heem.

De Boerderijenstichting Noord-Brabant ging vanaf haar oprichting uit van ca 2500 boerderijen. Dit geraamde aantal is vermeld in de in 1997 uitgegeven video over de
Brabantse boerderijen en in de uitgave van de Commissie Boerderijenzorg van Brabants Heem (het zgn. zwartboek) In december 2001 verschenen de resultaten van een landelijke “onderbouwde raming”
van de Stichting Historisch Boerderijen Onderzoek (SHBO). In deze raming was becijferd dat in Noord-Brabant 37,4 % van alle MlP-boerderijen gebouwd voor 1940 verdwenen
waren en nog eens 22,6 % door bouwkundige ingrepen ernstig was aangetast. Het totaal aantal nog aanwezige boerderijen met een hoofdgebouw van voor 1940 werd daarbij
evenwel geraamd op 10.500. De SHBO constateerde in haar rapport dat in heel Noord-Brabant een zeer groot deel van het bouwbestand blijkt te zijn verdwenen sedert de MIP-
inventarisatie van de provincie (1988 tot 1993). De provincie loopt in dit opzicht aan de kop. Het verlies ligt hier tweemaal zo hoog als het landelijk gemiddelde, was de
conclusie.

klik op de pijlpunt links voor de volledige inleiding


Niet lang daarna publiceerde de provincie de eerste versie van de CHW (cultuur-historische waardenkaart) met daarin 3850 opgenomen waardevolle boerderijen.
Hoeveel boerderijen waren opgenomen in de 131 MlP-rapporten was nooit nagegaan.

Als één van de eerste activiteiten in het kader van '2003 Jaar van de Boerderij' initieerde de provinciale werkgroep het voorstel om een inventarisatie per gemeente uit te voeren
van alle nog aanwezige waardevolle boerderijen van vóór 1950.
Het doel hiervan was het verkrijgen van actuele cijfermatige gegevens per gemeente over het aantal, soort, gebruik en onderhoudstoestand van de nog aanwezige cultuurhistorisch
van betekenis zijnde boerderijen in de provincie.
De inventarisatie werd mede ondersteund door de provincie, het Monumentenhuis, de Z.L.T.O. en de Stichting Brabants Heem.

Voor de uitvoering heeft als uitgangspunt gediend de registratie van alle boerderijen opgenomen in de MlP-rapporten. Daarnaast zijn tijdens de inventarisatie in een aantal
gemeenten nog aanvullingen op de MlP-lijsten voorgesteld.

Voor de uitvoering is de medewerking gevraagd van de lokale heemkundekringen en erfgoedinstellingen. Het grootste deel van de inventarisatie is door betrokken leden van
de plaatselijke heemkundekringen uitgevoerd. Naar schatting hebben meer dan 200 heemkundeleden hun medewerking gegeven. In enkele gevallen hebben leden van
gemeentelijke monumentencommissies, consulenten van de Federatie Noord-Brabants Monumentenoverleg en anderen de inventarisatie uitgevoerd. De inventarisatie is einde
2002 gestart en zo veel mogelijk uitgevoerd per Reconstructiegebied.

Voorafgaande aan de veldverkenning zijn voor de deelnemers per regio instructiebijeenkomsten gehouden, waarbij de door de provinciale werkgroep opgestelde
'Leidraad voor de inventarisatie van cultuurhistorisch waardevolle boerderijen in Noord- Brabant' richtinggevend was (zie bijlage 1).

De afronding vergde meer tijd dan was voorzien. Eind 2006 zijn de laatste inventarisaties uitgevoerd en konden de resultaten met behulp van een database in beeld worden
gebracht. De ontwikkelingen binnen de land- en tuinbouwsector wijzigen de laatste jaren zo snel dat de inmiddels gereedgekomen inventarisatie een gedateerd beeld geeft van de
situatie tijdens de terreinopnames.

De heemkundekringen voelden zich zodanig betrokken bij de problematiek rond de instandhouding van interessante boerderijen in hun dorp of gemeente dat er
tentoonstellingen zijn ingericht, fietstochten werden georganiseerd en zelfs fotoboeken zijn uitgegeven.

Geconstateerd kan worden dat de inventarisatie op veel plaatsen extra aandacht heeft teweeggebracht voor de instandhouding van de voor Noord-Brabant zo belangrijke
historische boerderijen zowel in de kernen van steden en dorpen als in het buitengebied bij landerijen en rondom natuurgebieden. De nog aanwezige waardevolle boerderijen
vormen zodoende een belangrijk onderdeel van de identiteit van het Brabantse land.

Na de afsluiting van de activiteiten rond '2003 Jaar van de Boerderij' is de afronding, de verslaglegging en de publicatie van de inventarisatie overgenomen door de
Boerderijenstichting Noord-Brabant. Deze Stichting heeft zich ten doel gesteld om op die wijze bij te dragen aan het instandhouden van cultuurhistorisch waardevolle boerderijen in
de provincie Noord-Brabant.



Boerderijenstichting Noord-Brabant;  
 

2. Boeknummer: 00047  
Tot behoef van de siecken ende armen
Zorg -- Welzijnsbeleid           (2013)    [drs. Eric Jacobs e.a.]
Tot behoef van de siecken ende armen. Archeologisch onderzoek naar het Bredase Gasthuis, 1958-2006.
Erfgoedrapport Breda 95


VOORWOORD
Breda, halverwege de 13c eeuw. De nederzetting is niet veel meer dan een burcht met een handjevol straten daaromheen, beschermd door een aarden wal van amper twee
kilometer lang. Alhoewel men in die tijd wellicht liever had gesproken van een dikke duizend vadem.
Het is gissen naar de exacte locatie van de Burcht, ergens langs of op een eiland in de Mark. Zeker is dat hij ideaal gelegen was om de scheepvaart door de Mark goed in
de gaten te houden. En om tol te heffen. Breda lag op een knooppunt van wegen. Als de noordwestelijke toegangspoort tot het Hertogdom Brabant. Het is, zo bezien, niet
meer dan het herstellen van een historisch evenwicht, als straks de HSL naar Antwerpen en Brussel gaat rijden, om maar eens een parallel naar het heden te leggen.
Het waren de heren van Breda die de grondleggers waren van de groei van de nederzetting tot echte stad. Waarschijnlijk om daarmee hun aanzien te vergroten, maar
zeker om met de toenemende handel ook hun eigen inkomenspositie te vergroten. Het draaide ook toen al gewoon om het geld. De eerste haven verscheen, de stad kreeg
een verdedigingswal en, vanaf 1332, een stenen ommuring.
Die toenemende verstedelijking had ook een ander gevolg: de vestiging van een gasthuis. Dit laat-middeleeuwse fenomeen diende twee doelen. Enerzijds, bij gebrek
aan herbergen en logementen, de opvang van reizigers en pelgrims. Anderzijds het 'lenigen van de geestelijke en fysieke noden van burgers uit de stad die daar niet op
eigen kracht in konden voorzien'.
Het is de ligging van het Gasthuis die intrigeert. De Boschstraat was ook in de late middeleeuwen al een doorgaande weg, een 'inloper' naar de stad. Het Gasthuis lag
daarmee buiten de stadswal en de latere ommuring. Wilden de toenmalige stadsbewoners de vreemdelingen en armen het liefst buiten de deur houden? Bevreesde de
stedelingen een Gasthuis in de directe woonomgeving, net zoals anno 2013 de komst van een daklozenopvang in de eigen buurt gevoelens van afkeer veroorzaakt. Of lagen
er andere, meer praktische motieven ten grondslag aan de locatiekeuze?
Ondanks de vele onderzoeken naar de geschiedenis van het Gasthuis, bleven er genoeg onbeantwoorde vragen over. De diverse archeologische onderzoeken die tussen
1958 en 2006 hebben plaatsgevonden, waren versnipperd en wisselend van kwaliteit.
Het Odyssee-project van het NWO gaf de mogelijkheid de archeologische informatie van de laatste vijftig jaar opnieuw te onderzoeken. Het rapport 'Tot Behoef van de
siecken ende armen' bundelt daarmee niet alleen de resultaten van vier archeologische campagnes, het destilleert nieuwe informatie uit de oude datasets. En al blijft de
geschiedenis van het Gasthuis ook nu nog lacunes bevatten, het Odyseeproject mag met recht, naast een archeologische zwerftocht, ook een episch dichtwerk genoemd
worden. Een werk waarin gaten in de kennis rondom de stichting en ontwikkeling van het Gasthuis, zo zorgvuldig mogelijk worden gedicht.
Selçuk Akinci
Wethouder Mobiliteit, Duurzaamheid en Cultuur
Gemeente Breda

SAMENVATTING
Tussen 1958 en 2006 is het Gasthuiscomplex van Breda vijf keer aan een archeologisch onderzoek onderworpen. Het complex ligt net buiten de middeleeuwse
stadskern die in de veertiende, vijftiende en zestiende eeuw was omgeven door een stadsmuur en stadsgracht. Aan de zuidzijde van de uitvalsweg die uiteindelijk
richting 's Hertogenbosch voert en daarom Boschstraat genoemd. Oorspronkelijk was de benaming van deze weg 'Bij het Gasthuis' of 'Buiten de Gasthuispoort'.
De bebouwing aan de Boschstraat, oostelijk van het Gasthuis, ontwikkelde zich in die tijd zodanig dat de straat in 1526 werd aangeduid als het Gasthuiseinde,
waarbij de term 'einde' duidt op een voorstad met aaneengesloten lintbebouwing.
Ook aan de zuidelijke en westelijke uitvalswegen waren dergelijke voorsteden in de late middeleeuwen ontstaan, Deze werden ook opgenomen in de nieuwe vesting-
werken die vanaf 1531 werden aangelegd. Daarmee kwam ook het Gasthuis binnen de vesting te liggen.

Gemeente Breda;  
 

3. Boeknummer: 00052  
Resolutieboeken Princenhage 1617-1694
Historie -- Princenhage, algemeen           (1934)    [F.A.Brekelmans]
Tafel op de Resolutieboeken Princenhage (copie) deel 1-13; 1617-1694

Register 1 (1617-1664).
Zes weken lang luidde schoolmeester Anselmus Oomen, driemaal daags over de dood van Philips Willem in 1618. Hij ontving f 18-18-0.
Marynus (Anthonis) op hem zelven van verschoten gelt voir den schreynwercker aen den oxael gewrocht hebbende, Joris Buyck, 8-6-0 5 december 1619.
Handtekening van Joannes Dilenus, Pastoor.
Handtekening van Anselmus Oomen, schoolmeester.
Continuaties 1618 - 1626 daarbij.
Mr. Jan Goderts, schoolmeester van Beek.
Secreet achter de kerk.
Posten betreffende school:
Laureys van Genck van het kerkenhuys af te breken ende te dekken, 10-1 5-0
Huybrecht Jacobs, timmerman van arbeyt ende cosijnen totten voirs. huys, 16-5-0 4(?) november 1618.
Cornelis Peter Aertsz van coop van 16 busselen eycken latten, 4-16-0. 22 november 1619.
Meeus Jansz van aenvoeren van sant ende leem ende het in de stadt voeren van den horologie, 2-0-0. 5 december 1619.
Adriaen Cornelis Leyten, aen de schole verdient, -17-0.
Aert (?) de metser van de schole te metsen etc. 19-10-0. 5 december 1619.
Adriaen Christiaen Dirven van gelevert riet, 17-12-0. (in 1618 school met strooien dak!)
Schoolbanken te Beek.
Salaris mr. Kan op de Beek.
Continuatie van mr. Jan Goijvaert Severyns schoolmeester te Beek.
Kardiensten, 21 februari 1635.
Instructie voor de ondervorsters; nieuwe ondervorster, 12 maart 1635.
Mr. Jan Boogaerts schoolmeester en organist, ƒ 250,—, 25 maart 1635.
'Poincten ende Articulen op 't stuck van de wolffs jachte': 20 juni 1655.
Onder: Inkwartiering van soldaten, 28 october 1655.
Geen erven afgraven, 8 juli 1656.
Ongewenste speelluiden op bruiloften, 15 januari 1656.
Schutter of lochter te Beek, 50 maart 1657.
Ordonnantie op de bakkers, 10 februari 1646.
19 februari 1646:
'Ende is alsdoen mede geraemt ende geresolveert, dat men den vloer van de capelle op de Beek, seer vergaen sijnde, sal vernieuwen ende den
selven leggen met blauwen herden voetsteen
ende dat tot coste van de gemeente, alsoo de schole ordinaris daer inne gehouden wordt'.
De geburen van een sterfhuis mogen niet meer luiden, want er ontstaat dronkenschap en gevaar voor de klok, de koster zal
het wel doen, 19 maart 1646.
enz., enz.

Copie;  
 

4. Boeknummer: 00300  
Historisch overzicht van HKI, AKU, Enka-Breda
Ondernemingen -- Hollandse Kunstzijde Industrie (HKI)           (1982)    [Mr D. Sorgdrager]
HISTORISCH OVERZICHT van HKI-, AKU-, ENKA - BREDA

Toespraak van Mr. D. Sorgdrager tijdens de slotvergadering van de ondernemingsraad van Enka-Breda op 17 september 1982.

 

5. Boeknummer: 00492  
Ruilverkaveling Zonzeel.
Ruimtelijke-ordening -- Haagse Beemden, Ruilverkaveling           (onbekend)    [A.P.M. Broks]


RUILVERKAVELING ZONZEEL
- VOORONDERZOEK - door A.P.M, Broks
TECHNISCHE HOGESCHOOL DELFT afd. der WEG- en WATERBOUWKUNDE
leerstoel: WATERHUISHOUDING EN HYDROLOGIE


INHOUDSOPGAVE
1. INLEIDING 1
2. Gebiedsbeschrijving 2
2.1. Ligging, grootte en gebiedsindeling 2
2.2. Blokbegrenzing 2
3- Topografie en bodemgesteldheid 2
3.1. Inleiding 2
3.2. Ontstaanswijze 3
          3.2.1. Deelgebied West en Midden 3
          3.2.2. Deelgebied Oost 4
3.3 De bodem 5
          3-3-1. Deelgebied West en Midden 5
                    1. Indeling der gronden
                    2. Reductie-zone-kaart
          3-3.2. Deelgebied Oost 8
                    1. Indeling der gronden
                    2. Grondwatertrappenkaart
3- 4- De topografie 10
          3-4-1- Deelgebied West en Midden 10
                    1. Hoogteligging
                    2. Land schap
          3-4-2. Deelgebied Oost ’ 10
                    1. Hoogteligging
                    2. Landschap
4 Ontsluiting 11
4- 1. Het huidige wegenplan ' 11
4-2- Het toekomstige wegenplan 11
4-3- Landbouwverkeer 12
4-4- Weglengten 12
4-5- Verhardingsbreedten 12
4-6. Ontsluiting landbouwgronden 13
4-7- Spoorwegen 13
4-8. Waterwegen 13
5 De Waterbeheersing 13
5.1. Inleiding ,13
5.2. Bestuurlijke en administratieve indeling 14
          5.2.1. Inleiding 14
          5.2.2. Hoogheemraadschap Brabantse Bandijk 14
          5-2.3. Heemraadschap Mark en Dintel 14
          5.2.4. Overkoepelend waterschap Amerkant en Zonzeel 15
          5.2.5. Provinciale waterschappen 15
5.3. De Waterlozing . 15
          5-3.1. De natuurlijke lozing 15
          5-3-2. Kunstmatige lozing 16
-5.4. De afwatering , . 18
5.5. De ontwatering 18
5-6. Grondwaterstanden en polderpeilen 19
5.7. Wateroverlast 20
          5-7-1. Deelgebied West en Midden 20
          5.7-2. Deelgebied Oost 20
5.8. Watertekort 21
5.9. Waterkwaliteit 21
6. Landbouwkundige gegevens 23
6.1. De agrarische bedrijfsstructuur 23
          6.1.1. Indeling der bedrijven 23
          6.1.2. Het grondgebruik 24
6.2. Verkavelingstoestand 24


INLEIDING
Toen in april 1969 gezocht werd naar een onderwerp voor een afstudeerprojekt op het gebied van de waterhuishouding viel de keus op het maken
van een waterbeheersingsplan voor een ruilverkavelingsgebied in Westelijk Noord-Brabant.

Omdat ruilverkavelingen in Nederland worden voorbereid door de Cultuurtechnische Dienst (C.D.) werd contact gezocht met de afdeling Onderzoek
van de provinciale direktie van de C.D. in Noord-Brabant. In overleg met Ir. Visser en de heer J. Koenraadt van de afdeling Onderzoek
werd besloten de keus te laten vallen op het ruilverkavelingsgebied Zonzeel (toen nog Moerdijk geheten).

De C.D. Brabant legde een grote gastvrijheid aan de dag en verschafte mij alle gewenste informaties. Voorts waren er enkele voor mij zeer
instructieve gesprekken die inzicht gaven ten aanzien van de gang van zaken in de praktijk.

Het plan was om na een gedegen vooronderzoek van het gebied een studie te maken van de normen, die door de C.D. werden gehanteerd bij het
maken van waterbeheersingsplannen ten behoeve van ruilverkavelingsprojekten. Na een studie van deze richtlijnen en normen zou dan tot
slot een alternatief waterbeheersingsplan worden gemaakt voor een gedeelte van het ruilverkavelingsgebied. Daarbij zou dan een meer in-
grijpende aanpak worden bekeken met name ten aanzien van het samenvoegen van enkele kleine waterschappen in het Westelijk deelgebied.

Van het genoemde vooronderzoek wordt hier een verslag gegeven. Na voltooiing hiervan werd echter afgezien van het volgen van de oor-
spronkelijke opzet.

Bij de bestudering van de gang van zaken bij het ontwerpen van waterbeheersingsplannen bleek dat de gehanteerde normen slechts
in geringe mate op theoretische grondslagen waren gebaseerd.
Aangezien er in de literatuur aangrijpingspunten waren om te veronderstellen, dat een op theoretische grondslag berustende
methode niet geheel uitgesloten hoefde te zijn, werd besloten als hoofdontwerp een theoretische studie te maken van het ontwateringsfenomeen.

Dit rapport staat nu geheel los van het hoofdontwerp bij het afstuderen. Het vooronderzoek, waarvan in dit rapport verslag wordt
gemaakt, verschafte mij echter wel de aanleiding tot het maken van een theoretische studie. Verder bleek het tijdens de bestudering van
het ontwateringsfenomeen en de studie van de modellen daarvoor steeds weer zinvol de praktijk, die ik door het vooronderzoek had leren
kennen niet uit het oog te verliezen.


TH Delft;  
 

 

Uitgebreid zoeken

Laatste wijziging binnen getoonde publicaties: 24 april 2023