![]() |
![]() |
HEEMKUNDEKRING
|
![]() |
![]() |
Heemkundekring 'Op de Beek' → Beeldbank Bibliotheek → Zoekresultaat |
Aantal gevonden publicaties : 9 (uit: 638)
|
||
|
Klik op publicatie voor vergroting en meer informatie
1. |
![]() |
Boeknummer: 00090
Het Mastbos. Staatsbosbeheer 100 jaar Natuur voor iedereen Natuur -- Mastbos (1999) [Thijs Caspers] INLEIDING In het Mastbos ben je nooit alleen. Wat kan een tegen de stadsrand aangeplakt bos, dat bovendien bekneld ligt tussen autowegen, de zoeker naar rust en natuur eigenlijk te bieden hebben? Op het eerste gezicht lijkt het Mastbos enkel een leuk uitje voor Bredanaars die hier op een doordeweekse dag tussen de middag even een frisse neus komen halen, of er de hond uitlaten. Een langere wandeling in het weekend wordt vaak gekoppeld aan een bezoek aan een van de vele horecagelegenheden die eromheen liggen: de boswandeling als versnapering. Maar het Mastbos verdient meer dan het imago van een groot uitgevallen stadspark. Want wie dieper in het bos dóórdringt, komt tot de verrassende ontdekking dat de natuur rijker wordt, opvallend rijker. De wandelaar treed plots het rijk binnen van ree, reiger, kikker, salamander; klokkebei en dubbclloof natuurlijke fenomenen die symbool staan voor sprookjesachtige betovering. Wie het Mastbos slechts van naam kent en een blik op de topografische kaart werpt, zou de conclusie kunnen trekken dat hier de zoveelste Brabantse dennenakker ligt: een droge ondergrond met grove dennen, jong, iel en stijf in het gelid. Niets is minder waar. Het Mastbos bewijst dat wanneer men de grove den de kans geeft oud te worden, deze boom net als beuk en zomereik het predikaat eerbiedwaardig verdient, met zijn breed uitgegroeide kroon en vlammende schorssculptuur. Het Mastbos is het oudst aangelegde productiebos van Nederland. Het is opgedeeld in vakken, het wordt doorkruist door loodrecht op elkaar staande lanen en voor de drainage werden sloten in de loop der tijd steeds verder uitgediept. Door dit verleden draagt het niet het karakter van een natuurlijk bos, hoewel het laatste decennium in bepaalde delen een beheer gevoerd wordt, gericht op ‘vernatting’ en ‘verwildering’. De nog goed zichtbare, oude gebruiksfunctie van het Mastbos kent echter ook zijn charmante kanten. De lanen hebben door hun lengte een eeuwigheidskarakter; door hun talrijkheid geven ze het bos een ‘voornaam’ aanzien. De wandelaar krijgt het gevoel dat velen die vóór hem geleefd hebben met hem optrekken, van Nassause prinsen, houtvesters, boswachters, houthakkers en jagers tot rabauwen, soldaten, lichtekooien, stropers, sprokkelaars en bosbessenplukkers. Het is net alsof dit bonte gezelschap in je nek ademt wanneer je van de Lange Dreef het Eeuwig Laantje induikt. In het Mastbos ben je in meer dan één opzicht nooit alleen. Thijs Caspers Staatsbos beheer/Uniepers Abcoude;  |
2. |
![]() |
Boeknummer: 00093
Breda na 750 jaar Historie -- Breda, algemeen (2002) [A. Bijma, W. v.d .Calseyde, E.v.d. Hoeven, H. Lokerse] Breda na 750 jaar t.g.v. 750 jaar Breda VOORWOORD Van jongs af aan ben ik gehecht aan Breda Chris Rutten (60) is burgemeester van de stad Breda. Als 'primus inter pares’ (eerste onder zijns gelijken) is het eerste woord dan ook aan hem, waarbij we in dit geval de gehele stad als zijn wijk bescbouwen. Als 'gelijke' van zijn medebewoners presenteren we dit voorwoord in de vorm van een interview, zoals ook andere bewoners in de volgende hoofdstukken aan het woord komen. Enkele dagen na zijn aanstelling, op 1 januari 1996. zat de kersverse burgemeester voor de eerste keer een raadsvergadering in Breda voor. Na afloop werd er nog een borrel gedronken, daarna keerde hij terug naar hotel De Keijser, waar hij logeerde. Ik woonde nog in Zeeland. Het was na middernacht en het vroor dat het kraakte. Tot mijn verbazing paste de sleutel niet in het hotelslot en ook de hotelhouder, een inmiddels bekende Bredanaar, reageerde niet op het geklop. Dus ik naar het politie- bureau, waar ze me nog niet herkenden en de suggestie deden naar een ander hotel te gaan. Maar ik had geen cent op zak en kon zelfs geen taxi nemen. Nog steeds incognito belandde ik uiteindelijk met behulp van een vriendelijke wachtcommandant om half drie in hotel Mercure, waar een baliemedewerkster mijn verhaal geloofde dat ik de nieuwe burgemeester was, zij het zonder portefeuille. Chris Rutten werd geboren in het Limburgse Susteren, in het voor Breda belangrijke jaar 1942. In dat jaar werden namelijk grote delen van Ginneken en Princenhage bij Breda gevoegd. Vele jaren later zou hij als burgemeester van Breda nog zo’n gedenkwaardig moment meemaken: de gemeentelijke herindeling op 1 januari 1997, waarbij Teteringen, Prinsenbeek en grote delen van Bavel en Ulvenhout bij Breda kwamen. Nog geen jaar in functie was hij daarmee plotsklaps burgemeester van de achtste stad van Nederland. Zijn liefde voor Breda werd er niet minder om, die dateert al uit zijn jeugdtijd. In de jaren '50 kwam ik als kind regelmatig op vakantie in Breda. De zomers bracht ik door bij vrienden van mijn ouders in de Laan van Mecklenburg. Ik voetbalde op de toenmalige Ceintuurlaan, die een brede middenberm van gras had, en vond het heerlijk om te kunnen zwemmen in het Sportfondsenbad en te fietsen in het Mastbos. Sinds die tijd ben ik erg gehecht aan Breda, dat ik reken tot de drie mooiste steden van Nederland, naast Amsterdam en Maastricht. Het heeft, denk ik, veel te maken met goede jeugdherinneringen en een gevoel van nostalgie. Het gevoel van vertrouwdheid met de stad is er sinds zijn aantreden als burgemeester alleen maar sterker op geworden. Wat mij vooral aanspreekt is de menselijke maat die de stad heeft. Breda is niet al te groot en in sociaal opzicht voel je je dan ook snel thuis. Zeker in mijn functie waarin je heel veel mensen tegenkomt. Rutten heeft de ervaring dat Bredanaars over het algemeen trots zijn op hun stad, die een zekere sjiekheid bezit ten opzichte van de omgeving. Bovendien is Breda ook een mooie historische stad, in Brabant alleen in gezelschap van Bergen op Zoom en ’s-Hertogenbosch. klik op de pijlpunt links voor het volledige voorwoord Inleiding en verantwoording Sinds enkele jaren zet Breda zichzelf op de kaart als 'stad met karakter'. Een predicaat dat niet alleen van toepassing is op de fraaie binnenstad of op de oude en eigentijdse monumenten als de Grote Kerk of het Chassé Theater. Het leven in Breda wordt daardoor weliswaar beïnvloed, maar niet bepaald. Het echte leven werd en wordt immers vooral geleefd in de vele wijken, buurten en (voormalige) dorpen die de huidige gemeente telt. Daarover gaat dit nieuwe boek van Sectie D. In woord en beeld tonen we de ontstaansgeschiedenis, sociale samenhang en bijzonderheden op het gebied van natuur en architectuur van steeds nieuwe delen in een almaar uitdijende stad. Daarnaast vertellen wijkbewoners van verschillende leeftijd en sociale achtergrond hun eigen verhaal over hun woonomgeving. Van elke wijk is een fotografische impressie gemaakt door één van de zestien Bredase fotografen die speciaal voor dit project zijn aangezocht. Zo biedt dit jubileumboek een karakteristieke weergave van het leven in de verschillende wijken van Breda. Sektie D Zandbergse Boekstichting;  |
3. |
![]() |
Boeknummer: 00205
Het Mastbos en het werk van Houtvester van Schermbeek Natuur -- Mastbos (1990) [A.J. Spierings] Het Mastbos en het werk van Houtvester van Schermbeek Ten geleide Het Mastbos: 100 jaar bosbouw! Binnen de Nederlandse bossen neemt het Mastbos een bijzondere plaats in. De geschiedenis van het bos gaat ver terug. Grote delen zijn al eeuwenlang met bos bezet, een bijzonderheid in ons land, waar de meeste bossen amper een eeuw geleden werden aangelegd. Maar bos in dit verleden had het zwaar te verduren, zeker in de nabij- heid van een garnizoensstad als Breda. De behoefte aan (brand)hout, strooiselloof, beweiding, stroperij, militaire kampementen; steeds weer werden aanslagen op het bos gepleegd. Een vergelijking met bossen in de derde wereld anno 1990 ligt voor de hand: ook daar dreigt het bos niet door zorgvuldig gebruik, maar door overexploitatie ten gronde te gaan. Gelukkig kan het Mastbos ook als positief voorbeeld dienen, hoe het aftakelingsproces ten goede kan worden gekeerd. Door gezondheidsproblemen gedwongen keerde Houtvester Van Schermbeek terug uit de tropen en ging in het Mastbos aan het werk. Groot enthousiasme legde hij aan de dag en vele, nieuwe inzichten in het bosbeheer. Veel weerstanden moest hij ook overwinnen bij de maatregelen die hij nam, maar het doel stond hem duidelijk voor ogen: een stabiel bosmilieu scheppen waarin een gevarieerd bos kan ontstaan. Nieuw voor die tijd was ook de grote waarde die hij hechtte aan het bos zelf. In een tijd dat denken over bos vooral was gekoppeld aan het produceren van zoveel mogelijk hout. Als we ons verdiepen in de wijze waarop hij zijn doel trachtte te berei- ken, blijkt dat ook nu, na 100 jaar, nog verbluffend actueel! Door zijn activiteiten was hij indirect een van de grondleggers voor het latere Staatsbosbeheer. Kort na zijn vertrek uit het Mastbos, in 1899, werd het Staatsbosbeheer opgericht, met de Houtvesterij Breda als een van de eerste objecten. Niet alleen door zijn werk in het Mastbos, maar ook de nieuwe inzichten die hij in Nederland bracht, hebben we veel aan Van Schermbeek te danken. De inzet van de heer A.J. Spierings, om de geschiedenis van het Mastbos en het leven en werken van Van Schermbeek vast te leggen, waardeer ik daarom bijzonder. Ik hoop dan ook. dat dit boekje zich in een grote belangstelling mag verheugen! Dr.ir. H.S.B.M. van Asperen, Directeur Staatsbosbeheer. Inleiding In 1889 aanvaardde Adriaan Johannes van Schermbeek, Oost- Indische houtvester met verlof, de opdracht van het Domeinbestuur tot het vervaardigen van een boskaart van het Mastbos en Liesbos, met de daarbij behorende bedrijfsplannen. Een jaar later werd hij be- noemd tot bosbouwkundig medewerker bij dat zelfde Domeinbestuur. In die functie werd hij toegevoegd aan de Rentmeester van het Rentambt Breda, de heer R.J.H. Roosmale Nepveu. Daarmee begon een nieuw tijdperk in de geschiedenis van het Mastbos. De tot dan toe traditionele werkwijze in de exploitatie van het bos moest plaats maken voor beheersvormen die veel meer rationeel gefundeerd waren en door experimenten ondersteund. Met veel doorzettingsvermogen werden nieuwe ideeën en opvattingen in de praktijk toegepast. De vele weerstanden die dat opriep, zowel in de regio als ook in de leidende kringen in de bosbouw in den lande, hebben Van Schermbeek er niet van kunnen weerhouden voor zijn ideeën te strijden en in de praktijk tot uitvoering te brengen. Het is precies 100 jaar geleden dat Van Schermbeek zijn werk in Breda is begonnen. Ter herdenking van dit feit werd in het Informatie- centrum 'Oudhof' in het Mastbos een tentoonstelling ingericht, gewijd aan de geschiedenis, de fysische geografie en het landschap van het Mastbos. Daarbij werd natuurlijk extra nadruk gelegd op de persoon en het werk van A.J. van Schermbeek. In relatie daarmee is ook deze uitgave tot stand gekomen. Het noodzakelijke materiaal werd samengesteld door een werk- groep, bestaande uit dhr. P.C.A. Schoenmakers, boswachter en Mej. H. v. Wermeskerken en de heren S. van Hilst en A.J. Spierings. Heemkundekring Paulus van Daesdonk;  |
4. |
![]() |
Boeknummer: 00216
Nederlandse Monumenten in Beeld. Noord-Brabant en Limburg Monumenten -- Monumentenzorg (1975) [J.F.van Agt, C.Peeters] Nederlandse Monumenten in Beeld 1978. Noord-Brabant en Limburg C. Peeters NOORD-BRABANT Wie een goed beeld wil krijgen van de bouwkunst uit het verleden van Noord- Brabant, doet er het beste aan, de tegenwoordige provinciegrenzen maar uit het oog te verliezen. Er bestaat nu eenmaal niet zo iets als een eigen Noordbrabant- se architectuur. Wat de tijd vóór omstreeks 1600 betreft, is het hertogdom Bra- bant als een politieke en culturele eenheid te zien, met als hertogelijke residentie beurtelings Leuven, Mechelen en Brussel en kerkelijk grotendeels tot de bis- dommen Luik en Kamerijk behorend. Het gebied omvat de tegenwoordige Bel- gische provincies Brabant en Antwerpen en een groot deel van ons gewest, maar Geertruidenberg, Woudrichem, Heusden en de hen omringende gebieden moe- ten tot het graafschap Holland en het bisdom Utrecht gerekend worden. Daar- na, tot aan het ontstaan van de Bataafse Republiek, is Noord-Brabant verre- gaand van zijn zuidelijke wortels afgesneden en een Generaliteitsland geworden, waarin de vernieuwing van kerken, openbare gebouwen en woonhuizen een Hollands stempel ging dragen. Voor het kerkelijk leven op het platteland in de middeleeuwen ligt het hart van Brabant zeker buiten onze landsgrenzen. Wanneer wij teruggaan tot de oor- sprong van het christendom in Noord-Brabant, dan is, meer nog dan Lamber- tus, Willibrordus de kerkvorst tot wie alles herleid kan worden. Veel goederen in Noord-Brabant werden door de plaatselijke heren aan hem geschonken en door hem werden zij aan de Benedictijnenabdij in Echternach overgedragen. Ook het recht om in de plattelandsparochies een pastoor te benoemen, een deel van de kerkelijke inkomsten te vorderen, tienden in natura of geld als heffing op landbouwgronden te innen, het recht om water- en windmolens te zetten, kwam dan in Echternach te berusten. Maar door een samenspel van omstandigheden zijn het de Norbertijnen of Premonstratensers geworden, die, vanaf de tijd van hun ontstaan in de 12de eeuw, hier de meeste invloed hadden. Zij namen veel rechten en bezittingen van de abdij van Echternach over. De reikwijdte van de macht van hun abdijen Tongerlo en Postel was groot en deze hebben grote in- vloed gehad op de ontwikkeling van de landbouw. De herinnering aan deze tijd is op de Kempische zandgronden met hun beken en riviertjes en hier en daar nog eiken- en mastbossen en heiden temidden van eeuwenoude ontginningen, nog enigszins tastbaar. Een sprekende tegenstelling daarmee zijn de noordwes- telijke en noordelijke zee- en rivierkleigebieden van het markiezaat van Bergen op Zoom (eens een bloeiende in- cn doorvoerhaven aan de Oosterschelde) en van de baronie van Breda, die heel anders gericht zijn geweest. In het opzicht van de waterstaat cn de landbouw hebben zij een geschiedenis die met de pol- ders van de Hoekse Waard, Zeeland en de Betuwe samenhangt. Zij zijn vooral getekend door de watersnood van de St. Elisabethsvloed van 1421, waarmee ge- makshalve een proces van erosie door de zee wordt aangeduid, dat vroeger be- gonnen en later geëindigd is. Door hun gevecht met en tegen de zee zijn zij ty- pisch Noord-Nederlands en hebben zij een grote rol kunnen spelen in de mili- taire strategie vanaf de late middeleeuwen tot in de vorige eeuw. Fijnaart, Stand- daarbuiten, Dinteloord, Klundert en Willemstad* zijn alle ontstaan als stelsel- matig aangelegde dorpen op geometrisch grondplan, keurig verkaveld in het na de overstromingen opnieuw bedijkte rivierendeltagebied, de twee laatste boven- dien door Willem van Oranje, heer van Breda, tot vestingstad uitgebouwd met aarden wallen, bastions en grachten, naar de nieuwste krijgskundige, in Italië hun oorsprong vindende ideeën. Maar natuurlijk was, in de tijd van de Repu- bliek, heel Noord-Brabant van de grootste militaire betekenis als verdedigings- gordel en aanvalsbasis tegenover de Spaanse, later Oostenrijkse Nederlanden. Bosch en Keuning NV;  |
5. |
![]() |
Boeknummer: 00221
Zwerven door de Rith Natuur -- Waterstaat (1995) [Peter de Jaeger] Zwerven door de Rith VOORWOORD Breda staat bekend als een stad in het groen. Niet alleen omdat het stedelijk gebied wordt gesierd met veel bomen en struiken in parken en lanen, maar ook vanwege de landschappelijke omgeving rondom de stad, de kleigronden met de landgoederenzone ten noorden en de zand- gronden met de beekdalen en bossen ten zuiden van de stad. Voor de leef- en woonkwaliteit van de burgers van Breda zijn die buitengebieden zeker zo belangrijk als de bebouwde omgeving in het centrum. In die afwisseling van landschappen is er een gebied, Effen-De Rith, dat door zijn ligging misschien wat minder bekend is. Ingeklemd tussen het bekende Mastbos en het Liesbos, door- sneden door de A16, is het gebied vooral bekend bij liefhebbers. Zij kennen de bijzondere waarde van de natuurgebieden de Vloeiweide en de Krabbebosschen. Zij zien de inspanningen tot behoud van zandpaden en beukenlanen en genieten van alles wat daar leeft, groeit en bloeit. Daarbij heeft het gebied ook nog zijn eigen historie en economische ontwikkeling, die in het landschap en de boerderijen zijn terug te vinden. Een bezoek aan De Rith kan ik u van harte aanbevelen. Zet uw auto aan de kant en ga te voet verder of nog beter, pak de fiets en ga op ontdekkingstocht. Om het u makkelijk te ma- ken is hiervoor een speciale fietsroute opgenomen. Na lezing van dit boek en een bezoek aan De Rith zult u dan met mij tot de conclusie komen dat dit prachtig stukje Breda onze be- scherming verdient. drs. E.H.T.M. Nijpels burgemeester van Breda Uitgeverij De Geus;  |
6. |
![]() |
Boeknummer: 00239
De Brandende Scheper Natuur -- Mastbos (2003) [John van Ierland] De Brandende Scheper. Volksverhalen in en om het Mastbos Inhoudsopgave 1. Onze Lieve Heer en dun Peer pag. 1 2. De helse opening van Papenmuts pag. 7 3. Doortje en Mieke pag. 11 4. De brandende scheper pag. 17 5. Ontstaan van de Heksenbeek pag. 21 6. De Voesenekken pag. 25 7. De Zeven Heuveltjes pag. 31 8. Dwaallichten pag. 37 9. De Zwarte Ridder van Boeverije pag. 43 10. De Duivelsbrug in het Ginneken pag. 51 11. Noormannen in Breda pag. 57 12. Het wonder van Niervaart pag. 61 13. Nawoord pag. 67 14. Lijst van geraadpleegde werken pag. 68 I.E.R;  |
7. |
![]() |
Boeknummer: 00310
Breda in oude ansichten Historie -- Breda, algemeen (1973) [Brekelmans, dr. F.A.] Breda in oude ansichten, waarin opgenomen gedeelten van de voormalige gemeenten Ginneken en Bavel, Princenhage en Teteringen. INLEIDING. In dit boek wordt getracht een aanschouwelijk beeld te geven van de structuur en het aanzien van de stad Breda en de kern van de toenmalige randgemeenten in de periode 1866-1936. In die tijd heeft Breda op velerlei gebied een krachtige ontwikkeling doorgemaakt. Men neemt veranderingen waar op topografisch, religieus, sociaal-economisch, cultureel en militair gebied. Tot 1 mei 1927 strekte het grondgebied van de gemeente zich niet veel verder uit dan het terrein van de vestingwerken, welke in de jaren 1870/80 waren gesloopt. Sinds 1927 is het territoir driemaal uitgebreid ten koste van de aangrenzende gemeenten Ginneken en Bavel, Princenhage en Teteringen. In 1941 werden Ginneken en Princenhage opgeheven waarna de oude dorpskernen geheel bij de stad werden getrokken. Van de oude Bredase vestingwerken zien wij hierachter nog het bastion Nassau-Wallon. Het aantal inwoners bedroeg in 1866 15.225 en in 1936 49.794 zodat de bevolking in die tijd is verdrievoudigd. Al is deze groei voor een groot deel aan de annexatie van 1927 toe te schrijven, toch had ook binnen de oude stadsgrenzen een bevolkingsaanwas plaats. Per 1 januari 1973 telde Breda 121.181 inwoners. Zoals uit foto’s van Grote Markt, Havermarkt, Torenstraat, Bindstraat en Ginnekenstraat blijkt, stonden daar destijds nog veel gesloten huizen. Lang niet alle panden waren als winkel ingericht. Riolering en trottoirs zijn er ongeveer een eeuw geleden aangelegd. De bruggen die wij zien zijn alle licht en slechts berekend op het verkeer met wagens en rijtuigen. De straten werden met gaslantaarns verlicht, maar deze waren gering in aantal. Hoewel de stad sedert 1855 respectievelijk 1863 door spoorlijnen met de buitenwereld was verbonden, vormde de haven toch nog lang een belangrijk element in het personen- en goederenvervoer. Ruim honderd jaar geleden bezat Breda nog twee van de drie katholieke schuilkerken: die in de Waterstraat (Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaart) en in de Tolbrugstraat (H. Barbara). Deze laatste werd in 1869 vervangen door de kathedraal aan de Prinsenkade; de Maria-parochie stichtte in 1890 een nieuw gebouw aan de Ginnekenstraat, dat door de ontvolking der binnenstad overbodig is geworden en in 1967 afgebroken. De kathedraal is gesloopt in 1970. Nieuwe kerken verrezen nabij de singels: de St.-Josephkerk in 1897, de H. Hartkerk in 1900 en de St.-Annakerk in 1904. In 1887 hadden de kapucijnen een kerk en klooster gebouwd aan de Schorsmolenstraat. De gereformeerden namen in 1896 een kerkgebouw aan de Karnemelkstraat in gebruik. Voor het lager onderwijs werd in deze periode een aantal openbare en bijzondere scholen gebouwd. Dank zij een legaat van dr. L.F.W. van Cooth kon in 1886 een ambachtsschool worden gesticht. De aloude Latijnse School was in 1867 opgeheven, maar in hetzelfde jaar opende de gemeentelijke h.b.s. haar poorten aan het Kasteelplein. Twintig jaar later werd in de Reigerstraat het Stedelijk Gymnasium gevestigd, dat in 1901 met de h.b.s. zou verhuizen naar het complex Nassausingel-Nassaustraat. Pas in 1923 deed het bijzonder v.h.m.o. met het Onze-Lieve-Vrouwe-Lyceum zijn intree. Ook het culturele leven heeft zijn opgang gekend. In 1865 werd het Bredaas Mannenkoor gesticht, dat nog altijd bestaat. Het theaterleven voltrok zich aanvankelijk in de Comediezaal aan de Vlaszak, maar in 1881 werd „Concordia” geopend. Muziek en zang beoefenden de Bredanaars in velerlei verband, onder andere in een Dubbelkwartetvereniging. Het vijftig—, vijfenzeventig— en honderdjarig bestaan van de Koninklijke Militaire Academie was telkens aanleiding tot grote feesten. Ook als een ingezetene honderd jaar werd moest zoiets gevierd worden. Zo werd in 1931 de Terheijdense baker Johanna Damen in een open rijtuig door de stad gereden. Openbare bibliotheken in onze stad bestonden toen nog niet, wel had de K.M.A. een rijkvoorziene boekerij die voor wetenschappelijke doeleinden toegankelijk was. Veel hotels, café’s en restaurants kende Breda en omgeving ook vroeger. Het in 1967 afgebrande restaurant „’t Zuid” bestond al vóór 1830. Andere oude zaken in de binnenstad waren het café „die Porte von Cleve” naast het stadhuis, hotel „De Kroon”, Boschstraat, „De Gouden Leeuw”, Korte Boschstraat en „Zum Franciscaner” aan de Vismarkt. Naast „Concordia” was een gezellig café en de „Grote Sociëteit” was gevestigd in de bovenzaal van café „Moderne” aan de Veemarktstraat. Het mooie dorp Ginneken kende zijn hotels „Duivelsbrug”, „Dennenoord”, „Rustoord” en „Groene Woud”. Nabij het seminarie „Ypelaar” lag het café „De Heilige Tap”. Onder Princenhage lagen de hotels „Mastbosch”, „Boschhek”, „Burck”, „De Kroon” en „Huis ten Bosch”. Zij konden floreren dank zij het bloeiende vreemdelingenverkeer dat Breda sinds de jaren tachtig kent. Tussen Breda en Ginneken lag op Teterings grondgebied aan de Ginnekenweg nog hotel „Flora” Na 1850 kwam ook de industrie in Breda op. De kachelfabriek van Klep is het oudste metaalbedrijf. Daarna volgde Backer en Rueb. Tevoren kende Breda reeds passementbedrijven, bierbrouwerijen en zoutziederijen. De drukkerijen van Oukoop en Broese zijn van hoge ouderdom. Van iets jongere datum zijn de chocolade- en suikerfabrieken De Faam en Kwatta. Goederen voor directe consumptie werden verhandeld op de Grote Markt, de Havermarkt, het Kasteelplein en in de Boterhal. Tot 1865 werd op vele waren een stedelijk accijns geheven via kantoren bij de stads- poorten. Wij zien hierachter bijvoorbeeld het Bureau der Stedelijke Belastingen aan de Waterpoort. Het tramwezen in Breda bloeit sinds 1884 toen Kuitenbrouwer de Ginnekense Tramwegmaatschappij sticht- te. Later kwamen hier de maatschappij „Breda-Mastbosch” (station via Baronielaan naar het bos) en de „Zuid-Nederlandsche Stoomtram Mij.”, die de verbinding onderhield tussen het station in Breda en de Markt te Princenhage. Op al deze lijnen bestond de tractie uit paarden. Het stadsbeeld kende nog verschillende molens: de oliemolen van Betz aan de Leuvenaarswal, de molen „Het Fortuin” aan het Van Coothplein en de molen „De Vier Winden” achter de Nieuwe Ginnekenstraat. Princenhage had zijn hoge molen aan de Liesboslaan. Het ziekenhuiswezen is te Breda eerst op het einde van de negentiende eeuw opgekomen. Voor de katholieken was er het Gasthuis aan de Haagdijk. In 1901 kwam het Diaconessenhuis gereed en pas in 1923 het grote St.-Ignatiusziekenhuis aan de Wilhelminasingel. Ginneken bezat zijn Laurensgesticht vanaf 1913, Princenhage zijn Luciagesticht vanaf 1890. Te Ginneken kon men ook een wonderdokter aantreffen, de beken- de Frans Colson. De volksgezondheid werd zeer be/orderd door de aanleg van een waterleiding, die te Breda in 1894 en te Ginneken in 1904 tot stand kwam. Over water gesproken: in Ginneken kon men een koudwaterkuur ondergaan in het bad Wörishofen. Van oudsher is Breda een garnizoensstad. Voor de huisvesting van de militairen zijn echter eerst laat goede kazernes gebouwd. Aanvankelijk waren er alleen de Kloosterkazerne, de Hoge Barakken achter de Gin- nekenstraat en het Arsenaal aan de Gasthuisvelden. De opening van de Chassékazerne in 1899 betekende een verheugende vooruitgang. Na de ontmanteling van de stad werden op de geslechte vestingwerken grote exercitieterreinen aangelegd langs Nassausingel en Fellenoordstraat. Ook de stedelijke nutsbedrijven beleefden in deze tijd hun opkomst. De gasfabriek was reeds in 1858 gebouwd op het Waterlunet. Een pomp- station en prise d’eau zijn in 1894 te Dorst tot stand gekomen. Ginneken kreeg reeds elektriciteit in 1904, maar Breda pas in 1918. De gemeentereiniging was in 1878 ondergebracht op het vroegere lunet B. De dienst der beplantingen werd in het leven geroepen bij de aanleg van het Valkenberg. Het toerisme begon voor Breda pas goed op gang te komen na de aanleg van de beide stadsparken: Wilhelminapark en Valkenberg. De grote trek hierheen werd overigens veroorzaakt door het natuurschoon der Bre- dase omgeving. Ginneken gaf reeds in 1889 een V.V.V.-gids uit en Breda volgde in 1897. Een belangrijke toeristische verbinding vormde de Boulevard Breda-Mastbosch, die door een particulier was aange- legd op het grondgebied van drie verschillende gemeenten. Het gemeentebestuur onderging in dit tijdvak ook een sterke uitbreiding. Waren er vijftien raadsleden in 1866, zeventig jaar later waren het er zevenentwintig. Bij het begin van dit tijdvak was mr. A. Kerstens burgemeester; van 1919 tot 1936 was dit mr. dr. W.G.A. van Sonsbeeck, met wiens grootse afscheidsfeest wij dit boek besluiten. Voor de samenstelling van dit boek hebben wij een keuze moeten doen uit het overvloedige materiaal dat in Stedelijk Museum en gemeentearchief ter beschikking was. Wij hebben onze voorkeur laten uitgaan naar zeer oude foto’s en voorts naar afbeeldingen van die stadsgedeelten die grondig van aanzien zijn veranderd. Graag hadden wij onze selectie zodanig verricht dat aan de hand van de plaatjes een harmonisch résumé van de stedelijke historie kon worden gegeven. Aangezien echter van tal van facetten van het stedelijk leven geen afbeeldingen voorhanden waren,bleek deze wens niet uitvoerbaar. De lezer beschouwe dit boekje daarom slechts als een bijdrage tot de kennis van de stad Breda en het leven van de bewoners in deze periode. In deze tweede druk werd een aantal correcties en aanvullingen opgenomen. Nieuw zijn de afbeeldingen genummerd 29, 70 en 87. Voor deze editie verschaften velen mij materiaal, van wie ik wil noemen: mejuffrouw J.H.H. Houwing, de heren J.L. Bergé, ir. J. Badon Ghijben, H.A. van der Pool en prof. mr. O.A.C. Verpaalen te Breda en de heren G.J.J. Boost te Roosendaal, H.F. ten Hoopen te Heemstede, J.L.M. Peerden te Nijmegen en drs. G. van de Vlasakker te Hengelo (O). Breda, september 1973. Europese Bibliotheek;  |
8. |
![]() |
Boeknummer: 00421
Princenhage in oude ansichten Historie -- Princenhage, algemeen (1999) [H. Dirven, P. Dekkers] Princenhage in oude ansichten INLEIDING Nu, in de jaren zeventig, wordt het vroegere dorp, of beter gezegd de vroegere dorpskom van Princenhage, weer behoorlijk uitgebreid. Vooral ten noorden en ten zuiden van de oude dorpskom verschijnen hele nieuwe straten, ja zelfs een heel nieuwe wijk. Daardoor zal hopelijk de functie van het eeuwenoude dorp als lokaal verzorgingscentrum weer wat worden opgevijzeld. Want als er één dorp de laatste dertig jaar heeft bewezen, hoe funest een annexatie voor een plaatselijke gemeenschap kan zijn, dan is dat Princenhage wel. Vele honderden jaren was Princenhage-dorp, of kortweg „’t Aogje”, een kerkelijk, bestuurlijk en economisch-sociaal centrum voor de eertijds grote gemeente Princenhage. Het dorp is ontstaan in de veertiende en vijftiende eeuw rond de St.-Martinuskerk, die was gebouwd op een lichte verhoging aan de weg van Breda naar Bergen op Zoom. In 1650 zijn daar de Dreef en de Mastbosstraat, als verbindingsweg tussen het Liesbos en het Mastbos, bijgekomen. Ongeveer weer een eeuw later werd het voetpaadje naar het noorden (de oude Heilaarstraat) ook een straat. In het midden van de vorige eeuw werden ook de spoorwegen aangelegd, waardoor in de gemeente Princenhage in korte tijd zelfs drie stations kwamen. Aan het einde van diezelfde eeuw werden er ook tramlijnen vanuit Breda via Princenhage naar Zundert-Antwerpen en naar ’t Liesbos-Etten aangelegd. In die tijd kreeg Princenhage nationale bekendheid als toeristen- plaats, vooral dank zij haar prachtige bossen. Heel wat grote hotels, en ook vele mooie villa’s, dateren van die jaren. Vooral die langs de huidige Haagweg en Liesboslaan. Princenhage begon ook snel te groeien met haar bevolkings aantal. Was tot 1800 de bevolking vrij constant, rond de 3.000 zielen (in 1796 welgeteld 3.285), in 1840 bereikte Princenhage de 5.000 en in 1906 de 10.000 inwoners. De volgende jaren ging de groei vooral sterk door rond het Duitenhuis, waar vele arbeiderswoningen werden bijgebouwd. In 1927 werd dit gedeelte door Breda geannexeerd, waardoor het inwoneraantal terugviel tot net iets boven de 11.000. In 1941 had Princenhage weer zo’n 13.000 inwoners, maar toen werd het gehele zuidelijke gedeelte bij Breda gevoegd. Het noordelijk gedeelte, boven de spoorlijn Breda-Roosendaal, werd de nieuwe zelfstandige gemeente Beek met nog geen 4.000 zielen. In de periode die in dit fotoboekje wordt behandeld, is het van belang te weten dat Princcnhage werd bestuurd door de volgende burgemeesters: A. Wermenbol (1865-1880), A. Schrauwen (1882-1903), F. Dommer van Poldersveld (1904-1917), J. Vermeulen (1917-1935) en G. Sutorius (1935-1941). De eerste burgemeester van het zelfstandige Beek werd J. Sterkens. Hij was tevens ook de laatste secretaris van het zelfstandige Princcnhage. De pastoors van de St.-Martinusparochie waren in die periode: G. van Spaandonk (1870-1874), P. van Oers (1874-1904), F. Flooren (1904-1922) en A. Bouman (1922-1961). De bouwpastoors van de twee nieuwe parochiekerken waren: A. Hoevenaars (Liesbos) en Ant. Adr. Ansems. Wij hebben in dit boekje getracht een beeld op te roepen van de jaren 1890 tot 1940. Op de eerste plaats hebben we daarom in een vijftigtal foto’s de diverse straten, gebouwen en dergelijke als in een rondwandeling aan u voorgelegd. Daaropvolgend laten wc u in een vijfentwintigtal foto’s nog even een kijkje nemen in het rijke verenigingsleven, het kerkelijk leven, bij diverse gebeurtenissen, groepen, enzovoort. Onze wens is natuurlijk dat we daarbij zo volledig mogelijk zijn geweest, hoewel wij ook wel goed beseffen dat helemaal volledig zijn een onmogelijkheid is. Toch hopen wij dat u dit boekje nog dikwijls met genoegen zult doornemen en dat het ook voor u een herinnering levendig zal houden aan de tijd dat Princenhage nog echt „’t Aogje van het Zuiden” was. De werkgroep „Haagse Beemden” dankt allen die hebben meegeholpen bij het samenstellen van het boekje „Princenhage in oude ansichten”. In dc eerste plaats willen wij hier noemen dr. F. Brekelmans, archivaris van de gemeente Breda. Tevens maken wij hier ook van de gelegenheid gebruik om te wijzen op een soortgelijk boekje als dit, maar dan onder de titel „Breda in oude ansichten”. Het is geschreven door de heer Brekelmans en uitgegeven in 1967, terwijl in 1973 een tweede druk verscheen. De nummers 98 tot en met 112 van dit deel betreffen ook Princenhaagse ansichten, zoals de Haagsepoort. de Markt, de boterfabriek, „Boschhek”, Liesbosstraat, Lucia, korenmolen „De Hoop”, „Lindenhof’, „Lindenburg”, hotel „Liesbosch”, „Huis ten Bosch” en de boswachterswoning in het Liesbos. Verder gaat ook onze bijzondere dank uit naar drs. C. Lohmann, archivaris van de gemeente* Prinsenbeek, de heer F. Kimmel. directeur van het stedelijk en bisschoppelijk museum, de heren M. Lips, J. van de Broek, A. van Nunen, G. van Stokkom en J. Dekkers en de dames Van Schaik-Rijnen, Bijl-Nooyens, Nooyens-van Stokkom, Nooren-Schrauwen, Dekkers-Frijters en Van Rosmeulen-Dirven. Allen hier genoemd, en ook degenen die ons nog verder informatiemateriaal hebben verschaft, zeggen wij hierbij nogmaals onze hartelijke en welgemeende dank. Wij willen nog even wijzen op ons tijdschrift „Hage” dat nu, in 1975. haar eerste lustrum viert, met andere woorden dat aan het einde van dit jaar haar vijftiende uitgave ziet ver- schijnen. Het nummer 14 (verschijnt september) zal helemaal handelen over de huidige toestand van alle monumenten die zich nu nog in de vroegere gemeente Princenhage bevinden. In totaal ruim zeventig gebouwen. Werkgroep „Haagse Beemden” INHOUDSOPGAVE 1. Luchtfoto Princenhage-dorpskern in 1926 2. De Markt van Princenhage 3. De Markt van Princenhage 4. De Markt met de gedenknaald (monument) 5. De Markt aan de westzijde 6. Raadhuis en toren (hoge spits) 7. St.-Martinuskerk met afgewaaide toren 8. St.-Martinuskerk te Princenhage 9. Interieur van de St.-Martinuskerk 10. Dreef met de protestantse kerk 11. Dreef met het postkantoor 12. Dreef met de lindebomen 13. Dorpsstraat (Voorstraat), nu Haagweg 14. Voorstraat, nu Haagweg 15. Voorstraat vanaf de Markt gezien 16. De villa „Princenoord” aan de Haagweg 17. De villa „Hage” aan de Haagweg 18. De villa „Wilhelmina” aan de Haagweg 19. De Haagsepoort aan de buitenzijde van Breda 20. Markt en Heilaarstraat 21. De Kerkstraat of Heilaarstraat 22. Station Princenhage-Beek op Heilaar 23. Huize „Heilaar” 24. De Grootestraat, nu Liesbosstraat 25. De Grootestraat, nu Liesbosstraat 26. Het Mauritspleintje, nu Liesbosstraat 27. Liesbosstraat met brouwerij „De Koe” 28. Korenmolen „De Hoop” aan de Liesboslaan 29. Luciagesticht aan de Liesboslaan 30. Hotel „Bellcvue” („De Kroon”) aan de Liesboslaan 31. Villa „Palmyral” aan de Liesboslaan 32. Ingang Liesbos aan de Liesboslaan 33. Café „De Drie Linden” aan de Liesboslaan 34. Hotel „Burck” bij het Liesbos 35. Hotel „Huis ten Bosch” bij het Liesbos 36. Pastoor Van Arskerk bij het Liesbos 37. Kindervakantiekolonies bij het Liesbos 38. De Leursebaan met theekoepel 39. Het jachthuis in het Liesbos 40. Huize „Zoutland” bij het Liesbos 41. Effen met rooms-katholieke kerk en pastorie 42. De standaard korenmolen van Effen 43. Hoeve „In ’t Hout” 44. Hotel „Boschhek” bij het Mastbos 45. Laantje in het Mastbos (Princenhage) 46. Historische pomp op de Markt 47. De tram in Princenhage 48. De paardetram in Princenhage 49. Eerste echte vuilniswagen in Princenhage 50. Duitenhuis bij Breda 51. Fruitmarkt „Duitenhuis”, 1900 52. Tuinbouw of hovenierderij 53. Boerenstandsorganisatie Princenhage 54. Coöperatieve stoomzuivelfabriek „Martinus” 55. Installatie burgemeester Dommer van Poldersveld 56. Afscheid burgemeester Vermeulen 57. Installatie burgemeester Sutorius 58. Huldiging gemeentebode H. Simons 59. Harmonie „Cecilia” 60. Mannenkoor „Princenhage” 61. Toneelvereniging van het „Kruisverbond” 62. Voetbalvereniging „Groen-Wit” 63. Handboogschutterij „Geen Moed Verloren” 64. De schaatskoning: Koen de Koning 65. Princenhage: kegelclub „Kracht en Vooruitgang” 66. Burgersocicteit „ Het ’s Maandags Gezelschap” 67. Onthulling monument 68. De openbare lagere school 69. De katholieke meisjesschool 70. Zelatricemiddag paters, Liesbos 71. Sacramentsprocessie 72. De katholieke jonge meisjesvereniging 73. Dameskerkkoor St.-Martinuskerk 74. Ereboog gouden bruiloft 75. Tramongeval bij het Liesbos 76. Auto-ongeval op de Rijsbergseweg 77. Carosseriefabriek „De Ley” Europese Bibliotheek Zaltbommel;  |
9. |
![]() |
Boeknummer: 00502
Met andere ogen. Natuur in de Baronie Natuur -- Baronie van Breda (2019) [Pijnappels, Piet; Engen, Hans van] Met andere ogen. Natuur in de Baronie Stichting Annakapel;  |