Beschrijving |
: |
Smokkelen in Brabant. Een grensgeschiedenis 1830-1970
Ter inleiding Zeer toevallig zijn de twee auteurs van het boek 'Smokkelen in Brabant' tot elkaar gekomen. Toen het 'Kapellenboek' van Paul Spapens op de Persclub Bourgondië in Tilburg werd geïntroduceerd en Anton van Oirschot juist de laatste hand had gelegd aan zijn 'Encyclopedie van Noord-Brabant', kwam terloops naar voren dat we beiden, los van elkaar, bezig waren aan een nieuw onderwerp: smokkelen in Brabant. Het zou natuurlijk onzin zijn om twee boeken over hetzelfde onderwerp op de markt te brengen. Bovendien bleek al gauw dat we met de onderwerpen elkaar zouden aanvullen. Vandaar dat we elkaar snel gevonden hadden: Paul Spapens heeft de periode van 1900 tot 1970 beschreven en Anton van Oirschot de periode van 1830 tot aan de eeuwwisseling. Er werd duidelijk gekozen, afgezien van een historisch aanloopje, voor de periode 1830-1970. Vanaf 1830, omdat toen een (nieuwe) scheiding van Nederland en België begon, waarna de grens in 1839 een definitieve vorm kreeg, al bleven er grote gaten bestaan. En waar een grens is, kan gesmokkeld worden. Tot 1970 met de invoering van de EEG, omdat we gekozen hebben voor de 'romantische' periode in de smokkelarij waaraan toen een einde was gekomen, en niet voor de criminele smokkel zoals die hedentendage met grote regelmaat in de publiciteit komt. De zoutsmokkel werd in de tweede helft van de vorige eeuw de eerste georganiseerde vorm van smokkelen, voor velen een bijna noodzakelijke manier om iets bij te verdienen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog kregen de grote aantallen smokkelaars te kampen met de beruchte electrische draad, die de Duitsers langs de Nederlands-Belgische grens optrokken, maar die toch door de smokkelaars werd getrotseerd. Tijdens de crisisjaren was het smokkelen wederom voor velen broodnodig. Gedurende de Tweede Wereldoorlog gingen enorme partijen tabak de grens over. Na de bevrijding ging het verder met het smokkelen, waar zich zelfs de geallieerde militairen druk mee bezighielden. In Nederland was een grote vraag naar allerlei luxe zaken. Vee werd in grote aantallen naar België gebracht. En toen kwam de botertijd met de pantserauto’s en kraaiepoten. De strijd werd steeds grimmiger. De kleine smokkelaar met de pungel op zijn schouder kwam er niet meer aan te pas: de min of meer ongevaarlijke en vooral avontuurlijke en romantische smokkelperiode liep zoetjesaan ten einde.
klik op de pijlpunt links voor de volledige inleiding Dikwijls - zo wordt ook in dit boek verhaald - was het smokkelen meer dan een spel, meer dan een soort sport, een opwindende bezigheid. Men zag het in het Brabantse grensgebied niet als een (grote) zonde of vergrijp. De smokkelaar van toen bestaat niet meer. Die komt alleen nog maar voor in de vorm van een pungelaarsbeeldje van de zijn kraaiepoot-wapen tegen de achtervolgende douaniers als kraaiepoot-monument, zijn grensovergangen als toeristische smokkelroutes. En dan zijn er natuurlijk nog de verhalen, waarvan er dit boek talloze geeft. Ter bescherming van hun privéleven, hebben we de namen van de smokkelaars die ons hun verhalen hebben verteld, niet in het boek opgenomen. We zijn tot 1970 gegaan. Ook tegenwoordig wordt nog volop gesmokkeld, maar zonder de romantiek die de periode 1830-1970 kenmerkte. Dit boek heeft niet de pretentie wetenschappelijk te zijn; we hebben op een populaire manier een stukje geschiedenis van het smokkelen in het Brabants-Belgisch grensgebied op papier willen zetten. Het smokke- len was immers een -weliswaar geheimvolle - zaak van het volk, dat de gaten in de grens had gevonden en daar dankbaar gebruik van maakte. We hebben van vele kanten alle mogelijke medewerking verkregen, allereerst van Piet Horsten, die voor ons bijna alles wat in het archief te vinden was, opspeurde, evenals Zjèn Spapens. Van het Belastingmuseum Prof dr. Van der Poel te Rotterdam, van het Gemeente Archief Tilburg en de Openbare Bibliotheek aldaar, van heemkundekringen in Brabant. We danken alle gewezen smokkelaars, die openhartig hun verhalen vertelden, en zeker ook de douaniers en kommiezen uit Nederland en België. Onze dank gaat ook uit naar Harry Franken, die zijn liedjesarchief voor ons openstelde en niet te vergeten naar Frans Huijbregts van Drukkerij De Kempen en al die anderen die ons met raad en daad terzijde hebben gestaan. We hopen dat we in onze opzet zijn geslaagd. September 1988 Paul Spapens Anton van Oirschot
|