HEEMKUNDEKRING
OP DE BEEK
PRINSENBEEK

Beeldbank Bibliotheek

   
 

Heemkundekring 'Op de Beek' Beeldbank Bibliotheek Zoekresultaat

Aantal gevonden publicaties : 16   (uit: 638)


Uitgebreid zoeken
Gesorteerd op:  Boeknummer

Klik op publicatie voor vergroting en meer informatie

1. Boeknummer: 00024  
Bredanaars in beeld
Historie -- Breda, algemeen           (1997)    [Duijghuisen Marcel]
Bredanaars in beeld

Inleiding
De eerste foto in mijn persoonlijk fotoalbum is een afbeelding van mijn vader, samen met zijn broers op en achter de ploeg. Ik kreeg die jaren
geleden van een van mijn ooms, omdat hij me wilde laten zien hoezeer ik op hem leek. Het klopte.
In het boek dat voor u ligt wemelt het van de mensen en situaties die u bekend zijn, waarin u zichzelf herkent of die een gevoel van verrassing
oproepen omdat ze u onbekend waren.
Het bovenstaande is ook de reden dat het Gemeentearchief Breda aan deze uitgave heeft meegewerkt. Alles wat in onze depots ligt maakt als
het ware onderdeel uit van het collectieve geheugen van de stad. En wat heb je nu aan een geheugen als daar geen gebruik van gemaakt wordt.
Een fotoboek is een middel om herinneringen te delen. U zult dat ongetwijfeld zelf vaak genoeg ervaren hebben.
Wat nu voor u ligt is nog geen procent van het totale foto- en negatievenbestand van het Bredase gemeentearchief. Mocht u
nieuwsgierig zijn naar de rest, dan bent u van harte welkom. Zoals gezegd, wij zijn er voor u.
En met u bedoel ik ook al diegenen die pas sedert kort deel uitmaken van de gemeente Breda, de inwoners van de voormalige gemeenten
Prinsenbeek. Teteringen en Nieuw-Ginneken. Ook zij zullen zichzelf bij wijze van spreken tegenkomen.
Het verzorgen van een dergelijke uitgave is geen sinecure en ik bedank dan ook mijn medewerkers - hun namen treft u aan op de binnenflap -
voor de extra inspanning die zij geleverd hebben om dit boek tol stand te brengen. Tevens bedank ik de corrector Wil Sterenborg. Ik hoop dat u
hetzelfde plezier en het beetje spanning zult beleven aan het bekijken van dit boek als zij hadden bij de samenstelling ervan.
Ook dank ik Ton Gunsing en Paul van Orsouw van Boekhandel Gianotten. die het voortouw en daarmee het risico hebben genomen voor
deze uitgave. De samenwerking met hen liep gesmeerd. Datzelfde geldt voor de contacten met drukkerij Gianotten.
Ten slotte, in 2002 zal Breda zijn 750-jarig bestaan vieren als een ‘stad met karakter'. Wat mij betreft is de presentatie hier van al die
karaktervolle 'Bredanaars in beeld' een opmaat naar die festiviteiten.
Marcel Duijghuisen
vakdirecteur IMA / gemeentearchivaris

Boekhandel Gianotten Breda ism Gemeentearchief Breda;  
 

2. Boeknummer: 00039  
Brabants leven van weleer
Historie -- Brabant, algemeen           (1997)    [Samenstelling Van Geyt e.a.]
Brabants leven van weleer dl I. Foto's en teksten over dorpen in Brabant uit de collecties
L. de Fost Helmond, IKA-Productions, het Breda's Museum en diverse personen en instellingen in Brabant

INHOUD
Achtmaal - Alphen - Bavel - Bosschenhoofd - Chaam - Dorst - Drunen - Dussen - Fijnaart - Gilze

‘s-Gravenmoer - Halsteren - Hilvarenbeek - Hoeven - Hoogerheide - Hulsel - Huybergen - Kaatsheuvel

Klundert - Langeweg - Moerdijk - Moergestel - Nispen - Ossendrecht - Oud-Gastel - Prinsenbeek

Putte - Raamsdonksveer - Riel - Rucphen - Rijen - Rijsbergen - Schijf - Sprang - Sprundel - Stampersgat

Standdaarbuiten - Steenbergen - St. Willebrord - Teteringen - Ulicoten - Waspik - Woensdrecht

Wouw - Wouwse Plantage - Wijk en Aalburg - Zevenbergschenhoek

Van Geyt Productions Ljubljana;  
 

3. Boeknummer: 00049  
Inventaris van het archief van de gemeente Prinsenbeek 1942-1962
Historie -- Archieven (o.a. Gemeente Prinsenbeek)           (1996)    [A.A.A. van Peer]
Inventaris van het archief van de gemeente Prinsenbeek 1942-1962
Uitgave: Gemeente Prinsenbeek
Prinsenbeek 1996 (met aanvulling 1998)

A. Inleiding.

A.l Algemeen.
In het kader van de opleiding Voortgezette Vorming Archiefbeheer (V.V.A.) heeft de samensteller van deze archiefinventaris gedurende de periode
september 1993/september 1994 een onderzoek en inventarisatie gedaan van het archief van de gemeente Prinsenbeek over de periode 1942-1962.
Het archief van de. gemeente Prinsenbeek vangt aan op 1 januari 1942, zodoende betreft het hier de eerste archiefinventaris van het gemeente-
lijk archief.
De periode 1942-1962, van de archivalia beschreven in deze inventaris, werd gekenmerkt door herstel en opbouw na de oorlogsjaren.
Prinsenbeek is een duidelijk voorbeeld van een typische plattelandsgemeente in de Baronie van Breda, die in de jaren zestig en zeventig snel
uitgroeide tot een forensengemeente van formaat.
De gemeente telde op 1 januari 1942 3.688 inwoners, op 31 december 1962 was het aantal inwoners gegroeid tot 5.073
Onderstaand treft u in het kort de geschiedenis van het gemeentelijk orgaan aan. Er is een zeer globale beschrijving gemaakt van de voornaam-
ste ontwikkelingen in de voornoemde periode, die op generlei wijze pretendeert volledig te zijn.
Voor een uitgebreide beschrijving betreffende de geschiedenis van de gemeente in z'n algemeenheid wordt verwezen naar hoofdstuk C. van de
inhoudsopgave: Lijst van geraadpleegde bronnen, personen en dankwoord.

A.2 Ontstaan van de gemeente.
De gemeente Prinsenbeek- is ontstaan door opheffing van de gemeente Princenhage met ingang van 1 januari 1942.
Aan deze opheffing zijn heel wat jaren van strijd vooraf gegaan tussen de gemeente Breda en haar buurgemeenten. Nadat Breda in 1863 haar status van
vestingstad kwijt was, ondernam zij meteen een eerste poging tot vergroting van haar grondgebied. Deze poging mislukte echter, evenals de
pogingen van 1899 en 1921.
In 1927 behaalde het Bredase stadsbestuur zijn eerste succes. Op 1 mei van dat jaar werd de Wet tot uitbreiding van de gemeente Breda met
gedeelten van de gemeenten Teteringen, Ginneken en Bavel en Princenhage van kracht.
In de periode 1937/1941 passeerden verschillende plannen en opties de revue, sommige zeer vergaand van opzet. Door steeds weer fel protest van
de Bredase buurgemeenten kon men de boot steeds weer afhouden.
klik op de pijlpunt links voor de volledige inleiding

In juli 1941 kwam er echter een gematigder plan ter tafel.
Voor de gemeente Princenhage hield dit in dat het zuidelijk gedeelte van haar grondgebied bij de gemeente Breda zou worden gevoegd en dat het
resterende noordelijk gedeelte een zelfstandige gemeente zou gaan vormen.
Bij beschikking van de Secretaris-Generaal van het Departement van Binnenlandse Zaken, mr. dr. K. J. Frederiks, van 23 december 1941, nummer
42483 B.B. (Bureau Staats- en Administratief Recht) werd/definitief besloten tot wijziging van de grenzen van de gemeenten Breda en Teterin-
gen, opheffing van de gemeenten Princenhage en Ginneken c.a. en vorming van de nieuwe gemeente Beek Noord-Brabant en Nieuw-Ginneken.
De naam van de nieuwe gemeente was Beek Noord-Brabant omdat Beek het enige kerkdorp binnen de (op te heffen), gemeente Princenhage was, dat lag
in het noordelijk gedeelte dat zelfstandig zou blijven. De toevoeging Noord-Brabant aan de naam van de nieuwe gemeente gaf al
aan, dat men duidelijk onderscheid wilde maken tussen andere plaatsen in Nederland die met Beek werden aangeduid (o.a. in Gelderland en Limburg).
Toch veroorzaakte de naam herhaaldelijk verwarring en kwam post op het verkeerde adres aan. Met ingang van 1951 werd dan ook besloten de naam
van de gemeente te veranderen in Prinsenbeek.
Deze naam herinnert aan het feit dat het dorp Beek eeuwenlang behoorde tot de gemeente Princenhage, die een heerlijkheid was van de prinsen van
Oranje.


A.3 Bestuur.
Burgemeester.
In de periode 1942-1962 heeft de gemeente Prinsenbeek twee burgemeesters gekend. De eerste burgemeester was Jacobus Sterkens, voorheen gemeente-
secretaris van de gemeente Princenhage.
Door zijn, passieve houding ten opzichte van de Duitse bezettingsautoriteiten werd aan hem op 9 januari 1946 met onmiddellijke ingang eervol
ontslag verleend. Burgemeester Sterkens diende een bezwaarschrift in en na een langdurige procedure trok de minister van Binnenlandse Zaken in
1952 de ontslagbeschikking in en kende aan burgemeester Sterkens met ingang van 1 januari 1948 een wachtgeld toe.
Zijn officiële ambtstermijn als burgemeester eindigde namelijk met ingang van 1 januari 1948.
Doordat aan burgemeester Sterkens ontslag was verleend, benoemde de waarnemend Commissaris der Koningin in de provincie Noord-Brabant, een
waarnemend burgemeester en wel de heer P.J.A. Baetens.
Bij Koninklijk Besluit van 14 april 1947, nummer 1, werd de heer Baetens, met ingang van l mei 1947 officieel benoemd tot burgemeester.
Bijzonder aan deze geschiedenis is dat de gemeente Prinsenbeek in de periode 12 juni 1945 - 1 januari 1948 achteraf officieel twee burgemees-
ters had.
Omdat er niet daadwerkelijk twee burgemeesters in functie waren, heeft dit voor de archiefvorming geen gevolgen gehad.

College van burgemeester en wethouders en gemeenteraad.
Bij het instellen van de gemeente Beek Noord-Brabant in 1942 ging Nederland gebukt onder een zwaar Duits bezettingsregiem. Omdat bovendien op 5
juli 1941 in het Verordeningenblad voor het bezette Nederlandsche gebied, verordening 120 was afgekondigd, waarin rijkscommissaris Seyss-Inquart de
parlementaire partijen ontbond, werd in één klap de -democratische basis van onder andere het lokale bestuur weggenomen. Voor de nieuwe gemeente
betekende dit, dat zij de eerste jaren van haar bestaan geen 'volwaardig' bestuur kende.
Tijdens de oorlogsjaren vertegenwoordigde burgemeester J. Sterkens het gemeentebestuur. Om zijn taak enigszins te verlichten verzocht hij de
Commissaris der provincie toestemming tot het benoemen van een wethouder.
Na verkregen toestemming benoemde burgemeester Sterkens bij zijn besluit van 27 maart 1942 de heer J. Bastiaansen tot wethouder.
Pas op 31 juli 1945 kwam er voor de eerste keer een voorlopige gemeenteraad bij elkaar.
Deze raad was samengesteld op grond van het Besluit tijdelijke voorziening Gemeenteraden en zij moest een afspiegeling zijn van de voornaamste
geestelijke en maatschappelijke stromingen binnen de gemeente.
De te benoemen raadsleden moesten bovendien vrij zijn van oorlogssmetten.
Plaatselijke kiescolleges moesten aan de burgemeester kandidaten- voordragen. Deze kiescolleges werden benoemd door de commissaris van de koningin
op aanbeveling van de burgemeester, die daarbij geholpen werd door enkele vertrouwensmannen. Op 23 juni 1945 werd het Beekse kiescollege, dat uit
33 personen bestond benoemd.
Op 9 juli 1945 stelde het kiescollege een kandidatenlijst van 16 personen samen en benoemde waarnemend burgemeester Baetens elf personen tot lid
van de voorlopige raad. Als eerste naoorlogse wethouders werden aangewezen de heren J. van Baal en J.C. Biemans.
Op 26 juli 1946 vonden er weer normale raadsverkiezingen plaats, waarmee de democratie weer in ere werd hersteld.

Onderstaand volgt een chronologisch overzicht, van de samenstelling van het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad in de
periode 1942-1962.

College van burgemeester en wethouders:
Wethouders:
1942: J. Bastiaansen;
1945: J. van Baal en J.C. Biemans;
1946: J. van Baal en J.C. Biemans;
1949: J. van Baal en J.C. Biemans:
1953: J. van Baal en M.L. van Rosmeulen;
1958: M.L. van Rosmeulen en M.C. van der Westen
1962: A.J. Dikmans en M.C. van der Westen.

N.B.: In de periode 1942-1945 fungeerde burgemeester J. Sterkens als voorzitter van het college van burgemeester en wethouders en vanaf
1946 burgemeester P.J.A. Baetens

Gemeenteraad:
1946; J.A. Aarts, J. van Baal, J. van Baal, J.C. Biemans, P. de Graaf, M.J. Hennekam, J.J. Huijben, W.M. Maas, H. Smits, W. Pellis en
A.A. van der Veeken;
1946: J.A. Aarts, J. van Baal, J.C. Biemans, A.J. Dikmans, J.J. Huijben, A.J.C. Hurks, W.M. Maas, W. Pellis, A. Romme, A.A. van der Veeken
en P. de Vooght;
1949: J.A. Aarts, J. van Baal, W. Baremans, J. Bastiaansen, J.C. Biemans, A.J. Dikmans, J.J. Huijben, A.J.C. Hurks, A. Romme,
M.L. van Rosmeulen en H. Weterings;
1953: J.A. Aarts, J. van Baal, W. Baremans, J. Bastiaansen, J.C. Biemans, A.J. Dikmans, J.J. Huijben, A.J.C. Hurks, M.L. van Rosmeulen,
G.L. Smits en M.C. van der Westen;
1958: J.A. Aarts, W. Baremans, P. Biemans, A.J. Dikmans, J,J. Huijben, A.J.C. Hurks, J.R.A. Jansen, H.J.P. Lotstra, M.L. van Rosmeulen,
P. de Vooght en M.C. van der Westen;
1962: J.A. Aarts, C.W. Biemans, P. Biemans, J.P. Boot, A.J. Dikmans, P. Farla, J.J.Huijben, A.J.C. Hurks, J.R.A. Jansen, J.A. Lockx en
M.C. van der Westen.


A.4 Ambtenarenkorps.
De gemeente-secretarie van de gemeente Prinsenbeek was in de periode 1942-1962, zoals bij zoveel kleine plattelandsgemeenten in die tijd,
klein van opzet.
Bij het ontstaan van de gemeente in 1942, werkten er op het gemeentehuis slechts een vijftal ambtenaren in de binnendienst (inclusief secretaris)
en 4 in de buitendienst.
Gedurende lange tijd kwam hierin maar weinig verandering, want in 1952 was er alleen bij de buitendienst een tweetal ambtenaren bijgekomen.
Het aantal ambtenaren zowel in de binnen- als buitendienst nam toe tot een tiental personen in 1962.
De gemeente-secretarie kende geen afdelingsvorming. Iedere ambtenaar had zijn/haar eigen taakgebied onder directe verantwoordelijkheid van de
gemeente-secretaris.
Aan het hoofd van het ambtenarenkorps stonden in de periode 1942-1962 achtereenvolgens J. Sterkens (tevens burgemeester), P.J.A. Baetens
(tevens burgemeester), H.A. Huijbrechts en P.P.A. van Hal.


A.5 Gemeentehuis.
De gemeente Prinsenbeek verkeerde van 1942 tot 1969 in de merkwaardige situatie, dat het gemeentehuis buiten de gemeentegrenzen stond. Het oude
raadhuis van de opgeheven gemeente Princenhage werd immers in 1942 in gebruik genomen als gemeentehuis voor de nieuw gevormde gemeente Beek
Noord-Brabant. Het was de bedoeling spoedig te verhuizen naar het eigen grondgebied. Door de oorlogsomstandigheden en later de wederopbouwproble-
matiek kwam daarin echter niet zo snel verandering. Later werden er wel plannen gemaakt, maar tot daadwerkelijke uitvoering is het telkens niet
gekomen.
Aan deze bezwaarlijke situatie kwam pas een definitief einde toen de oude pastorie aan de Markt te Prinsenbeek werd aangekocht en in 1969 in
gebruik werd genomen als gemeentehuis.
Omdat de afstand Prinsenbeek/Princenhage voor veel inwoners te ver was, besloot men wel in 1960 een dependance voor Openbare Werken en Bouw- en
Woningtoezicht te openen in een pand gelegen aan het Kruispad 11. Deze dependance zou in gebruik blijven tot 7 september 1963, toen er een
hulpsecretarie werd geopend in het woonhuis van een voormalige boerderij gelegen aan de Groenstraat 59. De inwoners konden toen eindelijk, al was
het dan beperkt, in hun eigen woonplaats terecht voor gemeentezaken.



Gemeente Breda;  
 

4. Boeknummer: 00050  
Inventaris van het archief van de gemeente Prinsenbeek 1942-1962
Historie -- Archieven (o.a. Gemeente Prinsenbeek)           (1996)    [A.A.A. van Peer]
Inventaris van het archief van de gemeente Prinsenbeek 1942-1962
Uitgave: Gemeente Prinsenbeek
Prinsenbeek 1996 (met aanvulling 1998)

A. Inleiding.

A.l Algemeen.
In het kader van de opleiding Voortgezette Vorming Archiefbeheer (V.V.A.) heeft de samensteller van deze archiefinventaris gedurende de periode
september 1993/september 1994 een onderzoek en inventarisatie gedaan van het archief van de gemeente Prinsenbeek over de periode 1942-1962.
Het archief van de. gemeente Prinsenbeek vangt aan op 1 januari 1942, zodoende betreft het hier de eerste archiefinventaris van het gemeente-
lijk archief.
De periode 1942-1962, van de archivalia beschreven in deze inventaris, werd gekenmerkt door herstel en opbouw na de oorlogsjaren.
Prinsenbeek is een duidelijk voorbeeld van een typische plattelandsgemeente in de Baronie van Breda, die in de jaren zestig en zeventig snel
uitgroeide tot een forensengemeente van formaat.
De gemeente telde op 1 januari 1942 3.688 inwoners, op 31 december 1962 was het aantal inwoners gegroeid tot 5.073
Onderstaand treft u in het kort de geschiedenis van het gemeentelijk orgaan aan. Er is een zeer globale beschrijving gemaakt van de voornaam-
ste ontwikkelingen in de voornoemde periode, die op generlei wijze pretendeert volledig te zijn.
Voor een uitgebreide beschrijving betreffende de geschiedenis van de gemeente in z'n algemeenheid wordt verwezen naar hoofdstuk C. van de
inhoudsopgave: Lijst van geraadpleegde bronnen, personen en dankwoord.

A.2 Ontstaan van de gemeente.
De gemeente Prinsenbeek- is ontstaan door opheffing van de gemeente Princenhage met ingang van 1 januari 1942.
Aan deze opheffing zijn heel wat jaren van strijd vooraf gegaan tussen de gemeente Breda en haar buurgemeenten. Nadat Breda in 1863 haar status van
vestingstad kwijt was, ondernam zij meteen een eerste poging tot vergroting van haar grondgebied. Deze poging mislukte echter, evenals de
pogingen van 1899 en 1921.
In 1927 behaalde het Bredase stadsbestuur zijn eerste succes. Op 1 mei van dat jaar werd de Wet tot uitbreiding van de gemeente Breda met
gedeelten van de gemeenten Teteringen, Ginneken en Bavel en Princenhage van kracht.
In de periode 1937/1941 passeerden verschillende plannen en opties de revue, sommige zeer vergaand van opzet. Door steeds weer fel protest van
de Bredase buurgemeenten kon men de boot steeds weer afhouden.

klik op de pijlpunt links voor de volledige inleiding


In juli 1941 kwam er echter een gematigder plan ter tafel.
Voor de gemeente Princenhage hield dit in dat het zuidelijk gedeelte van haar grondgebied bij de gemeente Breda zou worden gevoegd en dat het
resterende noordelijk gedeelte een zelfstandige gemeente zou gaan vormen.
Bij beschikking van de Secretaris-Generaal van het Departement van Binnenlandse Zaken, mr. dr. K. J. Frederiks, van 23 december 1941, nummer
42483 B.B. (Bureau Staats- en Administratief Recht) werd/definitief besloten tot wijziging van de grenzen van de gemeenten Breda en Teterin-
gen, opheffing van de gemeenten Princenhage en Ginneken c.a. en vorming van de nieuwe gemeente Beek Noord-Brabant en Nieuw-Ginneken.
De naam van de nieuwe gemeente was Beek Noord-Brabant omdat Beek het enige kerkdorp binnen de (op te heffen), gemeente Princenhage was, dat lag
in het noordelijk gedeelte dat zelfstandig zou blijven. De toevoeging Noord-Brabant aan de naam van de nieuwe gemeente gaf al
aan, dat men duidelijk onderscheid wilde maken tussen andere plaatsen in Nederland die met Beek werden aangeduid (o.a. in Gelderland en Limburg).
Toch veroorzaakte de naam herhaaldelijk verwarring en kwam post op het verkeerde adres aan. Met ingang van 1951 werd dan ook besloten de naam
van de gemeente te veranderen in Prinsenbeek.
Deze naam herinnert aan het feit dat het dorp Beek eeuwenlang behoorde tot de gemeente Princenhage, die een heerlijkheid was van de prinsen van
Oranje.


A.3 Bestuur.
Burgemeester.
In de periode 1942-1962 heeft de gemeente Prinsenbeek twee burgemeesters gekend. De eerste burgemeester was Jacobus Sterkens, voorheen gemeente-
secretaris van de gemeente Princenhage.
Door zijn, passieve houding ten opzichte van de Duitse bezettingsautoriteiten werd aan hem op 9 januari 1946 met onmiddellijke ingang eervol
ontslag verleend. Burgemeester Sterkens diende een bezwaarschrift in en na een langdurige procedure trok de minister van Binnenlandse Zaken in
1952 de ontslagbeschikking in en kende aan burgemeester Sterkens met ingang van 1 januari 1948 een wachtgeld toe.
Zijn officiële ambtstermijn als burgemeester eindigde namelijk met ingang van 1 januari 1948.
Doordat aan burgemeester Sterkens ontslag was verleend, benoemde de waarnemend Commissaris der Koningin in de provincie Noord-Brabant, een
waarnemend burgemeester en wel de heer P.J.A. Baetens.
Bij Koninklijk Besluit van 14 april 1947, nummer 1, werd de heer Baetens, met ingang van l mei 1947 officieel benoemd tot burgemeester.
Bijzonder aan deze geschiedenis is dat de gemeente Prinsenbeek in de periode 12 juni 1945 - 1 januari 1948 achteraf officieel twee burgemees-
ters had.
Omdat er niet daadwerkelijk twee burgemeesters in functie waren, heeft dit voor de archiefvorming geen gevolgen gehad.

College van burgemeester en wethouders en gemeenteraad.
Bij het instellen van de gemeente Beek Noord-Brabant in 1942 ging Nederland gebukt onder een zwaar Duits bezettingsregiem. Omdat bovendien op 5
juli 1941 in het Verordeningenblad voor het bezette Nederlandsche gebied, verordening 120 was afgekondigd, waarin rijkscommissaris Seyss-Inquart de
parlementaire partijen ontbond, werd in één klap de -democratische basis van onder andere het lokale bestuur weggenomen. Voor de nieuwe gemeente
betekende dit, dat zij de eerste jaren van haar bestaan geen 'volwaardig' bestuur kende.
Tijdens de oorlogsjaren vertegenwoordigde burgemeester J. Sterkens het gemeentebestuur. Om zijn taak enigszins te verlichten verzocht hij de
Commissaris der provincie toestemming tot het benoemen van een wethouder.
Na verkregen toestemming benoemde burgemeester Sterkens bij zijn besluit van 27 maart 1942 de heer J. Bastiaansen tot wethouder.
Pas op 31 juli 1945 kwam er voor de eerste keer een voorlopige gemeenteraad bij elkaar.
Deze raad was samengesteld op grond van het Besluit tijdelijke voorziening Gemeenteraden en zij moest een afspiegeling zijn van de voornaamste
geestelijke en maatschappelijke stromingen binnen de gemeente.
De te benoemen raadsleden moesten bovendien vrij zijn van oorlogssmetten.
Plaatselijke kiescolleges moesten aan de burgemeester kandidaten- voordragen. Deze kiescolleges werden benoemd door de commissaris van de koningin
op aanbeveling van de burgemeester, die daarbij geholpen werd door enkele vertrouwensmannen. Op 23 juni 1945 werd het Beekse kiescollege, dat uit
33 personen bestond benoemd.
Op 9 juli 1945 stelde het kiescollege een kandidatenlijst van 16 personen samen en benoemde waarnemend burgemeester Baetens elf personen tot lid
van de voorlopige raad. Als eerste naoorlogse wethouders werden aangewezen de heren J. van Baal en J.C. Biemans.
Op 26 juli 1946 vonden er weer normale raadsverkiezingen plaats, waarmee de democratie weer in ere werd hersteld.

Onderstaand volgt een chronologisch overzicht, van de samenstelling van het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad in de
periode 1942-1962.

College van burgemeester en wethouders:
Wethouders:
1942: J. Bastiaansen;
1945: J. van Baal en J.C. Biemans;
1946: J. van Baal en J.C. Biemans;
1949: J. van Baal en J.C. Biemans:
1953: J. van Baal en M.L. van Rosmeulen;
1958: M.L. van Rosmeulen en M.C. van der Westen
1962: A.J. Dikmans en M.C. van der Westen.

N.B.: In de periode 1942-1945 fungeerde burgemeester J. Sterkens als voorzitter van het college van burgemeester en wethouders en vanaf
1946 burgemeester P.J.A. Baetens

Gemeenteraad:
1946; J.A. Aarts, J. van Baal, J. van Baal, J.C. Biemans, P. de Graaf, M.J. Hennekam, J.J. Huijben, W.M. Maas, H. Smits, W. Pellis en
A.A. van der Veeken;
1946: J.A. Aarts, J. van Baal, J.C. Biemans, A.J. Dikmans, J.J. Huijben, A.J.C. Hurks, W.M. Maas, W. Pellis, A. Romme, A.A. van der Veeken
en P. de Vooght;
1949: J.A. Aarts, J. van Baal, W. Baremans, J. Bastiaansen, J.C. Biemans, A.J. Dikmans, J.J. Huijben, A.J.C. Hurks, A. Romme,
M.L. van Rosmeulen en H. Weterings;
1953: J.A. Aarts, J. van Baal, W. Baremans, J. Bastiaansen, J.C. Biemans, A.J. Dikmans, J.J. Huijben, A.J.C. Hurks, M.L. van Rosmeulen,
G.L. Smits en M.C. van der Westen;
1958: J.A. Aarts, W. Baremans, P. Biemans, A.J. Dikmans, J,J. Huijben, A.J.C. Hurks, J.R.A. Jansen, H.J.P. Lotstra, M.L. van Rosmeulen,
P. de Vooght en M.C. van der Westen;
1962: J.A. Aarts, C.W. Biemans, P. Biemans, J.P. Boot, A.J. Dikmans, P. Farla, J.J.Huijben, A.J.C. Hurks, J.R.A. Jansen, J.A. Lockx en
M.C. van der Westen.


A.4 Ambtenarenkorps.
De gemeente-secretarie van de gemeente Prinsenbeek was in de periode 1942-1962, zoals bij zoveel kleine plattelandsgemeenten in die tijd,
klein van opzet.
Bij het ontstaan van de gemeente in 1942, werkten er op het gemeentehuis slechts een vijftal ambtenaren in de binnendienst (inclusief secretaris)
en 4 in de buitendienst.
Gedurende lange tijd kwam hierin maar weinig verandering, want in 1952 was er alleen bij de buitendienst een tweetal ambtenaren bijgekomen.
Het aantal ambtenaren zowel in de binnen- als buitendienst nam toe tot een tiental personen in 1962.
De gemeente-secretarie kende geen afdelingsvorming. Iedere ambtenaar had zijn/haar eigen taakgebied onder directe verantwoordelijkheid van de
gemeente-secretaris.
Aan het hoofd van het ambtenarenkorps stonden in de periode 1942-1962 achtereenvolgens J. Sterkens (tevens burgemeester), P.J.A. Baetens
(tevens burgemeester), H.A. Huijbrechts en P.P.A. van Hal.


A.5 Gemeentehuis.
De gemeente Prinsenbeek verkeerde van 1942 tot 1969 in de merkwaardige situatie, dat het gemeentehuis buiten de gemeentegrenzen stond. Het oude
raadhuis van de opgeheven gemeente Princenhage werd immers in 1942 in gebruik genomen als gemeentehuis voor de nieuw gevormde gemeente Beek
Noord-Brabant. Het was de bedoeling spoedig te verhuizen naar het eigen grondgebied. Door de oorlogsomstandigheden en later de wederopbouwproble-
matiek kwam daarin echter niet zo snel verandering. Later werden er wel plannen gemaakt, maar tot daadwerkelijke uitvoering is het telkens niet
gekomen.
Aan deze bezwaarlijke situatie kwam pas een definitief einde toen de oude pastorie aan de Markt te Prinsenbeek werd aangekocht en in 1969 in
gebruik werd genomen als gemeentehuis.
Omdat de afstand Prinsenbeek/Princenhage voor veel inwoners te ver was, besloot men wel in 1960 een dependance voor Openbare Werken en Bouw- en
Woningtoezicht te openen in een pand gelegen aan het Kruispad 11. Deze dependance zou in gebruik blijven tot 7 september 1963, toen er een
hulpsecretarie werd geopend in het woonhuis van een voormalige boerderij gelegen aan de Groenstraat 59. De inwoners konden toen eindelijk, al was
het dan beperkt, in hun eigen woonplaats terecht voor gemeentezaken.



Gemeente Breda;  
 

5. Boeknummer: 00093  
Breda na 750 jaar
Historie -- Breda, algemeen           (2002)    [A. Bijma, W. v.d .Calseyde, E.v.d. Hoeven, H. Lokerse]
Breda na 750 jaar t.g.v. 750 jaar Breda
VOORWOORD
Van jongs af aan ben ik gehecht aan Breda
Chris Rutten (60) is burgemeester van de stad Breda. Als 'primus inter pares’ (eerste onder zijns gelijken) is
het eerste woord dan ook aan hem, waarbij we in dit geval de gehele stad als zijn wijk bescbouwen. Als 'gelijke'
van zijn medebewoners presenteren we dit voorwoord in de vorm van een interview, zoals ook andere bewoners
in de volgende hoofdstukken aan het woord komen.
Enkele dagen na zijn aanstelling, op 1 januari 1996. zat de kersverse burgemeester voor de eerste keer een raadsvergadering
in Breda voor. Na afloop werd er nog een borrel gedronken, daarna keerde hij terug naar hotel De Keijser, waar hij logeerde.
Ik woonde nog in Zeeland. Het was na middernacht en het vroor dat het kraakte. Tot mijn verbazing paste de sleutel niet in het
hotelslot en ook de hotelhouder, een inmiddels bekende Bredanaar, reageerde niet op het geklop. Dus ik naar het politie-
bureau, waar ze me nog niet herkenden en de suggestie deden naar een ander hotel te gaan. Maar ik had geen cent op zak en
kon zelfs geen taxi nemen. Nog steeds incognito belandde ik uiteindelijk met behulp van een vriendelijke wachtcommandant
om half drie in hotel Mercure, waar een baliemedewerkster mijn verhaal geloofde dat ik de nieuwe burgemeester was, zij
het zonder portefeuille.
Chris Rutten werd geboren in het Limburgse Susteren, in het voor Breda belangrijke jaar 1942. In dat jaar werden
namelijk grote delen van Ginneken en Princenhage bij Breda gevoegd. Vele jaren later zou hij als burgemeester van Breda
nog zo’n gedenkwaardig moment meemaken: de gemeentelijke herindeling op 1 januari 1997, waarbij Teteringen, Prinsenbeek
en grote delen van Bavel en Ulvenhout bij Breda kwamen. Nog geen jaar in functie was hij daarmee plotsklaps burgemeester
van de achtste stad van Nederland. Zijn liefde voor Breda werd er niet minder om, die dateert al uit zijn jeugdtijd.
In de jaren '50 kwam ik als kind regelmatig op vakantie in Breda. De zomers bracht ik door bij vrienden van mijn ouders
in de Laan van Mecklenburg. Ik voetbalde op de toenmalige Ceintuurlaan, die een brede middenberm van gras had, en vond
het heerlijk om te kunnen zwemmen in het Sportfondsenbad en te fietsen in het Mastbos. Sinds die tijd ben ik erg gehecht
aan Breda, dat ik reken tot de drie mooiste steden van Nederland, naast Amsterdam en Maastricht. Het heeft, denk
ik, veel te maken met goede jeugdherinneringen en een gevoel van nostalgie.
Het gevoel van vertrouwdheid met de stad is er sinds zijn aantreden als burgemeester alleen maar sterker op geworden.
Wat mij vooral aanspreekt is de menselijke maat die de stad heeft. Breda is niet al te groot en in sociaal opzicht voel je je
dan ook snel thuis. Zeker in mijn functie waarin je heel veel mensen tegenkomt.
Rutten heeft de ervaring dat Bredanaars over het algemeen trots zijn op hun stad, die een zekere sjiekheid bezit ten opzichte
van de omgeving. Bovendien is Breda ook een mooie historische stad, in Brabant alleen in gezelschap van Bergen op Zoom en
’s-Hertogenbosch.

klik op de pijlpunt links voor het volledige voorwoord


Er is jammer genoeg in het verleden veel monumentaals verdwenen in de stad, maar dat werd nu eenmaal gedicteerd door
de tijdgeest. Het ging hier gewoon te goed. Weet je waarom in steden als Brugge en Gent zoveel fraais overeind is gebleven?
Niet omdat stadsbestuurders zoveel beter waren dan hier, maar omdat ze al die tijd domweg te arm waren om te kunnen slopen
en iets nieuws te kunnen bouwen. Gelukkig wordt tegenwoordig veel zorgvuldiger omgegaan met ons Bredaas erfgoed.
Wat Breda ook bijzonder maakt is dat het gemiddeld genomen schitterende, ruim opgezette wijken heeft. Het Heuvelkwartier
bijvoorbeeld is qua ruimte en architectuur heel bijzonder.
En dan natuurlijk de geweldige omgeving van de stad, met veel groen en recreatiemogelijkheden. Alleen een stad als Amersfoort
heeft dat ook, maar dan heb je het wel gehad.
Al een week na zijn aantreden in Breda ging hij onder andere op werkbezoek naar de Vestkant, in Haagpoort. Dat was verrassend.
Waarom hij dat deed? De mensen daar nemen geen blad voor de mond. Het eerste wat ze zeiden was: 'Doe nou maar normaal en
trek je jasje uit'. Ik heb ook nog iets voor ze kunnen doen en als mensen zich serieus genomen voelen, dan kan het niet meer
kapot hé. Dat blijft ze bij. Ik was er later weer omdat een van de bewoonsters 100 jaar werd. De hele straat zat er binnen. Dat is
toch prachtig. Bewoners waarderen het als je in de wijk op bezoek komt.
Chris Rutten vindt Breda niet alleen een fijne stad om in te wonen, maar hij wijst ook op de plaats van de stad in de regio.
Breda is dé economische trekker van dit gebied. Vroeger lag de stad aan de periferie van het land, maar door het wegvallen van
de grenzen en het toegenomen belang van de Euregio’s ligt ze nu feitelijk veel centraler dan de Randstad. En dat biedt enorme
kansen. Breda wordt met de komst van de HSL en de Shuttle naar Rotterdam en Antwerpen niet alleen een belangrijk snijpunt
van weg- en spoorverbindingen, maar is samen met Amsterdam ook nog eens een snijpunt van de digitale infrastructuur in
Nederland. Als je Breda als een wijk in 'Brabantstad' zou zien, dan vormt ze de centrale toegangspoort van die stad.’
Het enthousiasme van Chris Rutten voor Breda wordt gestaafd door het feit dat hij zojuist verhuisd is naar een nieuw optrekje,
ook weer in Effen. IJs en weder dienende zal Breda, gezien zijn leeftijd, zijn laatste standplaats zijn.
We gaan niet terug naar Limburg of Zeeland. Het is onze uitdrukkelijke wens om hier te blijven wonen, omringd door vele
vrienden, kennissen en vooral onze in het Sportpark wonende dochter, schoonzoon en de twee kleinkinderen.
Waarvan akte.



Inleiding en verantwoording
Sinds enkele jaren zet Breda zichzelf op de kaart als 'stad met karakter'. Een predicaat dat niet alleen van toepassing is op de
fraaie binnenstad of op de oude en eigentijdse monumenten als de Grote Kerk of het Chassé Theater. Het leven in Breda wordt
daardoor weliswaar beïnvloed, maar niet bepaald. Het echte leven werd en wordt immers vooral geleefd in de vele wijken, buurten
en (voormalige) dorpen die de huidige gemeente telt.
Daarover gaat dit nieuwe boek van Sectie D.
In woord en beeld tonen we de ontstaansgeschiedenis, sociale samenhang en bijzonderheden op het gebied van natuur en architectuur
van steeds nieuwe delen in een almaar uitdijende stad. Daarnaast vertellen wijkbewoners van verschillende leeftijd en sociale
achtergrond hun eigen verhaal over hun woonomgeving.
Van elke wijk is een fotografische impressie gemaakt door één van de zestien Bredase fotografen die speciaal voor dit project
zijn aangezocht. Zo biedt dit jubileumboek een karakteristieke weergave van het leven in de verschillende wijken van Breda.

Sektie D Zandbergse Boekstichting;  
 

6. Boeknummer: 00124  
De Oranjeboom Deel 59
Historie -- Breda, algemeen           (2007)    [G. Ootten, H. Koomanschap, Val. Paquay, Vr. Muntjewerff, T. Kappelhof,]
De Oranjeboom Jaarboek 2006. deel 59
Wilhelminapark | Oosterhoutseafvalkuilen |
Koren en Altaren in OLVkerk voor 1590 | Werkloosheidsbestrijding in Breda 1914-1941 |
Prot.gemeenten in Chaam.


Ten geleide
Het 59e Jaarboek van De Oranjeboom ligt voor u, terwijl het 60e Jaarboek in voorbereiding is. Het jaar 2008 wordt voor ons een bijzonder jaar omdat dan De
Oranjeboom zestig jaar bestaat. Die heuglijke gebeurtenis gaan we vieren met een symposium dat “de Nassau’s van meerdere zijden belicht” als onderwerp heeft
Bovendien worden in 2008 onze jaarboeken via internet digitaal ter beschikking gesteld. Daarmee wordt nog beter voldaan aan onze statutaire opdracht “tot het bevor-
deren van kennis van het verleden van Stad en Land van Breda.
Drs. Frans Gooskens, die ik u vorig jaar al voorstelde als bestuurslid en die u ook al kent van verschillende publicaties, is nu toegetreden tot de redactiecommissie. De
verbinding tussen het bestuur en de redactiecommissie is daarmee weer hersteld.
Drs. E.M.J.C. Dolné heeft zich uit de redactie van het Jaarboek teruggetrokken.
Hij betreurt het dat zijn artikel over het Bisschoppelijk Paleis in Breda in het Jaarboek 2004 tot commotie in historisch-wetenschappelijke kring geleid heeft. De
discussie, voornamelijk over het gebruik van enkele bronnen, raakte ook De Oranjeboom. Het bestuur heeft begrip voor zijn besluit, bedankt hem voor de jaren-
lange samenwerking en hoopt nog veel van zijn grote kennis van zaken en zijn engagement gebruik te mogen maken.
Door de Algemene Ledenvergadering is vorig jaar besloten onze bibliotheek, die in beheer was bij het Stadsarchief in Breda, te verkopen. Er werd te weinig gebruik
van gemaakt en nam op het Stadsarchief te veel ruimte in. Velen van u hebben een deel daarvan overgenomen. De opbrengst daarvan wordt gereserveerd voor de vie-
ring van ons 60-jarig bestaan. De archeologische standaardwerken die in de bibliotheek aanwezig waren, zijn aan de archeologische dienst van Breda geschonken waar
zij van groot nut zijn. De archeologische dienst was overigens tot nu toe niet op de hoogte van de aanwezigheid van deze boeken. Waar een toevallige actie toe kan leiden.
U heeft weer diverse uitstekende en interessante bijdragen over de historie van 'Stad en Land van Breda' voor u liggen.
Ik wens u wederom veel leesgenot.
C.M.M. (Kees) Machielsen
voorzitter


Voorwoord
De verschijning van een nieuw jaarboek is voor de redactie altijd aanleiding om een zucht van verlichting te slaken, omdat een subtiel samenspel tussen auteurs en
redactie tot een mooi resultaat heeft geleid. De auteurs spelen hierbij overigens de hoofdrollen, want zij hebben het meeste werk verzet. Daarmee is voor de redactie
de kou niet uit de lucht, want dan volgt de onvermijdelijke kritiek. De redactie stelt die kritiek op prijs omdat die kritiek meestal een belangrijke bijdrage betekent tot de
verbetering van het jaarboek. En daar gaat het tenslotte om. Kritiek die de bedoeling heeft om de reputatie van auteurs te beschadigen wordt door de redactie afgewezen,
omdat die kritiek geen positieve bijdrage tot het op peil houden van het wetenschappelijk niveau van het jaarboek betekent. De redactie gaat uit van de integriteit
van de auteurs en streeft ernaar dat binnen zekere grenzen het eigen karakter van de bijdragen behouden blijft.
Gerard Otten opent dit jaarboek met een bijdrage over het Wilhelminapark in Breda en zijn omgeving. Het park met zijn watertoren en de huizen eromheen is
een echte Hen de mémoire of plaats van herinnering geworden door de manier waarop Otten de ontstaansgeschiedenis van het park en zijn omgeving beschrijft. Daarnaast
besteedt hij veel aandacht aan de verdere ontwikkeling van het park en de plaats daarvan in de Bredase stadsplanning. De ambtelijke besluitvorming zoals die tegen
het einde van de negentiende eeuw en in het begin van de twintigste eeuw gebruikelijk was, wordt gedetailleerd weergegeven, terwijl tegelijkertijd de rol van stad-
sparken in de Nederlandse samenleving nader belicht wordt. Opvallend is de rol van Teteringen waarvan het grondgebied zich tot aan het park uitstrekte.
De lezer van de bijdrage van Gerard Otten zal het park en zijn omgeving bij een bezoek, of wat meer voor de hand ligt bij het haastig passeren ervan, anders beoor-
delen dan voorheen. Kortom: het is een waardevolle bijdrage aan de Bredase geschiedschrijving.
Voor wat betreft archeologische bijdragen is het jaarboek er tot nu toe bekaaid vanaf gekomen. Nadat G. van den Eynde in de jaarboeken 1985 en 1986 aan opgra-
vingen in Breda aandacht heeft besteed, verdween de archeologie uit het gezichtsveld. Wellicht hebben archeologen meer belangstelling voor het werk met schop en
spade dan voor het hanteren van de pen. Gelukkig is daar nu met de bijdrage van Hans Koopmanschap een einde aangekomen. De reactie hoopt dat het geen een-
dagsvlieg is, maar dat andere archeologen zijn voorbeeld zullen volgen.

klik op de pijlpunt links voor het volledige voorwoord


In zijn bijdrage beschrijft Koopmanschap het archeologisch onderzoek in Oosterhout waarbij potscherven en afvalkuilen van pottenbakkers centraal staan. Hij
maakt duidelijk hoe arbeidsintensief archeologisch onderzoek is en hoe moeilijk het is om op grond van het veldwerk tot conclusies te komen.
De Grote of Onze-Lieve-Vrouwekerk te Breda is ongetwijfeld het belangrijkste en mooiste bouwwerk van Stad en Land van Breda. Zo’n prachtige kerk verdient het
om bij uitstekende historici en onderzoekers in de belangstelling te staan. Een van hen is Valentijn Paquay, die in de jaarboeken van De Oranjeboom al vier publicaties
op zijn naam heeft staan. Zijn bijdrage in dit jaarboek was aanvankelijk bedoeld om in het boek De Onze-Lieve-Vrouwekerk en de grafkapel voor Oranje-Nassau te Breda te
worden opgenomen. Capaciteitsproblemen en een koerswijziging tijdens de wordingsgeschiedens van dat boek in een meer kunsthistorische richting waren de oorza-
ken dat de resultaten van het zeer grondige onderzoek van Paquay niet kon worden geplaatst. Met als vertrekpunt de koren en altaren van de kerk geeft Paquay een
boeiend inzicht in de geloofsbeleving in de veertiende, vijftiende en zestiende eeuw.
Hoewel zijn bijdrage op zich zelf staat, wordt de lezing ervan aanzienlijk veraangenaamd. wanneer dat in samenhang met het bovengenoemde boek gedaan wordt.
Vroukje Muntjewerff-van den Hul heeft de werkloosheidsbestrijding van 1914 tot 1941 in Breda als onderwerp gekozen. Tot aan het uitbreken van de Tweede
Wereldoorlog was die bestrijding hoofdzakelijk een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Volgens Muntjewerff-van den Hul liep het conservatieve Bredase gemeentebe-
stuur niet bepaald voorop bij het ontwikkelen van nieuwe ideeën. Bijzonder interessant is de beschrijving van de Duitse maatregelen op het terrein van de werkver-
schaffing in 1941.
De behandeling van de bovengenoemde problematiek in Breda tijdens de Duitse bezetting en de bevrijdingsjaren wacht nog op een auteur. Wellicht is
Vroukje Muntjewerff-van den Hul daarvoor de aangewezen persoon.
Dit jaarboek wordt afgesloten met een beknopte beschouwing van Ton Kappelhof over het boek van Bram Vroom, Vier eeuwen protestantisme in het zuidoosten
van de Baronie van Breda. De geschiedenis van de Protestantse Gemeente te Chaam c.a Op een helder en overtuigende manier schetst Kappelhof het belang van dit prachtige boek.
Bij de totstandkoming van dit jaarboek werd in het bijzonder veel steun ondervonden van het Stadsarchief Breda en de Stichting Grote of Onze Lieve Vrouwe
Kerk te Breda. Het Architectenburo Van Stigt/Hans Kuiper stelde belangeloos een aantal fraaie foto’s ter beschikking wat, afgezien van het materiële aspect ervan voor
de redactie een aanmoediging betekent met haar culturele werk door te gaan Verder worden in het bijzonder voor hun medewerking bedankt drs W P van
der Vis, directeur van de Stichting Grote of Onze Lieve Vrouwe Kerk te Breda, drs. W. Spapens (Ulvenhout) en Marion Brugman van Drukkerij Gianotten.
Namens de redactie,
Jan Schulten, voorzitter


Geschiedkundige en Oudheidkundige Kring De Oranjeboom;  
 

7. Boeknummer: 00127  
De Oranjeboom Deel 62
Historie -- Breda, algemeen           (2010)    [G. Otten, T. Kappelhof, Fr. Gooskens, M. Arkema, J. Veerman, L. Toorians, K. Leenders]
De Oranjeboom Jaarboek 2009. deel 62
Brabantpark (Van Koolwijkpark) | de kooplieden J en C de Wyse 1586-1659 |
Speelhuis Belcrumbos 1610-1621 | twee huizen Begijhof |
Willem van Duvenvoorde en Willem van Oosterhout | Cultuurhistorische Landschapsinventarisatie


Voorwoord van de redactie
In dit jaarboek zijn de bijdragen chronologisch geordend en wel van nieuw naar oud. Dit zou een archeologische volgorde genoemd kunnen worden. Archeologen vangen immers
altijd aan met de jongste laag en met het verdere graven en schaven komen ze steeds oudere zaken tegen. Op deze manier wordt men steeds dieper de geschiedenis in getrokken. De lezer
begint in dit jaarboek met de aanleg van een villapark ten oosten van het centrum van Breda in de jaren dertig van de vorige eeuw en eindigt aan het eind met de ontginningsgebieden
boven Teteringen die zijn ontstaan rond 1300.
Gerard Otten beschrijft de ontwikkeling van het ‘oude’ Brabantpark en het Van Koolwijkpark in Breda tussen 1930 en 1980. Hij past de ontwikkeling van dit nieu-
we stadsdeel in binnen de stedenbouwkundige ontwikkeling van de stad. Nadat eerst het Van Koolwijkpark gepland was als een villapark in het groen wordt er na de oor-
log een vierbaansweg dwars doorheen aangelegd: de Claudius Prinsenlaan. Deze laan was geïnspireerd op de Amerikaanse parkways. Het stadsbestuur ging zich meer rich-
ten op het aantrekken van industrieën en daarbij hoorde een modern op de auto gericht imago. Twee heel verschillende stedenbouwkundige visies komen hiermee in
één gebied bij elkaar.
We blijven met het volgende artikel in Breda, want Ton Kappelhof sluit zijn trilogie over het Bredase katholieke ondernemersgeslacht De Wyse af met een artikel
over hun voorouders. Deze voorouders kwamen tussen 1579 en 1586 vanuit Den Bosch naar Breda. Deze verhuizing wordt geplaatst binnen andere migratiebewegin-
gen in deze periode. De Wyses starten in de stad een bierbrouwerij. In de zeventiende eeuw zullen nazaten hun inkomen verwerven met de productie van zeep.
Misschien heeft de eerste De Wyse - Jan die overleed na 1627 - vanuit zijn huis aan de Lange Brugstraat wel eens een wandeling gemaakt naar de Belcrum om te
kijken naar het in aanbouw zijnde jachtdomein van de Nassaus. Prins Filips Willem richt hier na 1612 een warandepark in voor het houden van wilde dieren. Bij deze
warande legt hij een maliebaan aan: de tegenwoordige Speelhuislaan. Midden in dit park op een zandige heuvel bouwt prins Maurits na de dood van zijn broer rond
1620 een speelhuis. Hier kan hij in een informele omgeving zijn relaties op niveau ontvangen. De auteur toont aan dat de twee broers zich lieten inspireren door soort-
gelijke adellijke parken in België, Frankrijk en Engeland.
De bijdrage van Arkema en Veerman over het begijnhof heeft ook een bouwhistorische invalshoek. Al eerder zijn in gebouwen die tegen het Bredase begijnhof
aanliggen restanten van bogen gevonden. Met een combinatie van bouwhistorisch en archeologisch onderzoek kijken de twee auteurs of er aanvullend bewijs te vinden
is voor het bestaan op de plaats van het huidige begijnhof van een zogenaamd pandhof: de binnenplaats van een klooster. De opdrachtgeefster voor de bouw van dit
klooster en de daarbij behorende Wendelinuskapel in 1440 was Johanna van Polanen.
Johanna handelde vanuit een rijke familietraditie op dit vlak. AI eerder stichtte haar familielid Willem van Duvenvoorde, die honderd jaar eerder aan de basis stond
van het immense fortuin van de Polanens, twee kloosters. Dit waren het kartuizerklooster van Geertruidenberg en het klooster van de Rijke Klaren in Brussel. Zijn
bezit verwierf hij door het uitlenen van geld aan de hoge heren van zijn tijd, zelfs aan de koning van Engeland. Hij deed dit tegen rentepercentages tot 20%.
Tegenwoordig zouden we hem een zakenbankier noemen. Toorians beschrijft in het artikel zijn leven en dat van zijn kinderen in Oosterhout en Dongen.
Tussen Oosterhout en Breda ligt een oud en zeer gevarieerd landschap. Karel Leenders geeft met behulp van vele kaarten aan welke waardevolle historische land-
schappelijke elementen nog zijn terug te vinden in de driehoek Teteringen, Terheijden en Breda. Het is een gebied met moeren, dekzandruggen, oude wegen
en bolle akkers. De auteur gebruikt dit gebied als voorbeeld om uit te leggen hoe een cultuurhistorische landschapsinventarisatie in zijn werk gaat.
Rest mij nog de 'oude rotten’ drs. W. Spapens en dr. J. Schuiten te bedanken voor hun hulp. Dank voorts aan het Breda’s Museum en het stadsarchief van Breda
voor hun medewerking bij het beschikbaar stellen van de afbeeldingen.
Namens de redactie
Frans Gooskens, voorzitter

Geschiedkundige en Oudheidkundige Kring De Oranjeboom;  
 

8. Boeknummer: 00149  
Het hart van de Baronie Breda 1930-1980
Historie -- Breda, algemeen           (2004)    [Stadsarchief Breda/div. Heemkundekringen]
Het hart van de Baronie Breda, stad en zes dorpen 1930-1980

Voorwoord
Toen Uitgeverij Aprilis voorstelde een fotoboek uit te geven over Breda in de jaren 1930-1980, wilde, het Stadsarchief Breda daar graag
aan meewerken. Het archief veraatnelt immers niet alleen foto's, maar maakt de collectie ook toegankelijk voor gebruik, Het is bij-
voorheeld binnenkort mogelijk om via internet foto’s te zoeken en te bekijken, maar- ook in een boek is kennis te maken met foto's uit het
verleden.
Nu heeft Breda verscheidene gemeentelijke herindelingen achter de rug, de laatste in 1997, waardoor de gemeente in omvang sterk is toegenomen
De dorpen Bavel, Ginneken, Princenhage, Prinsenbeek, Teteringen en Ulvenhout zijn tegenwoordig Bredaas grondgebied. Het was aantrekkelijk om dat
hele grote gebied te betrekken bij een fotoboek.
Daarvoor is samenwerking gezocht met heemkundekringen Uit de omliggende dorpen. Die beschikken beschikken immers over een eigen, lokale foto-
collectie of kennen mensen in hun dorp die beeldmateriaal bezitten van bijvoorbeeld verenigingen, sportactiviteiten, dorpsfeesten en het platteland.
Breda heeft nu dus vijf heemkundekringen (waaronder we ook het Princenhaags Museum rekenen) en alle werkten graag mee aan dit boek. Daarom
zijn de foto’s in dit boek uit alle delen van de gemeente Breda afkomstig. Het Stadsarchief heeft steeds een coördinerende rol
gespeeld, maar de heemkundekringen zijn de échte auteurs van het boek. Zij hebben gespeurd naar foto’s, geselecteerd, aangeleverd,
teksten gemaakt en gecorrigeerd.
Dat was een grote inspanning maar het resultaat is dan ook een geheel nieuw boek van Bavel, Breda, Ginneken, Princenhage, Prinsenbeek, Teteringen
en Ulvenhout, samen in één gemeente.

Uitgeverij Aprilis;  
 

9. Boeknummer: 00196  
Teteringen en Breda-Oost-Heusdenhout-Brabantpark
Historie -- Breda, algemeen           (1992)    [Herman Dirven]
Teteringen en Breda-Oost Heusdenhout Brabantpark

pag. 5 Teteringen en de Driesprong.
pag. 19 Breda, een stad van 125.000 mensen.
pag. 35 Brabantpark en Brabantplein: deftig en voornaam.
pag. 41 Van Heusdenhout naar de Driesprong.
pag. 49 Het afwisselende en prachtige Buitengebied.
pag. 53 Werken in Breda-Oost: langs de spoorlijn.
pag. 57 Het karakter van Teteringen en Breda-Oost.
pag. 61 Door Eendracht Teteringen Omhoog. D.E.T.O.
pag 63 Teteringen en Breda-Oost in cijfers, jaartallen en de literatuur.

Stichting Basis Publika;  
 

10. Boeknummer: 00279  
Adresboek Breda 1876
Historie -- Breda, algemeen           (2006)    [P.B. Nieuwenhuijs]
Wie woonde waar in 1876? Adresboek Breda inclusief Ginneken, Princenhage en Teteringen.
Heruitgave van adresboekje 1876 door selexyz gianotten in september 2006.

voorwoord
In 1870 vatte de toenmalige boekhandelaar P.B. Nieuwenhuijs het plan op om een adresboek voor de gemeente Breda uit te geven. Samensteller van het boekje was de gemeente-
ambtenaar J.G. Blaeser. Naast adressen, locale advertenties, informatie betreffende de bevolkingssamenstelling en allerlei instellingen met bijbehorende functionarissen, bevat
dit boekwerkje ook van alle vermelde personen het beroep dat hij of zij uitoefende en, we kunnen het ons nu nauwelijks voorstellen, de aanduiding of de hoofdbewoner al dan niet
stemgerechtigd was (het alg. kiesrecht werd pas in 1919 ingevoerd). Het boekje voorzag kennelijk in een behoefte want in 1876 verscheen de vierde editie, nu uitgebreid met adressen
van de gemeenten Ginneken, Princenhage en Teteringen.

In 2006 vinden bij boekhandel Gianotten de nodige veranderingen plaats. Naast een enorme uitbreiding van de zaak in winkelcentrum De Barones, is ook de naam veranderd in
selexyz gianotten. Naar aanleiding van deze veranderingen is het idee ontstaan om het adresboekje van 1876 opnieuw, in enigszins bewerkte vorm, uit te geven. Naast de reproducties
van de informatieve en curieuze adrespagina's uit de originele uitgave van 1876, is er ruimte gecreëerd om uw eigen selectie van adressen aan het boekje toe te voegen.
Ook is er een kleine selectie van foto's uit de periode rond 1876 toegevoegd, met bij deze foto's het equivalent van 2006.

Tenslotte een speciaal woord van dank aan het Stadsarchief Breda, zonder welks medewerking deze uitgave niet tot stand had kunnen komen. Gianotten Breda heeft inmiddels een lange
traditie in het in eigen beheer uitgeven en verkopen van boeken over de regio Breda. Met het uitgeven van dit boekje, het eerste onder onze nieuwe naam selexyz gianotten, zullen wij deze
traditie zeker voortzetten.
Breda, september 2006
Guus Welten
boekverkoper regionalia
selexyz gianotten

ADRESBOEK VOOR DE GEMEENTEN BREDA, GINNEKEN, PRINSENHAGE en TETERINGEN. 1876.
Deze bewerkte uitgave van het 'Adresboek voor de gemeenten Breda, Ginneken, Prinsenhage en Teteringen' bevat niet alleen het adres van de vermelde personen, maar ook zijn of haar
beroep. De advertenties achter in het boekje complementeren het tijdsbeeld.
De blanco pagina's uit de oorspronkelijke uitgave zijn als eigentijds adresboek vormgegeven inclusief enkele foto's uit zowel de periode rond 1876 als onze tijd. Hierdoor is het boekje niet
alleen informatief en een curiositeit, maar is het tevens een handig gebruiksboekje.

Selexyz Gianotten Boekhandel;  
 

11. Boeknummer: 00310  
Breda in oude ansichten
Historie -- Breda, algemeen           (1973)    [Brekelmans, dr. F.A.]
Breda in oude ansichten, waarin opgenomen gedeelten van de voormalige gemeenten Ginneken en Bavel, Princenhage en Teteringen.

INLEIDING.
In dit boek wordt getracht een aanschouwelijk beeld te geven van de structuur en het aanzien van de stad Breda en de kern van de toenmalige randgemeenten in de periode 1866-1936. In die tijd heeft Breda op
velerlei gebied een krachtige ontwikkeling doorgemaakt.
Men neemt veranderingen waar op topografisch, religieus, sociaal-economisch, cultureel en militair gebied.
Tot 1 mei 1927 strekte het grondgebied van de gemeente zich niet veel verder uit dan het terrein van de vestingwerken, welke in de jaren 1870/80 waren gesloopt. Sinds 1927 is het territoir driemaal uitgebreid
ten koste van de aangrenzende gemeenten Ginneken en Bavel, Princenhage en Teteringen. In 1941 werden Ginneken en Princenhage opgeheven waarna de oude dorpskernen geheel bij de stad werden getrokken.
Van de oude Bredase vestingwerken zien wij hierachter nog het bastion Nassau-Wallon.
Het aantal inwoners bedroeg in 1866 15.225 en in 1936 49.794 zodat de bevolking in die tijd is verdrievoudigd. Al is deze groei voor een groot deel aan de annexatie van 1927 toe te schrijven, toch had ook
binnen de oude stadsgrenzen een bevolkingsaanwas plaats. Per 1 januari 1973 telde Breda 121.181 inwoners.
Zoals uit foto’s van Grote Markt, Havermarkt, Torenstraat, Bindstraat en Ginnekenstraat blijkt, stonden daar destijds nog veel gesloten huizen. Lang niet alle panden waren als winkel ingericht. Riolering en
trottoirs zijn er ongeveer een eeuw geleden aangelegd. De bruggen die wij zien zijn alle licht en slechts berekend op het verkeer met wagens en rijtuigen. De straten werden met gaslantaarns verlicht, maar deze waren
gering in aantal. Hoewel de stad sedert 1855 respectievelijk 1863 door spoorlijnen met de buitenwereld was verbonden, vormde de haven toch nog lang een belangrijk element in het personen- en goederenvervoer.
Ruim honderd jaar geleden bezat Breda nog twee van de drie katholieke schuilkerken: die in de Waterstraat (Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaart) en in de Tolbrugstraat (H. Barbara). Deze laatste werd in 1869 vervangen
door de kathedraal aan de Prinsenkade; de Maria-parochie stichtte in 1890 een nieuw gebouw aan de Ginnekenstraat, dat door de ontvolking der binnenstad overbodig is geworden en in 1967 afgebroken.
De kathedraal is gesloopt in 1970. Nieuwe kerken verrezen nabij de singels: de St.-Josephkerk in 1897, de H. Hartkerk in 1900 en de St.-Annakerk in 1904.
In 1887 hadden de kapucijnen een kerk en klooster gebouwd aan de Schorsmolenstraat. De gereformeerden namen in 1896 een kerkgebouw aan de Karnemelkstraat in gebruik.
Voor het lager onderwijs werd in deze periode een aantal openbare en bijzondere scholen gebouwd. Dank zij een legaat van dr. L.F.W. van Cooth kon in 1886 een ambachtsschool worden gesticht. De aloude
Latijnse School was in 1867 opgeheven, maar in hetzelfde jaar opende de gemeentelijke h.b.s. haar poorten aan het Kasteelplein. Twintig jaar later werd in de Reigerstraat het Stedelijk Gymnasium gevestigd, dat
in 1901 met de h.b.s. zou verhuizen naar het complex Nassausingel-Nassaustraat. Pas in 1923 deed het bijzonder v.h.m.o. met het Onze-Lieve-Vrouwe-Lyceum zijn intree.
Ook het culturele leven heeft zijn opgang gekend. In 1865 werd het Bredaas Mannenkoor gesticht, dat nog altijd bestaat. Het theaterleven voltrok zich aanvankelijk in de Comediezaal aan de Vlaszak, maar in 1881
werd „Concordia” geopend. Muziek en zang beoefenden de Bredanaars in velerlei verband, onder andere in een Dubbelkwartetvereniging. Het vijftig—, vijfenzeventig— en honderdjarig bestaan van de Koninklijke
Militaire Academie was telkens aanleiding tot grote feesten. Ook als een ingezetene honderd jaar werd moest zoiets gevierd worden. Zo werd in 1931 de Terheijdense baker Johanna Damen in een open rijtuig
door de stad gereden.
Openbare bibliotheken in onze stad bestonden toen nog niet, wel had de K.M.A. een rijkvoorziene boekerij die voor wetenschappelijke doeleinden toegankelijk was. Veel hotels, café’s en restaurants kende Breda en omgeving ook
vroeger. Het in 1967 afgebrande restaurant „’t Zuid” bestond al vóór 1830.
Andere oude zaken in de binnenstad waren het café „die Porte von Cleve” naast het stadhuis, hotel „De Kroon”, Boschstraat, „De Gouden Leeuw”, Korte Boschstraat en „Zum Franciscaner” aan de Vismarkt.
Naast „Concordia” was een gezellig café en de „Grote Sociëteit” was gevestigd in de bovenzaal van café „Moderne” aan de Veemarktstraat. Het mooie dorp Ginneken kende zijn hotels „Duivelsbrug”, „Dennenoord”,
„Rustoord” en „Groene Woud”. Nabij het seminarie „Ypelaar” lag het café „De Heilige Tap”. Onder Princenhage lagen de hotels „Mastbosch”, „Boschhek”, „Burck”, „De Kroon” en „Huis ten Bosch”. Zij konden floreren
dank zij het bloeiende vreemdelingenverkeer dat Breda sinds de jaren tachtig kent. Tussen Breda en Ginneken lag op Teterings grondgebied aan de Ginnekenweg nog hotel „Flora” Na 1850 kwam ook de industrie in Breda op.
De kachelfabriek van Klep is het oudste metaalbedrijf. Daarna volgde Backer en Rueb. Tevoren kende Breda reeds passementbedrijven, bierbrouwerijen en zoutziederijen. De drukkerijen van Oukoop en Broese zijn
van hoge ouderdom. Van iets jongere datum zijn de chocolade- en suikerfabrieken De Faam en Kwatta.
Goederen voor directe consumptie werden verhandeld op de Grote Markt, de Havermarkt, het Kasteelplein en in de Boterhal. Tot 1865 werd op vele waren een stedelijk accijns geheven via kantoren bij de stads-
poorten. Wij zien hierachter bijvoorbeeld het Bureau der Stedelijke Belastingen aan de Waterpoort. Het tramwezen in Breda bloeit sinds 1884 toen Kuitenbrouwer de Ginnekense Tramwegmaatschappij sticht-
te. Later kwamen hier de maatschappij „Breda-Mastbosch” (station via Baronielaan naar het bos) en de „Zuid-Nederlandsche Stoomtram Mij.”, die de verbinding onderhield tussen het station in Breda en de
Markt te Princenhage. Op al deze lijnen bestond de tractie uit paarden. Het stadsbeeld kende nog verschillende molens: de oliemolen van Betz aan de Leuvenaarswal, de molen „Het Fortuin” aan het Van
Coothplein en de molen „De Vier Winden” achter de Nieuwe Ginnekenstraat. Princenhage had zijn hoge molen aan de Liesboslaan.
Het ziekenhuiswezen is te Breda eerst op het einde van de negentiende eeuw opgekomen. Voor de katholieken was er het Gasthuis aan de Haagdijk. In 1901 kwam het Diaconessenhuis gereed en pas in 1923 het
grote St.-Ignatiusziekenhuis aan de Wilhelminasingel. Ginneken bezat zijn Laurensgesticht vanaf 1913, Princenhage zijn Luciagesticht vanaf 1890. Te Ginneken kon men ook een wonderdokter aantreffen, de beken-
de Frans Colson. De volksgezondheid werd zeer be/orderd door de aanleg van een waterleiding, die te Breda in 1894 en te Ginneken in 1904 tot stand kwam.
Over water gesproken: in Ginneken kon men een koudwaterkuur ondergaan in het bad Wörishofen.
Van oudsher is Breda een garnizoensstad. Voor de huisvesting van de militairen zijn echter eerst laat goede kazernes gebouwd. Aanvankelijk waren er alleen de Kloosterkazerne, de Hoge Barakken achter de Gin-
nekenstraat en het Arsenaal aan de Gasthuisvelden. De opening van de Chassékazerne in 1899 betekende een verheugende vooruitgang. Na de ontmanteling van de stad werden op de geslechte vestingwerken grote
exercitieterreinen aangelegd langs Nassausingel en Fellenoordstraat. Ook de stedelijke nutsbedrijven beleefden in deze tijd hun opkomst. De gasfabriek was reeds in 1858 gebouwd op het Waterlunet. Een pomp-
station en prise d’eau zijn in 1894 te Dorst tot stand gekomen. Ginneken kreeg reeds elektriciteit in 1904, maar Breda pas in 1918. De gemeentereiniging was in 1878 ondergebracht op het vroegere lunet B. De
dienst der beplantingen werd in het leven geroepen bij de aanleg van het Valkenberg.
Het toerisme begon voor Breda pas goed op gang te komen na de aanleg van de beide stadsparken: Wilhelminapark en Valkenberg. De grote trek hierheen werd overigens veroorzaakt door het natuurschoon der Bre-
dase omgeving. Ginneken gaf reeds in 1889 een V.V.V.-gids uit en Breda volgde in 1897. Een belangrijke toeristische verbinding vormde de Boulevard Breda-Mastbosch, die door een particulier was aange-
legd op het grondgebied van drie verschillende gemeenten.
Het gemeentebestuur onderging in dit tijdvak ook een sterke uitbreiding. Waren er vijftien raadsleden in 1866, zeventig jaar later waren het er zevenentwintig.
Bij het begin van dit tijdvak was mr. A. Kerstens burgemeester; van 1919 tot 1936 was dit mr. dr. W.G.A. van Sonsbeeck, met wiens grootse afscheidsfeest wij dit boek besluiten.
Voor de samenstelling van dit boek hebben wij een keuze moeten doen uit het overvloedige materiaal dat in Stedelijk Museum en gemeentearchief ter beschikking was. Wij hebben onze voorkeur laten uitgaan naar
zeer oude foto’s en voorts naar afbeeldingen van die stadsgedeelten die grondig van aanzien zijn veranderd.
Graag hadden wij onze selectie zodanig verricht dat aan de hand van de plaatjes een harmonisch résumé van de stedelijke historie kon worden gegeven. Aangezien echter van tal van facetten van het stedelijk leven
geen afbeeldingen voorhanden waren,bleek deze wens niet uitvoerbaar. De lezer beschouwe dit boekje daarom slechts als een bijdrage tot de kennis van de stad Breda en het leven van de bewoners in deze periode.
In deze tweede druk werd een aantal correcties en aanvullingen opgenomen. Nieuw zijn de afbeeldingen genummerd 29, 70 en 87. Voor deze editie verschaften velen mij materiaal, van wie ik wil noemen:
mejuffrouw J.H.H. Houwing, de heren J.L. Bergé, ir. J. Badon Ghijben, H.A. van der Pool en prof. mr. O.A.C. Verpaalen te Breda en de heren G.J.J. Boost te Roosendaal, H.F. ten Hoopen te Heemstede,
J.L.M. Peerden te Nijmegen en drs. G. van de Vlasakker te Hengelo (O).
Breda, september 1973.

Europese Bibliotheek;  
 

12. Boeknummer: 00394  
Het hart van de Baronie van Breda, stad en zes dorpen 1930-1980
Historie -- Breda, algemeen           (2004)    [Stadsarchief Breda]
Vredactie: Stadsarchief Breda
Het hart van de Baronie
Breda, stad en zes dorpen
1930 - 1980
waarin opgenomen:
Bavel, Breda, Ginneken,
Princenhage, Prinsenbeek,
Teteringen en Ulvenhout


Voorwoord
Toen Uitgeverij Aprilis voorstelde een fotoboek uit te geven over Breda in de jaren 1930-1980, wilde het Stadsarchief Breda daar graag aan meewerken. Het archief ver-
zamelt immers niet alleen foto’s, maar maakt de collectie ook toegankelijk voor gebruik. Het is bijvoorbeeld binnenkort mogelijk om via internet foto’s te zoeken en te
bekijken, maar ook in een boek is kennis te maken met foto’s uit het verleden.
Nu heeft Breda verscheidene gemeentelijke herindelingen achter de rug, de laatste in 1997, waardoor de gemeente in omvang sterk is toegenomen.
De dorpen Bavel, Ginneken, Princenhage, Prinsenbeek, Teteringen en Ulvenhout zijn tegenwoordig Bredaas grondgebied. Het was aantrekkelijk om dat hele grote ge-
bied te betrekken bij een fotoboek.
Daarvoor is samenwerking gezocht met heemkundekringen uit de om liggende dorpen. Die beschikken immers over een eigen, lokale fotocollectie of kennen mensen in hun
dorp die beeldmateriaal bezitten van bijvoorbeeld verenigingen, sportactiviteiten, dorpsfeesten en het platteland. Breda heeft nu dus vijf heemkundekringen (waaron-
der we ook het Princenhaags Museum rekenen) en alle werkten graag mee aan dit boek. Daarom zijn de foto’s in dit boek uit alle delen van de gemeente
Breda afkomstig. Het Stadsarchief heeft steeds een coördinerende rol gespeeld, maar de heemkundekringen zijn de échte auteurs van het boek. Zij hebben gespeurd naar
foto’s, geselecteerd, aangeleverd, teksten gemaakt en gecorrigeerd.
Dat was een grote inspanning maar het resultaat is dan ook een geheel nieuw boek van Bavel, Breda, Ginneken, Princenhage, Prinsenbeek, Teteringen en Ulvenhout,
samen in één gemeente.

Uitgeverij Aprilis;  
 

13. Boeknummer: 00410  
t Ginneken
Historie -- Breda, algemeen           (1989)    [Ad Jansen]
’t GINNEKEN
Fragmenten uit de geschiedenis

Inhoudsopgave
Voorwoord 7
Overzichtskaarten 10
1 Ginneken een eeuw geleden: vriendelijk en welvarend dorp op de drempel van de twintigste eeuw 13
2 Herbergen aan de Markt 21
3 Het Raadhuis van Ginneken 32
4 Postlaantje: een pad met een oude en gevarieerde historie 39
5 Gemeentelijk schoolhuis wordt moderne openbare school 45
6 Windmolen Het Fortuyn leeft voort in een modern wooncomplex 51
I Bij De Zwaan wordt gedurende een eeuw Ginneken’s Oud Bruin gebrouwen 59
8 Aan De Driehoek wonen aanzienlijke personen 67
9 Sporen van Ginneken’s industrieel verleden aan de Ulvenhoutselaan 76
10 Ouwe Bustelberg herinnert aan eeuwenoude losplaats aan de Mark 83
II Het water- en electriciteitsbedrijf aan de Ulvenhoutselaan 89
12 Mon Plaisir: woonoord voor migistraten, officieren en kooplieden 98
13 Het Citadelmonument bij de oude kerk herinnert aan de helden van 1832 104
14 Buitenplaats Mariëndal wordt ontmoetingscentrum Hervormde Gemeente 112
15 Wörishofen maakt Ginneken tot badplaats 119
16 De eerste Laurentiuskerk (1845-1900) is bij inwijding al te klein 128
Y1 De Ginnekense textielindustrie in de vorige eeuw 137
18 De molens langs de noordgrens van Ginneken 144
19 Openbaar vervoer met de Ginnekense paardetram 152
20 Over maires, burgemeesters en hun woonsteden 163
Geraadpleegde literatuur en andere bronnen 172
Register 174


Voorwoord
In deze fragmenten uit de geschiedenis van Ginneken wordt een rijk overzicht geboden van dit dorp in het verleden, vooral van de kern ervan, die gelegen is tussen de Molenlei
(de oude grens met Teteringen) en de Ulvenhoutselaan. Twintig hoofdstukken behandelen onderdelen uit de historie van dit zo oude, zo interessante en zo belangrijke
dorp. Veel meer dan andere dorpen is de kern van Ginneken, zichzelf gebleven - in stratenplan en in bouworde - ondanks de veranderingen, die de laatste tachtig jaar sterke
invloed hebben uitgeoefend.
De opstellen in deze bundel zijn rijk van inhoud. Zij gaan in op de historie van maires en burgemeesters, het raadhuis, het schoolhuis, de (19e eeuwse) R.K. Kerk van de H.
Laurentius en op de industrie in dit dorp. Van deze laatste behandelt het boek de brouwerijen, de molens en de textielnijverheid. Verder komen aan de orde: de herbergen,
het verkeer, de paardetram, het water- en electriciteitsbedrijf. Behalve enkele buitenplaatsen worden ook behandeld interessante boerderijen en voorname inwoners van
het dorp.
Kortom: het boek is zeer rijk van inhoud. Daarbij moet worden opgemerkt, dat de auteur persoonlijk de bronnen zeer grondig heeft uitgediept. Deze bronnen zijn voor-
namelijk de notariële archieven, het rechterlijk archief van Ginneken en het kadaster.
Daarvan heeft hij op voortreffelijke wijze gebruik gemaakt. Het is deze voorbereiding, die zoveel kwaliteit geeft aan dit boek. Om deze reden is dit werk in zijn soort van
hoog gehalte.
Ieder die belangstelling heeft voor de historie van Ginneken, zal het met genoegen lezen en er zeer veel wijzer van worden. Hulde aan de auteur, die in betrekkelijk korte
tijd dit alles bijeen heeft gebracht. Op deze wijze heeft hij een belangrijke bijdrage geleverd aan de geschiedenis van het vermaarde Ginneken.
Dr. F.A. Brekelmans.

Boekhandel Hein van Kemenade;  
 

14. Boeknummer: 00417  
Het gemengde landbouwbedrijf op de zandgronden in Noord-Brabant 1886-1930
Historie -- Plattelands- en boerenleven           (1992)    [A.H. Crijns, F.W.J. Krielaars]
Het gemengde landbouwbedrijf op de zandgronden in Noord-Brabant 1886-1930

INHOUDSOPGAVE
VERANTWOORDING V
BRONNENPUBLIKATIES EN LITERATUUR XXV
LIJST VAN TABELLEN XXXII
LUST VAN KAARTEN XXXVI
LUST VAN AFBEELDINGEN XXXVII

Deel A.:
VANUIT EEN CRISIS NAAR EEN BETERE TIJD

Hoofdstuk 1 UIT EEN DIEP DAL KRUIPT DE LANDBOUW NAAR BOVEN
Hoofdstuk II GROND EN GRONDGEBRUIK
Hoofdstuk III DE VEESTAPEL
Hoofdstuk IV BEDRIJVEN IN VERANDERING

Deel B
VOORUITGANG ONDANKS TEGENSPOED

Hoofdstuk V INSTELLINGEN TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW
Hoofdstuk VI OVERHEIDSZORG VOOR DE LANDBOUW
Hoofdstuk VII BESTEMMING EN INRICHTING VAN GRONDEN EN AGRARISCH GRONDGEBRUIK
Hoofdstuk VIII DE VEESTAPEL IN ONTWIKKELING
Hoofdstuk IX BEDRIJVEN, BOERDERIJEN EN INRICHTING
Hoofdstuk X RENDEMENT EN FINANCIËLE RESULTATEN

SLOTBESCHOUWING 379
Economische en politieke omstandigheden en maatschappelijke veranderingen speelden een rol 379; een periode waarin veel ge-
beurde, gemengde bedrijven konden uitgroeien tot veredelingsbedrijven 379; de overheid ging zich bezighouden met de landbouw,
onderwijs, onderzoeken voorlichting kwamen tot ontwikkeling 380; een andere krachtcentrale voor de boeren was de opkomst en snelle
groei van het georganiseerde bedrijfsleven 381; de coöperatieve beweging kwam van de grond met velerlei activiteiten 381; het ge-
bruik van kunstmest maakte ontginnen mogelijk voor de uitbreiding van bouwland en grasland 382; door een betere voederpositie in
herfst en winter kon de sopketel voor het rundvee verdwijnen 382; de veestapel nam toe en het tuinbouwareaal werd regelmatig uitge-
breid 383; er kwamen meer bedrijven, aanvankelijk nam de pacht toe maar na 1910 steeg de eigendom 383; kunstmestgebruik bete-
kende tevens het einde van de potstal 384; veranderingen in de bedrijven leidden tot arbeidsverlichting 384.
Het tijdperk van 1850 tot 1885 was de aanloopperiode naar een nieuwe tijd. Daarna kwamen zoveel veranderingen en vernieuwin-
gen op gang dat met recht kan worden gesproken van een periode die van historische betekenis was 384; ontwikkelingen builen en
rond de bedrijven werden door de boeren in het Brabants zandgebied gemakkelijker en eerder aanvaard dan veranderingen en aan-
passingen binnen de bedrijven 384.

INDEX VAN GEOGRAFISCHE NAMEN 391
INDEX VAN PERSOONSNAMEN 397
CURRICULA VITAE 401


VERANTWOORDING
Keuze van. tijdvakken voor indeling
In het vorige boek over het gemengde landbouwbedrijf op de zandgronden in Noord-Brabant werd het jaar 1885 als eindpunt genomen. De laatste zin in het 'Woord
vooraf’ luidde toen: ”Het boek is af maar het werk is nog niet klaar.” Dat hield een belofte in voor de lezer. Vier jaar later is het zover; voor u ligt het tweede boek, waar
in de ontwikkeling van het gemengde bedrijf tot 1930 wordt beschreven.
Waarom werd 1885 als eindjaar van het vorige en 1886 als startjaar van het nieuwe boek gekozen? Er waren twee belangrijke redenen voor. Rond die tijd leefde en
werkte de laatste generatie van boeren die geheel op eigen kracht was aangewezen.
Zij moest het doen zonder eigen organisatie, coöperaties en overheidsbemoeiing van enige betekenis. Er was weliswaar een bewustwordingsproces op gang gekomen dat
het anders zou moeten, maar de boer op het zand bleef voorlopig kiezen voor het oude en vertrouwde en de veiligheid van de beslotenheid. Nieuwigheden in bedrijfs-
verband maakten hem onzeker. Er kwam weliswaar wat meer vee en het bouwplan ging veranderen, maar akkerbouw, zelfvoorziening, potstal en mestproduktie bleven
vooralsnog een belangrijke rol spelen. Het bleef tot 1885 een aanloopperiode naar een nieuwe tijd. Verder brak rond 1880 een langdurige landbouwcrisis uit, die eerst
de akkerbouw maar enkele jaren later ook de veehouderij zou treffen. De gevolgen van de crisis waren mede van invloed op veranderingsprocessen en ontwikkelingen
die zich na 1885 gingen voltrekken. Maar voorlopig zag het er niet rooskleurig uit.
Men maakte zich ernstige zorgen over de toekomst van de Nederlandse landbouw. In 1886 werd een Commissie van Landbouw ingesteld, die adviezen moest uitbrengen,
hoe de neergaande lijn kon worden gekeerd en de positie van de landbouw en de bedrijven kon worden versterkt. Dat was uiteraard ook van belang voor de Brabantse
landbouw en daarom begint dit boek met het werk van de Commissie.
Het tijdvak dat nu beschreven wordt loopt door tot 1930. Waarom werd dit als eindjaar genomen? In 1929 brak een ernstige crisis op wereldschaal uit die, evenals
in 1880, in de agrarische sector begon bij de akkerbouw. Tot 1930 kende de veehouderij nog weinig problemen. Maar kort daarna was de crisis algemeen en de land-
bouw ging opnieuw een onzekere periode tegemoet. Weliswaar trad na een aantal jaren enig herstel op maar kort daarna begon de Tweede Wereldoorlog. Crisis en oor-
log tussen 1930 en 1945 was een abnormale tijd waarin maatregelen van de overheid goeddeels de mogelijkheden van de bedrijven bepaalden. De echte ontwik-
kelingen van de landbouw en de gemengde bedrijven op de zandgronden had daarvoor plaatsgevonden. Daarom was het beter om in 1930 te stoppen. Het bedrijfstype,
dat toen was ontstaan, was er ook nog in 1950.
Evenals het vorige boek bestaat ook deze uitgave uit 2 delen. Er moest tussen 1885 en 1930 een jaartal worden gevonden waarin zo mogelijk een ontwikkelingsperiode
werd afgesloten en een andere ging beginnen. In 1895 was het dieptepunt van de crisis weliswaar voorbij, maar het duurde tot 1900 voor het echt beter begon te worden.
Intussen diende zich in de agrarische sector diverse ontwikkelingen aan die ook na 1900 doorgingen. De komst van boterfabrieken, de NCB, aankoopcoöperaties,
boerenleenbanken en tuinbouwveilingen volgden elkaar in snel tempo op. Het was opvallend met welk gemak de kleine zandboeren deze vernieuwingen buiten het
eigen bedrijf oppakten. Deze werden veel eerder aanvaard dan veranderingen in bedrijfsverband zoals het gebruiken van kunstmest. Daar speelde het vasthouden aan
de traditie nog een heel belangrijke rol. Maar wat later gingen ontwikkelingen buiten het bedrijf stimulerend werken op veranderingen binnen de bedrijfsvoering.
In 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit. De verwachtingen waren somber en het lag voor de hand om dit jaartal aan te houden als scheiding tussen de delen A en B.
Maar aanvankelijk viel het nogal mee en veel ontwikkelingen gingen gewoon door. Bij het bestuderen en bewerken van het voorhanden zijnde cijfermateriaal bleek ook
1910 een belangrijk jaar te zijn. Enerzijds werd toen voor het eerst uitgegaan van landbouwgebieden in plaats van de landbouwstelsels van Staring die voordien wer-
den gebruikt. Verder had de oude veetelling afgedaan en in 1910 werd voor het eerst het vee geteld volgens een nieuwe opzet en op een andere tijd van het jaar.
Vooral voor tellingen die slechts om de tien jaar werden gehouden gaf dat problemen voor de schrijvers. Beide jaartallen waren belangrijk en ertussen in lag een over-
gangsgebied tussen de delen A en B. Bij de bewerking van de hoofdstukken hebben zij de inhoud ervan zo op elkaar afgestemd, dat zonder overlapping een goede aan-
sluiting werd verkregen.

Voor wie geschreven ?
In het vorige boek werd de doelgroep van lezers als volgt geformuleerd: Allereerst voor de boeren van nu en voor de velen die zich verbonden voelen met de Brabantse
landoouw. Maar uiteraard ook voor allen die belangstelling hebben voor geschiedkundige ontwikkelingen in Noord-Brabant. Zeker nu de verwerkte materie wat
dichterbij komt is het van groot belang dat de boeren kennis kunnen nemen van een historische periode die zo bepalend was voor hun verworvenheden van vandaag.
Op 1 november 1891, nu 100 jaar geleden, werd Petrus van Hoek benoemd tol eerste Rijkslandbouwleraar voor Noord-Brabant. Een titel die later vervangen werd
door Rijkslandbouwconsulent. Zijn betekenis voor de ontwikkeling van de Brabantse landbouw wordt verderop in het boek geschetst. Hij zorgde o.a. voor de opleiding
van landbouwonderwijzers en dat betekende een doorbraak omdat toen ook meer cursussen konden worden gegeven. Ook na zijn vertrek uit Noord-Brabant in 1901
ging deze ontwikkeling door en in 1930 had practisch ieder dorp een en soms meer landbouw- en/of tuinbouwonderwijzers. Velen van hen waren actief in de dorps-
gemeenschap en vertrouwensman van de boeren. Daarom wordt het boek opgedragen aan de nagedachtenis van P. van Hoek en de groep van landbouw- en tuinbouw-
onderwijzers. Zij hebben niet alleen veel betekend voor de Brabantse land- en tuinbouw maar bovendien bewaren oudere boeren en tuinders nog goede herinneringen
aan hun meester.

Tot besluit
Ook bij het maken van het tweede boek werden we in sterke mate gesteund en gestimuleerd door prof. H. van den Eerenbeemt van de KUB en drs. A. Heijmans van
de NCB. Dat de Stichting Zuidelijk Historisch Contact samen met de NCB ons werk gaat publiceren geeft ons weer veel voldoening. Een bijzondere inbreng had ir.
K. Oomen uit Zwolle die belangrijk uitgangsmateriaal van het gemengde bedrijf van zijn grootvader uit Teteringen heeft bewerkt en beschikbaar gesteld. Hij deed dit aan
de hand van opgeschreven jeugdherinneringen van zijn vader en zijn grootvader had gedurende 10 jaar een boekhouding bijgehouden. Naast alle andere informatie had-
den we daarmee een voorbeeld uit de praktijk als waardevolle aanvulling op alle beschouwingen.
Van onze beide echtgenoten hebben we opnieuw ruimte en steun gekregen om ons terug te trekken in de studeerkamer. Medewerkers van de KUB hielpen ons bij het
zoeken en vinden van de benodigde literatuur. Het typewerk werd verzorgd door Myriam Crijns, Marian van Kaam, Pat Kriellaars en Christine van Lingen. De steun
van allen die hiervoor genoemd zijn was voor ons onmisbaar. Daarvoor onze bijzondere dank.
In goed overleg is besloten om niet samen verder te gaan met het schrijven van boeken. Van de andere kant is het werk niet helemaal klaar. De opdracht die we ons
gesteld hadden, was, te zoeken naar de wortels van het kleine gemengde bedrijf op de zandgronden in Noord-Brabant. En de ontwikkelingen te volgen naar het veege-
richt veredelingsbedrijf. Dat was in 1930 al goeddeels het geval en we hopen die opdracht naar de lezers toe goed te hebben uitgevoerd.
Ook na 1930 maakten de boeren met hun bedrijven nog moeilijke en zelfs kommervolle tijden door, maar vanaf 1945 werd de draad weer opgepakt. Hel was de-
zelfde ontwikkelingsrichting die al vanaf het begin van deze eeuw was ingeslagen.
1 november 1991
A.H. Crijns - F.W.J. Kriellaars

Stichting Historisch Contact Tilburg;  
 

15. Boeknummer: 00436  
Zo zijn we getrouwd
Historie -- Teteringen           (2017)    [ Fons de Weert, José van Nispen, Nico Haasdijk]
Trouwboek van 'De Vlasselt' deel 2 zo zijn we getrouwd
Heemkundekring 'De Vlasselt' nr.154

Zó zijn wij getrouwd (2)
In de zomer van 2003 brachten we ons 'Trouwboek van De Vlasselt’ uit. Trouwfoto’s van mensen uit Terheijden,Wagenberg en Langeweg.
Inmiddels zijn we 14 jaar verder. Het ‘oude’ trouwboek blijkt vaak een prima naslagwerk. (‘Kende gij..', en dan komt het boek...).
Wij van de Vlasselt kregen dan ook geregeld het verzoek om te werken aan een deel 2. Er zijn de afgelopen 14 jaar (toch) nogal wat mensen getrouwd.
En diegenen die niet in het vorige boek stonden kregen nu de gelegenheid.
Dank aan José van Nispen en Nico Haasdijk voor het verzamelen en scannen van de foto’s.
Fons de Weert deed de vormgeving.
Wij hopen dat u er net zoveel plezier aan beleeft als bij het vorige boek.
Het bestuur van de Vlasselt

Heemkundekring De Vlasselt;  
 

16. Boeknummer: 00471  
Veldnamen in de voormalige gemeente Princenhage Deel 1 Algemene Inleiding
Historie -- Princenhage, Toponiemen           (2018)    [Chr. Buiks]
Erfgoedrapport Breda 60
Veldnamen in de voormalige gemeente Princenhage Deel 1 Algemene Inleiding

VOORWOORD
Bijzonder is dat kort nadat Princenhage vierde dat het 75 jaar bij Breda hoort deze publicatie van streekhistoricus en onderzoeker Christ Buiks verschijnt.
Princenhage en de andere dorpen van Breda zijn trots op hun geschiedenis. Die is het waard om op te tekenen en te delen met anderen.
Kennis over ons erfgoed is een bron van inspiratie voor de toekomst. Als in Breda nieuwe plannen voor ruimtelijke ontwikkeling ontstaan, maakt de historie
deel uit van de analyses en de voorbereiding. De auteur onderzoekt veldnamen of toponiemen waarbij het vooral gaat over de (gebruiks)geschiedenis van de
landschappelijke elementen zoals akkers, weiden en beemden. Die kennis stelt ons in staat om dat erfgoed nog zorgvuldiger te beheren.
Het grootste deel van het grondgebied van Breda behoorde in de 19e en vroege 20e eeuw tot de omringende dorpen zoals Ginneken, Bavel, Princenhage en Teteringen.
In het verleden was het een goede gewoonte om huizen, boerderijen, straten, wegen en bruggen te voorzien van namen. Echter niet alleen huizen of bouwwerken ook
allerlei elementen in het landschap zoals akkers, weiden, beemden en bossen kregen namen.
Met de informatie uit dit onderzoek en de publicaties die eerder verschenen over Ginneken, Bavel, Ulvenhout, Teteringen en daarnaast Rijsbergen komt de omgeving
van Breda meer tot leven.
Marianne de Bie
Wethouder cultuur en erfgoed

Gemeente Breda;  
 

 

Uitgebreid zoeken

Laatste wijziging binnen getoonde publicaties: 3 april 2022