HEEMKUNDEKRING
OP DE BEEK
PRINSENBEEK

Beeldbank Bibliotheek

   
 

Heemkundekring 'Op de Beek' Beeldbank Bibliotheek Zoekresultaat

Aantal gevonden publicaties : 15   (uit: 638)


Uitgebreid zoeken
Gesorteerd op:  Boeknummer

Klik op publicatie voor vergroting en meer informatie

1. Boeknummer: 00021  
Bredase akkers eeuwenoud
Historie -- Erfgoed Breda           (2004)    [Redactie o.l.v. C.W. Koot, R. Berkvens]
Bredase akkers eeuwenoud. 4000 jaar Bewoningsgeschiedenis op de rand van zand en klei. Rapportage Archeologische Monumentenzorg 102. Erfgoedstudies Breda nr 1. Met CD

Voorwoord
In Breda, dat bekend staat als de stad van de Nassaus, is nog veel historie in het stadsbeeld herkenbaar. Breda-West daarentegen is de laatste jaren door grootscha-
lige nieuwbouwprojecten en de aanleg van nieuwe infrastructuur als de HSL en de verbreding van de Al 6 volledig veranderd. Van oorsprong was dit gebied sterk
agrarisch. Het Bredase landschap was het resultaat van een eeuwenlang verfijnd samenspel tussen de boer, zijn dieren, de natuur en het milieu. In de twintigste
eeuw veranderde het landschap in een tuinbouwgebied en tenslotte in een bedrijventerrein. Namen als Steenakker, Huifakker, Emerakker en Kesteren, die al voor-
komen vanaf de Middeleeuwen, vertellen over het ontstaan en het gebruik van het landschap. En voor wie er nog oog voor heeft, geven deze namen blijk van een le-
vend verleden.

Het is de verdienste van Guido van den Eynde - van 1984 tot en met 2001 stadsarcheoloog van Breda - dat de opgravingen in een betrekkelijk korte tijdsspanne
zijn uitgewerkt en in boekvorm kunnen verschijnen. Toen er begin jaren negentig plannen waren om in Breda-West nieuwe bedrijventerreinen te ontwikkelen, greep
hij de gelegenheid aan om onderzoek te doen naar het bodemarchief in het buitengebied. Het gemeentebestuur toonde zich ten volle bewust van zijn verantwoorde-
lijkheid voor het Bredase culturele erfgoed door deze opgravingen mogelijk te maken. In een prijzenswaardige en enthousiaste samenwerking met talloze vrijwilli-
gers van binnen en buiten onze gemeente, met studenten van verschillende universiteiten en archeologen van onze eigen afdeling archeologie zijn de opgravingen
uitgevoerd. De zo vele handen die zijn uitgestoken om het onderzoek tot een goed resultaat te brengen, tonen aan dat geschiedenis leeft in onze gemeenschap.

De resultaten van het onderzoek waren boven verwachting. Archeologisch was er tot op heden weinig bekend over de vroegste bewoningsgeschiedenis van het weste-
lijk deel van de provincie Noord-Brabant. Deze kennislacune was vooral te wijten aan het tot voor kort vrijwel ontbreken van archeologisch nederzettingsonderzoek
in deze regio. De opgravingen in Breda-West, waarbij nederzettingssporen vanaf de Midden Bronstijd tot in de Late Middeleeuwen zijn aangetroffen, vormen een
eerste belangrijke aanzet voor de opvulling van deze gesignaleerde lacune en illustreren duidelijk het archeologisch potentieel van de regio. Dankzij de resultaten
van de opgravingen in Breda-West kan de kennis van de geschiedenis van Breda nu in één klap met meer dan 3000 jaar worden uitgebreid. Dit onderzoek stelt ons
in staat om een boeiend inzicht te geven in het leven van zijn bewoners vanaf de prehistorie tot in de Late Middeleeuwen. De betekenis daarvan reikt tot ver buiten
de grenzen van onze gemeente. Negen jaar na het begin van de opgravingen in de omgeving van het NAC-stadion op Emerakker is het tijd voor een publicatie over
de archeologische vondsten die in Breda-West zijn gedaan.

De grootschalige nieuwbouw en infrastructuur in het westen van Breda betekenden een forse aantasting van het oude cultuurlandschap. De archeologische begeleiding
hiervan vormde enerzijds een enorme uitdaging voor de archeologische monumentenzorg en anderzijds een mogelijkheid om de achterstand in de archeologische ken-
nis over de bewoningsgeschiedenis van West-Brabant in te lopen. Het werk is echter nog niet af. Op sommige plaatsen kan en moet nog verder onderzoek worden ver-
richt. Dat vraagt tijd, geld en energie. Op andere plaatsen is het mogelijk om het archeologisch erfgoed te behouden en te beschermen, zodat het als een bron van
kennis bewaard blijft. Daarnaast dient een zichtbaar en herkenbaar verleden ook als bron van inspiratie en is het een reden om trots op te zijn voor de mensen die
er nu wonen en werken. Het verrassend rijke bodemarchief dat tevoorschijn is gekomen tijdens de opgravingen, vraagt om een coherente visie voor het onderzoek
van bedreigde vindplaatsen in de toekomst. Daarbij dienen beheer en onderzoek binnen een regionaal kader te worden geplaatst waarbij het cultuurlandschap het
uitgangspunt is.

Dit boek is ook een blijk van de rijke geschiedenis van Breda en het maakt onze gemeente nog meer tot een bijzondere woonplaats met een bijzonder karakter. Ik
wens U veel genoegen bij het lezen van deze belangwekkende publicatie die hopelijk gevolgd zal worden door een vervolgpresentatie van de resultaten van het ver-
dere archeologische onderzoek in onze gemeente. De geschiedenis van Breda-West en de mensen die er geleefd hebben is hierbij vastgelegd. Dat is van belang voor
hen die al tijden hier wonen, maar ook voor alle nieuwkomers. Het biedt een mogelijkheid om zich hier verder thuis te voelen.

Drs. A.C.A.M. Adank
Wethouder Economische zaken, Cultuur en Grondbedrijf, gemeente Breda

Gemeente Breda Breda/Rijksdienst voor het Oudheidkunidg bodemonderzoek;  
 

2. Boeknummer: 00056  
Verleden wordt heden
Monumenten -- Monumentenzorg           (2010)    [Rijdt-van de Ven, Tonnie van de; Berkvens, Ria]
Verleden wordt heden
Een handreiking voor vrijwilligers in de archeologische monumentenzorg

Een nieuwe uitgave

De eerste versie
In 2005 gaf de Archeologische Vereniging Kempen- en Peelland (AWN-afdeling 23) de eerste versie uit van 'Verleden wordt Heden'. Aanleiding was de in voorbereiding zijnde Wet op de
Archeologische Monumentenzorg (Wamz). De vereniging wilde haar leden en gemeenten tijdig informeren over de vele nieuwe taken die de gemeenten volgens deze wet zouden gaan krijgen
en de rol die vrijwilligers daarbij kunnen spelen. De uitgave bleek in een duidelijke behoefte te voorzien. Niet alleen voor de eigen leden, er kwamen aanvragen uit het hele land.

Een handreiking specifiek voor vrijwilligers
Er is inmiddels veel gepubliceerd over Malta en de Wamz. Nóg een boek lijkt dan niet meer zo nodig. Echter, vrijwilligers hebben een specifieke informatiebehoefte. Er is behoefte aan basale
kennis over wet- en regelgeving en aan informatie over wanneer en hoe je als burger op kunt komen voor de belangen van de archeologie. Daar voorzien die bestaande publicaties maar deels
in. Deze herziening is bedoeld om geactualiseerde informatie te geven die specifiek op vrijwilligers in de archeologie is afgestemd.

Invoering nieuwe wetten
In september 2007 is de Wamz in werking getreden. Daar zijn nu de eerste ervaringen mee opgedaan en zijn resultaten zichtbaar. De belangrijkste reden voor grondige herziening van de tekst
uit 2005 is echter de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) die in juli 2008 van kracht werd. De archeologische monumentenzorg is voor een groot deel geregeld via de ruimtelijke ordening en
dan in het bijzonder via bestemmingsplannen. Door de nieuwe Wro zijn de regelingen en procedures voor ruimtelijke ordening op veel punten gewijzigd. Archeologiegroepen krijgen daar mee
te maken, als belangenbehartiger voor de archeologie en als amateurveldwerker. Onder archeologiegroepen worden verstaan AWN-afdelingen en AWN-werkgroepen, archeologische werk-
groepen die lid zijn van een heemkundekring of historische vereniging of andere lokale groepen. De Archeologische Vereniging Kempen- en Peelland heeft inmiddels ruim vier jaar ervaring met
belangenbehartiging en heeft vele vragen voorbij zien komen. Die ervaring is in deze nieuwe uitgave verwerkt. De tekst is daarom niet alleen geactualiseerd maar ook verbreed naar de vele
vragen waarvoor vrijwilligers als belangenbehartigers komen te staan.

Vrijwilligers blijven nodig
Vrijwilligers hebben als amateurarcheologen jarenlang een hoofdrol gespeeld in het archeologisch onderzoek. In de laatste decennia van de vorige eeuw is archeologie steeds meer een beroep
geworden. Beroepsarcheologen en amateurs werkten nog veel samen en hadden elkaar nodig.
Met de inwerkingtreding van de Wamz leken vrijwilligers naar de marge te schuiven. Archeologie werd een professionele bedrijfstak. Nu, na enkele jaren ervaring met het nieuwe archeologische
bestel, blijkt dat de rol van vrijwilligers verschuift en zeker niet is uitgespeeld. Er zijn nieuwe rollen bijgekomen en uitvoerend veldwerk als amateur blijft in verschillende vormen mogelijk.

klik op de pijlpunt links voor het volledige voorwoord


Verschuivingen en nieuwe rollen
De klassieke amateurarcheologen waren experts, meestal in een bepaald gebied en/of bepaalde periode. Zij waren 'de ogen en oren' van de archeologie en hadden een rijke ervaring door eigen
veldwerk. Beroepsarcheologen steunden op hen voor waarnemingen en het melden van vondsten. Dat type vrijwilligers is in het nieuwe bestel aan het afnemen. Helemaal verdwijnen zullen zij
niet. Er blijven bevlogen hobbyisten die door hun kennis en inzet een extra bijdrage leveren aan de archeologische kennis voor hun eigen regio of over een bepaalde periode. Er zijn andere rollen
bijgekomen. In deze handreiking worden vijf rollen onderscheiden:
• de inspirator: de vrijwilliger die veel weet over de lokale archeologie, 'het verhaal vertelt' en nog steeds de oren en ogen vormt van de archeologie;
• de belangenbehartiger: de vrijwilliger die het beleid van gemeenten en andere overheden kritisch volgt en opkomt voor behoud en bescherming van het archeologisch erfgoed;
• de veldwerker en uitwerker: de vrijwilliger die actief is in het veld en bij vondstverwerking;
• de publieksvoorlichter: de vrijwilliger die het verhaal overbrengt naar een breed publiek;
• de bezoeker: hij of zij die graag het verhaal wil horen, die geïnteresseerd is in wat het bodemarchief over het verleden vertelt.
Er zullen weinig vrijwilligers zijn die deze vijf rollen gelijktijdig kunnen en willen vervullen. Iedere vrijwilliger heeft eigen voorkeuren en sterke punten, in een archeologiegroep zijn al deze
kwaliteiten bij voorkeur aanwezig. Tezamen geven zij draagvlak aan de archeologie.

Deze, deels nieuwe rollen van vrijwilligers en daarmee een actieve bijdrage van vrijwilliger aan de gemeentelijke monumentenzorg is in ieders voordeel. Het:
• versterkt het lokale erfgoedbeleid;
• vergroot het lokale draagvlak;
• kan de effectiviteit van de uitvoering verbeteren.
Dat levert zowel inhoudelijke als financiële voordelen op.

Deze handreiking beschrijft de bijdragen die vrijwilligers als belangenbehartigers voor de archeologie te bieden hebben en geeft hen de kennis en instrumenten die daar voor nodig
zijn. Als een eerste introductie is de folder 'Hoe beschermen we ons archeologische erfgoed' beschikbaar. Deze is te vinden op www.awn-archeologie.nl/Werkgroepen/BelangenbehartigingRO


Opbouw van deze handreiking
De handreiking is zo opgebouwd dat de lezer kan selecteren welke informatie voor hem of haar op dat moment van toepassing is.
Als leeswijzer.
• Lees in ieder geval deel 1. Dat deel bevat de hoofdlijnen voor de archeologische monumentenzorg en vanuit dat hoofdstuk kan de lezer kiezen waar hij of zij meer over wil weten.
• In de vervolgdelen worden die hoofdlijnen uitgewerkt. De lezer kan met elk van deze delen afzonderlijk verder gaan. Elk deel begint met een kort overzicht van wat in dat deel aan bod
komt. Waar nodig wordt verwezen naar de andere delen. Wie over een bepaalde zaak meer wil weten kan daarvoor terecht bij een serie notities, die te vinden is op: www.awn-archeologie.nl
• Een overzicht van deze notities staat in bijlage 3. De lezer kan ook rechtstreeks naar deze specifieke informatie gaan.
• Begrippen en afkortingen voor archeologische monumentenzorg en voor ruimtelijke ordening worden in bijlage 4, in een alfabetisch overzicht, kort uitgelegd.
• Door de hele handreiking heen krijgen belangenbehartigers tips over wat zij wanneer kunnen doen.
• De handreiking bevat een groot aantal praktijkervaringen en voorbeelden, als korte illustraties en als inspiratie voor het indienen van zienswijzen, en bezwaar en beroep.
Voorbeeldteksten van zienswijzen en bezwaar- of beroepschriften zijn te vinden op: www.awn-archeologie.nl

De handreiking biedt de hoofdlijnen en helpt de belangenbehartigers op weg in de grote hoeveelheid aan wetten, regels, processen en betrokken instanties. Wie over bepaalde
zaken meer wil weten kan terecht bij een serie notities en voorbeelden, die op www.awn-archeologie.nl/Werkgroepen/BelangenbehartigingRO te vinden is. In de handreiking zal regelmatig
naar deze notities verwezen worden.


Archeologie en cultureel erfgoed
Archeologie is één van de peilers van het cultureel erfgoed. Archeologie, cultuurhistorie, landschapshistorie en gebouwde monumenten leveren elk hun deel in het verhaal over het verleden.
Die verhalen moeten met elkaar verbonden worden.

Archeologische monumentenzorg moet een verbinding leggen met gebouwde monumenten, cultuurhistorie en landschapshistorie voor een integraal gemeentelijk erfgoedbeleid.

In deze handreiking staat de archeologie centraal en worden die verbindingen nu nog niet ingevuld. In de Notitie Historisch Landschap zal die koppeling wel worden gemaakt voor archeologie
en het historisch landschap.

Met dank aan
Voor het samenstellen van deze handreiking is dankbaar gebruik gemaakt van:
• College van Gemeentelijke Archeologen 'Voorbeeld Beleidsplan Gemeentelijke Archeologische Monumentenzorg (2002)';
• SIKB syllabus 'Bouwen, ruimte en archeologie. Juridisch kader voor niet-archeologen' (2009);
• VNG-handreiking 'Verder met Valletta' (2009).

Er is tevens met dank geput uit de vele in ontwikkeling zijnde of reeds beschikbare gemeentelijke archeologische waardenkaarten, beleidskaarten en beleidsplannen binnen ons werkgebied,
Zuidoost Brabant. Ook de praktijkervaringen komen uit deze regio. De beschreven voorbeelden zullen daardoor niet altijd representatief zijn voor andere regio's. Op de website zullen, op basis
van ontvangen reacties, ook praktijkvoorbeelden uit andere regio’s worden opgenomen. Veel mensen hebben meegedacht en commentaar gegeven. Hun namen staan in bijlage 2



Afdeling Archeologie Eindhoven;  
 

3. Boeknummer: 00088  
Toekomst religieus erfgoed in Noord-Brabant
Monumenten -- Monumentenzorg           (2005)    [drs. Harrie Maas]
Toekomst religieus erfgoed in Noord-Brabant
Voorwoord
De meeste kerkgenootschappen en religieuze instellingen in Nederland maken een woelige tijd door. Ontkerkelijking een
steeds kleiner wordend aantal kerkbezoekers, (dreigende) exploitatietekorten, nog slechts enkele kloosterroepingen...
menig bestuurder van een kerk of kloosterinstelling heeft het hoofdbrekens bezorgd. Ondanks de 'zorgen' hebben tal van
kerken en kloosters de deuren inmiddels al gesloten, of zijn zelfs gesloopt. Elke keer wanneer dit zich voordoet, roept het veel
emotie en betrokkenheid op: bij de gelovigen, bij degenen die een band met het gebouw hebben (bijvoorbeeld omdat ze er zijn
gedoopt, of zijn getrouwd), bij de buurtbewoners, bij degenen die zorg hebben voor ons cultuurhistorisch erfgoed, bij het
kerkbestuur, bij het bisdom, bij het gemeentebestuur, of bij andere belanghebbenden. Elke keer wanneer dit zich voordoet
wordt religieus erfgoed 'vervreemd', of -soms nog erger- onherstelbaar vernietigd.
Actieve opstelling nodig
De komende tijd zal de problematiek van de leegkomende kerken en kloosters en daarmee een dreigende teloor-
gang van het religieuze erfgoed in nog veel grotere mate zich aandienen. Deze landelijke ontwikkeling zal met
name in Noord-Brabant. waar het kerkgebeuren en het kloosterleven zo significant aanwezig is geweest, merk-
baar zijn. De vele kerktorens en kloostercomplexen in het Brabantse landschap getuigen daarvan. Maar voor
sommige tikt de tijd? Hoe lang hebben ze nog te 'leven'?
Om een verdere teloorgang van het religieuze erfgoed te stoppen is een actieve stelling-name dringend nodig. Dat
vraagt in de eerste plaats om onderkenning van de problematiek. Vervolgens is het nodig dat oplossings-
gericht te werk wordt gegaan. Vanuit onze dagelijkse praktijk weet het Monumentenhuis Brabant dat er vele
belangen in het spel zijn en dat vanuit verschillende invalshoeken naar de problematiek wordt gekeken.
Ondanks dit gegeven is er een gemeenschappelijk belang:
de zorg voor hel behoud van het religieuze erfgoed in onze provincie. Op zich is dit een mooi vertrekpunt waar ieder
het mee eens is. maar wat Ie doen als een kerk of klooster op termijn leeg komt te staan en de vraag echt op tafel
komt? hoe wordt dan invulling gegeven aan de 'zorg voor het behoud van het religieuze erfgoed'? Het gebouw leeg
laten staan, slopen... of is herbestemming een optie?
Deze vragen zullen de komende tijd vaak worden gesteld. Vragen die we niet uit de weg moeten gaan.
Doel brochure
Met deze publicatie wil het Monumentenhuis Brabant een bijdrage leveren aan de discussie rond de zorg voor het
behoud van het religieuze erfgoed in Noord-Brabant, in het bijzonder met betrekking tot het aspect herbestemming.
Daartoe zijn in deze brochure een aantal 'stakeholders' aan het woord gelaten die hun mening hieromtrent geven.
Hopelijk draagt het ook bij aan een maatschappelijke attitude en betrokkenheid, gericht op de instandhouding
van het religieuze erfgoed.
Tenslotte willen we in deze brochure laten zien dat er vele varianten van herbestemming van religieuze gebouwen
mogelijk zijn en dat herbestemming een goede optie kan zijn voor de instandhouding van vrijkomende religieuze
gebouwen. Het Monumentenhuis Brabant heeft zeker niet de pretentie een compleet beeld te geven van de
verschillende varianten van herbestemming. Evenmin spreken wij ons uit vóór of tegen een bepaalde variant.
Wel is het onze mening dat herbestemming kansen biedt voor de toekomst voor het religieuze erfgoed in Noord-
Brabant. Dat spreken wij graag hierbij uit. Hopelijk biedt deze brochure hiervoor inspiratie.
Ir J.A J. Huijbregts
Voorzitter Stichting Monumentenhuis Brabant

Stichting Monumentenhuis Brabant;  
 

4. Boeknummer: 00091  
Brabantse Monumenten Leven. 80 Monumenten in 90 foto's
Monumenten -- Monumentenzorg           (1996)    [dr. Th.G.A. Hoogbergen, Olaf Smit (foto's)]
Brabantse Monumenten Leven
INLEIDING
algemeen
Zoveel aandacht en inspanningen voor de restauratie van een eigen monument in de plaatselijke gemeenschap verdienen een gepaste verslaglegging. Dat betekent opnieuw het inschakelen van
tientallen mensen voor het leveren van zakelijke gegevens, waardevolle informatie en historische beschrijvingen. Tevoren zijn daarover goede afspraken gemaakt: de verantwoordelijke eindre-
dacteur neemt op zich de toegestuurde documentatie zoveel mogelijk op de gelijke leest van één pagina tekst te schoeien, passend in het geheel van een publicatie en toegankelijk voor geïnteres-
seerde lezers. Alle gerestaureerde monumenten zijn de commissie ook even lief. Zij maakt in haar beschrijving geen onderscheid tussen groot of klein, kostbaar of bescheiden, mooi of lelijk, be-
langrijk of onaanzienlijk, door ouderdom al sacrosanct of door zijn actualiteit nog nauwelijks opgemerkt. AI deze waardeoordelen laat zij terzijde.
De commissie neemt de term 'monument' in zijn ruime betekenis: dat wat overblijft van vroegere cultuur, kunst, nijverheid of wetenschap of dat wat slechts een herinnering oproept aan wat
mensen belangrijk vonden. Al die zaken legitimeren duidelijk de keuze van de gemeenten. Die open en spontane wijze van benadering biedt een eindredacteur onvermoede kansen voor het ver-
melden van tal van wetenswaardigheden, die in en rond deze monumenten vaak treffende aspecten van historische overeenkomsten laten zien op plaatselijk, regionaal en landelijk niveau.
Wellicht valt uit al deze beschrijvingen in zekere zin een, vooral bescheiden, geschiedenis van onze provincie af te leiden: fragmentarisch zeker en hoogst willekeurig stellig, want de commissie
heeft op de keuze van de monumenten geen enkele invloed. Zo’n beschrijving kan en wil, om dezelfde reden, ook niet volledig zijn. Maar de commissie vleit zich met de hoop, dat zij af en toe een
kleurrijk detail kan vermelden, soms van een individuele geladenheid of getuigend van een verrassende kijk. Een andere keer ontstaan er misschien associaties in tijd en ruimte, die mensen
niet eerder zijn opgevallen. Gebeurtenissen uit de geijkte geschiedenisboeken krijgen vaak in de entourage van een uitgebeelde couleur locale een nieuw gezicht. Ongetwijfeld scheppen sommige
verhalen misschien een eerste begrip. De tachtig 'artikelen' van een ongeveer gelijke lengte zorgen wel voor voldoende afwisseling, al leent niet ieder monument zich voor even interessante beschou-
wingen.

Stichting Zuidelijk Hististorisch Contact Tilburg;  
 

5. Boeknummer: 00118  
De Oranjeboom Deel 53.
Historie -- Breda, algemeen           (2001)    [Jan W.M.Schulten, Christ Buiks, Wim Munier, Wilm van Giersbergen, Jan van ’t Hof, Joop J. Bakker, nn]
De Oranjeboom. Jaarboek 2000. Deel 53.


Ten geleide
‘De Oranjeboom’ bloeit ook dit jaar weer volop en brengt - naar de zinspreuk die de oprichters aan onze kring meegaven - opnieuw vele fraaie vruchten voort. De
redactiecommissie van het jaarboek slaagde erin samen met de onmisbare medewerking van de auteurs de drieënvijftigste uitgave te realiseren, een uitgave die er zijn
mag. Met veel energie, enthousiasme en studie brachten zij een deel van de geschiedenis van onze regio tot nieuw leven.
In onze tijd wordt gelukkig allerwegen aandacht besteed aan hetgeen in de achter ons liggende tijd werd gerealiseerd. We gaan op zoek naar de fundamenten die
velen — mensen met bekende namen én naamlozen — legden voor de culturele omgeving, in de meest uitgebreide zin van het woord, waarin wij nu mogen leven.
Daardoor leren wij de waarde in te zien van hetgeen ons werd overgeleverd en zijn steeds meer mensen bereid zich in te zetten voor het behoud van ons culturele erfgoed.
Het jaarboek 2000 is naast de drieënvijftigste uitgave van onze Kring ook het eerste in de eenentwintigste eeuw. In de achter ons liggende eeuw werd in tweeën-
vijftig jaarboeken de historie van die eeuw en voorgaande eeuwen geboekstaafd. Het in dit jaarboek opgenomen register van dit grote aantal Oranjeboomvruchten legt
daarvan een indrukwekkende getuigenis af.
Ik spreek de hoop en verwachting uit dat ‘De Oranjeboom’ door de steun van velen die in de cultuurhistorie van onze streek geïnteresseerd zijn, en door de en-
thousiaste inzet en gedegen studie van een groot aantal toegewijde medewerkers ook in deze eeuw zijn fraaie vruchten in overvloedige mate blijft voortbrengen.
Arnold van den Berg,
voorzitter

Voorwoord
Vele decennia werden om de vijf jaar door de zorg van de heer G.J. Rehm op voortreffelijke wijze verschillende registers samengesteld van de in de jaarboeken
verschenen publicaties. Nu in de nabije toekomst de toegankelijkheid van het jaarboek door een eigen website wordt vergroot, is het gewenst het beleid ten aanzien
van de registers te wijzigen. Aangezien het zakenregister en het register van persoons- en plaatsnamen voortaan via de website te raadplegen zijn, worden deze re-
gisters in dit jaarboek niet meer opgenomen.
Na zijn bijdrage in het vorige jaarboek over de akkers in de Baronie laat ir. Chr. Buiks nu zijn licht over de boerderijen in de Baronie van Breda schijnen. Op een
heldere wijze ontrafelt hij een interessant gedeelte van de landbouwgeschiedenis in het algemeen en die van de Baronie van Breda in het bijzonder.
Prof. dr. W.AJ. Munier heeft aan de hand van primair bronnenonderzoek de rol van het Echtregelement in de laatste helft van de achttiende eeuw nader verdui-
delijkt. Opmerkelijk daarbij is dat de problematiek van het gemengde huwelijk tot ver in de twintgste eeuw dezelfde is gebleven.
De redactie is er bijzonder gelukkig mee dat twee kunsthistorici hun medewerking aan dit jaarboek hebben verleend. Zij hoopt dat nog vele kunsthistorici dit
voorbeeld zullen volgen.
Mevr. drs. W. van Giersbergen heeft op een fraaie wijze een belangrijk aspect van het kunstklimaat van Breda, zoals dat in het begin van de negentiende eeuw
licht en geestelijke warmte gaf, op papier gezet. Aan schilders zoals J.C. Huysmans, C.C. Huysmans, C.C. Karremans en P. van Schendel wordt bijzondere aandacht be-
steed. Daarnaast werden kunsttentoonstellingen en kunstonderwijs met vergeten. De redactie hoopt dat naast de schilderkunst in de toekomst ook aan andere kunstvor-
men in het jaarboek aandacht besteed kan worden.
Drs. J. van ’t Hof vestigt in zijn beschouwing er de aandacht op dat de Baronie van Breda vele kunstschatten bezit die eigenlijk te weinig aandacht krijgen. Uit zijn
bijdrage blijkt dat de pastorie van de Sint Jan de Doper in Oosterhout een bijzonder fraaie huiskapel bezit. Wellicht kunnen in de komende jaarboeken nog meer van
dergelijke kunstschatten onder de aandacht gebracht worden. Dat laatste is alleen mogelijk, wanneer kunsthistorici zich daarvoor inzetten en de redactie overspoelen
met hun geestesproducten. Daarbij moet bedacht worden dat een belangrijk aspect van het behoud van de kunsthistorische erfenis van het verleden de bekendheid
daarvan in de brede samenleving is. Onbekende monumenten vallen vaak als eerste onder de slopershamers van de vernieuwers van de samenleving.
Drs. JJ. Bakker betreedt met zijn bijdrage over de burgemeesters in het jaar 1944 een boeiend en gevaarlijk terrein. Is de oudere geschiedenis vaak alleen het
strijdperk waar historici elkaar te lijf gaan, in de zeer recente geschiedenis is dat geheel anders. Met name als de periode van de Tweede Wereldoorlog en de problema-
tiek van de collaboratie aan de orde gesteld wordt, werpen velen die het meegemaakt hebben, zich in de strijd. Iedereen weet het beter dan de ander. In de praktijk
blijkt dat vooral de zeer recente geschiedenis veel meer vragen oproept dan beantwoordt. Het is aan de historici om te onderzoeken of het beeld zoals dat zich in de
samenleving over die periode gevormd heeft, voldoet aan de historische werkelijkheid. De redactie van het jaarboek prijst zich gelukkig in drs. JJ. Bakker een auteur
te hebben gevonden die zich niet alleen in de bovengenoemde materie verdiept, maar 'De Oranjeboom’ van zijn kennis mee laat profiteren.
De hoofdrol in het jaarboek spelen de auteurs, want zonder hun inzet was dit jaarboek niet tot stand gekomen. Daarnaast waren er vele anderen die hun mede-
werking hebben verleend. Zonder iemand te kort te willen doen gaat de dank van de redactie in het bijzonder uit naar het Stadsarchief Breda, het Breda’s Museum en
de Dienst Monumentenzorg in Zeist. Last but not least moet de Drukkerij Gianotten B.V. vermeld worden, die zoals immer voor een fraai jaarboek zorgde.
Namens de redactie,
Jan Schulten, voorzitter

Geschiedkundige en Oudheidkundige Kring De Oranjeboom;  
 

6. Boeknummer: 00120  
De Oranjeboom Deel 55.
Historie -- Breda, algemeen           (2003)    [Hans de Jong, Jan van ’t Hof, Bert Oudenhoven, Ton Kappelhof, Wim Munier, Vroukje Muntjewerff, Jan van Mosselveld, Jacob jonker, Simon Vosters]
De Oranjeboom Jaarboek 2002. Deel 55
Anderhalve eeuw parochieleven in Breda | Kloosters in Breda
en omgeving 1800-heden | Oprichting RK HBS Oosterhout en schoolstrijd Dongen-Oosterhout |
De Bredase kooplieden Johan en Cornelis de Wyse 1636-1725 | 3 Terechtstellingen in Breda 1751 |
Melkertbanen (werkverschaffing) van de 18de eeuw in Breda | De Slotjes in Oosterhout |
Het slotje Borsselen in Oosterhout | Het beleg van Breda 1625 opnieuw bezien;

Ten geleide
Het vijfenvijftigste jaarboek van ‘De Oranjeboom’ is weer van de persen getold.
Ook dit jaar is het bestuur uitermate trots, dat de redactiecommissie en de auteurs van de verschillende artikelen kans gezien hebben een grote variëteit van artikelen te
presenteren. Namens het bestuur dank ik daarom iedereen die op welke wijze dan ook aan dit jaarboek meewerkte, bijzonder hartelijk.
Vorig jaar was de herdenking van het 750-jarig bestaan van de stad Breda reden om een jaarboek te doen uitkomen met onderwerpen die geheel en al aan de stad
Breda gewijd waren. De oprichting van het bisdom Breda in 1853 is een goede reden om een aantal ‘kerkelijke artikelen’ te plaatsen. Artikelen over de parochieont-
wikkeling in Breda en over de kloosters in en in de omgeving van Breda zijn hiervan het resultaat. Het bisdom Breda, de kloosters en de rooms-katholieke onderwijsin-
stellingen zijn op tal van manieren nauw met elkaar verbonden. Daarom wordt in dit jaarboek ook bijzondere aandacht besteed aan het vijftigjarig bestaan van het Mgr.
Frenckencollege in Oosterhout.
Daarnaast presenteren wij u weer een keur van artikelen over de stad en het land van Breda, geheel en al conform onze doelstelling om studies te (laten) maken
omtrent onderwerpen uit de geschiedenis van onze regio.
In verband met het 150-jarig bestaan van het bisdom Breda bieden wij dit jaar ons 55e jaarboek aan aan de bisschop van het bisdom Breda, mgr. M. Muskens. Het
bisdom is weliswaar aanmerkelijk groter dan stad en land van Breda, maar wij kunnen ons gelukkig prijzen, dat de hoofdzetel van het bisdom al 150 jaar in onze regio
gevestigd is.
Namens het bestuur van ‘De Oranjeboom’ wens ik u dit jaar ook weer veel leesplezier. Hartelijk dank ook voor de belangstelling die u aan de dag legt voor de
doelstellingen van onze vereniging, waarvan u door uw trouwe lidmaatschap ook telkens weer blijk geeft.
Arnold van den Berg,
voorzitter


Voorwoord
Bij de samenstelling van dit jaarboek heeft de redactie, behalve natuurlijk van de auteurs, veel steun van een aantal instellingen en personen gehad. Al vele jaren doen
wij nooit tevergeefs een beroep op de Rijksdienst voor Monumentenzorg, het Stadsarchief Breda, het Breda’s Museum en de Koninklijke Militaire Academie.
Zonder iemand tekort te willen doen, bedank ik in het bijzonder Jean Bergé voor zijn aanstekelijk enthousiasme en het beeldmateriaal dat hij ter beschikking gesteld
heeft, kunsthistoricus drs. E. Dolné voor zijn adviezen en het ter beschikking stellen van beeldmateriaal, archiefmedewerker G. Otten, conservator Pierre van der Pol
voor zijn adviezen en de neerlandicus drs. C. Stevens voor zijn taalkundige adviezen, Op het gevaar af dat de lezers zich tevreden stellen met het kennis nemen van
het voorwoord toch nog enkele inhoudelijke aspecten van de verschillende bijdragen.
Drs. J.C.M de jong inventariseert en analyseert in zijn bijdrage de ontwikkeling van het Bredase parochieleven van de laatste honderdvijftig jaar. Zijn bijdrage maakt
duidelijk dat er op dat terrein nog veel werk te verzetten is. Niet alleen onderzoek, maar ook het veilig stellen van archiefmateriaal moet een grote prioriteit krijgen,
omdat anders een belangrijk cultuurgoed verloren dreigt te gaan.
De kunsthistoricus drs. J. van ’t Hof voert de lezer langs de vele kloosters die sinds 1800 in en rondom Breda bestaan hebben. Zijn aandacht richt zich daarbij niet
zozeer op het geestelijk leven van de kloosterlingen, maar op de gebouwen waarin de kloostergemeenschappen hun monastieke idealen probeerden te verwezenlijken.
Door de ontwikkelingen van de laatste decennia op godsdienstig gebied dreigt ook hier veel historisch erfgoed verloren te gaan. In de strijd om het behoud ervan heeft
De Oranjeboom in Van ’t Hof een goede medestander gevonden.
In mei 2002 werd in Madrid een symposium gehouden over het beroemde beleg van Breda door Spinola in 1624-1625. Een van de sprekers was dr. S.A. Vosters,
die de opdracht had het beleg vanuit de Nederlandse invalshoek te belichten. Hij maakte van de gelegenheid gebruik om zich in Spanje op de hoogte te stellen van de
kritieken over een nieuwe roman waarin deze belangrijke episode uit onze Tachtigjarige Oorlog een belangrijke rol speelt. In zijn bijdrage in dit jaarboek
brengt Vosters verslag uit over zijn bevindingen en plaatst hij enkele kritische kanttekeningen bij de heersende opvattingen over het bovengenoemde beleg van Breda.
Voor drs. E.A.J. Oudenhoven was zijn boek 'Van Schapendries tot Slotlaan’ (2001) over het Mgr. Frencken College de aanleiding om in zijn bijdrage in dit jaar-
boek dieper op de oprichtingsperikelen van het Mgr. Frenckencollege in te gaan.

klik op de pijlpunt links voor het volledige voorwoord


Zijn beschouwing verbetert het inzicht in de manier waarop in het begin van de jaren vijftig van de vorige eeuw lokale overheden en onderwijsorganisaties met elkaar omgingen.
De bijdrage van J.H. van Mosselveld is het derde deel en tevens de afronding van twee eerdere publicaties van zijn hand in het jaarboek van De Oranjeboom over
de Slotjes van Oosterhout. In goede harmonie met Van Mosselveld heeft J. Jonker de jongste geschiedenis van het slotje Borsselen beschreven. Hoewel dat laatste slotje
ook wel Borssele genoemd wordt, is in het jaarboek om verwarring te voorkomen voor de naam Borsselen gekozen.
Van de Westbrabantse grote steden heeft Oosterhout de twijfelachtige eer de enige stad te zijn die geen wetenschappelijk verantwoorde stadsgeschiedenis heeft.
Zonder dat er goede detailstudies zijn verricht, kan een dergelijke monografie nooit geschreven worden. In dit jaarboek zijn drie detailstudies over Oosterhoutse onder-
werpen opgenomen met het doel het historisch onderzoek van de Oosterhoutse geschiedenis te bevorderen.
Drs. V. Muntjewerff-van den Hul geeft in dit jaarboek blijk van haar grote kennis van de armen- en ouderenzorg in het verleden. Het woord ‘Melkertbanen’ uit de
titel van haar bijdrage prikkelt tot het lezen ervan. Zou Melkert het er in de achttiende eeuw ook zo goed van af gebracht hebben?, is een vraag die onwillekeurig
opgeroepen wordt.
In het verleden hebben de koopman en de kerk vaak gemeenschappelijk hun weg door de samenleving afgelegd. Een bewijs daarvan is het Kapucijnenklooster in
Meersel-Dreef net over de Belgisch-Nederlandse grens ten zuiden van Breda. Dr. A.C.M. Kappelhof heeft op zijn bekende grondige manier de achttiende-eeuwse
kooplieden De Wyse bestudeerd en kwam daarbij vanzelf in het klooster te MeerselDreef terecht.
De redactie hoopt met dit jaarboek een nieuwe bijdrage te hebben geleverd tot een verantwoorde wetenschappelijke bestudering van de Westbrabantse geschiede-
nis. De lezers worden aangespoord hard aan de slag te gaan, want het volgende jaarboek is al in de maak. Auteurs moeten zich daarvan niet laten afschrikken, want voor
goede, originele bijdragen is er altijd plaats in ons jaarboek.
Namens de redactie,
Jan Schulten, voorzitter


Geschiedkundige en Oudheidkundige Kring De Oranjeboom;  
 

7. Boeknummer: 00122  
De Oranjeboom Deel 57
Historie -- Breda, algemeen           (2005)    [E.Dolne, M. Herben, A.Peele, T.Kappelhof, K.Schulten, Chr. Buikes,S. Vosters, W.Klinkert, H. Muntjewerff]
De Oranjeboom Jaarboek 2004. Deel 57
Bisschoppelijk Paleis Breda | Zwaluwse predikanten en pastoors |
Het fortuin van de Oranjes | Oorlog Geertruidenberg 1573-1593 |
Veldnamen in de Baronie | Justinus van Nassau en de opera Friedenstag |
Poolse bevrijders op weg naar Breda | Bierbrouwen door zes generaties Smits 1807-1968

Ten geleide
Het is een goede gewoonte om ook een 'Ten geleide , geschreven door de voorzitter' op te nemen. Ook daarin vinden we een deel van onze eigen geschied-
schrijving. Sedert het Jaarboek LIL (1999) werd dit door Arnold van den Berg gedaan die van mei 1999 tot mei 2004 voorzitter van De Oranjeboom was. Hij was door
drongen van het nut van geschiedschrijving en heeft zich op buitengewone wijze voor onze Kring ingezet. Vriendelijk voor iedereen, maar zeer vasthoudend en sti-
mulerend. Hij was initiator van de website, de Nieuwsbrief en was vooral een krachtig ledenwerver. Voor zijn inbreng en inzet is hij door de Algemene
Ledenvergadering benoemd tot erelid van onze Kring. U zult zijn naam voor het eerst onder de opsomming van ereleden aantreffen. Hopelijk nog vele jaren.
In dit Jaarboek treft u een In Memoriam aan van Joop Feikema, onze vorige secretaris. Niemand kan hem beter gedenken dan Arnold van den Berg, die met Joop
zolang een prima tandem vormde.
In de huidige samenleving is veel belangstelling voor de historie. Dagelijks zien publicaties het licht. De lezer is zich meer bewust van de eigen cultuur en de uitin-
gen daarvan. Hij ervaart dat cultuur in het algemeen, maar ook een gemeenschappelijke geschiedenis een gemeenschap bindt. Hij heeft belangstelling voor de cultuur
van nu, van gisteren en voor die van eeuwen her. Wij willen hem daarbij ondersteunen en onze bijdrage daaraan blijven leveren.
Dit jaarboek draagt het nummer LVII en het nummer LX komt in het verschiet en daarmee ook ons 60-jarig bestaan. Voor dat jaar hebben we al grootse plannen en
één daarvan is de digitalisering van de vruchten van de Oranjeboom. De zeer grote hoeveelheid wetenschappelijke publicaties van grote kwaliteit vraagt in deze tijd om
een betere toegankelijkheid. We hopen u dat over enkele jaren te kunnen bieden.
Ook dit jaar mogen de bijdragen aan dit jaarboek worden geroemd Mijn grote waardering gaat uit naar de auteurs en de redactiecommissie die erin geslaagden
een leesbaar en wetenschappelijk verantwoord jaarboek re produceren Ik wens u veel leesplezier met het jaarboek 2004.
Kees Machielsen,
voorzitter


Voorwoord
Dit jaarboek opent met een uitvoerige behandeling van de bewonings- en bouwgeschiedenis van het Huis Montens van de hand van de kunsthistoricus Eric
Dolné. De auteur heeft zich zeer in de geschiedenis van het Huis Montens, thans het bisschoppelijk paleis, verdiept en tal van onbekende zaken aan het licht gebracht.
Weinig voorbijgangers zullen tot nu toe bevroed hebben, welke rijke geschiedenis achter de onopvallende gevel van het bisschoppelijk paleis aan de Veemarktstraat schuil gaat.
Ton Kappelhof heeft in zijn bijdrage op een overzichtelijke wijze een aantal aspecten van de financiële handel en wandel van de Oranjes in de 17e en 18e eeuw be-
handeld. Hij laat zien dat grondig archiefonderzoek tot een boeiende publicatie kan leiden.
Tijdens de reformatie was de benoeming van een predikant in de Lage Landen een gecompliceerde aangelegenheid. Vaak was het voor de toenmalige kerkelijke
overheden moeilijk te beoordelen of een voormalige pastoor wel geschikt was om als predikant verder door het leven te gaan. Ada Peele en Marti Herben hebben zich
verdiept in de benoeming tot predikant omstreeks 1600 in Hooge en Lage Zwaluwe. Hun gedetailleerde bijdrage in het jaarboek betekent een verrijking van
onze kennis van de reformatie.
Aan de hand van een aantal belegeringen van Geertruidenberg in de 16e eeuw geeft Kees Schuiten een fraai overzicht van de oorlogsgebruiken van de 16' en 17e
eeuw. In zijn bijdrage bestrijdt hij de algemeen geldende opvatting dat prins Maurits op krijgskundig gebied een vernieuwer zou zijn geweest. Volgens hem voerde
Maurits de oorlog op precies dezelfde manier als de andere veldheren van zijn tijd.
Met zijn toponymische bijdrage wekt Christ Buiks terecht belangstelling op voor deze weerbarstige en gespecialiseerde historische discipline. Deze en eerdere
publicaties van hem in dit jaarboek zullen in de toekomst, wanneer de gedigitaliseerde versie van de jaarboeken te raadplegen is, nog toegankelijker worden.
Simon Vosters laat in zijn bijdrage zien hoe Justinus van Nassau een rol in de nazi-propaganda te spelen kreeg. Op verrassende wijze vergroot hij het hedendaagse
inzicht in de cultuurpolitiek van de nazi’s.
Naar aanleiding van het feit dat Breda zestig jaar geleden door de Polen bevrijd werd, heeft Wim Klinkert op 18 oktober 2004 in de Grote of Onze Lieve
Vrouwekerk in Breda een voordracht gehouden. De schriftelijke weergave daarvan vindt u in dit jaarboek.
Het jaarboek wordt afgesloten met een dorstlessende geschiedenis over anderhalve eeuw bierbrouwen in Breda. De bedrijfshistoricus Henk Muntjewerff vraagt in
zijn bijdrage ook aandacht voor enkele gebouwen van de onlangs gesloten Brouwerij De Drie Hoefijzers. Met die sluiting kwam niet alleen een einde aan een lange traditie
van bierbrouwen in Breda, maar bestaat ook het gevaar dat enkele gebouwen die tot het Bredase culturele erfgoed behoren, afgebroken zullen worden. De redactie is de
auteurs dankbaar voor hun bijdragen en hun samenwerking. Veel steun bij de samenstelling van dit jaarboek ondervonden de auteurs en de redactie van het
Stadsarchief Breda, het Bisschoppelijk Archief Breda, het Breda’s Museum, Generaal Maczek Museum (Breda), de Koninklijke Militaire Academie, het Instituut voor
Militaire Geschiedenis (Den Haag) en de Rijksdienst voor de Monumentenzorg (Zeist). In het bijzonder worden voor hun medewerking bedankt drs. C. Stevens
(Amsterdam), drs. W. Spapens (Ulvenhout), dhr. P. van der Pol, Rop Willems (Breda), dhr. B. Zijhnans (Geertruidenberg) en last-but-not-least Marion Brugman van Drukkerij Gianotten.
Namens de redactie,
Jan Schulten, voorzitter

Geschiedkundige en Oudheidkundige Kring De Oranjeboom;  
 

8. Boeknummer: 00216  
Nederlandse Monumenten in Beeld. Noord-Brabant en Limburg
Monumenten -- Monumentenzorg           (1975)    [J.F.van Agt, C.Peeters]
Nederlandse Monumenten in Beeld 1978. Noord-Brabant en Limburg

C. Peeters
NOORD-BRABANT
Wie een goed beeld wil krijgen van de bouwkunst uit het verleden van Noord-
Brabant, doet er het beste aan, de tegenwoordige provinciegrenzen maar uit het
oog te verliezen. Er bestaat nu eenmaal niet zo iets als een eigen Noordbrabant-
se architectuur. Wat de tijd vóór omstreeks 1600 betreft, is het hertogdom Bra-
bant als een politieke en culturele eenheid te zien, met als hertogelijke residentie
beurtelings Leuven, Mechelen en Brussel en kerkelijk grotendeels tot de bis-
dommen Luik en Kamerijk behorend. Het gebied omvat de tegenwoordige Bel-
gische provincies Brabant en Antwerpen en een groot deel van ons gewest, maar
Geertruidenberg, Woudrichem, Heusden en de hen omringende gebieden moe-
ten tot het graafschap Holland en het bisdom Utrecht gerekend worden. Daar-
na, tot aan het ontstaan van de Bataafse Republiek, is Noord-Brabant verre-
gaand van zijn zuidelijke wortels afgesneden en een Generaliteitsland geworden,
waarin de vernieuwing van kerken, openbare gebouwen en woonhuizen een
Hollands stempel ging dragen.
Voor het kerkelijk leven op het platteland in de middeleeuwen ligt het hart van
Brabant zeker buiten onze landsgrenzen. Wanneer wij teruggaan tot de oor-
sprong van het christendom in Noord-Brabant, dan is, meer nog dan Lamber-
tus, Willibrordus de kerkvorst tot wie alles herleid kan worden. Veel goederen
in Noord-Brabant werden door de plaatselijke heren aan hem geschonken en
door hem werden zij aan de Benedictijnenabdij in Echternach overgedragen.
Ook het recht om in de plattelandsparochies een pastoor te benoemen, een deel
van de kerkelijke inkomsten te vorderen, tienden in natura of geld als heffing op
landbouwgronden te innen, het recht om water- en windmolens te zetten, kwam
dan in Echternach te berusten. Maar door een samenspel van omstandigheden
zijn het de Norbertijnen of Premonstratensers geworden, die, vanaf de tijd van
hun ontstaan in de 12de eeuw, hier de meeste invloed hadden. Zij namen veel
rechten en bezittingen van de abdij van Echternach over. De reikwijdte van de
macht van hun abdijen Tongerlo en Postel was groot en deze hebben grote in-
vloed gehad op de ontwikkeling van de landbouw. De herinnering aan deze tijd
is op de Kempische zandgronden met hun beken en riviertjes en hier en daar
nog eiken- en mastbossen en heiden temidden van eeuwenoude ontginningen,
nog enigszins tastbaar. Een sprekende tegenstelling daarmee zijn de noordwes-
telijke en noordelijke zee- en rivierkleigebieden van het markiezaat van Bergen
op Zoom (eens een bloeiende in- cn doorvoerhaven aan de Oosterschelde) en
van de baronie van Breda, die heel anders gericht zijn geweest. In het opzicht
van de waterstaat cn de landbouw hebben zij een geschiedenis die met de pol-
ders van de Hoekse Waard, Zeeland en de Betuwe samenhangt. Zij zijn vooral
getekend door de watersnood van de St. Elisabethsvloed van 1421, waarmee ge-
makshalve een proces van erosie door de zee wordt aangeduid, dat vroeger be-
gonnen en later geëindigd is. Door hun gevecht met en tegen de zee zijn zij ty-
pisch Noord-Nederlands en hebben zij een grote rol kunnen spelen in de mili-
taire strategie vanaf de late middeleeuwen tot in de vorige eeuw. Fijnaart, Stand-
daarbuiten, Dinteloord, Klundert en Willemstad* zijn alle ontstaan als stelsel-
matig aangelegde dorpen op geometrisch grondplan, keurig verkaveld in het na
de overstromingen opnieuw bedijkte rivierendeltagebied, de twee laatste boven-
dien door Willem van Oranje, heer van Breda, tot vestingstad uitgebouwd met
aarden wallen, bastions en grachten, naar de nieuwste krijgskundige, in Italië
hun oorsprong vindende ideeën. Maar natuurlijk was, in de tijd van de Repu-
bliek, heel Noord-Brabant van de grootste militaire betekenis als verdedigings-
gordel en aanvalsbasis tegenover de Spaanse, later Oostenrijkse Nederlanden.

Bosch en Keuning NV;  
 

9. Boeknummer: 00218  
Nederlands Bouwkundig Erfgoed 2002/2003
Monumenten -- Monumentenzorg           (2002-2003)    [Monumentenzorg]
Nederlands Bouwkundig Erfgoed 2002-2003

Geachte lezer.
voor u ligt de jaaruitgave 'Nederlands Bouwkundig Erfgoed', waarin we hopen waardevolle informatie te geven ten aanzien
van de realisatie van uw huidige en toekomstige projecten.
Naast verschillende redactionele thema's worden ook voor u handige adressen vermeld. De bedrijven die in deze
uitgave worden vermeld hebben daarvoor betaald en maken u er dan ook op attent graag voor u aan het werk te gaan.
Daar ook wij niet alles kunnen voorzien staan wij open voor suggesties met betrekking tot de volgende uitgave.
Wij wensen u veel leesplezier en goede zaken.
De uitgever.

De IJssel mediagroep Zutphen;  
 

10. Boeknummer: 00219  
Jaaruitgave monumenten 2001/2002
Monumenten -- Monumentenzorg           (2001-2002)    [Monumentenzorg]
Jaaruitgave monumenten 2001-2002

Voor u ligt de Jaaruitgave Monumenten 2001/2002.
Hierin treft u waardevolle informatie en contacten aan, die u van pas kunnen komen
bij de realisatie van uw projecten.
De bedrijven die in deze uitgave zijn opgenomen hebben betaald voor hun
vermelding. Hiermee geven zij aan graag voor u aan het werk te gaan.
Op pagina 66 vindt u een inhoudsopgave van het zakengedeelte.
Wij wensen u goede zaken,
De uitgever

De IJssel mediagroep Zutphen;  
 

11. Boeknummer: 00220  
Nederlands Bouwkundig Erfgoed
Monumenten -- Monumentenzorg           (2005)    [Monumentenzorg]
Nederlands Bouwkundig Erfgoed Jaarboek 2005/2006

Geachte lezer.
voor u ligt 'Nederlands Bouwkundig Erfgoed', waarin wij hopen waardevolle informatie te geven ten aanzien van de
realisatie van uw huidige en toekomstige projecten.
Naast verschillende redactionele thema’s worden ook voor u handige adressen vermeld. De bedrijven die in deze uitgave
worden vermeld hebben daarvoor betaald en maken u er dan ook op attent graag voor u aan het werk te gaan.
Daar ook wij niet alles kunnen voorzien staan wij open voor suggesties met betrekking tot de volgende uitgave.
Wij wensen u veel leesplezier en goede zaken.
De uitgever.

De IJssel mediagroep Zutphen;  
 

12. Boeknummer: 00227  
Nederlands Bouwkundig Erfgoed
Monumenten -- Monumentenzorg           (2002)    [Monumentenzorg]
Nederlands Bouwkundig Erfgoed Jaarboek 2002

Geachte lezer,
voor u ligt het jaarboek Nederlands Bouwkundig Erfgoed 2002, het jaarboek voor de Monumentenzorg.
Hierin treft u waardevolle informatie en contacten aan, die u van pas kunnen komen bij de realisatie van uw
projecten.
De bedrijven die in deze uitgave zijn opgenomen hebben betaald voor hun vermelding. Hiermee geven
zij aan graag voor u aan het werk te gaan.
Daar ook wij niet alles kunnen voorzien staan wij open voor suggesties met betrekking tot de volgende uitgave.
Wij wensen u veel leesplezier en goede zaken.
De uitgever.

De IJssel mediagroep Zutphen;  
 

13. Boeknummer: 00238  
Stichting het noordbrabants landschap
Natuur -- Brabants Landschap           (1972)    [J.Noest. Rentmeester]
Handboekje Stichting het noordbrabants landschap

Voorwoord
Ons laatste Handboekje werd uitgegeven eind 1969, begin 1970. In dat boekje verzuchtte ik, dat tot op dat ogenblik de Stichting Het Noord-brabants Landschap jammer genoeg nog geen bezit in West-Brabant
had kunnen verwerven, ondanks meerdere pogingen daartoe. Maar 1970, het Natuurbeschermingsjaar, bleek ons vrij spoedig zeer welgezind, in het bijzonder in West-Brabant. In dat jaar verwierf de Stichting in dat
rayon twee fraaie landgoederen: 'de Pannenhoef' en 'de Mattemburgh'.

'De Pannenhoef', groot 477 ha, is gelegen onder de gemeenten Zundert, Rijsbergen, Etten en Rucphen. Dit is tot nu toe ons grootste aaneengelegen bezit. 'De Mattemburgh', groot 366 ha en gelegen onder de
gemeenten Woensdrecht en Bergen op Zoom, werd door de eigenaar, de Graaf de Chambure, aan de Stichting overgedragen, waarvan een deel, groot 17 ha, als schenking. Het geschonken deel wordt gevormd door de
villa, met tuinmanswoning, garages, orangerie, park, tuin en bos, en is voortaan aangeduid als 'Schenking Gravin de Chambure-Cuypers', als respectvolle nagedachtenis. Zij had namelijk haar echtgenoot verzocht
voor de toekomst een passende bestemming voor het buitengoed te zoeken, dat haar na aan het hart lag en dat van haar familie afkomstig was. Zij was de laatste telg uit het geslacht Cuypers.

In het thans lopende jaar bestond onze Stichting 40 jaar. Dit feit werd op 10 maart onder grote belangstelling in het gastvrije Provinciehuis gevierd.
Ter gelegenheid van dit jubileum kon een viertal mooie jubileumaankopen worden aangekondigd, namelijk:
1. Uitbreiding van de Groote Slink, onder Oploo (Oost-Brabant) met een deel, groot 85 ha, van de aangrenzende 'Bunthorst'. Ons totale bezit ter plaatse wordt hierdoor 212 ha.
2. Aankoop van het 'Pompveld' onder Veen in het land van Heusden en Altena, groot 110 ha. In dit reservaat ligt een eendenkooi. Het bestuur is verheugd ook in dit deel van de Provincie de hand te hebben kunnen
leggen op een interessante bezitting.
3. En dan wederom in West-Brabant en wel het landgoed 'Zoomland', groot 285 ha, onder de gemeenten Bergen op Zoom en Wouw. Hierin ligt het merkwaardig moerasgebied 'De Zeezuiper' en het 'Keutelmeer'.
4. Tenslotte een aankoop in Midden-Brabant: het 'Galgeven', een bijzonder fraai voedselarm ven, met de boerderij De Eendracht , landbouwgronden, bossen en heidevelden, groot 224 ha, onder de gemeenten
Berkel-Enschot en Moergestel. Het ven wordt ook wel genoemd 'Berghven', vanwege de nauwe band, welke meer dan 160 jaar heeft betaan met de familie van den Bergh.

Door deze aankopen komt het totaal-bezit van het Brabants Landschap op ruim 2500 ha, over de provincie verdeeld als volgt:

distrikt Oost 404 ha
distrikt Noord 119 ha
distrikt Midden 906 ha
distrikt West 1128 ha
Totaal 2557 ha

Naar ik mag aannemen is bekend dat onze rentmeester, de heer J. Noest wegens ziekte reeds geruime tijd geheel of gedeeltelijk verstek heeft moeten laten gaan. Hij is het geweest, die het 'Landschap' van de grond
heeft gebracht, waarvoor het bestuur hem erkentelijk is. Ik hoop, dat hij binnen niet al te lange tijd zijn functie wederom geheel zal kunnen waarnemen.

Met de omvang van ons bezit groeit het personeelsbestand. Dit bedraagt thans 17 personen in vaste dienst. Hiervan vermeld ik de stafleden.
Na de reeds genoemde heer Noest noem ik de heer J. W. C. Entrop, plaatsvervangend rentmeester, die een paar dagen nadat de heer Noest was uitgevallen, in dienst trad. Hij werd zwaar op de proef gesteld,
welke hij glansrijk doorstond. Dan de administrateur, de heer P. H. Raadsen, bijgestaan door zijn assistente, mejuffrouw H. M. Leliaert, van welke krachten het bestuur veel steun ondervindt. Voorts zijn in onze
dienst vier reservaatbeheerders: de heren P. Geenen (distrikt Oost), J.C. P. Reuser (distrikt Noord), W. P. van de Wouw (distrikt Midden) en J. T. Adriaensen (distrikt West).

In 1971 betrokken wij ons nieuw kantoor, Torenstraat 32 te Helvoirt. Het is het met steun van Rijksmonumentenzorg gerestaureerde oude koetshuis van 'Jagtlust'. De heer P. Drijvers te Oisterwijk trad op als architekt.
Aannemer was Nico de Bont en Zonen N.V. te Nieuwkuijk. De heer Kramer van Monumentenzorg verstrekte adviezen. Onze penningmeester, de heer van Dijk trad namens onze Stichting als bouwheer op. We zijn
heel gelukkig met deze nieuwe huisvesting. Op 8 juni mochten wij hier Prins Claus en Prinses Beatrix, vergezeld van de Commissaris der Koningin, de heer Kortmann, ontvangen en met hen een pittig en van
belangstelling getuigend gesprek voeren.

Nog wil ik er op wijzen, dat postbus 10 Helvoirt gaarne aanmeldingen tot contribuant zal ontvangen. Op 1 januari 1972 bedroeg het aantal particuliere contribuanten 3535. Thans, 30 oktober 1972, passeerden wij de
5000. Zou dit aantal 10.000 kunnen worden? Dit zou een grote steun voor ons zijn. De minimum-contributie bedraagt thans ƒ10,—. Tot slot wil ik nog eens in herinnering brengen het uitstekende werk
gedurende meer dan 20 jaar van de heer Jhr. Mr. E. W. J. van Weede van Dijkveld, als secretaris. In verband met verplaatsing van zijn werkkring in 1969 moest hij deze functie neerleggen. Door zijn deskundig
en bezielend werk is de heer van Weede van grote betekenis geweest voor de ontwikkeling van het Brabants Landschap. De heer van Weede blijft als lid van het hoofdbestuur de Stichting mede besturen.

De huidige maatschappelijke ontwikkelingen betekenen in vele opzichten een ernstige bedreiging van het natuurlijk milieu. Het in stand houden van groene ruimten is daarom van vitaal belang voor het welzijn van
al wat leeft, niet het minst van de mens. Dit probleem positief te benaderen voor wat betreft de Provincie Noord-Brabant en voorzover onze bescheiden krachten dit toelaten, is de doelstelling van onze Stichting.
Het bestuur is van nature optimist en wil trachten met veler steun en sympathie, met de waardevolle en zeer gewaardeerde financiële hulp van de overheid en in evenwichtige samenwerking met andere op ons
terrein werkzame instellingen in deze te slagen.
P. H. F. HUENGES, voorzitter
Oktober 1972

Stichting Het Noordbrab. Landschap;  
 

14. Boeknummer: 00393  
Cultuurhistorische inventarisatie N-B
Historie -- Brabant, algemeen           (1993)    [drs. A. van Leeuwen coord.]
Cultuurhistorische inventarisatie N-B M.I.P. Prinsenbeek

Inhoud
Woord vooraf 4
Werkwijze 5
Criteria 6
1.Situering der gemeente 8
2.Bodemgesteldheid 9
3.Grondgebruik 10
4.Infrastructuur 11
5.Ontwikkeling van de nederzettingen 12
6.Stedebouwkundige typologie 13
7.Karakterisering der objecten, bouwvormen en typen 14
8.Objectgegevens 18
9.Literatuur 38
Kaart (bijlage)


Woord vooraf
Dit rapport over Prinsenbeek maakt deel uit van de serie Cultuurhistorische Inventarisatie Noord-Brabant/Monumenten
Inventarisatie Project. Het geeft per gemeente een overzicht van de waardevolle nederzettingen, gebouwen en groen-
elementen tot ca. 1940 in de steden en dorpen van de provincie.
De snelle en vaak ingrijpende veranderingen in het Brabantse cultuurlandschap hebben de totstandkoming van een der-
gelijk overzicht urgent gemaakt. Ondanks vervlakking en schaalvergroting bezit elke gemeente een eigen karakter in de
stedebouwkundige structuur, de bebouwing van kern en buitengebied. We doelen daarbij zeker niet alleen op erkende
monumentale gebouwen, maar evenzeer op boerderijen, woonhuizen, fabrieksgebouwen, bruggen en sluizen, wegkruisen
of een ijzeren sierhek en dorpslinde.
Na het monumentenjaar 1975 heeft het provinciebestuur besloten om de cultuurhistorische waardevolle bebouwing van
de provincie vast te laten leggen. Hiervoor is in 1976 de “Inventarisatiecommissie Brabantse Monumenten” ingesteld.
In september 1979 is een drietal inventarisatoren aangesteld om een werkmodel te ontwikkelen en veldwerk en rapportage
te verrichten.
Dit model is tot eind 1988 gehanteerd in 69 gemeenten. Najaar 1988 is ook in Noord-Brabant het door de minister van
WVC geëntameerde Monumenten Inventarisatie Project van start gegaan. Binnen dit project wordt vastgelegd hetgeen in
Nederland tussen ca. 1850 en 1940 aan bouwkunst en stedebouw is gerealiseerd.
Het MIP beoogt:
het verkrijgen van een eerste landelijk overzicht van de zgn. “jongere bouwkunst en stedebouw’ (ca. 1850 -1940)
het bevorderen van kennis en waardering voor historische stads- en dorpsgezichten en voor monumenten van
geschiedenis en kunst uit de periode 1850 -1940
het formuleren van uitgangspunten ten behoeve van publikaties en wetenschappelijk onderzoek op architectuurhis-
torisch, bouwhistorisch, stedebouwkundig, historisch-geografisch of industrieel-archeologisch gebied
het verkrijgen van bouwstenen als een eerste aanzet tot nieuw te ontwikkelen beleid van Rijk, provincies en gemeen-
ten ten aanzien van de ruimtelijke ordening, stadsontwikkeling en monumentenzorg, alsmede van een basis voor pla-
nologisch-stedebouwkundige afwegingen
het verzamelen van informatie die voor Rijk, provincies en gemeenten als basis kan dienen bij het selecteren en regis-
treren van objecten, ensembles, structuren en dorps- en stadsgezichten.
In Brabant zullen daarnaast ook nog objecten en structuren van vóór 1850 vastgelegd worden als uitvloeisel van de in
1979 begonnen Cultuurhistorische Inventarisatie.
Onderzoek en veldwerk voor dit rapport vonden plaats in januari 1992 door drs. N. Maes
’s-Hertogenbosch, oktober 1992.


Werkwijze
In Brabant is het MIP officieel van start gegaan op 1 oktober 1988. De invertarisatie wordt hierbij gebiedsgewijs aange-
pakt. Daartoe is de provincie in acht werkgebieden verdeeld, op basis van de historische en bestuurlijke ontwikkelingen
in de periode 1850 - 1940.
Deze gebieden zijn:
1. Brabants Kleigebied
2. Zuidwest Brabant
3. Regio Tilburg
4. Regio ’s-Hertogenbosch
5. Kempen
6. Regio Eindhoven
7. Maaskant
8. Brabantse Peel
Bij de inventarisatie wordt - binnen een zo breed mogelijke context - gewerkt van groot naar klein.
Eerst wordt van elk gebied een schets gegeven van de algemene karakteristieken. Op basis hiervan wordt voorts - gemeen-
tegewijs - ingegaan op de stedebouwkundige aspecten van een stad of dorp. Tegen deze achtergrond worden ten slotte de
objecten in de verschillende gemeenten beschreven.
De door het rijk voorgestelde werkwijze sluit goed aan bij onze sinds 1979 gevolgde werkwijze. Onbewust vooruitlopend
op het MIP heeft de provincie vanaf het begin naast de oudere bouwkunst (ca. 10% van de monumenten in Brabant) ook
steeds de jongere bouwkunst (ca. 90% van de monumenten) in haar werkwijze betrokken. Dit uitgangspunt zal binnen
het MIP gehandhaafd blijven, met dien verstande dat de gegevens van de oudere bouwkunst buiten het MlP-kader vallen
en dus niet aan het rijk geleverd zullen worden. Zij zullen wel voorkomen in de rapporten van de gemeenten die gewoon
zullen blijven verschijnen. Tevens zullen nu ook de grote gemeenten (Tilburg, Breda, Bergen op Zoom, Eindhoven, Roos-
endaal, Helmond en ’s-Hertogenbosch) beschreven worden.
In de geautomatiseerde MlP-bestanden welke uiteindelijk aan het Rijk geleverd gaan worden, zal ook het bestaande mate-
riaal van jongere bouwkunst van de 69 reeds geïnventariseerde gemeenten worden opgenomen.
Deelname aan het MIP verleent de provinciale inventarisatie een belangrijke toegevoegde waarde. Zonder extra provin-
ciale investering wordt het inventarisatiebestand geautomatiseerd en in overeenstemming gebracht met een landelijke
opzet.
Voor verdere details verwijzen wij naar de Handleiding Inventarisatie jongere bouwkunst en stedebouw (1850-1940),
Zeist- ’s-Gravenhage 1987.

Provinciaal Noord-Brabant;  
 

15. Boeknummer: 00439  
Brabantse Monumenten leven
Monumenten -- Monumentenzorg           (1996)    [dr. Th. G.A. Hoogbergen, Olaf Smit (foto's)]
Brabantse Monumenten leven
Beschrijving van tachtig gerestaureerde kleine monumenten met 90 foto's


Inhoudsopgave
Het initiatief 6
Samenstelling commissie 8
Inleiding 9
Plaquette Gery Bouw 29
Tachtig kleine gerestaureerde monumenten 30
Kosten 214
Verklarende Woordenlijst 217
Geraadpleegde en verwerkte literatuur 221
Register van personen 225
Register van plaatsen 229


Het initiatief
Voor de viering van het tweehonderdjarig bestaan van Noord-Brabant als zelfstandige provincie, zijn tal van interessante initiatieven genomen. Eén ervan heeft de restauratie van kleine monumenten
tot doel. Alle Brabantse gemeenten zijn uitgenodigd te bekijken, of zij, in dat gedenkwaardige jaar 1996, aan deze kleinschalige, maar over de hele provincie gerekend, toch tamelijk grootscheepse
actie willen deelnemen. Daarbij staat voorop, dat de actie belemmerende bureaucratische regels zoveel mogelijk wil omzeilen. Informeel valt er wellicht nog heel wat te ondernemen. De commissie
die het plan lanceert, heeft de gemeenten echter uitsluitend haar eigen enthousiasme voor het idee te bieden. Iedere gemeente, zo is de opzet, wijst immers op haar eigen grondgebied een monumentje
aan ter restauratie, regelt de financiering en neemt verder ook de hele organisatie ter hand.
Het plan wordt zó een activiteit van de gemeenten zelf en van hun inwoners. De commissie respecteert volop die eigen autonomie en wil daarmee uitdrukkelijk alle activiteiten in het hart van de
lokale gemeenschap leggen. Zij schrijft daarmee van meet af aan de medewerking van grote aantallen mensen op plaatselijk niveau hoog in het vaandel.
Na een wat aarzelend begin - de commissie beschouwt aanvankelijk de actie al succesvol bij vijf entwintig deelnemende gemeenten ! - lijkt het initiatief gaandeweg een onverwacht brandend
enthousiasme los te slaan: ruim tachtig kleine monumenten zijn gerestaureerd: een resultaat, waarvan de commissie in haar stoutste gissingen niet heeft durven dromen. Voor al deze monumenten heeft
Gery Bouw, kunstenaar te Eindhoven, een fraai kunstwerkje ontworpen: een plaquette, waarin zij, symbolisch, de lichtende ontwikkeling van onze provincie uitbeeldt. Medewerkers van de stichting
Monumentenwacht hebben deze plaquette in de loop van dit jaar oordeelkundig en op aanwijzing van de betrokken gemeente aan het gerestaureerde object bevestigd. De commissie wil hier nog
graag gewag maken van een tiental gemeenten, die weliswaar aan de startblokken verschijnen, maar tot hun spijt in een later stadium van deelneming moeten afzien, omdat zij hun besluitvorming
en/of financiering niet op tijd hebben weten af te ronden.
Plaatselijk hebben honderden mensen aan het idee concreet gestalte gegeven: burgemeesters, wethouders, raadsleden en verantwoordelijke ambtenaren ter secretarie. Gemeenten blijven
immers het aanspreekpunt voor de brieven en de telefoongesprekken van de commissie. Maar ook besturen en leden van heemkundekringen, plaatselijke monumentencommissies en andere instanties
tonen zich vindingrijk en actief: soms nemen zij zelfs het voortouw bij de uitvoering en stimuleren anderen. Het blijkt achteraf weinig zinnig om de vele namen van leden van plaatselijke
comité’s hier te noemen. Er zou een schier onafzienbare lijst verschijnen. Fraaie plannen komen echter alleen maar tot concrete uitvoering door de ambachtelijke bekwaamheden van architecten,
aannemers, metselaars, smeden, stucadoors, metaalbewerkers, klokkenisten, timmerlieden, schilders en nog vele anderen.
De commissie beseft heel wel, dat gemeentebesturen een aantal restauraties ook zonder haar actie in uitvoering zouden hebben genomen.
Sommige maken immers onderdeel uit van eerdere voornemens en besluiten. Er zijn echter ook verscheidene initiatieven uit hun sluimer gewekt, enkele versneld geconcretiseerd en voor een niet
onaanzienlijk aantal vormt het initiatief van de commissie de vonk die het vuur heeft ontstoken. Voor het overgrote deel hebben gemeenten op grond van aparte raadsbesluiten voor de financiering
gezorgd. Soms putten zij uit bestaande fondsen. In enkele gevallen zijn er acties onder de bevolking gevoerd. Tenslotte hebben bedrijfsleven en andere sponsors zich niet onbetuigd gelaten. De aardigste
vorm van coöperatie is wel de buitengewoon directe hulp die sommige heemkundekringen bieden door letterlijk de handen uit de mouwen te steken en een klein monument een opknapbeurt te geven,
met hulp van ambachtelijk vakmanschap.
Zelfs de flonkerendste formulering legt het echter bijna altijd af tegen het beeld uit de handen van een bekwaam vakman. De fotograaf Olaf Smit heeft alle monumentjes en de twee grote
monumenten in negentig foto’s professioneel vastgelegd. De eindredacteur schuilt graag weg in de schaduw van dat overweldigende en schitterende licht. De tekst op de rechterpagina wil slechts
wat commentaar geven en wetenswaardigheden vermelden, die lezers misschien aan het denken en tot verder speuren aanzetten. Daarom is ook gekozen voor een tekst zonder een brede, voortdurend
onderbroken, bedding van voetnoten. Wie belangstelling heeft voor de gebruikte literatuur vindt daarvan een lijst op de pagina's 221 t/m 223.

Stichting Zuidelijk Contact Tilburg;  
 

 

Uitgebreid zoeken

Laatste wijziging binnen getoonde publicaties: 2 januari 2023