![]() |
![]() |
HEEMKUNDEKRING
|
![]() |
![]() |
Heemkundekring 'Op de Beek' → Beeldbank Bibliotheek → Zoekresultaat |
Aantal gevonden publicaties : 18 (uit: 638)
|
||
|
Klik op publicatie voor vergroting en meer informatie
1. |
![]() |
Boeknummer: 00028
Het nieuwe Breda, eenheid in verscheidenheid. Annexatie -- Annexatie 1997.01.01 (1996) [Afdeling BMO] Het nieuwe Breda, eenheid in verscheidenheid. Vergaderverslag begeleidingsraad Notulen van de vergadering van de begeleidingsraad van de gemeenten Nieuw-Ginneken, Prinsenbeek, Teteringen en Breda, gehouden op 25 september 1996 te Breda. AGENDA 1. Opening 2. Perspectiefnota met convenant als bijlage. 3. Ontwikkeling personele situatie en hoe verder. 4. Rondvraag AANWEZIG: GEMEENTE NIEUW-GINNEKEN: MEVROUW A. BAX-BROECKAERT (BURGEMEESTER, LID PROJECTCOLLEGE), DE HEREN B.C. MARTENS, G. POSTHUMA, I. ROPS, P.H.M. TEUNISSEN, MEVROUW A. VONK, DE HEREN J.C. VAN DER WESTERLAKEN, P. VAN YPEREN, B. ZWUNENBURG. GEMEENTE PRINSENBEEK: DE HEREN F.J.J.M. VAN GEEL, M.L. GEUZE, MEVROUW A.J.H.W.HOELEN-LAMERS, DE HEREN A.J.G. OOMEN, B.G.C. SCHREINER, C.J.G.M. DE VET (BURGEMEESTER, LID PROJECTCOLLEGE). GEMEENTE TETERINGEN: DE HEREN A.H.A. VAN DEN BERG (BURGEMEESTER, LID PROJECTCOLLEGE), A.A.J.M. BRAAT, A.C. VAN CASTEREN, A.A.A.J.M. PRINCE, C.M.S. VERSTEGEN. GEMEENTE BREDA: DE HEREN A.C.A.M. ADANK, MEVROUW M.P. HEERKENS, DE HEREN E.J.M. DE LEEUW, N.G.M. VAN OS (LID PROJECTCOLLEGE), B. OUWERKERK (SECRETARIS PROJECT-COLLEGE), C.G.J. RUTTEN (BURGEMEESTER, VOORZITTER PROJECT- COLLEGE), W.J.G. SCHRÖDER, J.P.W.A.A.M. TAKS, C.J. VERPAALEN. AFWEZIG: DE HEREN J.S. ADRIAANSEN, (GEMEENTE TETERINGEN), E. DE BRUUN, W.P. VAN DONGEN, J.C.A.M. GIELEN, F.J.W. HEEREN (ALLEN GEMEENTE BREDA), J.V. VAN DER HILST (GEMEENTE PRINSENBEEK), J.N.P. JOOSEN (GEMEENTE TETERINGEN), MEVROUW J.M.C. KOKX, DE HEER H.J.F. VAN RAAK (BEIDEN GEMEENTE BREDA). 1. OPENING De VOORZITTER opent de vergadering om 19.30 uur. De VOORZITTER Ik heet u allen bijzonder hartelijk welkom. Het verheugt mij dat u de moeite hebt genomen om hierheen te komen. Ik wil u melden dat er enkele berichten van verhindering zijn, te weten mevrouw Kokx en de heren Van Raak, Van der Hilst en Adriaansen. Deze verhinderingen zijn in ieder geval gemeld. De anderen verwachten wij eventueel nog. Zij kampen wellicht met een parkeerprobleem. Het spijt ons dat wij u niet hebben gemeld dat u hier het terrein had kunnen oprijden. Sommigen hebben dat toch geprobeerd en zij hebben geluk gehad. Anderen staan geparkeerd op andere plaatsen in deze stad. Wij hebben vanochtend aan de pers medegedeeld dat het wegsleepbeleid iets is gemitigeerd, dus u zou geluk kunnen hebben. Dit was de opening van deze bijeenkomst. Laat ik nog even vertellen waarom wij hier bij elkaar zitten. Zoals u weet is er in het kader van de herin- deling een projectcollege, dat bestaat uit de zittende burgemeesters van de vier gemeenten. Voor Breda heeft men een ietwat andere constructiebedacht. Wethouder Van Os is de vertegenwoordiger van Breda en men heeft mij gevraagd om een soort onafhankelijke voorzitter van het projectcollege Gemeente Breda;  |
2. |
![]() |
Boeknummer: 00029
Het nieuwe Breda, eenheid in verscheidenheid. Annexatie -- Annexatie 1997.01.01 (1996) [Projectcollege Breda, Nieuw-Ginneken, Prinsenbeek en Teteringen] Het nieuwe Breda, eenheid in verscheidenheid. Perspectiefschets na de herindeling en convenant integratie gemeenten 1. Inleiding Per 1 januari 1997 zullen de gemeenten Breda, Prinsenbeek, Teteringen, een groot deel van de gemeente Nieuw-Ginneken (de kernen Bavel en Ulvenhout) en een deel van de gemeente Rijsbergen (bedrijventerrein Hazeldonk) worden samengevoegd tot een nieuwe gemeente Breda. Als gevolg van deze samenvoeging zal de gemeente Breda met een inwonertal van ca 160.000 en een gemeentelijk budget van bijna 1 miljard gulden per jaar de achtste stad van Nederland worden. Op 27 november 1996 zullen de inwoners van de vier gemeenten de gemeenteraad voor de nieuwe gemeente Breda kiezen. De vier colleges zijn met elkaar overeengekomen dat een perspectiefschets zal worden opgesteld die als uitgangspunt kan worden gehanteerd voor het beleid van de nieuwe gemeente Breda. Deze notitie is bedoeld als die perspectiefschets. Breda De oude vestingstad Breda is ontstaan aan de samenloop van de Mark en de Aa of Weerijs. De geschiedenis van de stad gaat terug tot voor 1125. Het kleine stadshart werd in de veertiende eeuw door muren en wallen omringd. In dat stadshart is de Grote of Onze Lieve Vrouwekerk met zijn toren van 98 meter nog steeds dominant in de wijde omgeving. Ook nadat de wallen tussen 1870 en 1890 waren geslecht was de groei van Breda nauwelijks mogelijk: de grenzen van de gemeente vielen praktisch samen met het vroegere gebied binnen de wallen. Uitbreiding vond wel plaats maar steeds op het grondgebied van de omliggende gemeenten. Pas na de herindelingen van 1927, 1942, 1961 en 1976 kreeg Breda de ruimte voor een zeer sterke groei. Die groei werd bevorderd door de ligging van de stad aan de belangrijke verkeersverbindingen A-16, A- 27 en A-58 en door de regionale centrumpositie die de stad vervulde. De centrumpositie van Breda werd door de rijksoverheid erkend met de aanwijzing tot groeistad en later tot regionaal stedelijk knooppunt. De geschiedenis van de groei en ontwikkeling van Breda is tegelijkertijd het verhaal van het geleidelijk afkalven en de uiteindelijke opheffing van de drie andere gemeenten als zelfstandige bestuurlijke eenheden. Nieuw-Ginneken De gemeente Nieuw-Ginneken werd gevormd nadat in 1942 een groot deel van de gemeente Ginneken en Bavel (o.a. het dorp Ginneken) bij Breda was gevoegd. In Nieuw-Ginneken liggen de kerkdorpen Ulvenhout en Bavel en de kleine kernen Galder en Strijbeek. Een groot deel van de gemeente bestaat uit natuurgebieden, het Annabos, de Strijbeekse Heide, het Ulvenhoutse bos, de Goudberg. Door de autoweg Tilburg - Breda (de A58) wordt de gemeente in tweeën gesneden. Bij de herindeling wordt ook het grondgebied van de gemeente in tweeën gedeeld. Het gebied ten zuiden van de A58 wordt dan samengevoegd met de gemeente Chaam. Prinsenbeek Ook de gemeente Prinsenbeek is ontstaan als gevolg van de herindeling van 1942. Toen werd Princenhage toegevoegd aan Breda en een nieuwe gemeente gevormd rond het kerkdorp Beek. In 1951 kreeg deze gemeente de naam Prinsenbeek. In 1976 verloor Prinsenbeek ook het gebied Haagse Beemden-Oost aan Breda. Prinsenbeek wordt ge- kenmerkt door een wisseling van landschap. Het gehele poldergebied en met name het boezemgebied langs de Mark wordt gezien als een pleisterplaats voor waterwild. Daarnaast bevindt zich in Prinsenbeek ook een belangrijke glastuinbouw. Teteringen In 1995 vierde de gemeente Teteringen haar 200-jarig bestaan. De zelfstandigheid werd in 1795 door Teteringen afgekondigd, nadat een verzoek om betere bescherming vanuit Breda niet werd gehonoreerd. In de loop van de 19e eeuw kwam Teteringen steeds meer onder de invloed van de stad doordat de uitleggebieden buiten de gemeentegrenzen aan de stad werden toegevoegd. In deze eeuw verloor Teteringen bij drie herindelingen steeds een deel van zijn grondgebied aan het groeiende Breda. Tussen Breda en de kern van Teteringen heeft Teteringen steeds een groene buffer in stand gehouden. In die groene strook is nu een golfbaan gepland. Gemeente Breda;  |
3. |
![]() |
Boeknummer: 00070
Naar Achter Emer en Rietdijk en terug via de Heksenweel Burgtsedreef en Kesteren twee eeuwen lang. Historie -- Haagse Beemden, algemeen (2012) [H.H.M. Van Opstal] Naar Achter Emer en Rietdijk, Burgtsedreef en Kesteren Inleiding In navolging van andere uitgaven en beschrijvingen uit buurtschappen voelde ik mij geroepen , als een van de jongste generaties afkomstig van Kesteren de oude verhalen en families die in het besproken gebied woonden en leefden op papier te zetten. Gelukkig waren er nog veel personen die ik gesproken heb , die een stukje ouder waren en zich nog veel herinnerden van vroeger, hoe het geweest was en die mij zeer graag deelgenoot wilden maken van hun kennis en belevenissen. Zij kwamen met foto’s en knipsels uit vervlogen tijden. Dank ben ik ook verschuldigd aan het stadsarchief Breda en Regionaal archief West Brabant waar veel gegevens en foto’s vandaan kwamen. Uit dit gebied is in het verleden al meer geschreven ( zie het boekje Hage nr 9 uit 1973) door Herman Dirven en Piet Dekkers . Dit boekje gaat echter specifiek over het wel en wee van het landgoed Burgst. Ook over den Emer is al veel in beeld gebracht en geschreven in dit boekje gaat het over de mensen die er gewoond en geleefd hebben, vanaf begin 1800 tot de annexatie van ongeveer 1970 toen Breda er bezit van nam. Hoofdpersonen zijn de bewoners die er woonden net na de 2e wereldoorlog .Ik ben er van overtuigd dat vele ouderen dit boek een gevoel geeft van weer even terug in de tijd te zijn ,hoe het eens was , hoe het nooit meer zal zijn. Blijft ook het gegeven dat het nooit volledig zal zijn omdat er altijd personen zijn die ik niet te spreken heb gekregen, gewoon omdat ze er niet meer zijn . Maar als ze terug konden komen en ze zouden het hier zien? Ze zouden het niet geloven. Wie zou toen gedacht hebben dat anno 2012 de Haagse Beemden volgebouwd zou zijn? Ja als ze het wisten...'Ze zouwe dur eigen omdraaien in het graf'. Het boek is ook een paradijs voor genealogen omdat de gezinnen nagenoeg geheel beschreven zijn. Ik heb bewust weinig uitlatingen gedaan of de panden al dan niet eigendom zijn van de bewoners of dat de boerderijen werden gepacht. Hopelijk geeft dit boek ook inspiratie aan anderen om een schrijven te wagen aan hun buurtschap zodat het voor de latere generaties bewaard blijft. Grintweg met Hooijdonksestraat en Bredestraat of Mr. Bierensweg .Gageldonk Steenakker, Den Briel en Overveld of het Centrum van de Beek Allemaal herinneringen maar........het kan nog. H.M. (Henk) van Opstal 2012 Eigen uitgave;  |
4. |
![]() |
Boeknummer: 00082
Beekse Herbergen. Doesse nogges vol.. Ondernemingen -- Algemeen (2008) [Kees Nagelkerke] Beekse Herbergen Dit boek is via deze link verkrijgbaar in de winkel van Heemkundekring Op de Beek. VOORWOORD Zo oud als de mens is hebben er waarschijnlijk ook plaatsen bestaan waar men samen komt. Een plek om elkaar te treffen, een gesprekje aan te knopen en ook om gegevens en ervaringen uit te wisselen. Vrijwel ieder mens heeft behoefte aan sociale contacten en zoekt graag de medemens op. Dan ligt het al snel voor de hand om samen iets te drinken. En natuurlijk zijn er dan mensen die het gat in de markt zien en zo’n plaats van samenkomst oprichten. Zij willen dan daar -uiteraard tegen betaling- als een soort gastheer/vrouw wel zorgen voor de benodigde drank en wat dies meer zij. Daardoor ontstaat een gezellige sfeer en voelt de bezoeker zich een beetje thuis. En dan niet alleen de toevallige bezoeker maar ook iedereen die op zoek is naar gezelligheid en vertier. Het samen beleven van gezelligheid en het elkaar leren kennen in een informele sfeer, schept een band en legt de basis voor het welbevinden in een gemeenschap. Ik wil hiermee maar zeggen dat ontmoetingsplekken een niet te onderschatten functie hebben. Immers zij bieden een plaats waar het individu een ander mens wordt, onderdeel uitmakend van een gezelschap waarin men met elkaar praat, naar elkaar luistert en samen plezier maakt. Iedere gemeenschap heeft dan ook behoefte aan dergelijke gelegenheden en het maakt dan in principe niet uit of dit de naam draagt van herberg, café, restaurant, kroeg, disco of welke soorten er nog meer zijn. Prinsenbeek maakte en maakt hierop geen uitzondering. En dat is maar goed ook, want kunt u zich bijvoorbeeld kermis of carnaval voorstellen zonder cafés? Dat er in de loop der jaren veel veranderde op horecagebied is logisch. Ook hier stond de tijd niet stil en volgden de ontwikkelingen elkaar op. Van de vroegere 'stille knip' naar de huidige 'bar' is een hele stap. En hoe dat in Prinsenbeek allemaal in zijn werk ging kunt u lezen in dit boek. We moeten erg blij zijn dat er mensen zijn die dit allemaal voor ons en ons nageslacht op papier willen zetten en onze plaatsgenoot Kees Nagelkerke is een van hen. Met veel kennis van zaken en uitermate goed gedocumenteerd heeft hij een uniek stukje geschiedenis van ons dorp beschreven. De omslag wordt gesierd met een erg fraaie en zeer treffende tekening van eveneens onze plaatsgenoot Jan Tankink. De dank van het bestuur van de Heemkundekring OP DE BEEK en zeker ook van alle lezers gaat uit naar de auteur en illustrator en al degenen die hun medewerking gegeven hebben. Geniet - onder het genot van een glaasje - samen van dit boek. En...redt u het niet met één glaasje dan roept u maar: „Doesse nogges vol.... Ad van Melis Voorzitter Heemkundekring OP DE BEEK. TER INLEIDING Al zolang de wereld bestaat worden over heel diezelfde wereld al bier en alcoholische dranken gedronken. Nooit en te nimmer nog weg te denken, het zal dus altijd zo wel blijven. . - Er bestaan talloze stokerijen, zowel grote als kleine. - En zijn duizenden brouwerijen, waarvan ook veel regionale. - Er zijn en worden miljarden liters gedronken. - Er zijn vele boeken over geschreven. - Er zijn diverse liederen over gecomponeerd. - Er zijn verschillende musea voor opgericht. - Er zijn ontelbare cafés, restaurants, hotels, cafetaria’s enz. - Er verdienen massa’s mensen hun brood in de branche. - Er zijn groothandels, gespecialiseerd op dit gebied. - Er zijn duizenden soorten en nog meer merken. - Er worden beurzen, tentoonstellingen en exposities voor gehouden. - Er zijn, het getal mag u zelf invullen,...drinkers, zeg maar liefhebbers. - Er is veel, heel veel vreugde aan beleefd. - En...het heeft ook veel verdriet, ellende en armoede gebracht. Al in eerdere schrijvens heb ik laten weten dat Prinsenbeek, maar zeker ook het vroegere Beek, altijd en overal aan meedeed en meedoet. Op alle gebied en dat geldt dan ook op horecagebied. In dit boek gaat u daar veel over lezen, want één ding staat zo vast als een huis: 'OP DE BEEK IS NOOIT DORST GELEDEN' In een ver verleden, we spreken dan over de jaren rond 1700, waren er in Beek toch vijf kleine huisbrouwerijen en wel die van Jan Lips, Adriaen Jan Dirven, Adriaen Boeren jan Melissen en Adriaen Poppelaars. Er waren vroeger naast een groot aantal herbergen ook verschillende clandestiene drinkgelegenheden en ook toen was er al de lokale concurrentie. Om u als lezer toch een indruk te geven van het Beekse drankgebeuren, publiceren we hier als voorbeeld de jaaromzet van bier in het jaar 1907. (eeuw geleden.) Nuyten 1200 liter, Veehandelshuis 800 liter, P. Dircken 750 liter, Aartsen 670 liter, Ch. Mouwen 600 liter, Frijters 600 liter, Sterkens 500 liter, G. Mouwen 450 liter, ’ J. Dircken 450 liter, C. Mulder 400 liter, van Dorst 180 liter, Ch. Schalk 160 liter en tenslotte de wed. Leijs en H. Rops elk 120 liter. Bij elkaar toch zo’n slordige 7000 liter op een aantal van ca. 2000 inwoners Als we het hier over Beek hebben bedoelen we het gehucht, het kerkdorp Beek want we behoorden toen nog bij de gemeente Princenhage en op 1 januari 1942 werd Beek zelfstandig. Per 1 januari 1951 is het Prinsenbeek gaan heten De daarop volgende annexaties van 1976 en 1997 zijn genoegzaam bekend. klik op de pijlpunt links voor de volledige inleiding Heemkundekring Op de Beek;  |
5. |
![]() |
Boeknummer: 00086
De annexatieplannen van het gemeentebestuur Breda 1921 en de bestrijding dier plannen door gemeente Princenhage, Ginneken & Bavel en Teteringen Annexatie -- Annexatie 1927 (1924) [ ] De annexatieplannen van het gemeentebestuur Breda 1921 en de bestrijding dier plannen door gemeente Princenhage, Ginneken & Bavel en Teteringen VOORWOORD Door Burgemeester en Wethouders van Breda werd bij schrijven van 17 Mei 1921 Ag. n° 1 door tusschenkomst van den Heer Commissaris der Koningin in de provincie Noord-Brabant aan Gedeputeerde Staten dezer provincie verzocht, op de motieven in dat schrijven aangegeven, te willen bevorderen de uitbreiding dier gemeente met deelen van de gemeenten Princenhage, Ginneken en Bavel en Teteringen, zooals in eene beschrijving der grenswijzing en op eene bijgevoegde kaart was aangegeven. Het hiervoor bedoeld verzoek van Burgemeester en Wethouders van Breda is, ingevolge het bepaalde in artikel 129 der Gemeentewet, door Gedeputeerde Staten bij schrijven van 10 Augustus 1921 G n° 342, 111° Afdeeling A, toegezonden aan de Besturen van de drie betrokken gemeenten. Door die Gemeentebesturen is d. d. 8 November 1921 toegezonden aan Gedeputeerde Staten een gemeenschappelijk verweerschrift, terwijl op genoemden datum door ieder van de drie Besturen aan genoemd College nog eene afzonderlijke nota werd ingezonden. De verschillende nota’s werden door Gedeputeerde Staten weder ter beantwoording toegezonden aan Burgemeester en Wethouders van Breda. Dit College heeft daarop geantwoord bij missive van 1 Juni 1922 Ag. n° 2. Het antwoord van het Gemeentebestuur van Breda werd bij schrijven van 28 Juni 1922 G n° 79 111° Afd. A weder gerenvoyeerd aan de Besturen van Princenhage, Ginneken en Bavel en Teteringen met verzoek de beschouwingen mede te deelen, waartoe Breda’s nota aanleiding mocht geven. Op 27 Juli 1922 werd weder een gemeenschappelijk verweer ingezonden aan Gedeputeerde Staten, terwijl op 27/28 Juli door ieder Gemeentebestuur nog een afzonderlijk antwoord werd ingediend. Uit de ingezetenen van de drie betrokken gemeenten had zich, reeds vóórdat door het Gemeentebestuur van Breda zijn verzoek tot grenswijzing was ingediend, gevormd een « Comité van Verweer» tegen de annexatieplannen van Breda. Door eene Commissie uit dit Comité werd een onderzoek ingesteld naar de gevolgen der grenswijziging van Maastricht en Eindhoven en werden daarvan rapporten uitgebracht. In de afzonderlijke nota van Burgemeester en Wethouders van Princenhage van 8 November 1921 wordt naar die rapporten verwezen. Om deze reden zijn beide rapporten achter de nota’s van 8 November 1921 afgedrukt. In de nota van Breda van 1 Juni 1922 Ag. n° 2 worden beide rapporten besproken en die bespreking heeft aanleiding gegeven tot het uitbrengen van een nader rapport, hetwelk mede is af gedrukt. Door den gemeenteraad van Breda is in zijne vergadering van 23 Augustus 1922 eene motie aangenomen met betrekking tot het voorstel tot grenswijziging. Hetzelfde is geschied door de gemeenteraden van Princenhage, Ginneken & Bavel en Teteringen in hunne vergaderingen onderscheidenlijk van 25 Augustus 1922 ; 31 October 1922 en 1 September 1922. In September/October 1921 werd een adres gezonden aan Gedeputeerde Staten om geen grenswijziging te willen bevorderen. Op dit adres hebben, op slechts enkele uitzonderingen na, alle ingezetenen van Princenhage, Ginneken & Bavel en Teteringen geteekend. Bij schrijven van 17 Januari 1923 werd door Gedeputeerde Staten toegezonden aan de betrokken Gemeentebesturen een afschrift van hun tot Burgemeester en Wethouders van Breda gericht schrijven van 10 Januari 1923 G n° 591, IIP Afdeeling A, waarbij werd bericht, dat door Gedeputeerde Staten geene termen waren gevonden om de voorstellen inzake de grenswijziging van Breda over te nemen. Hiermede was de kwestie voorloopig afgedaan. Het was echter te verwachten dat een nieuw voorstel tot grenswijziging door Breda zou worden gedaan. Hetgeen kon worden verwacht is thans werkelijkheid geworden. Bij schrijven van 18 Februari 1924 is door het gemeentebestuur van Breda een nieuw, geheel gewijzigd plan tot uitbreiding dier gemeente aan Gedeputeerde Staten voorgesteld, waarbij opnieuw de drie gemeenten Princenhage, Ginneken en Bavel en Teteringen zijn betrokken. Aangezien de kennis van het verweer tegen de annexatieplannen van 1921 noodig is bij de beoordeeling van het nieuwe voorstel, werd het van belang geacht de indertijd gevoerde briefwisseling in druk te doen verschijnen. De verschillende hiervoor genoemde stukken kan men hierachter aantreden, terwijl ook nog is afgedrukt eene kaart, waarop de in 1921 door Breda voorgestelde grenswijziging is aangegeven. Princenhage | Ginneken & Bavel| Mei 1924. Teteringen | Provincie Noord-Brabant;  |
6. |
![]() |
Boeknummer: 00145
Gaode mee door 't Aogje? Deel 1:Hé goade mee? Deel 2 De herinnering blijft Historie -- Princenhage, algemeen (1998) [Rinie Maas] Gaode mee door 't Aogje? Voorwoord Voorzitter Stichting Princenhage 800 Binnen liet bestuur van de Stichting Princenhage 800 bestond de wens liet jubileumjaar 1998 te markeren met het uitgeven van een boek- werk. Het meest voor de hand liggend zou dan zijn om een historische verhandeling over Princenhage het licht te laten zien. Echter in de laat- ste decennia zijn er nogal wat van dergelijke werken uitgegeven, zodat de toegevoegde waarde gering zou zijn en wij daarmee zeker niet de originaliteitsprijs zouden verwerven. Toen wij nog maar net bezig waren met de voorbereidingen voor de viering van het 800-jarig bestaan van Princenhage, was Rinie Maas begonnen aan een serie verhalen over en rond de Princenhaagse Pastoor Bonman. Niet veel later verschenen er verhalen van hem in een regionaal weekblad. Opvallend was de originaliteit van die verhalen, die prachtig werden ingekleurd door de bloemrijke vertelstijl die Rinie Maas eigen is: als je ze leest, dan hoor je hem praten! Zo ontstond het idee Rinie te vragen een bundel samen te stellen met verhalen over Princenhage en haar inwoners die een beeld zouden geven van een voor Princenhage belangrijke periode, namelijk die van vóór en die van na de Tweede Wereldoorlog waarin de annexatie van Princenhage door Breda valt. Rinie was meteen enthousiast over dit idee. Door zijn onderzoek naar de persoon van pastoor Bonman was hij vanzelfsprekend tegen veel anecdotes uit het gewone Princenhaagse dagelijkse leven aangelopen, zodat hij reeds over veel bruikbaar materiaal beschikte. Princenhagenaars die deze tijd zelf hebben meege- maakt, zijn de voornaamste bron voor zijn verhalen. Over zijn lievelingsfiguur, de pastoor, had hij nog veel verhalen liggen die nog niet waren gepubliceerd. Wij waren het snel eens met elkaar: het boekje zou een juweeltje worden aan de kroon van het wapen van Princenhage. Een gelukkig toeval hierbij was, dat onze hoofdsponsor, de Rabobank Princenhage, die in 1998 haar 100-jarig bestaan viert, bereid was garant te staan voor het financiële risico van onze Stichting. Bovendien besloot de Rabobank het boekje als geschenk voor haar leden aan te schaffen, waardoor een minimum-afname was verzekerd. Wij vinden dat wij erin geslaagd zijn een gepast memento aan de Princenhaagse bevolking aan te bieden en wij wensen u veel leesple- zier als u aan de hand van onze Rinie Maas een rondgang maakt door het Princenhage van toen. Net als wij zult u een feest van herkenning ondergaan en bij het doorkruisen van ons dorp menigmaal worden herinnerd aan wat er zoal gebeurde in de Voorstraat, de Tien Geboden, de Dreef en al die andere bijzondere plekjes. Mr.Jos L. Schlangen Stichting Princenhage 800;  |
7. |
![]() |
Boeknummer: 00245
Hage, Werkgroep Haagse Beemden Historie -- Haagse Beemden, werkgroep (1971) [Dirven, Herman; Leenders, Karel (eindredaktie)] Hage, Werkgroep Haagse Beemden nr 2. oktober 1971 Geschiedenis van Princenhage en Prinsenbeek Ter inleiding Het is met bijzonder veel plezier dat wij U thans het tweede nummer van het boekje-tijdschrift Hage kunnen aanbieden. De vele goede op-en aanmerkingen, en vooral de geweldige toevloed van intekenaren op Hage, maken het ons volkomen duidelijk dat we in een bepaalde behoefte kunnen voorzien. Wij zijner werkelijk blij om, dat we zovele mensen dit plezier kunnen doen, en willen hierbij aanstippen, dat het nog steeds mogelijk is om alle delen van het tijdschrift Hage te bestellen. Als U de eerste nummers in Uw bezit hebt, en U wilt zich verder abonneren, wilt U dan zo vriendelijk zijn het verschuldigde bedrag t.n. v. onze penningmeester over te maken en daarbij te vermelden welke nummers U nog wenst te ontvangen. De abonnementsprijs is f.7,50 per drie boekjes. Wij schreven in ons eerste nummer al 'Voor reacties Uwerzijds houden wij ons steeds aanbevolen'. Datzelfde geldt als U nog oude gegevens of oude papieren, foto's of voorwerpen hebt of weet te liggen, die betrekking hebben op het oude Hage, Het best kunt U in de avonduren dan even telefoneren met Karel Leenders (01600-47868), die er dan op zijn beurt verder zorg voor zal dragen, dat een en ander geregeld wordt. Wij hopen dat U van ons tweede nummer weer evenveel, of nog meer, genoegen zult beleven als van het eerste nummer. WERKGROEP 'HAAGSE BEEMDEN' Voor een goed begrip Voor een goed begrip heeft het wellicht zin er nog eens op te wijzen, dat met De Hage altijd het gehele gebied van de oude heerlijkheid De Hage wordt bedoeld. Dat wil dus zeggen het gehele gebied ten westen van Breda (oude stad), begrensd in het oosten en noorden door de Mark, in het westen door de gemeente Etten-Leur en in het zuiden door Rijsbergen en de vroegere gemeente Ginneken. De naam Princenhage werd pas vanaf ongeveer 1780 steeds frekwenter gebruikt en werd in 1817 de officiële naam voor de gehele gemeente. In 1927 werd een gedeelte van deze gemeente Princenhage (vanaf de Mark net iets boven de nu bekende Backer en Ruebbrug over globaal genomen 1 km. breedte tot de Aa of Weerijs en verder langs deze rivier tot ongeveer het Mastbos) geannexeerd. In 1942 volgde geheel Zuid-Princenhage met de oude dorpskom tot de spoorlijn. Het noordelijk gebied werd toen de nieuwe gemeente Beek, welke in 1950 haar naam wijzigde in Prinsenbeek. En thans staat de volgende annexatie voor de deur, waarbij het oostelijk gedeelte van Prinsenbeek bij Breda gevoegd zal worden. Prinsenbeek zal dus in de toekomst met zijn dan ongeveer 1700 ha. (nu nog bijna 3400) nog ongeveer een vierde zijn van de vroegere gemeente Hage, waarvan de rest dus bij Breda is gevoegd. Wijngaard Ed van den (Breda);  |
8. |
![]() |
Boeknummer: 00258
Hage, Werkgroep Haagse Beemden Historie -- Haagse Beemden, werkgroep (1975) [Leenders, Karel; Dirven, Herman; Lodewijk, Jan; Dekkers, Piet] Hage, Werkgroep Haagse Beemden nr 15. november 1975 Geschiedenis van Princenhage en Prinsenbeek INLEIDING en VERANTWOORDING Zoals al in deel 14 van Hage in het voorwoord is vermeld, zijn Hage 14 en 15 in feite één uitgave, omdat ze beiden over hetzelfde onderwerp handelen n. 1. de monumenten van de voormalige gemeente Princenhage. Ook is daarin aangekondigd dat in dit deel van Hage meer speciaal de Monumenten van de oude dorpskom van Princenhage worden besproken. In een nawoord volgt dan een samenvatting van de conclusies van de Werkgroep Haagse Beemden t.a. v. de monumenten in genoemde voormalige gemeente Princenhage. Op de allereerste plaats willen wij in deze inleiding stellen, dat wij bij de inleiding van Hage 14 niet gesproken hebben over de beschermde dorps- en stadsgezichten, zoals in de monumentenwet bedoeld. Wij wilden dat n.l. hier ten berde brengen. De monumentenwet zegt over de 'Bescherming van stads- en dorpsgezichten' o.a. dat het niet alleen van belang is de afzonderlijke monumenten te beschermen. Maar zo vervolgt de wet: ook de omgeving van deze objecten, zoals een straatplein- of grachtwand, met bomen, bruggen en water kunnen voor de schoonheid van een stad of dorp van belang zijn. Natuurlijk behoeven dergelijke stads- of dorpsgezichten door de bescherming niet 'bevroren' te worden in de toestand waarin zij zich nu bevinden. Wenselijke en noodzakelijke veranderingen moeten worden aangebracht op een wijze dat het aspect van het geheel niet of zo weinig mogelijk schade lijdt. Krachtens art. 20 van de Monumentenwet kunnen stads- en dorpsgezichten worden aangewezen welke voor bescherming in aanmerking komen. Voor wat de gemeente Breda betreft, kunnen we spreken over drie oude kernen, die hiervoor in aanmerking komen, n.l. -De oude binnenstad; hiervan is reeds een gedeelte in 1967 tot beschermd stadsgezicht verklaard en als zodanig in de Registers opgenomen. -De oude dorpskom van Ginneken. Hiervoor zijn al vele voorbereidingen getroffen om te komen tot 'beschermd dorpsgezicht'. -De oude dorpskom van Princenhage. Hierop willen wij in deze inleiding wat uitgebreider ingaan. Waarom de oude dorpskom van Princenhage tot beschermd dorpsgezicht zou moeten verklaard worden, kunnen wij met onderstaande argumenten hopelijk verduidelijken: 1. De dorpskom van Princenhage vertoont nu nog, op enkele lelijke verwondingen na, een vrij gaaf beeld van een deftig, landelijk dorpscentrum in de voormalige Baronie van Breda. 2. De plattegrond van de dorpskern kreeg in 1646 zijn definitieve vorm. In de vorige en het begin van deze eeuw werden heel wat huizen 'gemoderniseerd'. Daarom heeft de kom nu zowel gebouwen uit de 18-19e als begin 20e eeuw. 3. Door de annexatie van de dorpskom in 1942 en de practische stillegging van alle bouwactiviteit daarna tot 1973 is de gehele dorpskom sinds de jaren veertig bijna onaangeroerd gebleven. Bij de huidige uitbreiding van de nieuwe woonwijken rond de oude dorpskom ligt er een levensgroot gevaar dat ook de oude dorpskom onherstelbaar verminkt zal worden. 4. Wij willen hierbij uitdrukkelijk stellen, dat wij volledig kunnen billijken dat b.v. de plaatselijke middenstanders hun bedrijven willen aanpassen aan een vergroting van het aantal inwoners rond de oude dorpskom. Maar we zouden het wel doodjammer vinden dat daar het rustieke en mooie landelijke en toch deftige karakter van de oude dorpskom onherstelbaar verlies en schade zou worden toegebracht. Juist dit dorpskarakter kan de gezelligheid brengen. 5. Niet noodzakelijke verbouwingen, zoals wij direct in een aantal voorbeelden zullen aandragen moeten o.i. dan ook ten stelligste worden vermeden. 6. De gemeente Breda heeft in deze ook al veel voorbereidend werk verricht en o.a. kaarten en tekeningen gemaakt van zowel de plattegronden als de gevels en de daken van de oude dorpskom van Princenhage. 7. De gemeente Breda heeft slechts drie vrij gave kernen, zoals reeds vernoemd in de aanhef. Op zich al een dringende en dwingende reden om op deze drie kernen uiterst zuinig te zijn. Wij willen ter verduidelijking gaarne op een vijftal voorbeelden nader ingaan: - Het volledig slopen van de oude Heilaarstraat. Deze straat is op initiatief van de gemeente Breda volledig aangekocht of onteigend en volledig gesloopt. Daarvoor is in de plaats gekomen, bijna op dezelfde plaats als de vroegere Heilaarstraat, de Pastoor van Spaandonckstraat. Vooral het begin (het kortst bij de Markt) bezat mooie panden, die nog zeer goed gerenoveerd hadden kunnen worden. Wat er nu voor in de plaats komt, is een supermarkt, die ook elders gebouwd had kunnen worden. -De 'Oude Kaste', of de vroegere openbare lagere school, daarna de katholieke St. Jozef jongensschool, is door een beleggingsfirma aangekocht. Deze heeft het pand practisch volledig laten slopen en laat daarvoor in de plaats zetten een modern vierkant kantoorgebouw, En dat nu juist in de onmiddellijke omgeving van de pas ge- restaureerde Hervormde Pastorie, het daarnaast gelegen kosterhuisje,de hervormde Kerk, het Raadhuis, de kerk van St. Martinus en de daar tegenover liggende panden van de vroegere herberg De Gouden Leeuw. Met het huis van de vroegere dokter Joling (Dreef 6) en de 'Oude Kaste' en de zojuist opgesomde monumenten vormde de Dreef hier ter plaatse wel een bijzonder fraai stukje dorpsgezicht. En dat wordt nu volledig ontsierd door een dergelijk 'niet de omgeving passend modern kantoorgebouw'. In deze omgeving zijn vele honderd duizenden guldens gespendeerd aan zeer goed restauratiewerk en dan wordt door een dergelijk kantoorgebouw het karakter van de omgeving onherstelbaar geschaad. -Naar verteld wordt, zou een groot pand op de Markt aan het einde van de Haagweg aangekocht worden om te worden gesloopt om er een parkeerterrein van te maken (dit betreft de voormalige bakkerij van Van Disseldorp). -Het mooie pand op de Haagweg no. 409 met de prachtige gevel met houtsnijwerk. Een zeer gaaf bewaard gebleven winkelpui uit het einde van de vorige eeuw van de wagenmaker Hanegraaf zou volledig worden afgebroken om te worden vervangen door een nieuw gebouw. -En tenslotte de korenmolen 'De Hoop' aan de Liesboslaan. Eens de trots van de Princenhaagse gemeenschap, want het was de hoogste molen van Nederland. Nu al jarenlang verlaagd tot reclamezuil. We zouden kunnen doorgaan met voorbeelden, maar hopen hiermede in eerste instantie iedereen die het goed meent met de oude prachtige dorpskom van Princenhage voldoende te hebben overtuigd, er moet snel iets gedaan worden, wil dit mooie bezit niet binnen enkele jaren volledig worden opgeofferd aan de alles verslindende sloopwoede. Wij stellen voor als Beschermd dorpsgezicht van de oude dorpskom van Princenhage te bepalen: de straten: Haagse Markt, Haagweg tot het Esserplein, De Dreef, de Doelenstraat, de Liesbosstraat en de Liesboslaan tot de Ettense Baan. Tenslotte nog dit. Ook in dit gedeelte van onze bespreking van de monumenten in de voormalige gemeente Princenhage, meer in het bijzonder van de dorpskom, hebben wij per object weer dezelfde indeling aangehouden als in no. 14 van Hage. Ook hier geldt, hetgeen reeds is gesteld in de inleiding van Hage no. 14, dat de besprekingen enz. ter verantwoording zijn van de gehele Werkgroep Haagse Beemden. DE WERKGROEP HAAGSE BEEMDEN KAREL LEENDERS HERMAN DIRVEN JAN LODEWIJK PIET DEKKERS Drukkerij Perfect Prinsenbeek;  |
9. |
![]() |
Boeknummer: 00310
Breda in oude ansichten Historie -- Breda, algemeen (1973) [Brekelmans, dr. F.A.] Breda in oude ansichten, waarin opgenomen gedeelten van de voormalige gemeenten Ginneken en Bavel, Princenhage en Teteringen. INLEIDING. In dit boek wordt getracht een aanschouwelijk beeld te geven van de structuur en het aanzien van de stad Breda en de kern van de toenmalige randgemeenten in de periode 1866-1936. In die tijd heeft Breda op velerlei gebied een krachtige ontwikkeling doorgemaakt. Men neemt veranderingen waar op topografisch, religieus, sociaal-economisch, cultureel en militair gebied. Tot 1 mei 1927 strekte het grondgebied van de gemeente zich niet veel verder uit dan het terrein van de vestingwerken, welke in de jaren 1870/80 waren gesloopt. Sinds 1927 is het territoir driemaal uitgebreid ten koste van de aangrenzende gemeenten Ginneken en Bavel, Princenhage en Teteringen. In 1941 werden Ginneken en Princenhage opgeheven waarna de oude dorpskernen geheel bij de stad werden getrokken. Van de oude Bredase vestingwerken zien wij hierachter nog het bastion Nassau-Wallon. Het aantal inwoners bedroeg in 1866 15.225 en in 1936 49.794 zodat de bevolking in die tijd is verdrievoudigd. Al is deze groei voor een groot deel aan de annexatie van 1927 toe te schrijven, toch had ook binnen de oude stadsgrenzen een bevolkingsaanwas plaats. Per 1 januari 1973 telde Breda 121.181 inwoners. Zoals uit foto’s van Grote Markt, Havermarkt, Torenstraat, Bindstraat en Ginnekenstraat blijkt, stonden daar destijds nog veel gesloten huizen. Lang niet alle panden waren als winkel ingericht. Riolering en trottoirs zijn er ongeveer een eeuw geleden aangelegd. De bruggen die wij zien zijn alle licht en slechts berekend op het verkeer met wagens en rijtuigen. De straten werden met gaslantaarns verlicht, maar deze waren gering in aantal. Hoewel de stad sedert 1855 respectievelijk 1863 door spoorlijnen met de buitenwereld was verbonden, vormde de haven toch nog lang een belangrijk element in het personen- en goederenvervoer. Ruim honderd jaar geleden bezat Breda nog twee van de drie katholieke schuilkerken: die in de Waterstraat (Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaart) en in de Tolbrugstraat (H. Barbara). Deze laatste werd in 1869 vervangen door de kathedraal aan de Prinsenkade; de Maria-parochie stichtte in 1890 een nieuw gebouw aan de Ginnekenstraat, dat door de ontvolking der binnenstad overbodig is geworden en in 1967 afgebroken. De kathedraal is gesloopt in 1970. Nieuwe kerken verrezen nabij de singels: de St.-Josephkerk in 1897, de H. Hartkerk in 1900 en de St.-Annakerk in 1904. In 1887 hadden de kapucijnen een kerk en klooster gebouwd aan de Schorsmolenstraat. De gereformeerden namen in 1896 een kerkgebouw aan de Karnemelkstraat in gebruik. Voor het lager onderwijs werd in deze periode een aantal openbare en bijzondere scholen gebouwd. Dank zij een legaat van dr. L.F.W. van Cooth kon in 1886 een ambachtsschool worden gesticht. De aloude Latijnse School was in 1867 opgeheven, maar in hetzelfde jaar opende de gemeentelijke h.b.s. haar poorten aan het Kasteelplein. Twintig jaar later werd in de Reigerstraat het Stedelijk Gymnasium gevestigd, dat in 1901 met de h.b.s. zou verhuizen naar het complex Nassausingel-Nassaustraat. Pas in 1923 deed het bijzonder v.h.m.o. met het Onze-Lieve-Vrouwe-Lyceum zijn intree. Ook het culturele leven heeft zijn opgang gekend. In 1865 werd het Bredaas Mannenkoor gesticht, dat nog altijd bestaat. Het theaterleven voltrok zich aanvankelijk in de Comediezaal aan de Vlaszak, maar in 1881 werd „Concordia” geopend. Muziek en zang beoefenden de Bredanaars in velerlei verband, onder andere in een Dubbelkwartetvereniging. Het vijftig—, vijfenzeventig— en honderdjarig bestaan van de Koninklijke Militaire Academie was telkens aanleiding tot grote feesten. Ook als een ingezetene honderd jaar werd moest zoiets gevierd worden. Zo werd in 1931 de Terheijdense baker Johanna Damen in een open rijtuig door de stad gereden. Openbare bibliotheken in onze stad bestonden toen nog niet, wel had de K.M.A. een rijkvoorziene boekerij die voor wetenschappelijke doeleinden toegankelijk was. Veel hotels, café’s en restaurants kende Breda en omgeving ook vroeger. Het in 1967 afgebrande restaurant „’t Zuid” bestond al vóór 1830. Andere oude zaken in de binnenstad waren het café „die Porte von Cleve” naast het stadhuis, hotel „De Kroon”, Boschstraat, „De Gouden Leeuw”, Korte Boschstraat en „Zum Franciscaner” aan de Vismarkt. Naast „Concordia” was een gezellig café en de „Grote Sociëteit” was gevestigd in de bovenzaal van café „Moderne” aan de Veemarktstraat. Het mooie dorp Ginneken kende zijn hotels „Duivelsbrug”, „Dennenoord”, „Rustoord” en „Groene Woud”. Nabij het seminarie „Ypelaar” lag het café „De Heilige Tap”. Onder Princenhage lagen de hotels „Mastbosch”, „Boschhek”, „Burck”, „De Kroon” en „Huis ten Bosch”. Zij konden floreren dank zij het bloeiende vreemdelingenverkeer dat Breda sinds de jaren tachtig kent. Tussen Breda en Ginneken lag op Teterings grondgebied aan de Ginnekenweg nog hotel „Flora” Na 1850 kwam ook de industrie in Breda op. De kachelfabriek van Klep is het oudste metaalbedrijf. Daarna volgde Backer en Rueb. Tevoren kende Breda reeds passementbedrijven, bierbrouwerijen en zoutziederijen. De drukkerijen van Oukoop en Broese zijn van hoge ouderdom. Van iets jongere datum zijn de chocolade- en suikerfabrieken De Faam en Kwatta. Goederen voor directe consumptie werden verhandeld op de Grote Markt, de Havermarkt, het Kasteelplein en in de Boterhal. Tot 1865 werd op vele waren een stedelijk accijns geheven via kantoren bij de stads- poorten. Wij zien hierachter bijvoorbeeld het Bureau der Stedelijke Belastingen aan de Waterpoort. Het tramwezen in Breda bloeit sinds 1884 toen Kuitenbrouwer de Ginnekense Tramwegmaatschappij sticht- te. Later kwamen hier de maatschappij „Breda-Mastbosch” (station via Baronielaan naar het bos) en de „Zuid-Nederlandsche Stoomtram Mij.”, die de verbinding onderhield tussen het station in Breda en de Markt te Princenhage. Op al deze lijnen bestond de tractie uit paarden. Het stadsbeeld kende nog verschillende molens: de oliemolen van Betz aan de Leuvenaarswal, de molen „Het Fortuin” aan het Van Coothplein en de molen „De Vier Winden” achter de Nieuwe Ginnekenstraat. Princenhage had zijn hoge molen aan de Liesboslaan. Het ziekenhuiswezen is te Breda eerst op het einde van de negentiende eeuw opgekomen. Voor de katholieken was er het Gasthuis aan de Haagdijk. In 1901 kwam het Diaconessenhuis gereed en pas in 1923 het grote St.-Ignatiusziekenhuis aan de Wilhelminasingel. Ginneken bezat zijn Laurensgesticht vanaf 1913, Princenhage zijn Luciagesticht vanaf 1890. Te Ginneken kon men ook een wonderdokter aantreffen, de beken- de Frans Colson. De volksgezondheid werd zeer be/orderd door de aanleg van een waterleiding, die te Breda in 1894 en te Ginneken in 1904 tot stand kwam. Over water gesproken: in Ginneken kon men een koudwaterkuur ondergaan in het bad Wörishofen. Van oudsher is Breda een garnizoensstad. Voor de huisvesting van de militairen zijn echter eerst laat goede kazernes gebouwd. Aanvankelijk waren er alleen de Kloosterkazerne, de Hoge Barakken achter de Gin- nekenstraat en het Arsenaal aan de Gasthuisvelden. De opening van de Chassékazerne in 1899 betekende een verheugende vooruitgang. Na de ontmanteling van de stad werden op de geslechte vestingwerken grote exercitieterreinen aangelegd langs Nassausingel en Fellenoordstraat. Ook de stedelijke nutsbedrijven beleefden in deze tijd hun opkomst. De gasfabriek was reeds in 1858 gebouwd op het Waterlunet. Een pomp- station en prise d’eau zijn in 1894 te Dorst tot stand gekomen. Ginneken kreeg reeds elektriciteit in 1904, maar Breda pas in 1918. De gemeentereiniging was in 1878 ondergebracht op het vroegere lunet B. De dienst der beplantingen werd in het leven geroepen bij de aanleg van het Valkenberg. Het toerisme begon voor Breda pas goed op gang te komen na de aanleg van de beide stadsparken: Wilhelminapark en Valkenberg. De grote trek hierheen werd overigens veroorzaakt door het natuurschoon der Bre- dase omgeving. Ginneken gaf reeds in 1889 een V.V.V.-gids uit en Breda volgde in 1897. Een belangrijke toeristische verbinding vormde de Boulevard Breda-Mastbosch, die door een particulier was aange- legd op het grondgebied van drie verschillende gemeenten. Het gemeentebestuur onderging in dit tijdvak ook een sterke uitbreiding. Waren er vijftien raadsleden in 1866, zeventig jaar later waren het er zevenentwintig. Bij het begin van dit tijdvak was mr. A. Kerstens burgemeester; van 1919 tot 1936 was dit mr. dr. W.G.A. van Sonsbeeck, met wiens grootse afscheidsfeest wij dit boek besluiten. Voor de samenstelling van dit boek hebben wij een keuze moeten doen uit het overvloedige materiaal dat in Stedelijk Museum en gemeentearchief ter beschikking was. Wij hebben onze voorkeur laten uitgaan naar zeer oude foto’s en voorts naar afbeeldingen van die stadsgedeelten die grondig van aanzien zijn veranderd. Graag hadden wij onze selectie zodanig verricht dat aan de hand van de plaatjes een harmonisch résumé van de stedelijke historie kon worden gegeven. Aangezien echter van tal van facetten van het stedelijk leven geen afbeeldingen voorhanden waren,bleek deze wens niet uitvoerbaar. De lezer beschouwe dit boekje daarom slechts als een bijdrage tot de kennis van de stad Breda en het leven van de bewoners in deze periode. In deze tweede druk werd een aantal correcties en aanvullingen opgenomen. Nieuw zijn de afbeeldingen genummerd 29, 70 en 87. Voor deze editie verschaften velen mij materiaal, van wie ik wil noemen: mejuffrouw J.H.H. Houwing, de heren J.L. Bergé, ir. J. Badon Ghijben, H.A. van der Pool en prof. mr. O.A.C. Verpaalen te Breda en de heren G.J.J. Boost te Roosendaal, H.F. ten Hoopen te Heemstede, J.L.M. Peerden te Nijmegen en drs. G. van de Vlasakker te Hengelo (O). Breda, september 1973. Europese Bibliotheek;  |
10. |
![]() |
Boeknummer: 00409
Geschiedenis van Breda Historie -- Breda, algemeen (1990) [drs. M.J.M. Duijghuisen] GESCHIEDENIS VAN BREDA Deel III HOOFDLIJNEN EN ACCENTEN 1795-1960 INHOUDSOPGAVE Voorwoord van de redactie XV Inleiding XVII I : Breda, 1795-1840. Een benauw(en)de veste 1 : Inleiding: Breda gezien door tijdgenoten. 1 2 : Bevolking, huisvesting en gezondheid 2 2a : Bevolkingsontwikkeling: onverwachte bevolkingstoename; groot vrouwenoverschot; vestigingsoverschot; onevenwichtige leeftijdsopbouw mannen. 2 2b : Huisvesting: spreiding bevolking over de stad; woningbezetting; relatief gunstige situatie; verslechtering naar 1840 toe. 6 2c : Gezondheid: relatief gunstig sterftecijfer; kindersterfte; optreden stedelijke overheid; drinkwatervoorziening; voedselprijzen; kinderziekten; schurft en syfilis; : onwettige geboorten; stedelijke gezondheidszorg; stichting R.K. Burger Gasthuis. 9 3 : Bevolking en bestaansmiddelen 21 3a : Breda op het einde van de achttiende eeuw: economisch verval in de achttiende eeuw met uitzondering van de landbouw. 21 3b : Breda in de periode 1795-1840: nog immer zwakke stedelijke economie; beroepsstructuur 1811/1812; dominante dienstensector; vrouwenarbeid; beroepsstructuur 1849. 22 4 : Bevolking en welstand 26 4a : Welvaartsspreiding: situatie in 1808; kleine rijke en ambachtelijke handelssector; lonen eerste helft negentiende eeuw; belang omringende landbouw; bestedingen burgerij; belang garnizoen. 26 4b : Armoede en armoedebestrijding: grote omvang armoede; ruimtelijke spreiding van armoede en welvaart; geen verbetering rond 1828; instelling Tuchthuis; oprichting Stads Teekeninstituut en Armenschool in 1825. 32 5 : Bestuur 35 5a : Bredase patriotten: uitingen van patriottisme in 1785; exercitiegenootschappen; ‘Vaderlandsche Sociëteit’; rol advocaten; rol ‘Grote Sociëteit’ en ‘Burger-Sociëteit’. 35 5b : Intrede van katholieken: snelle doorbraak na 1795; geen ingrijpende veranderingen. 45 5c : Herstel der verhoudingen, rangen en standen: beleid stedelijk bestuur; gesloten maatschappelijke verhoudingen; ontwikkeling na 1814; toenemend aandeel van advocaten binnen de bestuurlijke elite; verwikkelingen rond de status van de stad. 46 5d : Financieel beleid: evenwicht tussen inkomsten en uitgaven; bezuinigingen; passief stedelijk onderwijsbeleid. 49 6 : De Belgische Opstand: weinig belangstelling onder de bevolking; Breda als voornaamste legermagazijn; stijgende prijzen; nadelen voor het bedrijfsleven; armoede en armenzorg; epidemieën; onwettige geboorten. 51 7 : Het sociaal-culturele leven 53 7a : Sociëteitsleven: verschillende doelstellingen; gezelligheid en ontwikkeling; politieke oogmerken; ‘Grote Sociëteit’; oranjegezindheid; leesgezelschap ‘Amicitia’; vrijmetselaars; ‘Sint-Joris Gilde’. 53 7b : Het theater- en muziekleven: levendig theaterleven in de achttiende eeuw; invloed vanuit Brussel; eerste schouwburg van 1802; belang militairen; Frans repertoire; introductie Duitse cultuur; muziekverenigingen; volksvermaak. 57 7c : Geloofsleven: zedenbederf en optreden Katholieke Kerk; rol katholieke en protestantse notabelen binnen het maatschappelijk leven; broederschappen; verhouding katholiek-protestant; geloof en filantropie. 59 8 : Slotbeschouwing 63 II : Breda, 1840-1885. Ontsloten ruimte 1 : Inleiding: Breda gezien door tijdgenoten. 67 2 : Bevolking, gezondheid en huisvesting 67 2a : Bevolkingsontwikkeling: aanvankelijk stagnatie; snelle aanwas na 1870; groot belang migratiesaldo; stijgend aandeel geboortenoverschot. 67 2b : Bevolking en gezondheid: epidemieën; cholera in 1866; onhygiënische woonomstandigheden; drinkwateronderzoek; invloed waterstand; aanpak van riolering en bestrating; gemeentelijke leningen; ophalen straatvuilnis; oprichting stedelijk ziekenhuis. 70 2c : Prostitutie en stedelijk ziekenhuis: eerste pogingen tot reglementering prostitutie; verplichte registratie en keuring; aanstelling gemeentelijk geneesheer; verpleging prostituees aan de Haagdijk; poging zieke prostituées te doen opnemen in R.K. Gasthuis; druk door militaire commandant om maatregelen te treffen; instelling syfili- tisch gasthuis; verspreiding prostitutie in Breda; geregistreerde en clandestiene prostitutie. 75 2d : Huisvesting: hoge woningdruk; woningbouw en leegstand; woningbezetting en welstand; aannemers en volkswoningbouw. 86 3 : Bevolking en bestaansmiddelen 89 3a . Armoede: verslechterde toestand; naweeën Belgische Opstand; maatschappelijke onrust; instelling en opheffing stedelijk werkhuis; nadruk op scholing en opvoeding; hoge aantallen bedeelden; kerkelijke en gemeentelijke armenzorg; afnemende uitgaven voor onderstand; toenemende werkgelegenheid. 89 3b : De nijverheid: ontwikkeling beroepsstructuur 1849-1889; oprichting Kamer van Koophandel en Fabrieken; ambachtelijk karakter nijverheid, wegtrekken mannelijke beroepsbevolking; eerste vestigingen van nieuwe industrieën. 96 3c . Het verkeer: aanleg spoorwegen in België; overeenkomst over spoorwegverbinding tussen Antwerpen en Moerdijk; totstandkoming traject Roosendaal-Breda; stimulans voor de tuinbouw; rijksspoorwegenplan van 1860; aanleg traject Breda-Tilburg; festiviteiten in Breda; veranderde opstelling binnen Breda. 103 3d : Tuinbouw en stedelijke economie: de tuinbouw rondom Breda; stadshoveniers. 107 4 : De ontmanteling en uitleg van Breda: van vestingsteden naar verdedigingslinies; Vestingbesluit 1868; slopen van de stadspoorten; ontmanteling van de stad; F.W. van Gendt; plan van uitleg; ontbreken van gemeentelijke initiatieven; nijverheid of verfraaiing?; mogelijkheden tot industriële vestiging; Bredaas gemeentebestuur beslist anders. 108 5 : Gemeentelijk beleid: sfeer van traditie; nauwelijks inbreng van ‘nieuwkomers’. 5a : Gemeentelijke financiën: stedelijke inkomsten gebaseerd op accijnsheffing; afschaffing van de accijnzen op grond van de Gemeentewet 1850; invoering belasting per vierkante el; bezwaren vanuit burgerij; handhaving oude systeem; uiteindelijk verhoging hoofdelijke omslag; plannen tot invoering gasverlichting vanaf 1843; besluit in 1855 tot oprichting van gemeentelijke gasfabriek; beperkt gebruik van gaslantaarns als straatverlichting; snel stijgend particulier gasverbruik; gasafzet blijkt winstgevend. 114 5b : Onderwijs: nauwelijks openbaar onderwijs; problemen rond Latijnse School; onderwijsvernieuwing en C.H. Wenning; geen volksonderwijs; instelling Armenschool in 1824 en Stads Teekeninstituut, komst Diakonieschool en Nutsschool in jaren veertig; begin schoolstrijd; instelling Liefdesgesticht van de zusters Penitenten-Recollectinen; instelling Werkschool door de congregatie ‘Alles voor Allen’; opheffing ‘Stads Fransche en Nederduitsche Kostschool’ van Wenning; laag onderwijsniveau midden jaren vijftig; Onderwijswet 1857; opening in 1861 van ‘Eerste’ en ‘Tweede Burgerschool’; totstandkoming HBS; oprichting van het ‘Instituut St. Antoine’ door pastoor J. Stoop; felle reacties; bijzonder versus openbaar onderwijs. 122 6 : Mentaliteit en cultuur 130 6a : Liberalen en clericalen: protesten van katholieke zijde tegen bepaalde festiviteiten; tegenreacties; op politiek terrein aanvankelijk geen tegenstelling; monopoliepositie van ‘De Kiezersvereeniging’; afsplitsing van kiesvereniging ‘Eendragt’; samensmelting tot ‘Eendragt maakt Magt’; optreden ‘Grondwet en Eendragt’; tegenstellingen meer op landelijk dan op lokaal niveau; oprichting sociëteit ‘Katholieke Kring’; ‘Eendragt maakt Magt’ steeds conservatiever; aanhang ‘Katholieke Kring’; ‘Katholieke Kring’ vooralsnog geen kiesvereniging; affaire-Rikkers; ‘Katholieke Kring’ als splijtzwam; J.F. de Booy als vertegenwoordiger van oprechte liberaal-katholieken. 234 6b : Verenigingsleven: nog immer sociëteitsleven; opkomst culturele verenigingen; rederijkerskamer ‘Vreugdendal’; muziekleven; ‘St.-Jozefsgezellenvereniging’ voor arbeidende klasse. 146 7 : Slotbeschouwing 148 III: Breda, 1885-1930. Wijkende grenzen 1 : Inleiding: Breda gezien door tijdgenoten. 151 2 : Bevolkingsontwikkeling, gezondheid en huisvesting 151 2a : Bevolkingsontwikkeling: wederom forse demografische groei; constant geboortenoverschot en doorgaans negatief migratiesaldo; verhouding Breda-randgemeenten; sterke daling geboorten- en sterftecijfer; in stijgende mate geboortenbeperking. 151 2b : Gezondheid: toenemend besef van het belang van hygiëne; instelling gemeentelijke keuringsdienst van waren; zuigelingenzorg; tuberculose als nieuwe volksziekte. 156 2c : Huisvesting: erbarmelijke woonomstandigheden eind negentiende begin twintigste eeuw; nauwelijks sprake van gemeentelijk beleid; woningonderzoek 1904; Woningwet 1901; woningbouwvereniging ‘Volkshuisvesting’; eerste complex volkswoningen; weinig medewerking gemeentebestuur bij financiering; leningen vanuit bedrijfsleven; andere woningbouwverenigingen; woningtelling 1918; woningbouwproductie 1921-1939; gemeentelijke woningbouw; noodwoningen; woningen voor ‘sociaal-achterlijken’; uitkomsten woning- onderzoek 1903-1926; woningtekort. 158 3 : De stedelijke ruimte: rechtsgebied Breda tot 1795; grondgebied van Breda vanaf 1826 min of meer beperkt tot vestingwerken. 180 3a : De annexatiepoging van 1899: tegenstand zowel binnen als buiten Breda; geen inlijving; aankoop Baronielaan en Belcrumpolder; overname door gemeentebestuur van tramwegmaatschappijen; uitbreidingsplan 1906; vanuit randgemeenten Plan-Ebbers; exploitatieplan Belcrumpolder. 184 3b : De architectuur: Antwerpse invloed; ‘aannemers-Jugendstil’; sobere stijl na Eerste Wereldoorlog. 194 4 : Bevolking en bestaansmiddelen: verhoogde consumptie en groter beroep op dienstensector; innovaties binnen bedrijfsleven; vergrote koopkracht door stijgende lonen. 195 4a . Industrialisatie en fabrieksarbeid: rond 1860 geen belangrijke industrie, industrialisatie tussen 1870 en 1930; groei dienstensector. 196 4b : Industrialisatie en huisarbeid: passement-, sigaren- en conservenindustrie; kinderarbeid. 198 4c : Economische ontwikkelingen na de Eerste Wereldoorlog: aanvankelijk gunstige economie; inzinking begin jaren twintig; industrie- versus handelsbelangen. 201 4d : Industriële ondernemers: de metaalnijverheid; de ‘Etna’; de ‘Machinefabriek Breda’; de voedings- en genotmiddelensector; suikerfabriek ‘Wittouck’; de ‘Faam’; de ‘Kwatta’; jam- en conservenindustrie; initiatieven tuinders in Breda en omgeving; de ‘Zjem’; de ‘Hero’; het Stulemeyer-concern. 202 4e : De Bredase industrie en haar bankiers: kassiers en kortetermijnkredieten; Bredase kassiers; concentratie bankwezen. 217 5 : Mentaliteit en beweging: behoudend katholicisme; nieuwe elementen in maatschappelijk-mentaal leven. 218 5a : Opkomst arbeidersorganisaties: organisaties vóór 1895; ‘St. Jozefs-gezellenvereeniging’; geringe verspreiding van vooruitstrevend denken; kiesrechtbewegingen 1891 en 1892; opkomst socialistische beweging; affaire ‘Volksbierhuis De Toekomst’; oprichting ‘R.K. Volksbond’ in 1895; verhouding ‘Volksbond’ - clerus; steun vanuit burgerij; na aanvankelijk succes, matheid; dr. Jan van den Brink; de SDAP; getalsmatige verhouding katholieke en neutraalsocialistische organisaties; stakingen. 219 5b : De ‘Eucharistische Kruistocht voor Fabrieksmeisjes: angst binnen Katholieke Kerk voor losgeslagen samenleving; streven naar herstel katholieke levenshouding door voorbeeldwerking; gevaren fabrieksarbeid voor meisjes; hoog percentage vrouwenarbeid binnen Bredase industrie; eerste E.K.-groep bij de ‘Kwatta’; samenwerking met fabrieksdirecties; activiteiten; deelname; splitsing der geesten binnen katholieke kamp. 226 6 : Sociaal beleid tijdens en na de Eerste Wereldoorlog: geen sterke traditie in actief (sociaal) beleid. 234 6a : Arbeidsbeurs: vóór 1914 geen aandacht voor plannen tot bestrijding werkloosheid; voorlopige arbeidsbemiddeling in 1914; definitieve arbeidsbeurs in 1918. 234 6b : De Eerste Wereldoorlog: vluchtelingenstroom vanuit België; de opvang; vluchtelingencomité; effecten op woning- en arbeidsmarkt; aanvankelijk mededogen, later antipathie. 235 6c : Arbeidsbemiddeling, werkverschaffing en werkloosheidsverzekering: functioneren arbeidsbeurs; werkverschaffing ‘nieuwe stijl’; werkverschaffing als gemeentelijke aangelegenheid; omvang; financiële nood gedurende Eerste Wereldoorlog; steuncomité; werkloosheidskassen; werkloosheid en ‘Burgerlijk Armbestuur’. 238 6d : Kerkelijke en particuliere armenzorg: instellingen van weldadigheid; bedeling; ‘St. Vincentiusvereniging’; liefdewerken; doelstellingen; ‘Bredase Armenzorg’. 244 7 : Kerkgenootschappen te Breda: overgrote meerderheid bevolking katholiek; nieuw bisdom Breda in 1853; ontwikkeling aantal parochies; overige kerkgenootschappen; getalsmatige verhoudingen. 246 8 : Parochie-en verenigingsleven: kerkelijk verenigingsleven; sportverenigingen; tennis, ‘Bredasche Lawn Tennis Vereeniging’; kegelen, ‘De Bredasche Latjesgooiers’; voetbal, NAC; muziekbeoefening; ‘St. Fidelisvereeniging’; bezorgdheid om de arbeidende jeugd; ‘Cecilia’; verlopend ledental; ‘Kunst aan het Volk’; bedrijfsverenigingen; overige culturele verenigingen; (reizende) bioscopen; kermis. 252 9 : Slotbeschouwing 258 IV: Breda, 1930-1960. Een open stad 1 : Inleiding: Breda gezien door tijdgenoten. 263 2 : De stedelijke ruimte: verzoek tot omvangrijke annexatie in 1921; afwijzing door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant; voorstel van bescheidener omvang; annexatie van 1927. 264 2a : De ontwikkeling na de annexatie van 1927: uitbreidingsplan voor de agglomeratie; nieuwe annexatieplannen eind jaren dertig; zeer ingrijpend voorstel provinciaal bestuur; fel verzet vanuit betrokken gemeenten behalve Breda; uiteindelijke inlijving in 1942; kleiner van opzet; discutabele besluitvorming. 266 2b : Uitbreidingen in de jaren vijftig: diverse uitbreidingsplannen; Heuvelkwartier als belangrijk stedebouwkundig project. 271 3 : Bevolkingsontwikkeling: wederom snelle bevolkingsaanwas tot 1965; sterke invloed van het aantal geboorten; opnieuw toenemende geboortenbeperking. 272 4 : Bevolking en bestaansmiddelen: bevolkingsgroei in samenhang met economische ontwikkeling van stad en omringend platteland. 276 4a : Crisis en werkloosheid: beroepsstructuur 1930; toenemende werkoosheid vanaf 1930; tot 1937 nog gunstig beeld in verhouding tot landelijke situatie; werkloosheid niet gelijkelijk verdeeld over de verschillende beroepsgroepen; voordeel late industrialisatie; geringe oorlogsschade voor bedrijfsleven. 276 4b : De jaren vijftig: industrialisatiegolf lijkt aan Breda voorbij te gaan; steeds grotere uitgaande pendel; werkgelegenheid in Breda niet aanlokkelijk voor geschoold personeel; geringe werkloosheid; zwakke positie lokaal bedrijfsleven; (her)oriëntatie van gemeentebestuur; instelling BRIM. 281 4c : Werklozenzorg: aanvankelijk bij Burgerlijk Armbestuur; toenemende druk tot oprichting gemeentelijke organisatie; instelling Gemeentelijke Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon. 284 5 : Ontwikkeling gemeentelijke organisatie: samenhang stedelijke groei en omvang gemeentelijk apparaat; steeds meer regelende, uitvoerende en coördinerende taken; toename omvang bestuursapparaat 1824-1960; groei ambtenarenapparaat; ontwikkeling grotere diensten. 293 6 Mentaliteit, stemgedrag en kerkelijkheid 296 6a : De stemmenverhoudingen: geen sociale onrust door werkloosheid; grote katholieke meerderheid; SDAP grootste oppositiepartij; stemgedrag 1930-1939; spanningen binnen katholieke blok; beginnende ontkerkelijking; stemgedrag 1949-1962. 296 6b : Kerkelijk leven en ontkerkelijking: godsdienstige verhoudingen 1930-1970; aandeel katholieken constant tot 1960; angst binnen Katholieke Kerk voor zedenverwildering; ontkerkelijking en sociale controle; hoog aandeel ‘non-paschanten’; Bredanaar sterk geneigd tot neutrale opstelling; zielzorg niet toegesneden op feitelijke situatie. 298 6c : Standenstad en ‘onmaatschappelijkheid’: Breda als sterk ‘gelaagde’ stad; toenemende belangstelling voor ‘onmaatschappelijkheid’ in jaren dertig; betrokken katholieke organisaties; toenemende gemeentelijke bemoeienis in jaren vijftig; Breda geen maatschappelijke eenheid. 304 7 : De Tweede Wereldoorlog: impressionistische schets. 306 7a : De Vlucht van Breda: snel oprukkend oorlogsgeweld; Frans legercommando beveelt evacuatie; voorbereidingen lopen spaak, vertrek naar Antwerpen op 12 mei; twee verschillende routes, via Hoogstraten en Zundert/Wuustwezel; Breda ingenomen zonder slag of stoot; ‘groep-Zundert/Wuustwezel’ keert terug; ‘groep-Hoogstraten’ door naar Antwerpen; verwarring en onduidelijkheid; verspreiding Bredanaars over groot gebied; repatriëring tweede groep vanaf mei. 307 7b : De jaren tot kort vóór de Bevrijding: in toenemende mate uitingen van de ‘nieuwe tijd’; uitingen van verzet op Koninginnedag 1940; verscherpte situatie vanaf 1941; de Joodse gemeenschap; 197 joden afgevoerd, slechts drie teruggekomen; internering Nederlandse militairen; ‘Arbeitseinsatz’; bombardement van station in 1943; gezondheidssituatie Bredase bevolking. 320 7c : Aanloop tot de Bevrijding en het Verzet: Dolle Dinsdag; terugkomst Duitsers; Breda meer en meer betrokken bij oorlogshandelingen; aanslagen door Verzet; ‘Nederlandsche Unie’; eerste Ordedienst; staking in Bredaas bedrijfsleven niet overgenomen door overheidsapparaat; ‘sociale verzet’; gewapend verzet; diverse verzetsgroepen; ‘Delta’ als overkoepelend orgaan; ‘Vloeiweide’-drama. 325 7d : De Bevrijding: Breda wordt weer bedreigd; snelle bevrijding; felle gevechten in noordoost-hoek; geen Engelsen maar Polen als bevrijders; aantallen oorlogsslachtoffers; bevrijdingsfeesten; generaal Maczek; zuiveringen en ‘bijltjesdag’. 328 8 : Slotbeschouwing 332 Literatuur over de geschiedenis van Breda, bijzonder voor de periode 1795-1960 337 Index 351 VOORWOORD Na de uitgave in 1977 van het tweede deel van de Geschiedenis van Breda, 1568-1795, en de heruitgave in 1976 van het eerste deel, tot 1568, ging de toenmalige redactiecommissie met instemming van de opdrachtgever, het college van burgemeester en wethouders, voort met haar werkzaamheden, namelijk de voorbereiding en publicatie van het derde deel over de Bredase historie, 1795-1960. Thans bestaat een moderne uitgave, die chronologisch de gehele stadsgeschiedenis bestrijkt met uitzondering van de meest recente periode, maar die thematisch uiteraard niet volledig uitgewerkt kon worden. De redactie heeft zich bij haar werk beziggehouden met onder meer de opstelling van schema’s van te behandelen onderwerpen, het doorlichten van de aanwezige lite- ratuur en het beschikbare archiefmateriaal, en het afnemen van interviews. Hierbij kon zij steeds een beroep doen op de Gemeentelijke Archiefdienst. Zeker speelde hierin mee dat van oudsher de gemeentearchivaris tevens als redactielid optrad. Gedurende het project werd de bereidwillige hulp en steun ontvangen van een grote groep tijdelijke en vaste archiefmedewerkers, van individuele redactieleden en van vele vrijwilligers; allerlei kleinere en grotere onderzoeksopdrachten in kranten, gemeenteverslagen en andere bronnen werden uitgevoerd. Het benaderen van mogelijke auteurs voor het boek leverde amper resultaat op. Het tijdrovende vooronderzoek en de uiteindelijke afwerking schrokken de plaatselijke historici kennelijk te zeer af, terwijl de beoefening van de eigen stadsgeschiedenis onvoldoende aantrekkingskracht leek te hebben op hen. Van de gepolste personen boden slechts enkele daadwerkelijke steun aan. Daarom werd afgeweken van de aanpak zoals gevolgd bij de totstandkoming van de beide eerste delen. Niet een groep van in wezen amateur-historici (althans van historici in vrije tijd), maar één schrijver, drs. M.J.M. Duijghuisen, is thans allereerst verantwoordelijk voor het eindproduct. Nadat de redactiecommissie het Bredase gemeentebestuur van het belang van het project had overtuigd, heeft hij in dienst van de gemeentelijke overheid gedurende drie jaren hieraan kunnen werken. Daardoor kreeg toch het tijdens de Tweede Wereldoorlog met geestdrift opgezette plan voor een complete stadsgeschie- denis voltooiing. De taak van de redactiecommissie wijzigde zich met dit al opnieuw, bij de totstandkoming van het eerste deel vormden de auteurs zelf de redactie, stemden zij aldus de afzonderlijke hoofdstukken op elkaar af en verzorgden zij gezamenlijk de publicatie; bij het tweede deel vervulde de redactiecommissie de rol van animator voor de in vrije tijd studerende en schrijvende auteurs, bewaakte zij een zekere mate van uniformiteit in benadering en trad zij in het vereiste geval als corrector op. De inleidingen op de beide eerste delen getuigen van dit verschil in aanpak. Deze keer moest de redactiecommissie uitzien naar een geschikte auteur en kon zij zich beperken tot het zich op afroep beschikbaar stellen voor commentaar, te meer daar de wetenschappelijke begeleiding primair bij de oud-Bredanaar prof. dr. P.M.M. Klep berustte en de redigerende arbeid hoofdzakelijk aan de gemeentearchivaris drs. P.M. Toebak toeviel. Het schrijven van een stadsgeschiedenis van de periode na 1795 geeft specifieke problemen. Verliepen tot dan toe de lokale ontwikkelingen nog enigszins autonoom, na het genoemde jaar bleek hiervan steeds minder. En op den duur was daarvan zelfs helemaal geen sprake meer. Zowel het hechtere Nederlandse staatsverband als de na- tionale, ja internationale betrekkingen op velerlei terrein bewerkten dit. Op verschillende manieren kan men een stadsgeschiedenis schrijven. De auteur heeft gekozen voor een niet-institutionele aanpak. Lokale grootheden en instellingen krijgen daardoor minder aandacht. Daar staat tegenover dat bepaalde structurele ontwikkelin- gen extra reliëf krijgen: grote lijnen en kaders, waarbinnen de optredende groepen en personen hun handelingen verrichtten en denkbeelden ontwikkelden. De auteur en de redactiecommissie hadden op voorhand gekozen voor een integrale geschiedschrijving per tijdsblok. Ieder hoofdstuk zou een bepaalde periode behan- delen, met inachtneming van de sociaal-economische, demografische, staatkundige, religieuze, culturele enz. aspecten. Gezien de relatief korte voorbereidingstijd is die evenwichtigheid niet bereikt. Bovendien was de beschikbare ruimte aan tekstpagina’s in het uit te geven boek beperkt. Er bestaan nog vele lacunes in de Bredase historiografie die door dit overzichtswerk niet worden opgevuld. De geschiedenis van Breda is met dit boek dan ook geenszins voltooid. Hoeveel bronnenmateriaal ligt niet nog te wachten op bewerking! En hoe verschillend pakken nieuwe generaties historici dezelfde thema’s niet aan! De delen I, II en III van de Geschiedenis van Breda op rij gezet bewijzen dit genoegzaam. Thans is het derde deel van de Geschiedenis van Breda gereed. Met dit resultaat beschouwt de redactiecommissie haar taak als beëindigd: een meerdelig handboek tot stand te brengen over de Bredase geschiedenis vanaf de vroegste periode tot aan 1960. Zij kan slechts de hoop en verwachting uitspreken dat het voorliggende boek aanzet zal zijn tot verder onderzoek en stedelijke geschiedschrijving. De commissie dankt speciaal de gemeentelijke overheid, voor het vertrouwen dat deze in haar stel- de en voor de beschikbaar gestelde garantiesubsidie. Hopelijk ziet mede de Bredase bevolking het belang van een publicatie als deze in. De Redactie INLEIDING De opzet van dit derde deel van de Geschiedenis van Breda verdient nadere toelichting daar hu enigszins ongebruikelijk is. Nog in het begin van 1984 beoogde de re- dactiecommissie volgens een geheel andere opzet te werk te gaan. Wat lag er ook meer voor de hand dan voort te gaan op de manier van deel II? De beproefde en respectabele werkwijze was zoveel mogelijk archiefmateriaal te doen bewerken tot goed onderbouwde geschiedenissen van allerlei facetten van het Bredase verleden Immers, één van de specifieke kenmerken van historisch onderzoek is het integreren van grote hoeveelheden verspreide en disparate documenten in een verhaal of een uiteenzetting. Een blik op het voorradige archiefmateriaal moet de redactieraad soms toch wel wat moedeloos hebben gemaakt. De delen I en II waren gebaseerd op de bewerking van een kleine selectie uit 350 strekkende meters Bredaas archief, plus uit het nodige materiaal berustend in ’s-Gravenhage, Brussel, ’s-Hertogenbosch en elders. Vele the- ma’s waren noodgedwongen onbesproken gebleven. Wat moest er dan nu gaan gebeuren? De auteurs van deel III konden steunen op het dubbele aantal meters, en zeker wel het vierdubbele wanneer men de niet-overgebrachte, particuliere en niet Bredase archieven meetelde. Zou men op de oude voet doorgaan, dan zou deel III minstens vier en misschien wel acht of tien banden gaan omvatten. Daar was geen beginnen aan. Er moest geselecteerd worden, er moesten hoofdthema’s en thema’s van ondergeschikt belang worden onderscheiden. Een moeilijke zaak. Toch bleek de redactie er in 1984 in geslaagd, op basis van twee gedetailleerde werkschema’s van respectievelijk mgr. dr. J.L.M. de Lepper en dr. F.A. Brekelmans, een praktisch kader te ontwerpen met negen thematische hoofdstukken en enige tientallen richtvragen betreffende allerhande interessante specifieke thema’s uit de negentiende- en twintigste-eeuwse stadsgeschiedenis. Gedacht werd aan twee boekdelen van ieder circa driehonderd bladzijden en aan de effectieve inzet van een flink aantal externe auteurs, medewerkers van de Gemeentelijke Archiefdienst en van vrijwilligers.(1) Gaat men uit van de vuistregel dat tien gedrukte pagina s geschied- schrijving op basis van archiefmateriaal en wetenschappelijke literatuur gemiddeld ongeveer zes werkweken in beslag nemen aan zoeken, selecteren, doornemen van het materiaal, het maken van aantekeningen, ordenen, bewerken en schrijven, dan kan men zich een indruk vormen van de enorme omvang die het project nog steeds had: ongeveer acht jaar werk, te verdelen over een tiental auteurs! In opdracht van de redactiecommissie voerde drs. R.A.M.C. Moulen Jansen begin 1984 een belangrijk nader onderzoek uit naar het beschikbare materiaal over de Bredase stadsontwikkeling (1851-1984). Zijn werk sloot aan op een initiatief van dr. J.P.A. van den Dam (de toenmalige gemeentesecretaris van Breda) en prof. dr. P.M.M. Klep (hoogleraar in de economische en sociale geschiedenis aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen), teneinde te komen tot een vergelijkende studie naar de ‘prestaties’ van de Brabantse steden in de negentiende en twintigste eeuw. In deze tijd draaide ook een vrijwilligersproject(2), dat een grote verscheidenheid aan onderzoeksresultaten opleverde. De heer Moulen Jansen schreef een degelijk rap- port, zich concentrerend op een aantal werkzame factoren in de stadsontwikkeling.(3) Na zijn vertrek zette drs. M.J.M. Duijghuisen aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen gedurende een jaar de verkenningswerkzaamheden voort. Intussen bleek de uitvoering van het ambitieuze plan van de redactieraad op grote praktische problemen te stuiten. Het werven van auteurs die later een (onderdeel van een) hoofdstuk zouden moeten schrijven, viel bitter tegen. Na het nodige beraad legden de heren Duijghuisen en Klep in oktober 1985 een drastisch herzien plan aan de redactieraad voor. Zij stapten af van de oorspronkelijke thematische opzet. De geschiedenis van Breda vanaf 1795 zou per periode behandeling moeten krijgen, met aandacht voor aspecten als de mentaliteit, de economie, de sociale omstandigheden en de politiek. De opzet werd thans ambitieus op een andere manier: het trekken van hoofdlijnen van een samenhangende maatschappelijke geschiedenis van Breda. De omvang werd teruggebracht tot driehonderd bladzijden: een bondig boek als uitgangspunt voor verder onderzoek.(4) De voorbereiding en uit- voering zouden ongeveer vier jaar in beslag nemen, nog afgezien van de administratieve ondersteuning in ruime zin. Na uitvoerige bespreking werd het ontwerp door de redactieraad goedgekeurd, doch het uitvoeringsprobleem bleef vooralsnog onopgelost. Nu de redactieraad geen auteurs kon vinden die zich gedurende langere tijd konden vrijmaken voor het feitelijke onderzoek, spande deze zich tot het uiterste in om een financiële oplossing te vinden. In de zomer van 1986 kreeg het onzekere voortbestaan van het project aandacht in de plaatselijke pers. De heer Brekelmans hield een vurig pleidooi voor een gemeentelijke subsidie(5), terwijl andere redactieleden achter de schermen hun invloed aanwendden. Succes bleef niet uit.(6) De gemeentelijke overheid maakte het mogelijk de patstelling te doorbreken en tot uitvoering over te gaan. Het boek diende echter eind 1989 al bij de drukker te liggen. Drie jaar de tijd dus, nog een jaar minder dan voorzien! Drs. Duijghuisen werd belast met de concrete uitvoering van het vele onderzoek en het schrijven van de tekst. De redactieraad stelde prof. Klep aan als wetenschappelijk adviseur voor de verdere ontwikkeling van de probleemstelling, betoogtrant en interne samenhang en voor een globale visie op de geschiedenis van de stad Breda. Bovendien nam hij de nabeschouwingen voor zijn rekening. Aldus was de opzet van deel III betrekkelijk snel geëvolueerd van een langdurig project met vele auteurs, zich grondig verdiepend in een aspect van de Bredase geschie- denis, naar een kortlopend project met één auteur; zonder de ambitie van volledigheid, maar met het idee een eerste visie op de jonge Bredase stadsgeschiedenis als geheel te ontwikkelen. Inderdaad een basis voor discussie en voortgezet onderzoek. Er moest bovendien onder grote tijdsdruk gewerkt worden. Begin 1988 legde de au- teur de redactieraad reeds een tekst voor met een uitgewerkt globaal beeld over de gehele periode 1795-1960. De redactieraad gaf aan waar accenten mogelijk anders gelegd konden worden, en sprak bij herhaling de hoop uit dat nog zoveel mogelijk (tijdverslindend!) archiefonderzoek werd ondernomen. Een aantal vrijwilligers, een zevental medewerkers van de Gemeentelijke Archiefdienst en de redactieleden jhr. drs. F.A. von Schmid en dr. J.P.A. van den Dam leverden waardevolle bijdragen.(7) Een belangrijk praktisch probleem bij het verwerken van de gegevens en het schrijven van het boek bleek de spanning tussen het algemene beeld en het detail te zijn. De auteur streefde naar een zekere gelijkmatigheid in de behandeling van de stof: grote lijnen gecombineerd met een beperkt aantal gedetailleerde uitweidingen. Deze uitweidingen konden niet talrijk zijn, maar waren onontbeerlijk wegens de couleur locale die zij nu eenmaal bieden. Zo kwam de auteur meer dan eens tot de conclusie dat bestaande detailstudies eigenlijk minder in aanmerking kwamen voor verwerking dan urgentere thema’s die nog helemaal niet onderzocht waren! Typisch de problemen van een beknopte synthese. Ondergetekenden geven toe, dat het niet altijd gelukt is om alle belangrijke en geplande onderdelen die plaats te geven waarop zij recht hadden. Het materiaal was daarvoor te omvangrijk en de beschikbare tijd te kort. En natuurlijk zijn er duizenden kleine thema’s te verzinnen waarover men niets zal vernemen. Moge dit grote-lijnenboek zodanig tot kritiek, en verder onderzoek prikkelen, dat de acht of tien banden over de geschiedenis na 1795 ooit nog eens werkelijk tot stand komen! Dat zou geen slecht effect zijn. Speciale dank gaat uit naar de reeds genoemden, maar niet vergeten mag worden ook de volgende (ex-)medewerk(st)ers en vrijwilligers van de Gemeentelijke Archief- dienst apart te vermelden: J.M.L. Bastiaansen, ing. H.C.F Bogaerts, J.C. Buitendijk, C.M.C. Buijsen, D. Dooremans, M.I. Ellert, B.C.M. Hoeks, drs. H.M.M. Huijgens-Van Kollenburg, G.G.A.M. Otten, D.P.J. van Riel, A.L. Schets, H. Tigelaar, A.L.J. Verschuuren, J.M.F. IJsseling, drs. H.D. Wessels en M.L.W.H. van den Wijngaard. Behalve de respectieve gemeentearchivarissen, mr. M.W. van Boven en drs. P.M. Toebak, hebben zij een werkelijk onmisbaar aandeel gehad aan het totaal der werkzaamheden: een deel van de inhoudelijke voorbereiding en beoordeling, het leeuweaandeel van de redigerende arbeid, de nagenoeg volledige keuze van het beeldmateriaal, de controle van het notenapparaat, de samenstelling van de bibliografie, de indexering en de complete administratieve ondersteuning. Zonder hen zou het tot drie jaren ingeperkte project nooit op tijd en met dezelfde kwaliteit zijn afgerond. drs. M.J.M. Duijghuisen prof. dr. P.M.M. Klep (1)Informatie voor de auteurs van het project Geschiedenis van Breda, 1795-ca 1960 (1984). (2). Hieraan namen actief deel: J. Ansems, C. van den Assum, J. Bader, B. Beusenberg, J. van Buel, E. Bos, J. Bouwes, C. Bovenberg, K. van Brink, M. Brongers-Alberts, C. Coenders, M. Dijkstra, G. van Donschot, F. Elias, J. Eygenraam, W. Frijters, G. van Gaaien, mevr. Geene, C. Gelens, M. Grosfeld-Van Beekhoven, S. Haans, J. Heijbroek, J. Jansen, H. Jansen, J. Knippels, L. Knitel, A. Koppers, W. Laarakker, A. Laenen, W. Leideritz, C. Lohmann, J. van der Made, J. Maramis, H. van der Meer de Walcheren, W. Meyer, B. Mittelmeijer, H. Munljewerff, C. van Nijnanten, H. Omstein, E. Poiesz, Y. Postma, P. Receveur, C. Reijnders, F. Roelvink, A. van Rijsewijk, J. Sadeé, A. Scheffer, E. Schouten, J. Schuiten, J. Schutte, L. Smedinga, P. van de Steenhoven, E. Stevens, H. Stevens, C. ten Teije, J. Ver- heij, J. Vleugels, W. van der Voort, J. de Waard en G. Wiegerink-De Jong. (3). Onderzoek naar de sterfelijke ontwikkeling van Breda (1851-1984). Op 5 oktober 1984 gaf hij over hetzelfde onderwerp een lezing op de Brabantse Archivarissendagen te Dussen. (4). M.J.M. Duijghuisen en P.M.M. Klep, Ontwerp voor een geschiedenis van Breda, 1795-1975 (Nijmegen, 1985). (5). Zie: De Stem, 16 augustus 1986 en 20 augustus 1986. (6). Zie: ibidem, 21 augustus 1986. (7). Rapporten werden vervaardigd door M. Broos, Aantekeningen over de spoorwegaanleg gedurende de negentiende eeuw; J van den Dam, Aantekeningen over twee decennia werkloosheid c.a in Breda (1919-1939); H Huijgens-Van Kollenburg, Belgische vluchtelingen in Breda tijdens de Eerste Wereldoorlog; R. de Jong, Opkomst katholieke groeperingen binnen Breda in de tweede helft van de negentiende eeuw; G. Olten, Ontman eling en uitleg der stad, 1865-1880; idem, Stedebouwkundige ontwikkeling van Breda, 1880-1930; F von Schmid Ontsluiting interviews afgenomen in de periode 1980-1986; L. Stulemeyer-Asselbergs, Rederijkerskamer Vreugdendal , E. Tigclaar, Kerkelijk leven negentiende en twintigste eeuw- H Wessels, Verslag religieus-politieke verhoudingen in de tweede helft van de negentiende eeuw; idem. Ambtenarenapparaat van Breda in de negentiende en twintigste eeuw. Boekhandel Gianotten Breda;  |
11. |
![]() |
Boeknummer: 00421
Princenhage in oude ansichten Historie -- Princenhage, algemeen (1999) [H. Dirven, P. Dekkers] Princenhage in oude ansichten INLEIDING Nu, in de jaren zeventig, wordt het vroegere dorp, of beter gezegd de vroegere dorpskom van Princenhage, weer behoorlijk uitgebreid. Vooral ten noorden en ten zuiden van de oude dorpskom verschijnen hele nieuwe straten, ja zelfs een heel nieuwe wijk. Daardoor zal hopelijk de functie van het eeuwenoude dorp als lokaal verzorgingscentrum weer wat worden opgevijzeld. Want als er één dorp de laatste dertig jaar heeft bewezen, hoe funest een annexatie voor een plaatselijke gemeenschap kan zijn, dan is dat Princenhage wel. Vele honderden jaren was Princenhage-dorp, of kortweg „’t Aogje”, een kerkelijk, bestuurlijk en economisch-sociaal centrum voor de eertijds grote gemeente Princenhage. Het dorp is ontstaan in de veertiende en vijftiende eeuw rond de St.-Martinuskerk, die was gebouwd op een lichte verhoging aan de weg van Breda naar Bergen op Zoom. In 1650 zijn daar de Dreef en de Mastbosstraat, als verbindingsweg tussen het Liesbos en het Mastbos, bijgekomen. Ongeveer weer een eeuw later werd het voetpaadje naar het noorden (de oude Heilaarstraat) ook een straat. In het midden van de vorige eeuw werden ook de spoorwegen aangelegd, waardoor in de gemeente Princenhage in korte tijd zelfs drie stations kwamen. Aan het einde van diezelfde eeuw werden er ook tramlijnen vanuit Breda via Princenhage naar Zundert-Antwerpen en naar ’t Liesbos-Etten aangelegd. In die tijd kreeg Princenhage nationale bekendheid als toeristen- plaats, vooral dank zij haar prachtige bossen. Heel wat grote hotels, en ook vele mooie villa’s, dateren van die jaren. Vooral die langs de huidige Haagweg en Liesboslaan. Princenhage begon ook snel te groeien met haar bevolkings aantal. Was tot 1800 de bevolking vrij constant, rond de 3.000 zielen (in 1796 welgeteld 3.285), in 1840 bereikte Princenhage de 5.000 en in 1906 de 10.000 inwoners. De volgende jaren ging de groei vooral sterk door rond het Duitenhuis, waar vele arbeiderswoningen werden bijgebouwd. In 1927 werd dit gedeelte door Breda geannexeerd, waardoor het inwoneraantal terugviel tot net iets boven de 11.000. In 1941 had Princenhage weer zo’n 13.000 inwoners, maar toen werd het gehele zuidelijke gedeelte bij Breda gevoegd. Het noordelijk gedeelte, boven de spoorlijn Breda-Roosendaal, werd de nieuwe zelfstandige gemeente Beek met nog geen 4.000 zielen. In de periode die in dit fotoboekje wordt behandeld, is het van belang te weten dat Princcnhage werd bestuurd door de volgende burgemeesters: A. Wermenbol (1865-1880), A. Schrauwen (1882-1903), F. Dommer van Poldersveld (1904-1917), J. Vermeulen (1917-1935) en G. Sutorius (1935-1941). De eerste burgemeester van het zelfstandige Beek werd J. Sterkens. Hij was tevens ook de laatste secretaris van het zelfstandige Princcnhage. De pastoors van de St.-Martinusparochie waren in die periode: G. van Spaandonk (1870-1874), P. van Oers (1874-1904), F. Flooren (1904-1922) en A. Bouman (1922-1961). De bouwpastoors van de twee nieuwe parochiekerken waren: A. Hoevenaars (Liesbos) en Ant. Adr. Ansems. Wij hebben in dit boekje getracht een beeld op te roepen van de jaren 1890 tot 1940. Op de eerste plaats hebben we daarom in een vijftigtal foto’s de diverse straten, gebouwen en dergelijke als in een rondwandeling aan u voorgelegd. Daaropvolgend laten wc u in een vijfentwintigtal foto’s nog even een kijkje nemen in het rijke verenigingsleven, het kerkelijk leven, bij diverse gebeurtenissen, groepen, enzovoort. Onze wens is natuurlijk dat we daarbij zo volledig mogelijk zijn geweest, hoewel wij ook wel goed beseffen dat helemaal volledig zijn een onmogelijkheid is. Toch hopen wij dat u dit boekje nog dikwijls met genoegen zult doornemen en dat het ook voor u een herinnering levendig zal houden aan de tijd dat Princenhage nog echt „’t Aogje van het Zuiden” was. De werkgroep „Haagse Beemden” dankt allen die hebben meegeholpen bij het samenstellen van het boekje „Princenhage in oude ansichten”. In dc eerste plaats willen wij hier noemen dr. F. Brekelmans, archivaris van de gemeente Breda. Tevens maken wij hier ook van de gelegenheid gebruik om te wijzen op een soortgelijk boekje als dit, maar dan onder de titel „Breda in oude ansichten”. Het is geschreven door de heer Brekelmans en uitgegeven in 1967, terwijl in 1973 een tweede druk verscheen. De nummers 98 tot en met 112 van dit deel betreffen ook Princenhaagse ansichten, zoals de Haagsepoort. de Markt, de boterfabriek, „Boschhek”, Liesbosstraat, Lucia, korenmolen „De Hoop”, „Lindenhof’, „Lindenburg”, hotel „Liesbosch”, „Huis ten Bosch” en de boswachterswoning in het Liesbos. Verder gaat ook onze bijzondere dank uit naar drs. C. Lohmann, archivaris van de gemeente* Prinsenbeek, de heer F. Kimmel. directeur van het stedelijk en bisschoppelijk museum, de heren M. Lips, J. van de Broek, A. van Nunen, G. van Stokkom en J. Dekkers en de dames Van Schaik-Rijnen, Bijl-Nooyens, Nooyens-van Stokkom, Nooren-Schrauwen, Dekkers-Frijters en Van Rosmeulen-Dirven. Allen hier genoemd, en ook degenen die ons nog verder informatiemateriaal hebben verschaft, zeggen wij hierbij nogmaals onze hartelijke en welgemeende dank. Wij willen nog even wijzen op ons tijdschrift „Hage” dat nu, in 1975. haar eerste lustrum viert, met andere woorden dat aan het einde van dit jaar haar vijftiende uitgave ziet ver- schijnen. Het nummer 14 (verschijnt september) zal helemaal handelen over de huidige toestand van alle monumenten die zich nu nog in de vroegere gemeente Princenhage bevinden. In totaal ruim zeventig gebouwen. Werkgroep „Haagse Beemden” INHOUDSOPGAVE 1. Luchtfoto Princenhage-dorpskern in 1926 2. De Markt van Princenhage 3. De Markt van Princenhage 4. De Markt met de gedenknaald (monument) 5. De Markt aan de westzijde 6. Raadhuis en toren (hoge spits) 7. St.-Martinuskerk met afgewaaide toren 8. St.-Martinuskerk te Princenhage 9. Interieur van de St.-Martinuskerk 10. Dreef met de protestantse kerk 11. Dreef met het postkantoor 12. Dreef met de lindebomen 13. Dorpsstraat (Voorstraat), nu Haagweg 14. Voorstraat, nu Haagweg 15. Voorstraat vanaf de Markt gezien 16. De villa „Princenoord” aan de Haagweg 17. De villa „Hage” aan de Haagweg 18. De villa „Wilhelmina” aan de Haagweg 19. De Haagsepoort aan de buitenzijde van Breda 20. Markt en Heilaarstraat 21. De Kerkstraat of Heilaarstraat 22. Station Princenhage-Beek op Heilaar 23. Huize „Heilaar” 24. De Grootestraat, nu Liesbosstraat 25. De Grootestraat, nu Liesbosstraat 26. Het Mauritspleintje, nu Liesbosstraat 27. Liesbosstraat met brouwerij „De Koe” 28. Korenmolen „De Hoop” aan de Liesboslaan 29. Luciagesticht aan de Liesboslaan 30. Hotel „Bellcvue” („De Kroon”) aan de Liesboslaan 31. Villa „Palmyral” aan de Liesboslaan 32. Ingang Liesbos aan de Liesboslaan 33. Café „De Drie Linden” aan de Liesboslaan 34. Hotel „Burck” bij het Liesbos 35. Hotel „Huis ten Bosch” bij het Liesbos 36. Pastoor Van Arskerk bij het Liesbos 37. Kindervakantiekolonies bij het Liesbos 38. De Leursebaan met theekoepel 39. Het jachthuis in het Liesbos 40. Huize „Zoutland” bij het Liesbos 41. Effen met rooms-katholieke kerk en pastorie 42. De standaard korenmolen van Effen 43. Hoeve „In ’t Hout” 44. Hotel „Boschhek” bij het Mastbos 45. Laantje in het Mastbos (Princenhage) 46. Historische pomp op de Markt 47. De tram in Princenhage 48. De paardetram in Princenhage 49. Eerste echte vuilniswagen in Princenhage 50. Duitenhuis bij Breda 51. Fruitmarkt „Duitenhuis”, 1900 52. Tuinbouw of hovenierderij 53. Boerenstandsorganisatie Princenhage 54. Coöperatieve stoomzuivelfabriek „Martinus” 55. Installatie burgemeester Dommer van Poldersveld 56. Afscheid burgemeester Vermeulen 57. Installatie burgemeester Sutorius 58. Huldiging gemeentebode H. Simons 59. Harmonie „Cecilia” 60. Mannenkoor „Princenhage” 61. Toneelvereniging van het „Kruisverbond” 62. Voetbalvereniging „Groen-Wit” 63. Handboogschutterij „Geen Moed Verloren” 64. De schaatskoning: Koen de Koning 65. Princenhage: kegelclub „Kracht en Vooruitgang” 66. Burgersocicteit „ Het ’s Maandags Gezelschap” 67. Onthulling monument 68. De openbare lagere school 69. De katholieke meisjesschool 70. Zelatricemiddag paters, Liesbos 71. Sacramentsprocessie 72. De katholieke jonge meisjesvereniging 73. Dameskerkkoor St.-Martinuskerk 74. Ereboog gouden bruiloft 75. Tramongeval bij het Liesbos 76. Auto-ongeval op de Rijsbergseweg 77. Carosseriefabriek „De Ley” Europese Bibliotheek Zaltbommel;  |
12. |
![]() |
Boeknummer: 00424
Knipselkrant Prinsenbeek laat zich niet inpakken Annexatie (1996) [ ] Krantenknipsels uit diverse kranten betreffende het verzet van Prinsenbeek tegen annexatie door Breda Van Sluis communicatie;  |
13. |
![]() |
Boeknummer: 00438
Emerweg en omgeving Historie -- Haagse Beemden, algemeen (2009) [Kees Brans] Emerweg en omgeving, Historische herinneringen en feiten door Kees Brans Inhoud 1- Voorwoord 3 2- Inleiding 5 3- De Emerweg vroeger 9 4- Wat is er nog over van de Emerweg? 35 5- Wat is er nieuw op het nog bestaande stukje Emerweg? 41 6- Wat is er nieuw in het gebied ten noorden van de spoorlijnen? 43 7- De omgeving van de Emerweg 48 Kerken en scholen 48 Straten en weggetjes 54 8- Het leven van het gezin Brans 71 Onze Stamboom 71 Het gezin van Janus Brans en Rika Brans-Broos vanaf 1930 77 9- De jeugd, schooljaren en werk van Kees 93 Bijlage: Lijst met namen bewoners, adres en beroep. 105 Fotoverantwoording 110 Colofon 112 Voorwoord Nu de Emerweg in Breda nagenoeg geheel verdwenen is, wordt het de hoogste tijd om eens een publicatie te wijden aan de Emerweg. Mijn verhaal vertelt iets van de geschiedenis van de Emerweg maar vooral de bijzonderheden van haar bewoners, voor zover ik die nog heb kunnen achterhalen of voor zover ik mij die nog herinner. Bij het verzamelen van gegevens en de gesprekken die ik had met enkele oud-bewoners en mensen die daarin de omgeving hebben gewoond, ben ik tot de conclusie gekomen, dat ik mijn verhaal niet kan en moet beperken tot de Emerweg op zich, maar onderwerpen zoals b.v. de scholen waar ik op gezeten heb en de St.-Theresia- en Rozenkranskerk, waartoe ons gezin als parochianen behoorde, niet onvermeld kan laten. Daarnaast worden in hoofdstuk 7 de vroeger nabij de Emerweg liggende straten en weggetjes beschreven, omdat die voor het grootste deel ook verdwenen zijn. Vandaar de titel 'Emerweg en omgeving'. Als amateurschrijver en niet-historicus ben ik mij ervan bewust, dat niet alle door mij vermelde jaartallen en omstandigheden zullen overeenstemmen met de historische werkelijkheid. Ik heb niet alles kunnen controleren en ook niet altijd op juistheid kunnen toetsen. Hetzij zo ! Waar het mij om gaat, is om sommige bekende feiten uit de historie van de Emerweg te vermelden en een beeld te schetsen van zijn bewoners. Binnen niet al te lange tijd is er namelijk niemand meer die dat nog kan. Hoofdstuk 8 'Het leven van het gezin Brans' en hoofdstuk 9 'De jeugd, schooljaren en werk van Kees' is een op zichzelf staand geheel. Het kan eventueel los van de andere hoofdstukken gelezen en gepubliceerd worden. Daarom komt het voor, dat in de hoofdstukken 1 tot en met 7 soms zaken en situaties aan de orde komen die in hoofdstuk 8 en 9, meestal in een wat andere vorm, ook de revue passeren. De heer K. Leenders heeft in het kwartaalblad van oktober 2008 van de Heemkundekring Breda 'Engelbrecht van Nassau' een artikel gewijd aan de Emerweg. In het artikel wordt ingegaan op de ligging van de Emerweg, het ontstaan van de naam en de verschillende namen die de Emerweg heeft gehad, de opdeling van de Emerweg en de geschiedenis door de eeuwen heen. In zijn artikel vindt een meer wetenschappelijke benadering plaats die veel verder terug gaat in de tijd waarbij meerde historische aspecten aan de orde komen. In mijn publicatie worden die zaken ook wel vermeld maar daar ligt niet de nadruk op. Het zijn vooral de bewoners en hun situatie vanaf 1940 die van mij de aandacht krijgen. De historische informatie die ik over de straten vermeld, is gedeeltelijk ontleend aan de gegevens daarover in het boek uit 1988 'De straten van Breda' door Gerard Otten. Een taalkundige bijdrage is geleverd door mijn zwager Harrie van Eijk mijn vriend Emilio van Etten en door Harrie Doeland, leraar Nederlands en school genoot op de St.-Tarcisiusschool en St.-Silvestermulo. Inleiding De Emerweg was eens een belangrijke verbindingsweg tussen Princenhage en de Haagse Beemden. De route naar de Haagse Beemden ging voorname- lijk langs landbouwgronden en weilanden met vee en de daarbij behorende boerderijen. Het gebied heette al vele eeuwen Buurstede Heike, een buurtschap dat vroeger deel uitmaakte van de gemeente Princenhage. Buurstede Heike had een eigen reglement waarin precies omschreven was wat de bewoners wel of niet mochten verbouwen, hoe zij de weilanden moesten onderhouden en of zij wel of geen zoden mochten steken. Buurstede Heike behoorde tot het grondgebied van de gemeente Princenhage, maar op 1 januari 1942 werd het gebied geannexeerd door Breda. Buur- stede Heike was niet alleen de naam van het gebied, maar ook de straatnaam. De huisnummers werden aangeduid met hoofdletters en cijfers. Bij de an- nexatie werd niet alles Emerweg, maar er waren ook 'omnummeringen' naar Tuinzichtlaan (toen nog met ch), Zuilenstraat, Leursebaan, Huifakkerstraatje, Eemerstraat, Kwakkelhutstraat, Leegstraaten Hogestraat (later Hoogestraat en Hoogstraat genaamd). Het deel waar wij woonden werd Emerweg. Daaraan voorafgaand vond erin 1927 al een annexatie plaats waarbij een deel van het grondgebied van de gemeente Princenhage werd toebedeeld aan de gemeente Breda. Het gebied werd in de volksmond d'n Èmmere genoemd. Waar lag de Emerweg? De Emerweg sloot aan op de Zuilenstraat die vanuit het toenmalige Princenhage naar het noorden liep. De Zuilenstraat ging op het einde met een korte bocht naar rechts en eindigde op de kruising met de Leursebaan en ging over in Emerweg. De Zuilenstraat eindigt nu haaks op de Ettense Baan. De Emerweg is wat verlegd en begint nu op de kruising van de Tuinzigtlaan met de Meidoornstraat, op de plek waar enige jaren geleden een rotonde werd aangelegd die nu alweer verdwenen is. Het resultaat is nu een onoverzichtelijk kruispunt. Het tracé van de Emerweg gaat op dat kruispunt richting spoorlijn. Daar ligt nu een fietspad vóór het Markenhage College en de woonwagenstandplaats. De oude knotwilgen langs het fietspad zijn behouden en geven precies aan waar vroeger de Emerweg liep. Er volgt dan nog een klein stukje van de oorspronkelijke Emerweg, waar ook de oude knotwilgen bewaard zijn. gebleven. De Emerweg ging vervolgens verder over de dubbele spoorlijn Breda-Roosendaal en Breda-Rotterdam en maakte na een paar honderd meter een scherpe bocht naar rechts verder naar het noorden. Enkele woningen op de Emerweg stonden ten zuiden van de spoorlijn en het meren deel ten noorden daarvan. De scheiding van het gebied door de spoor- lijn werd door de bewoners aangegeven als 'onder' en 'boven' de spoorlijn, zoals dat nu b.v. ook nog steeds gebeurt met de wijk Belcrum die voor de Bredanaars 'boven' de spoorlijn ligt. Ik zal de Ligging verder aangeven als ten zuiden en ten noorden van de spoorlijn. Op de Emerweg en omgeving woonden voornamelijk boeren, tuinders en eenvoudige burgermensen. Het was geen rijke buurt. Van de gewone bewoners had het hoofd van het gezin meestal een baan die met het buitenleven te maken had. Hardwerkende mensen waarbij de vrouwen thuis waren om de boel en de kinderen op orde te houden. De vrouwen hadden altijd een schort aan, klaar om aan het werk te gaan. Het waren in ieder geval geen kantoormensen. De Emerweg was Lang een zandweg en werd ten zuiden van de spoorlijn omstreeks 1935 bestraat. Ten noorden van de spoorlijn gebeurde dat pas omstreeks 1950. De zandweg strekte zich uit tot ver in de Haagse Beemden via de huidige Emerparklaan en Mijkenbroek tot aan de Rietdijk en de Achter Emer. Via de zandweg moesten de boeren bij mij uit de buurt en vanuit Princenhage tot 1950 met paard en kar en vee de Haagse Beemden in om zo hun ook daar lig- gende landbouwgronden en weilanden te bereiken. Zelfs vanuit Ulvenhout waren er boeren die weilanden en grasland hadden in de Haagse Beemden, in de buurt van het IJzer Hek. Het jong vee, kalveren en veulens, graasden er en werden in het voorjaar daar naar toe gebracht om het najaar weer terug naar de stal gehaald te worden. De dieren hadden buiten weinig of geen verzorging nodig. Er waren voor de dieren geen stallen of andere plekken waar ze beschutting hadden. De boeren Heestermans, Verkooijen, Bartels, Goos, van Exsel en van Hooijdonk waren vanuit Ulvenhout met paard en wagen zo'n twee uur onderweg om uiteindelijk via de Haagweg, de Dijklaan en de Emerweg in de Haagse Beemden te komen. In de tijd dat het gras gemaaid werd en er gehooid moest worden werden er landbouwmachines naartoe gebracht en dan duurde de rit zeker drie uur. Boer Heestermens had daar zo'n 15 stuks jong vee lopen. Zo rond 1960 is hij in de Haagse Beemden gestopt en in de volgende jaren hebben ook de andere boeren uit Ulvenhout het dichter bij huis gezocht. Co Boeren en dan Martens, die daar in de buurt woonden, waren polderwacht en hielden voor de boeren alles in de gaten. Op een kaart van de Haagse Beemden uit 1898, afgedrukt in het in 2003 uitgegeven prachtige fotoboek van Piet Hein Stulemeijer 'Honderd Seizoenen van Land tot Stad', is goed te zien, dat het gebied den Emer zich tot ver in het Noorden uitstrekt richting Asterd. Piet Hein Stulemeijer, beeldhouwer en fotograaf, legde gedurende 25 jaar in een reeks foto's, steeds genomen vanaf vaste posities in het gebied, de veranderingen vast van het buitengebied. Als in een film trekken de veranderingen aan je voorbij. Hij begon met fotograferen een dag na het slaan van de eerste paal op 22 juni 1977 voor de woonwijk Haagse Beemden en maakte de laatste foto in de reeks op 6 mei 2002. In Breda werd in 1918 de eerste elektriciteit aangelegd. Dat was laat en had te maken met de Eerste Wereldoorlog. In het Ginneken was er al elektriciteit rond 1904. Voor zover ik weet was er rond de jaren veertig in de huizen op de Emerweg, in ieder geval in mijn ouderlijk huis, al elektriciteit. In 1954 werd er waterleiding aangelegd en een gasaansluiting kwam er nog later, pas na 1970. Riolering werd aangelegd rond 1965. Tot die tijd werd het afvalwater geloosd op een sloot en er was een beerput voor het persoonlijke afval. Bij de woningen waarin de eenvoudige burgermensen woonden lag altijd wel een stuk grond waarop de bewoners hun groenten konden verbouwen en meestal ook wel kippen, konijnen of zelfs een varken konden houden. Over het slachten van varkens en kippen later meer. De Emerweg in Breda is inmiddels bijna geheel van de kaart verdwenen. Een van de oorzaken is de aanleg van de nieuwe wijk Westerpark, ten zuiden van de spoorlijn Breda-Roosendaal, grenzende aan de al wat oudere wijk Tuinzigt. Verder was door de komst van het Hoogspoor en later de aanleg van de HSL (Hoge Snelheidslijn) een veel grotere ruimte nodig voor de spoorlijn en dat is ten koste gegaan van de woningen, tuinderijen en boerenbedrijven. De komst van het NAC-Stadion, de uitbreiding van het industrie- en winkelgebied en de aanleg van de woonwijk Haagse Beemden ten noorden van de spoorlijn Breda-Rotterdam deden de rest. Hollaers van Elkerzee;  |
14. |
![]() |
Boeknummer: 00459
Handelingen Tweede Kamer der Staten-Generaal Annexatie -- annexatie 1997 (1996) [ ] Handelingen Tweede Kamer der Staten-Generaal 21 t/m 23 mei 1996 83ste t/m 85ste vergadering SDU Uitgeverij;  |
15. |
![]() |
Boeknummer: 00460
Handelingen Tweede Kamer der Staten-Generaal Annexatie -- annexatie 1997 (1996) [ ] Handelingen Tweede Kamer der Staten-Generaal 29 t/m 30 mei 1996 86ste t/m 87ste vergadering SDU Uitgeverij;  |
16. |
![]() |
Boeknummer: 00480
De toekomst van Prinsenbeek Annexatie -- Annexatie 1997.01.01 (1970) [Gemeentebestuur Prinsenbeek] De toekomst van Prinsenbeek. Rapport t.b.v. gemeentelijke herindeling Gemeente Prinsenbeek;  |
17. |
![]() |
Boeknummer: 30024
De Klepel 6e jaargang nummer 24 De Klepel (2002) [Nagelkerke Kees en Nijs Piet de] INHOUDSOPGAVE pag. 2 Beekse Negotie pag. 4 Van het bestuur pag. 9 Dialect pag. 13 Lekenapostolaat pag. 25 Annexatie Haagse Beemden pag. 32 Wie kent ze.... Heemkundekring Op de Beek;  |
18. |
![]() |
Boeknummer: 30042
DE KLEPEL 11e jaargang nummer 42 De Klepel (2007) [Bestuur, Ria de Beer, Henriette Kegge, Kees Nagelkerke, Gonny Tankink-van den Goorbergh, Piet de Nijs] INHOUDSOPGAVE pag. 1 Van het bestuur (bestuur) pag. 7 Maondag wasdag (Ria de Beer) pag. 9 Uitverkoop (Henriette Kegge) pag. 10 'Beekse Kanttekeningen'/ Annexatie (Kees Nagelkerke) pag. 16 De Markt in mijn herinnering (Gonny Tankink-van den Goorbergh) pag. 22 Dialect (Piet de Nijs) pag. 27 De Viesboer (Piet de Nijs) Heemkundekring Op de Beek;  |