![]() |
![]() |
HEEMKUNDEKRING
|
![]() |
![]() |
|
|
![]() Klik op deze tekst voor een 100% weergave van bovenstaande afbeelding |
|
Boeknummer | : | 00416 |
---|---|---|
Titel | : | Het gemengde landbouwbedrijf op de zandgronden in Noord-Brabant 1800-1855 |
Auteur(s) | : | A.H. Crijns, F.W.J. Krielaars |
Verschijningsjaar | : | 1992 |
Beschrijving | : | Het gemengde landbouwbedrijf op de zandgronden in Noord-Brabant 1800-1855 INHOUDSOPGAVE WOORD VOORAF V VERANTWOORDING VII BRONNENPUBLIKATIES EN LITERATUUR XXIV LIJST VAN TABELLEN XXX LIJST VAN KAARTEN XXXI LIJST VAN AFBEELDINGEN XXXI DEEL A AANDACHT VOOR DE LANDBOUW 3 Al vóór 1800 toenemende interesse voor de landbouw 3: ook in Brabant: Thijs 3; Van Breugcl 4; De la Court 4: Kops 5; deelnemers landbouwenquête 5; Van de Graaf! 6; goed beeld van de landbouw rond 1800 mogelijk 7; belangstelling voor landbouw wordt weer gerin- ger 7; over Brabantse landbouw in 1813-'5O weinig geschreven 7. Hoofdstuk I BEVOLKING EN GROND Hoofdstuk II DE MEST VOOR DE AKKERS MOET KOMEN VAN HET VEE Hoofdstuk III ENIGE (ANDERE) STRUKTURELE ASPEKTEN VAN DE BEDRIJVEN Hoofdstuk IV VEEL BLEEF BIJ HET OUDE Hoofdstuk V IN DE MEESTE AGRARISCHE GEZINNEN IS ARMOE TROEF Hoofdstuk VI HET ZANDGEBIED VAN NOORD-BRABANT Hoofdstuk VII AGRARISCH GRONDGEBRUIK EN VEESTAPEL Hoofdstuk VIII BOERENLEVEN EN BOERENWERK Hoofdstuk IX BEDRIJVEN EN OMSTANDIGHEDEN SLOTBESCHOUWING 329 Het bedrijfstype veranderde niet wezenlijk 329; zelfvoorziening bleef de primaire doelstelling 330; rogge was het belangrijkste landbouwge- was 330; de omvang van de veestapel nam toe maar kwalitatief veranderde er weinig 332; de agrarische bevolkingsdruk werd alsmaar gro- ter 333; de verdeling van de werkzaamheden veranderde niet 333; de bedrijfsvoering bleef traditioneel 334; maar er waren ook lichtpunten 335. INDEX VAN GEOGRAFISCHE NAMEN 345 INDEX VAN PERSOONSNAMEN 350 CURRICULA V1TAE 352 WOORD VOORAF De afspraak om samen een boek te schrijven was snel gemaakt. Ook het onderwerp was geen probleem. Het kleine gemengde bedrijf op de zandgronden in Noord- Brabant, dat we tijdens ons leven en werken nog zo goed gekend hadden, werd in 25 turbulente jaren geschiedenis. Waar lagen de wortels van dat gemengde landbouw- bedrijf? Deze indringende vraag, waarover zo weinig geschreven was, hield ons intens bezig. Voor het uitwerken van deze vraagstelling werden we in sterke mate gesteund en gestimuleerd door prof, van den Eerenbeemt en de NCB, met name door de heren Heijmans, Latijnhouwers en Merkx. Hun belangstelling en daadwerkelijke hulp is voor ons van grote invloed geweest om het onderwerp aan te pakken en uit te werken. Het eerste resultaat van onze arbeid, waaraan we met plezier en volharding hebben gewerkt, ligt thans voor u. Dat de Stichting Zuidelijk Historisch Contact samen met de NCB ons werk wil publiceren, geeft ons veel voldoening. Van onze beide echtgenoten, Miekc en Miek, hebben we veel ruimte en steun gekregen om ons opnieuw', ondanks de pensioengerechtigde leeftijd, terug te trek- ken in de studeerkamer. We willen het boek dan ook aan hen opdragen, mede ter compensatie van te weinig geleverde arbeid in het huishoudelijk bedrijf. In de beginfase van het onderzoek hebben we gesprekken gevoerd met een aantal oudere boeren en kenners van de vroegere landbouw. Veel dank zijn we verschul- digd aan de familie Vos uit Roosendaal die het niet gepubliceerde werk van hun grootvader Jacobus (Ko) Vos, dat tot 1870 terugging, aan ons ter beschikking heb- ben gesteld. Bij ons werk hebben we in ruime mate gebruik gemaakt van boeken van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant en de Katholieke Universiteit Brabant. Medewerkers van beide instellingen hebben ons met raad en daad bijgestaan. Tenslotte moesten de vruchten van ons werk worden getypt en daarbij zijn Pat van Bijnen, Myriam Crijns, Christine van Lingen en medewerksters van het secre- tariaat van de NCB ons behulpzaam geweest. De steun van allen die hiervoor genoemd zijn was voor ons onmisbaar. Daarvoor onze bijzondere dank! Voor ons was het een zinvolle tijdsbesteding. Het boek is af maar het werk is nog niet klaar. A.H. Crijns - F.W.J. Kriellaars VERANTWOORDING Waarom dit boek? De jonge agrariërs van nu hebben een totaal ander beeld van de Brabantse landbouw dan de ouderen onder ons. Voor hen zijn de moderne bedrijven met grote eenheden een natuurlijk gegeven. Vernieuwingen, snelle ontwikkelingen en een slagvaardig beleid zijn voor hen vertrouwde begrippen. Het verleden van de vele kleine gemengde bedrijven hebben zij nauwelijks of niet gekend. Voorzover zij er nog iets over horen, zal het toch spoedig voor hen het 'grijze verleden' zijn, een periode die voorgoed is afgesloten. Hoe geheel anders is het gesteld met de boeren, die min of meer bewust de crisis van de dertiger jaren, de Tweede Wereldoorlog, de wederopbouw en de ontwikkelingen nadien hebben meegemaakt. Zij hebben als het ware twee keer geleefd. Eerst de onmogelijkheid om vooruit te komen, voorzichtig handelen, wan- trouwen en afkeer van het nieuwe en toen langzaam maar zeker de grote ommekeer. Zij staan veel dichter bij de wortels van het oude, die de grondslag vormden voor de ontwikkelingen die hebben plaatsgevonden. Maar beide generaties komen uit hetzelfde nest. De op het eerste oog onverklaarbare ontwikkelingsdrang uit de zestiger jaren vindt zijn oorsprong in de niet aflaten- de strijd van vorige generaties om het hoofd boven water te houden. Er is in het verleden een grote potentie aan energie en wilskracht opgebouwd, die eens tot ontlading moest komen. Daarnaast werden er organisaties, instellingen en instanties opgericht om de boeren vooruit te helpen. Toen de geesten rijp waren en de marktomstandigheden gunstig werden, is uit het samengaan van deze factoren de grote sprong voorwaarts gemaakt. Om een beeld uit de huidige tijd te gebruiken, onbeduidende amateurs zijn er door noeste arbeid in geslaagd om topsporters te worden. De geschiedenis van de Brabantse boeren en hun bedrijven is beladen met spanning, inspanning, voor- en tegenspoed. Door onze verbondenheid met die landbouw vinden wij, dat hun verhaal moet worden opgeschreven. Het is opmerkelijk dat in de Brabantse geschiedschrijving de landbouw slechts zelden als centraal thema is behandeld. En dat, terwijl toch vaststaat dat diezelfde landbouw in onze provincie gedurende vele eeuwen de belangrijkste bestaansbron is geweest. Wij schrijven het op voor de boeren van nu en uit respect voor de inzet van generaties die hen zijn voorgegaan. Zo'n dertig jaar geleden ving in de landbouw en op de boerenbedrijven van de Brabantse zandgronden een proces van veranderingen aan. Het verliep aanvankelijk nog maar langzaam, maar al vrij snel kreeg het vaart en werd het ingrijpender. Opvallend hierbij was dat het begon in de streken met van nature de minst vruchtbare grond. Vandaag den dag kenmerkt de landbouw in de zandgebieden zich door een veel kleiner aantal bedrijven, een ver doorgevoerde specialisatie, de inzet van weinig arbeid maar van veel kapitaal en een zeer sterke instelling op de markt. Daarmee wijkt de landbouw van vandaag bijzonder veel af van de landbouw van voorheen, toen het zogenaamde gemengde bedrijf als het ware synoniem was met het zandbedrijf. Wel was er op een beperkt aantal bedrijven enige specialisatie - in de richting van tuinbouw -, maar het overgrote deel van de bedrijven droeg een gemengd karakter, met akkerbouw en veehouderij, beide op een kleinschalige wijze bedreven. Het beschikbare areaal grond liep tussen de afzonderlijke bedrijven wel uiteen, maar ze hadden een eenvormig bedrijfstype met akkergewassen, weiland, koeien met jongvee, varkens en kippen én de akkerbouw stond goeddeels in dienst van de veehouderij. Over wie en wat? Dit boek gaat in op de landbouw, de boeren en hun bedrijven. Een verdere beperking is dat wij schrijven over het Brabantse zandgebied (zie kaart 3). Hiermede willen wij anderen uiteraard niet te kort doen, maar het was noodzakelijk gezien hun specifieke situatie. De schrale Brabantse zandgronden hebben sedert eeuwen geen andere gebruiksvorm toegelaten dan bedrijven met bouwland, grasland en vee. Het is het 'eeuwige' gevecht geweest van de Brabantse boer om de van nature weinig vruchtbare grond te verbeteren. Bepalend daarvoor was in eerste instantie de vee- stapel. Hiertoe was de potstal de 'krachtcentrale' van de bedrijven voor de mestbereiding. Op de hogere zandgronden kon zich van nature alleen de weinig eisende heide handhaven. Het gemeenschappelijk gebruik van woeste grond was normaal. Scha- pen, runderen en ook ganzen konden er voedsel zoeken. Heiplaggen werden naar huis gehaald voor de mestbereiding. Op deze wijze had er voortdurend over- dracht van vruchtbaarheid plaats van heidevelden naar de in cultuur zijnde gronden. De woeste grond was zo de tweede 'krachtcentrale' van de bedrijven. Specifiek voor de zandgronden waren ook de vele kleine bedrijven die in de eerste plaats gericht waren op zelfvoorziening. Wat verder nodig was om te leven, moest worden gemaakt of gekocht. Vandaar de vele nevenwerkzaamheden zoals weven, spinnen, klompenmaken, turfsteken enz. Het gezinsbedrijf van toen was ge- richt op produktie, verzorging, zelfvoorziening, mestbereiding, verzamelen en vele nevenwerkzaamheden. Er moest nergens zo geploeterd worden om aan de kost te komen als in het zandgebied. Hoe kleiner het bedrijf, hoe groter de noodzaak om nevenwerkzaamheden te verrichten. Hun huisnijverheid heeft mede de grondslag gelegd voor de industriële ontwikkeling van hel gewest. Specifiek voor het Brabantse zandgebied waren ook de beslotenheid, de ligging in een grensgebied met onzekere toestanden en de slechte waterstaatkundige situatie. Er waren zoveel tegenwerkende krachten met als gevolg dat het als een van de armste en achterlijkste gebieden van ons land werd beschouwd. Waarom het tijdvak 1800-1885? Het zijn de laatste generaties van boeren geweest die geheel op eigen kracht waren aangewezen. Bedrijfsvoering en werkmethoden waren traditioneel bepaald en veranderingen voltrokken zich slechts langzaam. Er werd weliswaar ontgonnen, maar ook de bevolkingsdruk nam toe waardoor de bedrijven toch klein bleven. Er werden landbouwverenigingen opgericht, maar het overgrote deel van de zandboeren werd geen lid. De landbouwkennis nam toe, vooral op het gebied van de land- bouwscheikunde maar tot praktische toepassing van die kennis kwam het nog niet. Maatschappelijk veranderde er veel door de toename van nijverheid en handel, de aanleg van wegen en de komst van de spoorwegen. Maar de boer koos voorlopig voor het oude en vertrouwde en de veiligheid van de beslotenheid. Beïnvloeding van buiten, voorzover die hem bereikte, werd gewantrouwd. Rond en na 1800 vonden grote politieke veranderingen plaats. Zo kenden we de tijd van de Bataafse Republiek, de Franse tijd, de instelling van het Koninkrijk, de vorming van de provincie Noord-Brabant en de afscheiding van België. Ook na 1830 beleefde de landbouw nog zorgelijke tijden hetgeen culmineerde in de mislukking van de aardappeloogst in 1845 tengevolge van de aardappelziekte. Rond 1850 brak er een betere tijd aan voor de vaderlandse landbouw. De prijzen van de belangrijkste produk- ten gingen omhoog en de handel met het buitenland werd geliberaliseerd. De kleine Brabantse zandboer had weliswaar weinig te verkopen, maar langzaam maar zeker ging hij zich toch meer richten op de markt. De veehouderij werd belangrijker en de betrekkelijk gunstige tijd voor deze sector duurde tot 1885. Voor de beschrijving van het tijdvak 1800-1885 waren wij uiteraard afhankelijk van de beschikbare bronnen. Rond 1800 werd er vrij veel gepubliceerd over de Brabantse landbouw. Daarna werd het minder en onregelmatiger, maar na 1850 trad er verbetering op. Ook de overheid kreeg toen belang bij een betere verslagleg- ging. Regelmatig verschenen de algemene verslagen van den Landbouw en de verslagen van den toestand der provincie Noord-Brabant. Vandaar de meer uitvoerige beschrijving van de situatie rond 1800 en de ontwikkeling van de landbouw tussen 1850 en 1885. De ontwikkelingen tussen 1800 en 1850 werden in verkorte vorm weergegeven. Hel jaar 1885 werd als eindpunt genomen omdat het gemengde bedrijf, met een overheersende positie van de akkerbouw, toen nog aanwezig was. Tegen 1880 ving in ons land een landbouwcrisis aan, welke eersten vooral een akkerbouwcrisis was, maar omstreeks 1885 ook de veehouderij trof en zeker van grote invloed zou zijn op de ontwikkeling van de landbouw op de Brabantse zandgronden. Men maakte zich toen ernstige zorgen over de toekomst van tic Nederlandse landbouw. Dit leidde tol de instelling van een commissie voor de landbouw in 1886; deze kreeg tol taak de landbouw door te lichten en voorstellen ter verbetering te doen. Voor wie geschreven? Allereerst voor de boeren van nu en voor de velen die zich verbonden voelen met de Brabantse landbouw. Maar uiteraard ook voor allen die belangstelling hebben voor geschiedkundige ontwikkelingen in Noord-Brabant. Onze doelstelling was: Het opstellen van een historische beschrijving van de stand van zaken en ontwikkelingen zoals deze in het zandgebied van Noord-Brabant sedert 1800 hebben plaatsgevonden. Beschrijving van veranderingen die er zijn geweest en hoe deze van buitenaf en van binnenuit zijn beïnvloed. Wij hebben getracht om aan deze studie de volgende hoofdkenmerken mee te geven: — wetenschappelijk verantwoord — verstaanbare taal gebruiken — beperken tot hoofdzaken — inhoud richten op doelgroepen. Het geven van zoveel mogelijk informatie stond voorop. Wat is er gebeurd en hoe is het gekomen? Waar mogelijk hebben wij naar verklaringen gezocht. Maar net als vandaag was ook toen de boerenbevolking gemengd van samenstelling en er zullen verschillende opvattingen zijn geweest over wat er gebeurde en hoe het zou moeten zijn. Voor ons was het een ontdekkingsreis in de tijd. Wij willen de lezers meenemen op deze interessante reis en het aan hun verbeeldingskracht overlaten, hoe zij de tijd van toen voor zichzelf willen interpreteren. Tilburg, 15 augustus 1987 A.H. Crijns F.W.J. Kriellaars |
Medium | : | Boek |
Taal | : | Nederlands |
Uitgever | : | Stichting Historisch Contact Tilburg |
Aantal pagina's | : | 352 |