HEEMKUNDEKRING
OP DE BEEK
PRINSENBEEK

Beeldbank Bibliotheek

   
 

Heemkundekring 'Op de Beek' Beeldbank Bibliotheek Zoekresultaat

Aantal gevonden publicaties : 38   (uit: 638)

Getoond wordt publicatie : 1 t/m 30


Uitgebreid zoeken
Gesorteerd op:  Boeknummer

Zoekresultaat verdeeld over 2 pagina's, met elk (max.) 30 publicaties:

1   2       Volgende       Eind

Klik op publicatie voor vergroting en meer informatie

1. Boeknummer: 00008  
Ach Lieve Tijd. 700 jaar West-Brabant en de Westbrabanders. Dl 1-19 incl. register. Losse nrs in linnen band
Historie -- Brabant, algemeen           (1994-1996)    [Redactie Hermien de Bruijn-Franken e.a.]
Woord vooraf
Cultuur vormt het cement in onze samenleving. Cultuur deelname versterkt de maatschappelijke samenhang. Deze
functie van cultuur neemt in belang toe als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen. Cultuur, in de brede
betekenis van het woord, is even onmisbaar voor een samenleving als bijvoorbeeld een wegennet. Het is de uit-
drukking van onze waarden, die gebaseerd zijn op onze voorgeschiedenis en mede vorm geven aan de toekomst.
Daarom is de bevordering van geschiedschrijving en geschiedbeoefening een belangrijk onderdeel van het cul-
tuurbeleid in Noord-Brabant.
Een beeld van de Noordbrabantse samenleving tot veertig jaar geleden is geschetst in een driedelig boekwerk met
de titel 'Het nieuwe Brabant' dat in 1952, met steun van de provincie werd uitgebracht. Hierin wordt de ontwikkeling
beschreven van Brabant tot aan het begin van de jaren vijftig. De geschiedschrijving heeft zich methodisch sterk
ontwikkeld sinds de jaren vijftig. Bovendien zijn er inmiddels decennia verstreken waarin de Brabantse samenleving
ingrijpend is veranderd. De herdenking van het tweehonderdjarig bestaan van Noord-Brabant als onafhankelijke
provincie in 1996 was daarom een uitgelezen aangrijpingspunt voor een actuele geschiedschrijving over de afgelo-
pen tweehonderd jaar. Het provinciebestuur van Noord-Brabant is er trots op dat deze nieuwe publikatie nu tot
stand is gekomen. Waardering gaat uit naar het werk van de zesendertig auteurs die onder de bezielende leiding van
eindredacteur professor dr. H.F.J.M. van den Eerenbeemt de opdracht tot een goed einde hebben gebracht. Waar-
dering ook voor het bestuur van de Stichting Geschiedschrijving Noord-Brabant voor het tot standbrengen van
het werk en de uitgever voor de inbreng van zijn expertise.
In reactie op de ontzuiling, de secularisering en de globalisering van de samenleving is de belangstelling voor de
directe leefomgeving en de geschiedenis van de eigen provincie groot. De Raad voor Welzijn, Onderwijs en Cul-
tuur voor Noord-Brabant roept op aandacht te geven aan de eigen identiteit binnen onze provincie: 'Er mag weer
gesproken worden over identiteit; sterker nog: het mag niet alleen maar het gebeurt ook'. Een eigen, steeds evolu-
erende, culturele identiteit is van belang omdat mensen zich moeten kunnen hechten aan zaken die voor hen van
waarde zijn. In een veranderende samenleving is de beleving van cultuur geen statisch maar een dynamisch proces
waarbij openheid en toegankelijkheid voor veranderingen essentiële vereisten zijn. Die benodigde openheid wordt
bevorderd door kennis van en liefde voor de cultuur en de eigen culturele basis. Vanuit die basis kan een vruchtbare
interactie plaatsvinden met nieuwe cultuurvormen.
Het standaardwerk over de geschiedenis van Noord-Brabant dat thans voor u ligt draagt bij aan de kennisver-
meerdering van de regionale geschiedenis in onze provincie en verstevigt daarmee het grondvlak voor cultuurbeleid
in de komende tijd. De provincie Noord-Brabant heeft daarom met het oog op de toekomst de totstandkoming
bevorderd van deze terugblik in het verleden.
De Commissaris van de Koningin in de provincie Noord-Brabant,

Mr. F.J.M. Houben.

Waanders Uitgevers Zwolle i.s.m. Museum Het Markiezenhof en Archieven in West-Brabant.;  
 

2. Boeknummer: 00009  
Geschiedenis van Noord-Brabant Dl 1. 1796-1890 Traditie en modernisering
Historie -- Brabant, algemeen           (1996)    [prof.dr. H.F.J.M. v.d. Eeerenbeemt]
Geschiedenis van Noord-Brabant Dl 1. 1796-1890 Traditie en modernisering

Woord vooraf
Cultuur vormt het cement in onze samenleving. Cultuur deelname versterkt de maatschappelijke samenhang. Deze
functie van cultuur neemt in belang toe als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen. Cultuur, in de brede
betekenis van het woord, is even onmisbaar voor een samenleving als bijvoorbeeld een wegennet. Het is de uit-
drukking van onze waarden, die gebaseerd zijn op onze voorgeschiedenis en mede vorm geven aan de toekomst.
Daarom is de bevordering van geschiedschrijving en geschiedbeoefening een belangrijk onderdeel van het cul-
tuurbeleid in Noord-Brabant.
Een beeld van de Noordbrabantse samenleving tot veertig jaar geleden is geschetst in een driedelig boekwerk met
de titel 'Het nieuwe Brabant' dat in 1952, met steun van de provincie werd uitgebracht. Hierin wordt de ontwikkeling
beschreven van Brabant tot aan het begin van de jaren vijftig. De geschiedschrijving heeft zich methodisch sterk
ontwikkeld sinds de jaren vijftig. Bovendien zijn er inmiddels decennia verstreken waarin de Brabantse samenleving
ingrijpend is veranderd. De herdenking van het tweehonderdjarig bestaan van Noord-Brabant als onafhankelijke
provincie in 1996 was daarom een uitgelezen aangrijpingspunt voor een actuele geschiedschrijving over de afgelo-
pen tweehonderd jaar. Het provinciebestuur van Noord-Brabant is er trots op dat deze nieuwe publikatie nu tot
stand is gekomen. Waardering gaat uit naar het werk van de zesendertig auteurs die onder de bezielende leiding van
eindredacteur professor dr. H.F.J.M. van den Eerenbeemt de opdracht tot een goed einde hebben gebracht. Waar-
dering ook voor het bestuur van de Stichting Geschiedschrijving Noord-Brabant voor het totstandbrengen van
het werk en de uitgever voor de inbreng van zijn expertise.
In reactie op de ontzuiling, de secularisering en de globalisering van de samenleving is de belangstelling voor de
directe leefomgeving en de geschiedenis van de eigen provincie groot. De Raad voor Welzijn, Onderwijs en Cul-
tuur voor Noord-Brabant roept op aandacht te geven aan de eigen identiteit binnen onze provincie: “Er mag weer
gesproken worden over identiteit; sterker nog: het mag niet alleen maar het gebeurt ook”. Een eigen, steeds evolu-
erende, culturele identiteit is van belang omdat mensen zich moeten kunnen hechten aan zaken die voor hen van
waarde zijn. In een veranderende samenleving is de beleving van cultuur geen statisch maar een dynamisch proces
waarbij openheid en toegankelijkheid voor veranderingen essentiële vereisten zijn. Die benodigde openheid wordt
bevorderd door kennis van en liefde voor de cultuur en de eigen culturele basis. Vanuit die basis kan een vruchtbare
interactie plaatsvinden met nieuwe cultuurvormen.
Het standaardwerk over de geschiedenis van Noord-Brabant dat thans voor u ligt draagt bij aan de kennisver-
meerdering van de regionale geschiedenis in onze provincie en verstevigt daarmee het grondvlak voor cultuurbeleid
in de komende tijd. De provincie Noord-Brabant heeft daarom met het oog op de toekomst de totstandkoming
bevorderd van deze terugblik in het verleden.
De Commissaris van de Koningin
in de provincie Noord-Brabant,
Mr. F.J.M. Houben.

Boom Amsterdam/Meppel op initiatief van Provincie Noord Brabant;  
 

3. Boeknummer: 00010  
Geschiedenis van Noord-Brabant Dl 2. 1890-1945
Historie -- Brabant, algemeen           (1996)    [prof.dr. H.F.J.M. v.d. Eeerenbeemt]
Geschiedenis van Noord-Brabant Dl 2. 1890-1945 Emancipatie en industrialisering

Inleiding: het historisch kader
Prof. dr. H.F.J.M. van den Eerenbeemt
Versnelling rond de eeuwwisseling, 1890-1914
Het politieke landschap zag er rond de eeuwwisseling wel erg divers uit. Dit verschijnsel zou alleen maar toenemen.
De grote politieke verdeeldheid was een kenmerk van het Nederlandse bestel. De liberalen waren op hun retour, de
socialisten stonden nog aan het begin van hun opkomst. In deze situatie was het ontstaan van een nieuwe dominante
machtsfactor van betekenis om het land bestuurbaar te houden. Het middenvlak van de christelijke coalitie, mo-
gelijk geworden uit welbegrepen eigenbelang en door vermindering van de vroegere religieuze tegenstellingen, was
voor de ontwikkeling van Noord-Brabant in de richting van een op basis van religie verzuilde samenleving van
groot belang.
Ondanks het in het voorgaande gestelde is voor de maatschappelijke modernisering van Noord-Brabant van
eminente betekenis geweest de sociale wetgeving die rond de eeuwwisseling zeer vruchtbaar was. In dit opzicht komt
de eer toe aan de liberale kabinetten Roëll en Pierson, die in de tweede helft van de jaren negentig belangrijke socia-
le wetten op stapel hebben gezet. Te noemen zijn de Veiligheidswet (1895), die de beveiliging van leven en ge-
zondheid van arbeiders in fabrieken en werkplaatsen ten doel had, en de Wet op de Kamers van Arbeid (1897) ge-
richt om in samenwerking tussen patroons en werknemers de onderlinge belangen te regelen. Met name het kabinet
Pierson (1897-1901) was zeer actief in sociale wetgeving.
Het introduceerde de Ongevallenwet, die de werkgever verplichtte zijn arbeiders te verzekeren tegen ongevallen
tijdens de uitoefening van hun werk, de Woningwet, die het Rijk de mogelijkheid verschafte via renteloze voor-
schotten aan gemeenten of woningbouwverenigingen een goede volkshuisvesting te stimuleren, de Gezondheidswet
met zorg voor de openbare hygiëne en met toezicht daarop door inspecteurs voor de volksgezondheid en Kin-
derwetten ter bescherming tegen mishandeling van kinderen en om criminele minderjarigen weer op het rechte pad
te brengen.
De hier gememoreerde sociale wetgeving heeft er zeer toe bijgedragen dat, toen Noord-Brabant de twintigste
eeuw in ging, er een sociaal kader was geschapen, dat aansluiting gaf op de modernisering, die in de economie al eer-
der was begonnen. Het sociale bestel bij de tijd brengen was voor een duurzame stabiliteit van de samenleving van
grote betekenis. De nationale spoorwegstaking van 1903 was een teken aan de wand, dat de arbeidsverhoudingen in
een modem bestel om een ingrijpend andere benadering vroegen. De strijd om de collectieve arbeidsovereenkomst
zou bij de arbeidersorganisaties een grote rol gaan spelen.

klik op de pijlpunt links voor de volledige inleiding
De politieke beweging in deze jaren was echter nog niet gericht op sociaal-structurele veranderingen op de werk-
vloer. De aandacht ging uit naar andere punten. Deze betroffen zaken als verhoging van de subsidiëring en ge-
lijkstelling van het bijzonder onderwijs, de invoering van algemeen kiesrecht, de uitbouw van de sociale wetgeving
en protectie door de overheid ter bescherming van het bedrijfsleven.
Hadden aanvankelijk Breda en ’s-Hertogenbosch in het industrialisaticproces wat achterop gelopen, op het eind
van de negentiende eeuw kwam daarin verandering. Buiten de omknelling van de oude vestingwallen werden hier
uitbreidingsplannen gerealiseerd. Het aanbod van nieuw industrieterrein schiep de mogelijkheid ook hier tot een
grootscheepse industrialisatie te komen.
In Bergen op Zoom ontwikkelde de metaalnijverheid zich voorspoedig. De impuls hiertoe ging uit van de ge-
avanceerde beetwortelsuikerindustrie in West-Brabant, die behoefte had aan reparatiemogelijkheden voor het
machinepark. De volgende fase was, dat uit deze activiteit de vervaardiging van installaties volgde. Er kwamen con-
structiewerkplaatsen annex ijzergieterijen. In 1909 vond in deze stad 39,4% van alle in de nijverheid werkzame perso-
nen een bestaan in die branche.
De snelle opgang van het industrialisatieproces na 1890 was in belangrijke mate te danken aan de gunstige con-
junctuur die zich sedert het begin van de jaren negentig inzette. De dynamisering van het bedrijfsleven werd be-
gunstigd door een aantal stimulerende maatregelen van de overheid, door de interne herstructurering van het pro-
duktieproces, door een aan de nieuwe tijd aangepast ondernemingsbeleid en door de meer positieve houding die
leidende maatschappelijke kringen in Brabant tegenover de industrie gingen innemen.
Een gevolg van de sterke bevolkingsgroei in de provincie was de vergroting van het arbeidsaanbod. Aangezien
de aanwezigheid van een ruim arbeidsreservoir een determinant was voor economische groei, speelde deze factor
Brabant in de kaart. Maar naast de kwantiteit van het arbeidsaanbod was nu ook de kwaliteit van groot belang
geworden. Bij dit laatste ging een belangrijke stimulans uit van het onderwijs.

Boom Amsterdam/Meppel op initiatief van Provincie Noord Brabant;  
 

4. Boeknummer: 00044  
De stad, een fotograaf en zijn fiets
Historie -- Breda, algemeen           (2008)    [P.Haverman, Wessel Keizer]
De stad, een fotograaf en zijn fiets en andere verhalen van mensen die Breda in hun hart dragen


Inleiding
De Stad der Vrouwen

Mensen, jong en oud, ze rollen en ze lopen. Straten, terrassen vol met opgewekte personen. Wat maakt hen toch zo anders? Wat verbindt hen?
Zo klein is de stad niet meer. Niet als een dorp. Hoe organiseren ze hun leven? Hoe behouden ze hun warmte, hun geborgenheid in een wereld die
om 'efficiency' vraagt? Hoe blijven ze elkaar kennen, in de grote massa?
Hoe houden ze hun groene landschap in en om de stad, hun historische gebouwen, hun ambachtelijke inborst? Hoe kan het dat ze daarnaast toch
innovatief en grootschalig kunnen denken? Amerikanen boeien? Chinezen!
Wat is dat, het Bredase geheim?

Hoe te leven
Wessel Keizer zoekt de antwoorden. Een fietsende fotograaf die langs lanen en door stegen stevent. Een zoeker die vanaf het zadel ziet. Hij verwacht de
verrassing, geniet van de verwondering, verdrinkt in de wereld die achter de foto ligt. Hij bewaart het voor ons en het nageslacht: het begeerde Ginneken
en het Westerpark, waar de wens wordt verwezenlijkt om 'een eigen huis' te hebben. De Knokkestraat waar een kind zijn eerste contacten legt die later
gouden herinneringen blijken te zijn. De goudkust van het Montenspark waar diversiteit zich niet in huidskleur maar in bouwstijlen uit.

De ongekroonde stadsfotograaf zoekt een antwoord zonder woorden. Bredanaars weten immers intuïtief wanneer het juist is. Ze denken in beelden.
Beelden van vroeger, het goede leven. Beelden van straks, de betere toekomst. Bredanaars groeien in balans. 'Niet te gek, eej kul.' Ze weten hoe te
leven, die 170.000 in het Haagje van het Zuiden. 'Breda, mijn stad,' zeggen ze. Maar niet alleen de stenen zijn de genen.

klik op de pijlpunt links voor de volledige inleiding


De bron van het Valkenberg
Eeuwen water vloeide door Aa en Mark. Eerlijk water, het schonk de bieren een goede smaak en daarmee wellicht de drinkers. Hun 'joie de vivre' ging
niet ten koste van verantwoordelijkheid. - De nieuwe haven is als een teruggevonden parel -. Het optimisme van de werkenden opende de weg naar
welzijn. Meer nog dan welvaart, een glimp van het geheim.

De genen van de stad zijn oud en voornaam. Ze zijn diplomatiek en diep ontwikkeld. De clerus, de magistraat, de prinsen van het kasteel, mijmerend
door de Reigerstraat kom je ze tegen. De vrouwen van het Valkenberg verankerden een feminiene bron die onvindbaar de Bredanaars voedt. De
chique zwanen in hun park boezemen de nieuwkomer vertrouwen in. Traag maar natuurlijk assimileert Breda.

Verantwoorde variatie
De fysieke stad is net als het leven, een avontuur dat beleeft mag worden. Voor de een een stratenpatroon als een Engelse tuin, voor de ander een
dwaal- en doolmilieu met vaste ankerpunten. Waar de Kwatta en de Etna zijn verdwenen, klopt iets niet. Het Klapcot en de Havermarkt daarentegen,
zijn Breda ten voeten uit. Sterk is de stad en kwetsbaar zijn haar kinderen.
Transparant is de high tech architectuur op het historische Chassé-terrein en mysterieus zijn de middeleeuwse sporen in de moderniteit. Die variatie
maakt het spannend.

De uitbreiding en inbreiding van de stad vraagt om rijpe reparateurs. De shuttle van de HSL meert aan waar eerder paarden fusten 3-Hoefijzers-bier
vervoerden. Via Breda loopt als een Romeinse heerbaan langs kolossale silo's, tentoonstellingen van industriële grandeur. Het is moeder Breda die de ver-
binding moet maken tussen de diverse karakters van haar kroost. Het is moeder Breda die zonder betuttelend te zijn haar verantwoordelijkheid moet
nemen voor de regio. Het palet van Van Gogh ligt immers in haar achtertuin.

Bredase beweging
Die bijzondere manier van leven, kunnen we die beschrijven? 'Bredanaars zijn Bourgondiër, Westerling en Belg tegelijk,' stelt Paul Schnabel, directeur
van het Sociaal Cultureel Planbureau, over zijn geboortestad.
Echt zijn ze, de Bredanaars en soms zelfs doortastend; in hun harten jong en vrolijker dan de buurman. Hun werkwijze kun je typeren als een 'familiair
professionalisme'.

Het geheim van de Bredase levenswijze ligt in de garnizoenen van weleer. Officieren mochten vroeger niet katholiek zijn. Protestanten vestigden zich
in de Nassau-stad. Uit de integratie van Belgen, Bourgondiërs en Westerlingen groeide geruisloos een nieuwe gemeenschap. Een gemeenschap die, hoe
militair masculien ook van buiten, zacht van binnen bleef. De officieren verbleven immers in de stad van hun vrouwen.

Is dat het geheim van Breda? Een vrouwelijke stad. Vroeg werd ze geteisterd door godsdiensttwisten. Toen elders de wereld zwart-wit was, lagen zowel
de Hollander als de Spanjaard in haar bed. Ze heeft ze van dichtbij leren kennen, hen ontdaan van hun wapengekletter en met zachte hand gevoeld
dat beide mannen mensen bleken. Dat onverbrekelijke geloof in de mens, zoals een moeder haar kinderen blind vertrouwt, dat is de Bredase beweging.

Vrouwelijke verbinding
Hoewel garnizoenstad hebben vrouwen hier altijd invloed gehad. Toonden mannen daardoor hun betere kant? Bovendien hield de 'gemene mensch
vant laant' al te hoge ambities aan de grond. Het is de x-factor van het Bredase chromosoom die doorslaggevend is. Een stad met een open en
sociale oriëntatie. Een stad voor wie de bloeitijd pas begint.

De druk van de wereldhavens Antwerpen en Rotterdam, de Chinese relaties, de Amerikaanse interesse, het Benelux-centrum; de vooruitgang dient zich,
soms opdringerig aan, als een ongeduldige jongeling.
Dan is het aan Breda om haar waardigheid te tonen. De vrijers mogen langskomen, mee-eten zelfs. Maar zij bepaalt hoe lang en waar ze slapen. Geen
industrie meer zonder duurzame uitgangspunten, geen plannen zonder beschouwing van het omgevingseffect. Geen besluiten zonder draagvlak.

Liefdevolle erflaters
Residuen van de oude beschaving vormen een netwerk met de futuristische bespiegelingen van de beleidsmakers van vandaag. Plannen krijgen als
kazen tijd om te rijpen. 'Pieken in de Delta' geven zicht op de weelderige wol die zonder veel geschreeuw aan de Zuid-Nederlandse 'schaopkes' groeit.
Het toerisme en de horeca kennen hier een on-Nederlandse gastvrijheid.
Kansen voor een economisch cluster van onderwijs en ondernemingen? De techniek en onderhoudsector zijn zo sterk dat ze duizenden mensen tekort
dreigen te komen. Zorg, 'food', 'visual design', logistiek lijken lokale brandstoffen voor de economie van de toekomst. Liefdevol worden ze geëxplo-
reerd, met aandacht gevoed en subsidiair gestimuleerd. Zo werkt het nieuwe Breda, de hoofdstad van de regio, met de liefdevolle visie van haar erflaters.

De derde weg
Is Breda dan niet ambitieus? Wil ze dan oud worden en verstoffen? Wie dat denkt, kent haar niet. 'Meta', zou haar koosnaam kunnen zijn. Soeverein,
staat ze boven de ambitie. Ze overtreft de hitsigheid van de dag met haar lange-termijn-visie van uitgebalanceerde groei. 'She's watching the game,
controlling it,' om het met een verwijzing naar de musical 'Chess' te zeggen.
Ze is een schaker, Breda, en een familiemens. Uit dezelfde genen ontspruiten heel verschillende telgen. Breda hemelt hen
niet op (naar de 'eerste' Amerikaan Adriaen van der Donck is nog steeds geen straat vernoemd) en verstoot hen niet (zelfs de voormalige drie werden
menswaardig behandeld). Ze houdt haar kinderen bij elkaar en zoekt de derde weg. Het mag 'goed toeven' zijn voor allen in deze regio.

La grande dame
Wessel Keizer heeft die familie van Bredanaars, bezoekers en buitenlui, bezield geportretteerd. Handwerkers en bankzitters zien we in dit boek, delicate
dames en 'hupse dingskes'; decente drachten voor het Nassaumonument, kleurrijke kinderen op de kermis in de herfstvakantie. De familie verpoost en
drinkt bier in deze brouwersstad, het bier dat overal bij past. En ze eten Vlaams: friet van Christ, die hier 'vroeger nog wel eens ooit, echt is gewist'.
Hun frivole feesten zijn geworteld in religie. 'La grande dame' op de Grote Markt, leeft in het hart van alle Bredanaars. De processie van Niervaert her-
innert aan pragmatische piëteit. Religie rendeert. 'L'église Wallon' is een waarzegster voor de intellectuele elite. Wie een kaarsje brandt in de Sint-
Joost-kapel kapittelt het consumentisme. Gebrandschilderde schetsen uit het leven van Onze Lieve Vrouwe verkondigen het Bredase geloof in een
duurzame, verdraagzame samenleving. Een geloof in de oneindige groei van de familie. Een geloof in de bron van de jeugd.

Toekomst aan de jeugd
Breda zou daarom het mooiste studentencomplex van de wereld moeten worden. Studenten als stadsambassadeurs. Met z'n tienduizenden zijn ze,
Breda's jong talent. Ze zwermen uit in de stad, naar de regio, het land, Europa. Ze steken met hun enthousiasme anderen aan. Die komen dan weer
van heinde en ver. Het is al heel gewoon dat je in de supermarkten Duits, Engels, Spaans, Chinees hoort spreken.
En het zijn niet alleen de HBO-ers van Avans en NHTV die sprankeling brengen. Het Vitalis-College vitaliseert de stad met kansen voor verzorgenden. Het
Florijn berekent de toekomst met de discipline van Ignatius. Voorbeelden van vooruitstrevende MBO-opleidingen.
Talloze jonge Bredanaars ontmoeten de vele professionele en hulpvaardige handen van middelbare scholen als OLV, Mencia, Newman en Nassau.
De Bredase genen brengen nog oorspronkelijke leraren voort die in het basisonderwijs de mentaliteit van de stad vermenigvuldigen. We mogen er
allemaal zijn, met respect voor elkaars variatie.

Bredase beelden
In plaats van de grote -ismen heeft een verzameling van kleine verhalen de vorming van ons wereldbeeld overgenomen. Zo is het ook met het stads-
beeld. Dat wordt gevormd door duizenden beelden per dag. Soms heb je niet eens in de gaten dat ze zich aandienen. Wessel Keizer ziet de stad als
plek om plezier te maken, de stad als atelier, als werkplaats, de stad als thuis!

Dit fotoboek is een innemende impressie van onze stad. Geen hokjes, geen dwangmatige scheidslijnen separeren de Bredase beelden. Het leven dient
zich immers ook in fragmenten en stadia aan. Sommige Bredanaars vertellen hun beelden van het Bredase geheim, als vrienden aan de keukentafel.
Keizer (fotografie), Homburg (vormgeving) en Haverman (interviews) maakten een fotoboek als een familie-album van de stad. Een album zoals alleen
zachtaardige mannen het kunnen samenstellen.
November 2008,
Wilbert van den Bosch



Uitg. Van Kemenade Breda;  
 

5. Boeknummer: 00097  
Gedenkboek R.K. Land- en Tuinbouwschool Breda 1919-1949
Onderwijs -- Algemeen           (1949)    [J. Oomen (voorzitter RK Land- en Tuinbouwschool)]
Gedenkboek R.K. Land- en Tuinbouwschool Breda 1919-1949

Dertigjarig Jubileum van de Katholieke Land- en Tuinbouwschool te Breda.
Bevordering van het katholiek onderwijs is een van de voornaamste plichten van de Bisschop. Ten volle bewust van deze.gewichtige taak, ons opgedragen,
hebben we bij het bestijgen van de Bisschoppelijke zetel van het Bisdom Breda terstond de handen aan het werk geslagen en ons ingespannen voor de oprich-
ting van meer katholieke scholen.
Bij de uitvoering van dat dringend nodige werk, had vooral onze aandacht de katholieke middelbare school, niet het minst de katholieke Land- en Tuin-
bouwschool. We voelden aan, dat onze boeren en tuinders, de machtige steun van Kerk en Maatschappij, meer ontwikkeld moesten worden om als trouwe
leden van Kerk voor godsdienst en zeden met vrucht te kunnen optreden. Ook in hun eigen belang moesten ze hoger ontwikkeling opdoen om hun bedrijf op
te voeren.
Het was ons een oprechte vreugde, dat onze godsdienstige boeren en tuinders hun eigen belang en het belang van Kerk en Maatschappij beseffend,
bereidwillig waren te vinden om Land- en Tuinbouwscholen in het leven te roepen. De Bredase school mag nu haar dertigjarig bestaans-jubileum vieren
en zij mag dat doen met heel grote blijdschap, als zij nagaat, hoe de school jaarlijks in bloei toenam en overziet, welke mooie resultaten zij in dat tijdsbe-
stek heeft bereikt.
Altijd hebben we met levendige belangstelling de groei en de bloei van de katholiek Land- en Tuinbouwschool te Breda gevolgd. Bij de aanvang van het
schooljaar nemen wij met genoegen kennis van het aantal leerlingen en wij verheugen ons, als de school flink is bezet en bij het sluiten van het schooljaar
gaan wij met aandacht na de uitslag van de examina. We blijven met de school meeleven.
Met onze welgemeende gelukwensen bij het jubileum betuigen wij van harte onze dankbaarheid aan al de bestuurderen, aan directeur en leraren, voor het
onbeschrijfelijk vele, dat ze voor de oprichting en de aanhoudende ontwikkeling hebben gedaan.
De school geniet een goede naam en wij zijn zeer verheugd in onze Bisschopsstad zulk een bloeiende katholieke Land- en Tuinbouwschool te bezitten.
Moge Gods onmisbare Zegen op de ons dierbare school blijven rusten en haar tot steeds hogere bloei leiden tot heil van Kerk en Maatschappij, inzonderheid
van het Bisdom Breda.
Breda, 26 Augustus 1949.
De Bisschop van Breda,
P. HOPMANS.

Voorwoord Voorzitter.
Volgaarne voldoe ik aan het verzoek om een voorwoord voor dit gedenkboek te schrijven. Ik wil dan beginnen met terug te gaan tot 16 Maart 1920, op
welke datum een eerste bijeenkomst is gehouden. Toen ontstond de kiem van onze R.K. Land- en Tuinbouwschool. Zij werd gesticht door de Kring Breda
van de N.C.B. en de R.K. Baroniese Tuinbouwschool. Daar deze twee verenigingen beide, zij het langs verschillende wegen, werken in het belang van
onze Boeren en Tuinders in de Baronie van Breda, spreekt het als vanzelf, dat zij de handen ineen sloegen om dit grote werk tot stand te brengen. Als goede
boerenbonders zochten de initiatiefnemers direct contact met de moederorganisatie, de R.K. Noordbrabantse Boerenbond. De eerste bestuurscommissie be-
stond dan ook uit drie leden van de Kring Breda N.C.B., drie leden van de R.K. Baroniese Tuinbouwvereniging en één lid als vertegenwoordiger van de
De commissie is enthousiast aan het werk getogen en is er in geslaagd de R.K. Land- en Tuinbouwschool tot stand te brengen. Het succes der school
worde met voldoening geconstateerd en moge een vergelding zijn voor de vele werkzaamheden en al de moeite van het Bestuur.
Steeds heeft onze school de overgrote belangstelling van onze Boeren en Tuinders genoten en honderden kunnen er zich op beroemen de lessen met
succes te hebben gevolgd.
Door onze hoogst wetenschappelijke directeur met zijn staf van zeer toegewijde leraren is hun op theoretisch gebied bijgebracht wat mocht worden ver-
wacht en door eminente priesters is hun de nodige Godsdienstleer en Sociologie en wat daarmee samenhangt uiteengezet, zodat men mag spreken van
een veelzijdige degelijke basis voor voortgezette zelfstudie en een algemene ontwikkeling voor het verdere leven. Steeds blijft de school het middelpunt en
de vraagbaak voor onze Boeren- en Tuindersstand en vaak neemt zij het initiatief voor een of andere actie op vakkundig gebied.
Zo hadden de stichters zich het ook voorgesteld en de leerlingen hebben het vertrouwen niet beschaamd.
Ik hoop, dat onze school haar zegenrijk werk steeds moge voortzetten en dat zij onder Gods onmisbare zegen door de voorspraak van onze Patroon, de H.
Walfridus, zal groeien en bloeien tot heil en welzijn van onze Boerenbevolking, onze gezinnen en bedrijven.
Bavel, 22 Augustus 1949.
J. H. OOMEN,
Voorzitter.

R.K. Land- en Tuinbouwschool;  
 

6. Boeknummer: 00098  
Gedenkboek Rijks HBS Breda 1867-1952.
Onderwijs -- Algemeen           (1952)    [J.R.W. Sinninghe e.a.]
Gedenkboek Rijks HBS Breda 1867-1952.

zie ook boek 00104 Rijks HBS Breda 1867-1967. 100 jaar

Breda en haar H.B.S.
Dee jubileumdatum van de Hogere Burgerschool te Breda wijst uit dat deze reeds is opgericht 4 jaren nadat de onderwijswet van 2 Mei
1863 is afgekondigd. Naast het stedelijk Gymnasium welke een voortzetting is van de oude Latijnse School kwam de H.B.S. die genoemd zou
kunnen worden de Thorbecke-stichting.
De H.B.S. is als school voor algemeen vormend onderwijs en oorspronkelijk bedoeld als eindstudie, dus voor degenen die geen universitair
onderwijs gingen volgen, van groot belang geweest.
In de loop der jaren is de H.B.S. echter ook uitgegroeid tot opleidingsschool voor het Hogere Onderwijs.
Er is een grote ontwikkeling te constateren naar de onderwijstechnische zijde, gelijke tred houdend met de verdere uitgroei, verbreding en spe-
cialisering der wetenschap en de steeds hogere eisen die de vooral technisch voortschrijdende maatschappij aan de school ging stellen.
De Hogere Burgerschool, in 1917 van Gemeentelijke H.B.S. naar het Rijk overgegaan, was tot 1923 de enige middelbare onderwijsinrichting
ter stede en zo hebben vele Bredanaars van de huidige generatie van alle levensbeschouwingen daar hun vorming ontvangen.
Waren oorspronkelijk de toekomstige burgers alleen bezoekers der H.B.S., later zijn daar ook de a.s. burgeressen bij gekomen, een ontwikkeling
die nu in zekere zin sinds 1950 eindpunt vindt in de M.M.S.
Zo moge de R.H.B.S. naast het bijzonder onderwijs een voorname plaats blijven vervullen voor de vorming van die toekomstige burgers en bur-
geressen der stad Breda, die door hun opleiding geroepen zullen zijn belangrijke plaatsen in de maatschappij te bezetten en zo tot aller welzijn
bij te dragen.
Het stadsbestuur heeft bijzondere reden om hier van hare hartelijke belangstelling en dankbaarheid te getuigen:
1. gezien de nauwe samenwerking met het Stedelijk Gymnasium, tot uitdrukking komend in overleg bij leraarsbenoemingen, gezamenlijk
gebruik van speelveld, etc.
2. gezien de gastvrijheid die vele jaren is verleend aan de Gemeentelijke Handelsavondschool.
De wnd. Burgemeester
J. A. MEIJS

Jubileumcomité 85 jarig bestaan HBS;  
 

7. Boeknummer: 00104  
Rijks HBS Breda 1867-1967. 100 jaar
Onderwijs -- Algemeen           (1967)    [H.J.Bouwman e.a.]
Rijks HBS Breda 1867-1967. 100 jaar

zie ook boek 00098 Gedenkboek Rijks HBS Breda 1867-1952

Lustrum-Comité
Het Lustrum-Comité dat eensgezind met vreugde de feestelijke viering van het 100-jarig bestaan van de Rijks-Hogere-Burgerschool te Breda heeft mogen voorbereiden, heeft gemeend, dat naast
de meerdere manifestaties die beogen de jonge en oudere leerlingen alsmede hen die de school hetzij kort of lang geleden hebben verlaten, werkelijk in dit Eeuwfeest te betrekken, er ook
geen onderbreking van de geschiedschrijving over de school mocht komen.

Nu in november 1967, vijftien jaar na de door de bezetting van ons Vaderland uitgestelde, maar daarom niet minder luisterrijke viering in 1952 van zowel het 75- als het 85-jarig bestaan van
de Bredase R.H.B.S. heeft het Lustrum Comité wederom een gedenkboek het licht doen zien, dank zij de ook nu weer spontane medewerking van velen die het wel en wee van hun oude school nog
steeds zo zeer ter harte gaat.

Het is de oprechte wens van het Comité, dat dit gedenkboek 1867-1967 tezamen met het eerste, dat het tijdperk 1867-1952 boekstaaft, voor allen die hun Bredase H.B.S. een warm hart toedragen,
een bezit zal zijn, dat bij hen al lezende gevoelens van grote waardering voor alles wat deze school met haar zo bekwame docenten hen, die toen aan het begin van hun levensweg stonden, heeft
medegegeven, zal opwekken. Moge dit boek bij de lezers beelden voor hun jonge of alreeds oudere ogen doen oplichten die hen met vreugde, wellicht soms vermengd met weemoed, hun H.B.S.-tijd
doen gedenken.
A. J. KUSELBOS,
voorzitter van het lustrum-comité

100-jaar rijks h.b.s.
Als rijksinspecteur, door de Minister belast met het toezicht op de rijks-hogereburgerschool te Breda, sta ik voor de moeilijke vraag, wie ik met wat moet gelukwensen. Hoewel het een enkele
maal wel eens voorkomt dat men zichzelf mag gelukwensen, is dit toch meestal niet te doen gebruikelijk.
Het komt mij voor dat bij deze gelegenheid de gemeente Breda het meest valt te feliciteren met het feit dat zij zo’n bloeiende rijksschool nu al 100 jaar binnen haar grenzen mag huisvesten.
Misschien voelt de gemeente wel een beetje nostalgie omdat zij in 1917 deze school aan het Rijk heeft overgedaan!

Behalve de gemeente Breda wil ik ook graag allen die in en aan deze school werken, directeur, leraren, bedienend personeel en leerlingen met dit honderdjarig bestaan feliciteren.
Naast het „proficiat” voor het honderdjarig bestaan als hogere- burgerschool-B, wil ik daar nog aan toevoegen een schouderklopje voor de „pas” vijftigjarige rijks-school en een aanmoediging voor
de jeugdige afdeling h.b.s.-A die 30 jaar geworden is !
Al deze gelukwensen gaan met een beetje weemoed gepaard. Wanneer de vroede vaderen van Breda één jaar getalmd hadden met het oprichten van deze school, dan was er nooit sprake geweest van een
honderdjarige hogere-burgerschool, maar was ze nu als 99-jarige de geschiedenis ingegaan.

Op 1 augustus 1968 immers gaat deze Rijks-h.b.s. verdwijnen om over te gaan in een Rijks-atheneum annex een Rijks-h.a.v.o.- school. Deze overgang zal van allen die op deze school de leerlingen
leiding geven, in de komende maanden zeer veel inspanning en energie vragen.
Voor het zover is hoop ik dat U allen met veel plezier en enthousiasme het feest van de honderdjarige rijks-hogereburgerschool in Breda zult vieren.
Leve de Rijks-h.b.s.
Leve het komende atheneum.
J. Groen
inspecteur v.h.m.o.

Uitg. Rijks HBS;  
 

8. Boeknummer: 00113  
Prinsenbeek een dorp van Goud, 1942-1992 en Twee honderd jaar vrijwillige brandweer te Prinsenbeek
Historie -- Prinsenbeek, algemeen           (1992)    [M. Voermans]
Prinsenbeek een dorp van Goud, 1942-1992 Van Kerkdorp tot forensengemeente (137 bladzijden)
en
Tweehonderd jaar vrijwillige brandweer te Prinsenbeek (37 bladzijden)

VOORWOORD Prinsenbeek een dorp van goud
Voor u ligt het jubileumboek uitgegeven door het gemeentebestuur van Prinsenbeek bij gelegenheid van het 50-jarig bestaan van deze gemeente.
De titel, te weten 'van kerkdorp tot forensengemeente' spreekt duidelijk voor zich en geeft eigenlijk reeds aan welk een als het ware stormachtige ontwikkeling Prinsenbeek in deze periode
heeft doorgemaakt.
Waar veranderingsprocessen zich veelal geleidelijk plegen te voltrekken, zal het de lezer van deze geschiedschrijving snel duidelijk worden, dat zulks niet of nauwelijks gezegd kan worden van die,
welke in deze gemeente hebben plaatsgevonden.
Deze snelle evolutie heeft zich voorgedaan ten aanzien van alle aspecten in de samenleving van Prinsenbeek.
Zij omvat dan onder andere de facetten van wonen, leven, werken, onderwijs, cultuur, sport en politiek', in een woord samengevat: het totale woon- en leefklimaat.
De informatie, welke u telkens in periodes wordt aangereikt, is mijns inziens helder, leerzaam en vaak ook vermakelijk.
Ik wens u gaarne veel leesgenot toe bij het doorbladeren van dit jubileumboek, dat in opdracht van het gemeentebestuur werd samengesteld door de heren P. Broos, M. Voermans en R. Wols,
medewerkers van het Streekarchivariaat De Markkant.
Rest mij u erop attent te maken, dat aan dit boekwerk nog als een afzonderlijk katern is toegevoegd, en wel in spiegelbeeld, de beschrijving van 200 jaar Brandweerkorps Prinsenbeek,
welk jubileum eveneens in 1992 plaatsvindt.

Prinsenbeek, 31 maart 1992
Mr L.K.M. Verwiel
burgemeester

INLEIDING Prinsenbeek een dorp van goud
Een goede buur is beter dan een verre vriend, zo luidt het gezegde. In Prinsenbeek heeft men zijn eigen ideeën over deze wijsheid. In het recente verleden is immers meermalen duidelijk geworden
dat vooral een sterke buurman ook gevaarlijk kan zijn. De stad Breda, want daarover gaat het natuurlijk, heeft dan ook alle kenmerken van een machtige buurman. Deze sterk groeiende stad
heeft al dikwijls gepoogd ten koste van de aangrenzende gemeenten zijn grondgebied te vergroten.
De reden dat Prinsenbeek thans haar vijftigjarig bestaan kan vieren is gelegen in het feit dat vanwege de voortgaande groei van Breda met ingang van 1942 onder andere de gemeente
Princenhage, waarvan Beek deel uitmaakte, werd opgeheven. Het zuidelijk gedeelte van het grondgebied van Princenhage werd bij Breda gevoegd. Van het overblijvende gebied werd de
gemeente Beek N.B., sedert 1951 Prinsenbeek gevormd.
In de jaren zestig dreigde Prinsenbeek een deel van Breda te worden. Aan het einde van 1967, het jaar waarin Prinsenbeek 25 jaar bestond, werden de plannen van Breda en de provincie Noord-
Brabant bekend. Door mee te werken aan een vlotte overdracht van de helft van zijn grondgebied naar Breda kon Prinsenbeek haar zelfstandigheid behouden. In 1976 gingen De Haagse Beemden
naar Breda over.
Door ruimtegebrek was Breda in 1988 genoodzaakt toekomstige uitbreidingen op het grondgebied van aangrenzende gemeenten te situeren. Kort daarop maakte de provincie Noord-Brabant de uit-
gangspunten van het beleid inzake de gemeentelijke herindeling bekend. Een en ander leidde er toe dat in 1992, het jaar waarin Prinsenbeek 50 jaar bestaat, de vrees dat de gemeente zijn
zelfstandigheid zal verliezen weer actueel is.
In 1966 waren er plannen voor het samenstellen van een jubileumboek bij gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de gemeente. Dit boek is er echter niet gekomen. Het raadslid P.H.J. van de
Mosselaar sprak toen zijn twijfel uit over de vraag of Prinsenbeek het vijftigjarig bestaan wel zou vieren. Nu viert Prinsenbeek dit jubileum en er is een boek, waarin op de afgelopen vijftig jaar
wordt teruggekeken. Zouden dit tekenen voor de toekomst zijn?

VOORWOORD Twee honderd jaar vrijwillige brandweer
Al heeft de mens het vuur leren beheersen, om het altijd te bedwingen is heel wat moeilijker Daarom wordt er bij ieder van ons iets wakker als we 'Brand, brand' horen roepen.
Eeuwenlang was brandbestrijding een bijna hopeloze taak en kon men het losgebarsten vuur slechts bestrijden met emmertjes water. Hele steden en dorpen zijn dan ook in de as gelegd.
De ommekeer in de brandbestrijding ligt inderdaad bij het inzetten van een brandspuit. En voor zowel het transport als de bediening daarvan had men een goed getraind team nodig.
Op de Beek, zoals Prinsenbeek tot 1951 heette, kwam op zeven januari van het jaar 1792 de eerste brandspuit en toen werd ook het eerste corps van de vrijwillige brandweer opgericht. Dat is nu
precies tweehonderd jaar geleden, zodat in hetzelfde jaar dat Prinsenbeek vijftig jaar een zelfstandige gemeente is, de eigen brandweer zijn tweehonderdjarig bestaan viert.
Al met al meer dan voldoende redenen om beide jubilea in één boek samen te brengen. Trouwens, de gemeente en de brandweer horen bij elkaar.
Herman Dirven, voorzitter Stichting Werkgroep Haagse Beemden.

Gemeente Prinsenbeek / Streekarchivaat De Markkant;  
 

9. Boeknummer: 00118  
De Oranjeboom Deel 53.
Historie -- Breda, algemeen           (2001)    [Jan W.M.Schulten, Christ Buiks, Wim Munier, Wilm van Giersbergen, Jan van ’t Hof, Joop J. Bakker, nn]
De Oranjeboom. Jaarboek 2000. Deel 53.


Ten geleide
‘De Oranjeboom’ bloeit ook dit jaar weer volop en brengt - naar de zinspreuk die de oprichters aan onze kring meegaven - opnieuw vele fraaie vruchten voort. De
redactiecommissie van het jaarboek slaagde erin samen met de onmisbare medewerking van de auteurs de drieënvijftigste uitgave te realiseren, een uitgave die er zijn
mag. Met veel energie, enthousiasme en studie brachten zij een deel van de geschiedenis van onze regio tot nieuw leven.
In onze tijd wordt gelukkig allerwegen aandacht besteed aan hetgeen in de achter ons liggende tijd werd gerealiseerd. We gaan op zoek naar de fundamenten die
velen — mensen met bekende namen én naamlozen — legden voor de culturele omgeving, in de meest uitgebreide zin van het woord, waarin wij nu mogen leven.
Daardoor leren wij de waarde in te zien van hetgeen ons werd overgeleverd en zijn steeds meer mensen bereid zich in te zetten voor het behoud van ons culturele erfgoed.
Het jaarboek 2000 is naast de drieënvijftigste uitgave van onze Kring ook het eerste in de eenentwintigste eeuw. In de achter ons liggende eeuw werd in tweeën-
vijftig jaarboeken de historie van die eeuw en voorgaande eeuwen geboekstaafd. Het in dit jaarboek opgenomen register van dit grote aantal Oranjeboomvruchten legt
daarvan een indrukwekkende getuigenis af.
Ik spreek de hoop en verwachting uit dat ‘De Oranjeboom’ door de steun van velen die in de cultuurhistorie van onze streek geïnteresseerd zijn, en door de en-
thousiaste inzet en gedegen studie van een groot aantal toegewijde medewerkers ook in deze eeuw zijn fraaie vruchten in overvloedige mate blijft voortbrengen.
Arnold van den Berg,
voorzitter

Voorwoord
Vele decennia werden om de vijf jaar door de zorg van de heer G.J. Rehm op voortreffelijke wijze verschillende registers samengesteld van de in de jaarboeken
verschenen publicaties. Nu in de nabije toekomst de toegankelijkheid van het jaarboek door een eigen website wordt vergroot, is het gewenst het beleid ten aanzien
van de registers te wijzigen. Aangezien het zakenregister en het register van persoons- en plaatsnamen voortaan via de website te raadplegen zijn, worden deze re-
gisters in dit jaarboek niet meer opgenomen.
Na zijn bijdrage in het vorige jaarboek over de akkers in de Baronie laat ir. Chr. Buiks nu zijn licht over de boerderijen in de Baronie van Breda schijnen. Op een
heldere wijze ontrafelt hij een interessant gedeelte van de landbouwgeschiedenis in het algemeen en die van de Baronie van Breda in het bijzonder.
Prof. dr. W.AJ. Munier heeft aan de hand van primair bronnenonderzoek de rol van het Echtregelement in de laatste helft van de achttiende eeuw nader verdui-
delijkt. Opmerkelijk daarbij is dat de problematiek van het gemengde huwelijk tot ver in de twintgste eeuw dezelfde is gebleven.
De redactie is er bijzonder gelukkig mee dat twee kunsthistorici hun medewerking aan dit jaarboek hebben verleend. Zij hoopt dat nog vele kunsthistorici dit
voorbeeld zullen volgen.
Mevr. drs. W. van Giersbergen heeft op een fraaie wijze een belangrijk aspect van het kunstklimaat van Breda, zoals dat in het begin van de negentiende eeuw
licht en geestelijke warmte gaf, op papier gezet. Aan schilders zoals J.C. Huysmans, C.C. Huysmans, C.C. Karremans en P. van Schendel wordt bijzondere aandacht be-
steed. Daarnaast werden kunsttentoonstellingen en kunstonderwijs met vergeten. De redactie hoopt dat naast de schilderkunst in de toekomst ook aan andere kunstvor-
men in het jaarboek aandacht besteed kan worden.
Drs. J. van ’t Hof vestigt in zijn beschouwing er de aandacht op dat de Baronie van Breda vele kunstschatten bezit die eigenlijk te weinig aandacht krijgen. Uit zijn
bijdrage blijkt dat de pastorie van de Sint Jan de Doper in Oosterhout een bijzonder fraaie huiskapel bezit. Wellicht kunnen in de komende jaarboeken nog meer van
dergelijke kunstschatten onder de aandacht gebracht worden. Dat laatste is alleen mogelijk, wanneer kunsthistorici zich daarvoor inzetten en de redactie overspoelen
met hun geestesproducten. Daarbij moet bedacht worden dat een belangrijk aspect van het behoud van de kunsthistorische erfenis van het verleden de bekendheid
daarvan in de brede samenleving is. Onbekende monumenten vallen vaak als eerste onder de slopershamers van de vernieuwers van de samenleving.
Drs. JJ. Bakker betreedt met zijn bijdrage over de burgemeesters in het jaar 1944 een boeiend en gevaarlijk terrein. Is de oudere geschiedenis vaak alleen het
strijdperk waar historici elkaar te lijf gaan, in de zeer recente geschiedenis is dat geheel anders. Met name als de periode van de Tweede Wereldoorlog en de problema-
tiek van de collaboratie aan de orde gesteld wordt, werpen velen die het meegemaakt hebben, zich in de strijd. Iedereen weet het beter dan de ander. In de praktijk
blijkt dat vooral de zeer recente geschiedenis veel meer vragen oproept dan beantwoordt. Het is aan de historici om te onderzoeken of het beeld zoals dat zich in de
samenleving over die periode gevormd heeft, voldoet aan de historische werkelijkheid. De redactie van het jaarboek prijst zich gelukkig in drs. JJ. Bakker een auteur
te hebben gevonden die zich niet alleen in de bovengenoemde materie verdiept, maar 'De Oranjeboom’ van zijn kennis mee laat profiteren.
De hoofdrol in het jaarboek spelen de auteurs, want zonder hun inzet was dit jaarboek niet tot stand gekomen. Daarnaast waren er vele anderen die hun mede-
werking hebben verleend. Zonder iemand te kort te willen doen gaat de dank van de redactie in het bijzonder uit naar het Stadsarchief Breda, het Breda’s Museum en
de Dienst Monumentenzorg in Zeist. Last but not least moet de Drukkerij Gianotten B.V. vermeld worden, die zoals immer voor een fraai jaarboek zorgde.
Namens de redactie,
Jan Schulten, voorzitter

Geschiedkundige en Oudheidkundige Kring De Oranjeboom;  
 

10. Boeknummer: 00120  
De Oranjeboom Deel 55.
Historie -- Breda, algemeen           (2003)    [Hans de Jong, Jan van ’t Hof, Bert Oudenhoven, Ton Kappelhof, Wim Munier, Vroukje Muntjewerff, Jan van Mosselveld, Jacob jonker, Simon Vosters]
De Oranjeboom Jaarboek 2002. Deel 55
Anderhalve eeuw parochieleven in Breda | Kloosters in Breda
en omgeving 1800-heden | Oprichting RK HBS Oosterhout en schoolstrijd Dongen-Oosterhout |
De Bredase kooplieden Johan en Cornelis de Wyse 1636-1725 | 3 Terechtstellingen in Breda 1751 |
Melkertbanen (werkverschaffing) van de 18de eeuw in Breda | De Slotjes in Oosterhout |
Het slotje Borsselen in Oosterhout | Het beleg van Breda 1625 opnieuw bezien;

Ten geleide
Het vijfenvijftigste jaarboek van ‘De Oranjeboom’ is weer van de persen getold.
Ook dit jaar is het bestuur uitermate trots, dat de redactiecommissie en de auteurs van de verschillende artikelen kans gezien hebben een grote variëteit van artikelen te
presenteren. Namens het bestuur dank ik daarom iedereen die op welke wijze dan ook aan dit jaarboek meewerkte, bijzonder hartelijk.
Vorig jaar was de herdenking van het 750-jarig bestaan van de stad Breda reden om een jaarboek te doen uitkomen met onderwerpen die geheel en al aan de stad
Breda gewijd waren. De oprichting van het bisdom Breda in 1853 is een goede reden om een aantal ‘kerkelijke artikelen’ te plaatsen. Artikelen over de parochieont-
wikkeling in Breda en over de kloosters in en in de omgeving van Breda zijn hiervan het resultaat. Het bisdom Breda, de kloosters en de rooms-katholieke onderwijsin-
stellingen zijn op tal van manieren nauw met elkaar verbonden. Daarom wordt in dit jaarboek ook bijzondere aandacht besteed aan het vijftigjarig bestaan van het Mgr.
Frenckencollege in Oosterhout.
Daarnaast presenteren wij u weer een keur van artikelen over de stad en het land van Breda, geheel en al conform onze doelstelling om studies te (laten) maken
omtrent onderwerpen uit de geschiedenis van onze regio.
In verband met het 150-jarig bestaan van het bisdom Breda bieden wij dit jaar ons 55e jaarboek aan aan de bisschop van het bisdom Breda, mgr. M. Muskens. Het
bisdom is weliswaar aanmerkelijk groter dan stad en land van Breda, maar wij kunnen ons gelukkig prijzen, dat de hoofdzetel van het bisdom al 150 jaar in onze regio
gevestigd is.
Namens het bestuur van ‘De Oranjeboom’ wens ik u dit jaar ook weer veel leesplezier. Hartelijk dank ook voor de belangstelling die u aan de dag legt voor de
doelstellingen van onze vereniging, waarvan u door uw trouwe lidmaatschap ook telkens weer blijk geeft.
Arnold van den Berg,
voorzitter


Voorwoord
Bij de samenstelling van dit jaarboek heeft de redactie, behalve natuurlijk van de auteurs, veel steun van een aantal instellingen en personen gehad. Al vele jaren doen
wij nooit tevergeefs een beroep op de Rijksdienst voor Monumentenzorg, het Stadsarchief Breda, het Breda’s Museum en de Koninklijke Militaire Academie.
Zonder iemand tekort te willen doen, bedank ik in het bijzonder Jean Bergé voor zijn aanstekelijk enthousiasme en het beeldmateriaal dat hij ter beschikking gesteld
heeft, kunsthistoricus drs. E. Dolné voor zijn adviezen en het ter beschikking stellen van beeldmateriaal, archiefmedewerker G. Otten, conservator Pierre van der Pol
voor zijn adviezen en de neerlandicus drs. C. Stevens voor zijn taalkundige adviezen, Op het gevaar af dat de lezers zich tevreden stellen met het kennis nemen van
het voorwoord toch nog enkele inhoudelijke aspecten van de verschillende bijdragen.
Drs. J.C.M de jong inventariseert en analyseert in zijn bijdrage de ontwikkeling van het Bredase parochieleven van de laatste honderdvijftig jaar. Zijn bijdrage maakt
duidelijk dat er op dat terrein nog veel werk te verzetten is. Niet alleen onderzoek, maar ook het veilig stellen van archiefmateriaal moet een grote prioriteit krijgen,
omdat anders een belangrijk cultuurgoed verloren dreigt te gaan.
De kunsthistoricus drs. J. van ’t Hof voert de lezer langs de vele kloosters die sinds 1800 in en rondom Breda bestaan hebben. Zijn aandacht richt zich daarbij niet
zozeer op het geestelijk leven van de kloosterlingen, maar op de gebouwen waarin de kloostergemeenschappen hun monastieke idealen probeerden te verwezenlijken.
Door de ontwikkelingen van de laatste decennia op godsdienstig gebied dreigt ook hier veel historisch erfgoed verloren te gaan. In de strijd om het behoud ervan heeft
De Oranjeboom in Van ’t Hof een goede medestander gevonden.
In mei 2002 werd in Madrid een symposium gehouden over het beroemde beleg van Breda door Spinola in 1624-1625. Een van de sprekers was dr. S.A. Vosters,
die de opdracht had het beleg vanuit de Nederlandse invalshoek te belichten. Hij maakte van de gelegenheid gebruik om zich in Spanje op de hoogte te stellen van de
kritieken over een nieuwe roman waarin deze belangrijke episode uit onze Tachtigjarige Oorlog een belangrijke rol speelt. In zijn bijdrage in dit jaarboek
brengt Vosters verslag uit over zijn bevindingen en plaatst hij enkele kritische kanttekeningen bij de heersende opvattingen over het bovengenoemde beleg van Breda.
Voor drs. E.A.J. Oudenhoven was zijn boek 'Van Schapendries tot Slotlaan’ (2001) over het Mgr. Frencken College de aanleiding om in zijn bijdrage in dit jaar-
boek dieper op de oprichtingsperikelen van het Mgr. Frenckencollege in te gaan.

klik op de pijlpunt links voor het volledige voorwoord


Zijn beschouwing verbetert het inzicht in de manier waarop in het begin van de jaren vijftig van de vorige eeuw lokale overheden en onderwijsorganisaties met elkaar omgingen.
De bijdrage van J.H. van Mosselveld is het derde deel en tevens de afronding van twee eerdere publicaties van zijn hand in het jaarboek van De Oranjeboom over
de Slotjes van Oosterhout. In goede harmonie met Van Mosselveld heeft J. Jonker de jongste geschiedenis van het slotje Borsselen beschreven. Hoewel dat laatste slotje
ook wel Borssele genoemd wordt, is in het jaarboek om verwarring te voorkomen voor de naam Borsselen gekozen.
Van de Westbrabantse grote steden heeft Oosterhout de twijfelachtige eer de enige stad te zijn die geen wetenschappelijk verantwoorde stadsgeschiedenis heeft.
Zonder dat er goede detailstudies zijn verricht, kan een dergelijke monografie nooit geschreven worden. In dit jaarboek zijn drie detailstudies over Oosterhoutse onder-
werpen opgenomen met het doel het historisch onderzoek van de Oosterhoutse geschiedenis te bevorderen.
Drs. V. Muntjewerff-van den Hul geeft in dit jaarboek blijk van haar grote kennis van de armen- en ouderenzorg in het verleden. Het woord ‘Melkertbanen’ uit de
titel van haar bijdrage prikkelt tot het lezen ervan. Zou Melkert het er in de achttiende eeuw ook zo goed van af gebracht hebben?, is een vraag die onwillekeurig
opgeroepen wordt.
In het verleden hebben de koopman en de kerk vaak gemeenschappelijk hun weg door de samenleving afgelegd. Een bewijs daarvan is het Kapucijnenklooster in
Meersel-Dreef net over de Belgisch-Nederlandse grens ten zuiden van Breda. Dr. A.C.M. Kappelhof heeft op zijn bekende grondige manier de achttiende-eeuwse
kooplieden De Wyse bestudeerd en kwam daarbij vanzelf in het klooster te MeerselDreef terecht.
De redactie hoopt met dit jaarboek een nieuwe bijdrage te hebben geleverd tot een verantwoorde wetenschappelijke bestudering van de Westbrabantse geschiede-
nis. De lezers worden aangespoord hard aan de slag te gaan, want het volgende jaarboek is al in de maak. Auteurs moeten zich daarvan niet laten afschrikken, want voor
goede, originele bijdragen is er altijd plaats in ons jaarboek.
Namens de redactie,
Jan Schulten, voorzitter


Geschiedkundige en Oudheidkundige Kring De Oranjeboom;  
 

11. Boeknummer: 00125  
De Oranjeboom Deel 60
Historie -- Breda, algemeen           (2008)    [W. van Ham, T. Kappelhof, Fr. Gooskens,H. Koopmanschap, Karel Leenders, K. van Leer, J. Jonker, K. Schoenmakers, M. Herben, Vr. Muntjewerff-v.d. Hl, S.Plantinga 2x]
De Oranjeboom Jaarboek 2007. Deel 60
Wapens en vlaggen Breda sinds 1997 | Nazaten koopman C.de Wyse |
Magister Ans.Fabri en stichting gasthuis voor oudemannen (1) | Oosterhoutse afvalkuilen (II) |
Meester Arnoud | Familie Snellen en Spijtenburg | Lagere School voor meisjes Sint Catharinadal Oosterhout |
Kerkhof Niervaaart | Werkverschaffing in iterbellum | Evacue Antoine Sauter in Frankrijk 1940 |
Missie Meeus en repatriering Bredanaars 1940,

Ten geleide
U heeft een bijzonder jaarboek voor u liggen. En wel om drie redenen. Allereerst omdat dit ons zestigste jaarboek is. Daar mogen we als Geschiedkundige Kring, opge-
richt in 1948, zeer trots op zijn. Niet omdat de zestig jaarboeken meer dan een meter in onze boekenkast beslaan en er ook nog fraai uitzien, - behoudens een paar ver-
schoten exemplaren uit de beginjaren -, maar wegens de bijzondere inhoud. Meer dan 525 artikelen over Stad en Land van Breda, geschreven door ruim 150 auteurs.
Het is daarmee dé bron voor elkeen die zich wil verdiepen in de historie van de stad Breda en het Land van Breda. Hulde aan al diegenen die dit mogelijk hebben gemaakt.
Het betekent ook, de tweede reden dus, dat onze Kring zestig jaar bestaat en hoewel dit geen echt jubileumjaar is, vieren we dit natuurlijk wel. In eerdere publica-
ties heeft u al vernomen dat we dit doen met een symposium over de Nassaus op 18 april 2008 in de aula van de Nassauscholengemeenschap in Breda.
De derde reden is gelegen in het feit dat dit jaarboek het laatste is dat tot stand is gekomen onder het redactievoorzitterschap van dr.Jan Schuiten. Gedurende tien jaar
heeft Jan Schuiten op zijn bijzondere wijze de redactie geleid en verschenen tien jaarboeken. Verder mochten we ook van vijf bijdragen van zijn hand genieten. Eén
hiervan schreef hij bij gelegenheid van ons vijftigjarig bestaan: de geschiedenis van onze eigen vereniging. We hopen dat Jan Schuiten dit over vijftien jaar bij ons 75-ja-
rig bestaan kan aanvullen. Over de verdienste van Jan Schuiten behoef ik niet verder uit te weiden omdat ik dat eerder bij de toekenning van het erelidmaatschap uitbun-
dig heb gedaan. Jan heel veel dank.
We nemen dit jaar ook afscheid van dr. Henk Muntjewerff als lid van de redactie van ons jaarboek. Henk Muntjewerff was lid van de redactie sedert 1991. Henk was
de man van het afgewogen en relativerende oordeel. Hij was sterk op zijn specialisme, het industrieel erfgoed. Henk, ook veel dank voor je prominente inbreng in het re-
dactieberaad, het meelezen van vele artikelen en uiteraard jouw eigen bijdragen over het industrieel erfgoed.
Dit zestigste jaarboek is een omvangrijk jaarboek geworden. Jan Schuiten heeft bij zijn afscheid als hoofdredacteur een prestigieus jaarboek aan de reeks willen toe-
voegen Het is hem gelukt en het is hem gegund. Elf bijdragen vullen dit jaarboek en daar zult u als lezer niet rouwig om zijn. U zult er met plezier veel leesuren mee vullen.
C.M.M. (Kees) Machielsen
voorzitter


Voorwoord
Door de grote inzet van de auteurs is de redactie erin geslaagd een gevarieerd jaarboek samen te stellen waarin onderwerpen uit de verschillende tijdvakken van de
geschiedenis van Stad en Land van Breda’ behandeld worden. Van de elf bijdragen behandelen er zes Bredase zaken, terwijl vijf zich met het ‘Land van Breda’ bezig
houden. Al met al weerspiegelt de samenstelling van dit jaarboek goed het arbeidsterrein van onze vereniging.
De gemeentelijke herindelingen van de laatste jaren hebben een grote invloed op de vlaggen en wapens van gemeenten, steden en dorpen gehad. Willem van Ham
heeft in zijn ‘kleurrijke’ bijdrage op een overzichtelijke manier niet alleen de huidige stand van zaken weergegeven, maar ook inzicht verschaft in de symbolische betekenis
van de wapens en vlaggen van onze regio.
Dat een oorkonde uit de dertiende eeuw geen droge kost is, wordt door Karel Leenders in zijn bijdrage duidelijk gemaakt. Met veel kennis van zaken heeft hij een
oorkonde van 1269 als vertrekpunt genomen voor een beschouwing over de bouwgeschiedenis van de voorgangers van de Onze-Lieve-Vrouwekerk van Breda.
De mediëvist Frans Gooskens heeft zijn licht op het leven van Anselmus Fabri van Breda doen schijnen, de stichter van een gasthuis aan de Haagdijk te Breda. In
zijn bijdrage heeft Gooskens zich hoofdzakelijk beperkt tot de activiteiten van Anselmus bij de curie in Rome. In latere bijdragen worden andere aspecten van het
leven van deze carrièregeestelijke aan de orde gesteld. Hoewel de ontwikkelingen bij de Romeinse curie centraal staan, schetst Gooskens een zeer interessant beeld van de
godsdienstige praktijken tijdens de late middeleeuwen in de Lage Landen.
De archeologische bijdrage is van Hans Koopmanschap die de lezer meeneemt naar de Oosterhoutse afvalkuilen die in 1986 blootgelegd werden. Het ging daarbij
om nader onderzoek van de Oosterhoutse pottenbakkersnijverheid na 1650. Het artikel, dat een aanvulling is op zijn bijdrage in het jaarboek 2005 van De Oranjeboom,
maakt duidelijk met welke moeilijkheden archeologisch onderzoek te maken heeft.
Matti Herben geeft in zijn bijdrage een aanvulling op een eerdere publicatie van hem en Linze van der Mierden in het jaarboek 1995 van De Oranjeboom. Door analy-
sering van een akte uit de zestiende eeuw heeft hij de plaats van het kerkhof van het oude Niervaart bij Klundert nauwkeuriger vastgesteld.
Na een eerdere publicatie over de Bredase koopman Cornelis de Wyse en zijn familie heeft Ton Kappelhof in zijn bedrage in dit jaarboek de erfgenamen van De
Wyse voor het voetlicht gehaald. Op grond van goed bronnenonderzoek waarbij testamenten een belangrijke plaats innemen, laat hij de lezer op een aangename manier
kennismaken met de leefomstandigheden van een welgestelde koopmansfamilie in de achttiende eeuw.

klik op de pijlpunt links voor het volledige voorwoord


Van het Oosterhoutse slotje Spijtenburg is niet veel meer overgebleven dan een vijver met omliggend struikgewas waarop sommige projectontwikkelaars en andere
cultuurbarbaren hun begerige ogen gericht hebben. Kees van der Leer en Jacob Jonker tonen door hun reconstructie van de geschiedenis van Spijtenburg aan dat het
hier om een echte Oosterhoutse ‘lieu de mémoire’ gaat die voor het nageslacht bewaard moet blijven. Spijtenburg werd eind zestiende eeuw gebouwd en in 1821 ge-
sloopt. De nadruk van deze bijdrage ligt op de bewoningsgeschiedenis van Spijtenburg waarmee en fraai inzicht verkregen wordt in het dagelijkse leven van een
vooraanstaande familie in de zeventiende en achttiende eeuw. Als belangrijke bronnen daarvoor worden de afhandelingen van verschillende erfenissen gebruikt.
Kees Schoenmakers heeft het onderwijs aan meisjes in Oosterhout in de eerste helft van de negentiende eeuw beschreven. Opmerkelijk daarbij is dat het onderwijs
door de Oosterhoutse norbertinessen werd verzorgd, die door de kloosterregels verplicht waren hun lessen van achter de tralies van het slot te geven.
In eerdere publicaties heeft Vroukje Muntjewerff-van den Hul haar licht over de sociale omstandigheden van de Bredase arbeiders laten schijnen. In deze bijdrage gaat
zij in op de arbeidsverschaffing aan de Bredase werklozen tijdens het interbellum en het eerste oorlogsjaar. De redactie koestert de stille hoop dat zij in de naaste toekomst
ook de samenwerking tussen de Bredase gemeentelijke overheden en de Duitse bezetter voor zover dat de werkverschaffing betreft, in kaart brengt.
De evacuatie van de Bredase bevolking in mei 1940 mag tot een van de meest dramatische gebeurtenissen van Breda tijdens de Tweede Wereldoorlog gerekend wor-
den. Hoewel daar al veel over gepubliceerd is, heeft Sierk Plantinga door zeer goed bronnenonderzoek in twee bijdragen de kennis daarover uitgebreid. Hij beschrijft
uitgebeid de repatriëring van duizenden Bredanaars die in Frankrijk waren gestrand.
De redactie is drs. W. Spapens en drs. C. Stevens veel dank voor hun taalkundige adviezen verschuldigd. Zoals vanouds was de samenwerking met het Stadsarchief
Breda en het Regionaal Archief Tilburg uitstekend. Daarnaast werd veel steun ondervonden van het Nationaal Archief in Den Haag en het Nederlandse Instituut voor
Oorlogsdocumentatie. De samenwerking met Drukkerij Gianotten verliep uitstekend zoals dat overigens al vele jaren het geval is. Zonder iemand iets tekort te willen doen
gaat onze dank bijzonder uit naar Marion Brugman van Drukkerij Gianotten. Zij weet ieder jaar weer de wensen van de redactie te vertalen in een opmaak van het
jaarboek die er wezen mag.
En zonder overmoedig te willen zijn, meent de redactie dat dit zestigste jaarboek laat zien dat de De Oranjeboom nog springlevend is en dat nog vele jaarboeken zullen volgen.
Namens de redactie,
Jan Schuiten, voorzitter


Geschiedkundige en Oudheidkundige Kring De Oranjeboom;  
 

12. Boeknummer: 00129  
De Oranjeboom Deel 64
Historie -- Breda, algemeen           (2012)    [T. Kappelhof, Fr. Gooskens, J.v.d.Nieuwenhuizen, Valentijn Paquay, P.v.d.Pol, S. Hoekstra, T.Kappelhof]
De Oranjeboom Jaarboek 2011. Deel 64
Herv. Kath. kerk 1400-1600 | Magister Anselmus Fabri en stichting gasthuis voor oude mannen |
Oprichting bisdom Antwerpen | Hoogkerkelijke bezoeken bisdom Breda |
Engelbrecht II of Hendrik III. Beleg van Breda 1624 | Onderwijs in Breda 1500-1800.


Voorwoord van de redactie
De bijdragen in dit nieuwe jaarboek maken duidelijk dat de banden tussen Antwerpen en Breda oud zijn en een divers karakter hebben. De Bredase historicus Cerutti sprak zelfs over
de twee steden als dochter- en moederstad. Hij kwam tot deze karakterisering omdat het stadsrecht van Breda afgeleid was van dat van Antwerpen. Vanaf het jaar 1252 hadden de burgers van
Breda het recht bij de Antwerpse schepenbank in beroep te gaan tegen vonnissen van hun eigen schepenen. Verder had Antwerpen een grote economische invloed op Breda en heel West-Brabant.

In dit jaarboek zijn andere aspecten van deze stedenband terug te vinden, vooral op religieus-cultureel gebied. In de vijftiende eeuw werden de banden tussen
Antwerpen en Breda op religieus gebied intensiever. In deze eeuw werd de Bredanaar Anselmus Fabri deken van het Antwerpse kapittel en hij wist een aantal
Bredanaars benoemd te krijgen in zijn kapittel. Hij en leden van zijn netwerk steunden de katholieke hervormingsbeweging rond de Moderne Devotie. Ze bouwden in
het gebied tussen Antwerpen en Breda een machtsbasis op van aan elkaar gekoppelde religieuze instellingen. In de zestiende eeuw kreeg deze religieuze band een instituti-
onele basis. Breda en West-Brabant vielen namelijk vanaf 1559 onder het bisdom Antwerpen. In hun bijdragen beschrijven van Van den Nieuwenhuizen en Paquay
de stichting van het bisdom en de invloed op onze regio. Omdat deze drie kerkhistorische bijdragen zo sterk samenhangen heeft Ton Kappelhof er een inleiding voor
bijgevoegd over de katholieke kerkhervormingen in de vijftiende en de zestiende eeuw.

Het verhaal van Pierre van der Pol over de bewaard gebleven portretten van graaf Engelbrecht II gaat ondermeer in op het Nassauraam in de Onze-Lieve-
Vrouwekerk van Antwerpen. Op dit raam staat Engelbrecht van Nassau afgebeeld als stichter van dit raam bij een voorstelling van het Laatste Avondmaal. Breda kon dus
ook wel eens invloed op Antwerpen hebben.
De vers afgestudeerde historicus Sigo Hoekstra beschrijft de opkomst van de krantenjournalistiek in Antwerpen. Drukker Abraham Verhoeven begon in 1617
een weekblad. Hij zou dit blad later de naam Nieuwe Tijdinghen geven. In zijn blad besteedde hij veel aandacht aan de belegering van Breda door Spinola in 1625. Er
was toen in Antwerpen en ver daarbuiten veel belangstelling voor deze belegering en Verhoeven stilde de leeshonger van zijn publiek over het verloop van de militaire acties.

Tenslotte kunnen we in de bijdrage van Ton Kappelhof over de Franse scholen lezen dat veel schoolmeesters en schooljuffrouwen afkomstig waren uit Antwerpen.
Vanaf het eind van de zestiende eeuw was er een gestage stroom van docenten uit de Scheldestad naar onze streken.
Als Breda een directe treinverbinding krijgt met Antwerpen, kunnen deze historische, economische en culturele banden zich verder ontwikkelen.

Dan nog dank aan een ieder die heeft meegewerkt aan de totstandkoming van dit jaarboek. Vooral natuurlijk de auteurs en de leden van de redactie. Een bijzondere
dank voor Wim Spapens en zijn ondersteuning bij de eindredactie. Dank gaat ook uit naar Karel Leenders voor zijn hulp en meedenken bij het vervaardigen van kaartmateriaal
Namens de redactie
Frans Gooskens, voorzitter

Geschiedkundige en Oudheidkundige Kring De Oranjeboom;  
 

13. Boeknummer: 00133  
De ontdekkingstocht door West-Brabant, Baronie en Markiezaat. Kroniek van een millennium
Historie -- Brabant, algemeen           (2001)    [Geert de Bruijn, Frank van den Hoven]
De ontdekkingstocht door West-Brabant, Baronie en Markiezaat

Woord vooraf
Cultuurhistorisch erfgoed is 'in'. Er is de laatste jaren toenemende aandacht voor erfgoed in het beleid van provinciale en lokale overheden. In de toeristische sector is cultuurtoerisme ontdekt
als nieuwe publiekstrekker. Dit heeft alles te maken met een nieuw gegroeid besef dat ons erfgoed, in de zichtbare vorm van monumenten, musea en het landschap, maar ook in de minder
tastbare vorm van bijvoorbeeld veldnamen en historische kennis, een wezenlijke smaakmaker is van het menselijk leven. Voor de persoonlijke en collectieve identiteit van mensen is het belang-
rijk iets te weten van de eigen oorsprong en geschiedenis. We plaatsen onszelf als vanzelfsprekend in tijd en ruimte en daarbij hebben we het cultuurhistorisch erfgoed als markeringspunten
en herinneringsbakens nodig. Zelfs zien we nu opnieuw in dat kennis van dat erfgoed bijdraagt aan de sociale samenhang en de worteling van mensen in de hedendaagse samenleving.
Kijken naar en bezig zijn met cultuurhistorisch erfgoed - of dat nu het bezoeken van een museum is, het fietsen door een historisch landschap, het uitpluizen van de eigen stamboom, of het
verzamelen van foto’s van de eigen woonplaats - is voor veel mensen een aangenaam tijdverdrijf. Maar het is meer: het verleden zoals dat in het heden tot ons komt, is ook een inspiratie-
bron voor de toekomst In de snel veranderende wereld om ons heen hebben we behoefte aan ijkpunten, aan richtpunten die ons helpen de ruimte en de samenleving van de toekomst vorm
te geven. Streekeigen bouwen, aandacht voor historisch gegroeide landschapselementen, het accentueren van het bijzondere of juist het typerende in de gebouwde en onbebouwde om-
geving van stad en dorp: het draagt allemaal bij aan de verwezenlijking van de behoefte van deze tijd aan herkenbaarheid en eigen identiteit Uitgangspunt daarbij moet mijns inziens niet
zijn het zoveelste nostalgische cliché toe te voegen aan het beeld van Brabant, om een benauwde cultuur van ‘ons eigen Brabant’ te creëren of om vernieuwing tegen te houden, maar om
ruimte te bieden aan nieuwe ontwikkelingen en nieuwe groepen In onze samenleving en tegelijk in de toekomst een herkenbaar en leefbaar Brabant te behouden. Dat kost moeite en doet
soms pijn, maar is de moeite waard.

klik op de pijlpunt links voor het volledige voorwoord


Dit boek stelt zich ten doel de in de loop van de tijd door talloze mensen verzamelde kennis en inzichten omtrent het West-Brabantse landschap, de lokale en streekgeschiedenis en de eigen
cultuur in één boek aan te bieden. Het doorzettingsvermogen en de onbezoldigde inzet van de beide samenstellers verdienen alle lof. Zij hebben heel goed gezien dat popularisering (In de
goede zin van het woord] van deze kennis een voorwaarde Is voor een zinvolle beleving van het cultuurhistorisch erfgoed door middel van cultuurtoerisme. Beleving leidt tot waardering en
waardering weer tot behoud. Hoe meer mensen actief deelnemen aan de beleving van het erfgoed, des te breder het draagvlak voor duurzaam behoud ervan. Ik feliciteer West-Brabant van
harte met dit boek, waarmee een belangrijke stap op die weg wordt gezet
Prof. dr. Arnoud-Jan Bijsterveld
bijzonder hoogleraar ‘Cultuur in Brabant*
aan de Katholieke Universiteit Brabant in Tilburg


Voorwoord
De laatste jaren is er in deze streek heel veel gebeurd op infrastructureel en (agroltoeristisch gebied. Wij noemen de belangrijkste: de aanleg van de Hogesnelheidslijn1 (HSL) die nogal wat
aanricht in het landschap. De aanleg van vele nieuwe woonwijken en bedrijventerreinen. En gelukkig ook de ontwikkeling van nieuwe natuur, al dan niet opgelegd als compensatie voor
de hiervoor genoemde infrastructurele werken. Verder zijn er initiatieven genomen in het kader van plattelandsvernieuwing, met name op het gebied van bezienswaardigheden, evenemen-
ten en verblijfsaccommodaties. Veel van deze informatie is alleen lokaal bekend. Wij vinden dat zonde. Graag willen wij een breder publiek uit de regio - maar uiteraard ook daarbuiten - laten
kennismaken met het boeiende landschap van Baronie en Markiezaat Hiermee denken wij aan te tonen dat u helemaal niet naar het buitenland op vakantie hoeft om interessante
bezienswaardigheden te zien. Er liggen er duizenden bij u vlak om de hoek! Maar dat moetje dan wel even weten...
Wij beschouwden het als een uitdaging om de lawine van lokale gegevens, voor een deel al bijeenvergaard door tal van Instanties en personen, te verwerken tot één bondig, historisch verant-
woord en toch vlot leesbaar geheel. De circa duizend bijzondere, oude maar vaak ook zeer actuele illustraties zullen zeker aan de leesbaarheid bijdragen, opdat u zich ook letterlijk een beeld van
de beschreven onderwerpen kunt vormen.

Lokale heemkunde
Wij beschouwen deze uitgave, qua uitgebreidheid van de achtergrondinformatie. als een 'middenklasser. Daarmee bedoelen wij dat het veel uitgebreider is dan een boek over heel Nederland,
maar dat het veel minder uitgebreid is dan boeken over één plaats, zoals die met name door de heemkundekringen worden vervaardigd. Wij willen met dit boek een samenvatting van de
geschiedenis en bezienswaardigheden van heel West-Brabant onder de aandacht van mensen brengen, van binnen én buiten de regio. Onder meer door zo veel mogelijk wetenswaardigheden
over vrijwel alle topografische locaties van deze streek zo uitgebreid mogelijk, maar binnen de beperkingen van een eendelig werk toch nog steeds globaal, te beschrijven. Oftewel, ook dit
boek laat u nog maar het topje van de ijsberg zien. Er staat heel veel in, maar er staat ook heel veel niét in.

klik op de pijlpunt links voor het volledige voorwoord


Eén van de doelen van dit boek is ook om hetgeen door de lokale heemkundekringen op cultuurhistorisch gebied wordt gepresteerd bredere, regionale en landelijke, bekendheid te geven.
De 'voorbeelden van hun kunnen’, die wij door samenvattingen uit een deel van hun publicaties hebben weergegeven, tonen aan dat zij dat verdienen. Dit conform de uitspraak: -Kennis telt pas
als het in de hoofden, de harten en de handen van de mensen zit, aldus voormalig minister van Onderwijs Jo Ritzen bij de eerste editie van de Wageningse Kennisdagen in 19982. Oftewel,
met ons allen weten wij heel veel, maar het is de uitdaging om de, in ons geval cultuurhistorische en toeristische, wetenswaardigheden die door lokale of thematische vakmensen zijn ver-
gaard, onder een zo breed mogelijk publiek te verspreiden.
Het Is immers zonde als al die kennis en kunde alleen lokaal blijft ‘hangen’. De meeste heemkundige publicaties worden namelijk alleen onder de leden en een beperkte kring derden verspreid.

Is uw interesse voor een bepaalde plaats gewekt en wilt u daar nóg meer over weten, dan kunnen wij u het lidmaatschap van een heemkundekring van harte aanraden. Zij hebben de taak op
zich genomen de geschiedkundige details van hun omgeving nog verder uit te werken en hier door onder meer boeken, tijdschriften, lezingen en tentoonstellingen, bekendheid aan te geven.
Bij iedere plaats staat vermeld of er een dergelijke vereniging is.

Dit boek zal hopelijk ook een bron van inspiratie zijn voor de lokale historici, om een aantal onderwerpen verder uit te zoeken; van nog lang niet alle buurtschappen, veldnamen en wateren is
bekend wanneer en waarom zij zijn ontstaan, waarom zij eventueel niet meer bestaan, waar de naam vandaan komt et cetera.
Hier ligt dus nog een schone taak te wachten...

De informatie in het boek Is veelzijdig; geschiedenis, topografie, cultuur, folklore, toerisme, infrastructuur, natuur en milieu; het komt allemaal aan bod. Per object is de achtergrondinformatie
verschillend. Zo vermelden wij bij buurtschappen, landgoederen en forten vaak de bijzondere flora en fauna die er voorkomt, en dan gaat het dus niet zozeer over de objecten zelf. Dit hebben
wij vooral gedaan om het belang van dit soort objecten voor ons landschap In bredere zin onder de aandacht te brengen.
Buurtschappen, oude landgoederen en forten zijn, juist vanwege hun vaak ‘beschutte’ ligging, van groot belang voor natuur en milieu, en vervullen niet zelden een rol in de Ecologische
Hoofdstructuur (recent beleid van het Rijk, dat streeft naar grotere aaneengesloten natuurgebieden. Zie voor verdere toelichting de verklarende woordenlijst.


Uitg. Filatop (F.v.d.Hoven) Leerdam;  
 

14. Boeknummer: 00158  
Noord-Brabants Historisch Jaarboek 1991. Deel 8
Historie -- Brabant, algemeen           (1991)    [Th. Verhoeve e.a.]
Noord-Brabants Historisch Jaarboek 1991. Deel 8

Ten geleide
In de tijd van de Verlichting zo tussen 1750 en 1850 trachtten pas opgerichte academies en wetenschappelijke verenigingen ook in de Nederlanden het onderzoek
te stimuleren door prijsvragen. Dat deed ook vanaf den beginne het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant.
Tijdens de oprichtingsvergadering van 8 maart 1837 werden niet minder dan vier prijsvragen uitgeschreven, die respectievelijk betrekking hadden op:
- ziekten in samenhang met leefwijzen;
- de ontwikkeling van de landbouw;
- de ontginningen getoetst aan de inzichten van het fysiocratisme van de voorafgaande vijftig jaren;
- de geschiedenis van Neder-Lotharingen in het algemeen en van Noord-Brabant in het bijzonder.
In 1865 besloot het bestuur van het Genootschap te stoppen met deze prijsvragen omdat de response teleurstelde en de kwaliteit van de spaarzame inzendingen tegenviel
al moet een uitzondering worden gemaakt m.b.t. de prijsvraag van 1853 voor een plan van herstelling van de St. Janskathedraal te ’s-Hertogenbosch, die in feite
de aanzet is geweest tot de grote restauratie - de eerste van deze aard en omvang in ons land - van dit prachtige gothische kerkgebouw.
De laatste jaren is er een nieuwe hausse ontstaan in het organiseren van concoursen, het uitschrijven van prijsvragen en het toekennen van wat we in goed Nederlands
‘awards’ noemen. Ook het Noordbrabants Genootschap nam na een en een kwart eeuw de draad weer op door het instellen van een Brabantse prijs voor geschiedschrijving.
Het bestuur nam contact op het de redactie van het Noordbrabants Historisch Jaarboek, die bereid bleek als jury op te treden. Na enig onderhandelen werd
overeengekomen, dat het ene jaar de beste inzendingen zouden worden gepubliceerd in het Jaarboek, dat an et karakter zou krijgen van een themanummer, terwijl het
jaar daarop een vrij nummer zou worden uitgegeven. Het bestuur hoopte de belangsteling voor het Jaarboek te stimuleren door een thematiek. De redactie van
haar kant twijfelde aan de haalbaarheid van themanummers bij handhaving van de kwaliteit.
klik op de pijlpunt links voor het volledige Ten geleide


In onderling beraad werd voor deel 8 gekozen voor het thema ‘Onderwijs in Noord-Brabant na 1648’. De eerste toezeggingen waren zowel in aantal als in omschrijving
van het deelthema veelbelovend. Bij de sluiting van de inzendtermijn bleken helaas slechts drie studies te zijn binnengekomen. Zij werden binnen de redactie
gewetensvol gewogen. Eén moest afvallen wegens een te lokale strekking en een ruim overschrijden van de terminus ante quem non.
De beide andere studies worden in het voor U liggende deel gepubliceerd maar leveren gezamenlijk geen themanummer op. In het Jaarboek vindt U verder een studie van
drs P. Toebak over ‘De ‘religieuze’ tegenstelling tussen stad en platteland in westelijk Noord-Brabant en de Noordantwerpse Kempen, 1580-1610’, van mr B. Jacobs en
drs Th. Bosman over ‘Mededogen of straf? De gevolgen van een Bergeijkse kraambedpsychose in de achttiende eeuw’ en de resultaten van een gericht onderzoek door
drs R. de Jong naar ‘Achtergronden en gevolgen van de conservatief-katholieke verkiezingssuccessen in Breda rond 1870’.
Met de verzorging van deel 8 neemt tot grote spijt van de redactie mevrouw drs A. M. D. van der Veen afscheid van het Jaarboek en van het werk als directeur van de
stichting Brabantse Regionale Geschiedbeoefening door haar vertrek naar Huis Bergh in ’s-Heerenberg. Vanaf deel 3 heeft zij de zwaarste last gedragen in de contacten
met de auteurs, met de drukker en met de voor de uitgave tekenende instanties. Haar past grote dank voor haar creatieve inzet niet alleen voor het Jaarboek maar voor
alle activiteiten van de stichting BRG, voor de coördinatie in deze provincie van cursussen oudschrift en regionale geschiedbeoefening, voor de contactbijeenkomsten
naar tijdperk van promovendi op het terrein van de (Noord)brabantse geschiedenis, voor haar begeleiding met name van het Meierij-project van de sectie geschiedenis
van de Rijksuniversiteit Utrecht en voor vele andere initiatieven van achter de schermen van het druk bespeelde toneel van het historisch bedrijf in deze provincie.
Namens de redactie,
dr L. Pirenne, voorzitter


Stichting voor Brabantse Regionale Geschiedbeoefening;  
 

15. Boeknummer: 00159  
Noord-Brabants Historisch Jaarboek 1992. Deel 9
Historie -- Brabant, algemeen           (1992)    [Rosendaal J. e.a.]
Noord-Brabants Historisch Jaarboek 1992. Deel 9

Ten geleide
De incubatietijd van het negende Noordbrabants Historisch Jaarboek is langer geweest dan de redactie lief was. Het is voor de auteurs niet gemakkelijk studies,
waarin veel tijd en energie zijn geïnvesteerd, zo samen te vatten dat ze passen. De redactie waakt er immers voor, dat het Jaarboek geen bundel met een klein aantal
relatief omvangrijke monografieën wordt.
De zeven studies die u hier aantreft, zijn gespreid in tijd en naar onderwerp. Overleg met de redacties van de in westelijk Noord-Brabant verschijnende jaarboeken
lijkt gewenst om af en toe een qua techniek en wijze van behandeling belangrijk artikel middels het Noordbrabants Historisch Jaarboek een wijdere wetenschappelijke
spreiding te geven. Thans blijven zij soms te veel in de regio verborgen.
Over het onderwijs als (in dit geval) reformatorisch strijdwapen, schrijft J. Rosendaal aan de hand van het Latijns onderwijs te Heusden.
De deconfiture van de Hanzebank te ’s-Hertogenbosch in 1923 leidde tot hoge golven in de pers en in kringen van middenstand en kleinbedrijf in oostelijk Noord-Brabant.
P. Dekkers beschrijft het wel en wee van deze onderneming.
J. van den Eijnde beschrijft de rol van de in 1909 in Tilburg geboren en in 1974 te Oisterwijk gestorven politicus Joan Willems, die na de oorlog landelijk een
belangrijke rol heeft gespeeld als doorbraakfiguur binnen het katholieke kamp, maar die in tal van functies, waaronder het lidmaatschap van het college van Gedeputeerde
Staten in de vier jaren vóór zijn overlijden, heeft geijverd voor de cultuur in Noord-Brabant.
G. van Synghel, lid van de redactie, wijdt aandacht aan een nieuw fragment van de rijmbijbel van Jacob van Maerlant, dat werd gevonden in de kaft van een cijnsboek uit
het archief van de rentmeester-generaal der domeinen in Stad en Meierij van ’s-Hertogenbosch, berustend op het Rijksarchief aldaar. Het lijkt niet onwaarschijnlijk, dat
het manuscript, waaruit het afkomstig is, deel heeft uitgemaakt van een Brabantse collectie en wellicht zelfs in een Brabants scriptorium is vervaardigd.
De uitdagende titel ‘Militarisme en Seksisme te ’s-Hertogenbosch in het begin van de moderne tijd’ vraagt om een toelichting. Moderne tijd moet hier verstaan worden
volgens het spraakgebruik van historici, die het begin van de zestiende eeuw zien als een ontluikende nieuwe tijd. Het artikel beschrijft enerzijds de rol van
’s-Hertogenbosch in de Gelderse oorlogen, met name het gebruik van het geschut, anderzijds de symboliek waarvan men zich bediende om zijn visie op de vrouw te geven.
Men uitte deze visie aldus L. Adriaenssen - ondermeer via de benaming van de kanonnen.

klik op de pijlpunt links voor het volledige Ten geleide


Het is ongetwijfeld een origineel, sprankelend, verfrissend en goed geschreven artikel dat veel leesplezier zal verschaffen al zal het zeker ook opzien baren en misschien
wel ‘Hineininterpretierung’ als kritiek krijgen.
De enorme uitgroei van Eindhoven in de jaren twintig van deze eeuw leidde tot spanningen en tot een overspanning van de bouwmarkt. Th. Cuijpers licht dit toe aan het
voorbeeld van de wijk Tivoli, uit de Geldropse boedel naar Eindhoven overgeheveld.
Het opstel “s-Hertogenbosch, terug naar de bronnen’ tenslotte, van de Brusselse historicus F.W. Steurs is de schriftelijkc neerslag van een lezing, die hij op 20 september
1991 in de collegezaal van het Rijksarchief in Noord-Brabant heeft gehouden bij de aanbieding van de bundel Middeleeuwen in beweging. Hij gaat daarbij nader in op de
stichting en verwerving van stadsrechten van ’s-Hertogenbosch, die naar de mening van de aan de Universiteit van Antwerpen verbonden hoogleraar R. van Uytven tien jaar
later heeft plaats gehad dan tot nu toe in het algemeen werd aangenomen.
De formele relatie van het jaarboek met het Noordbrabants Genootschap zal na het verschijnen van dit deel worden afgebouwd. De redactie ervaart hierover spijt, mede gezien
de grote rol, die dit Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen vanaf zijn oprichting in 1838 heeft gespeeld op het terrein van de bevordering van de kennis van
het Noordbrabants verleden. Zij hoopt dat het genootschap in zijn koersverlegging naar cultuurbehartiging in algemene zin succesvol mag zijn en vele Brabanders kan
binden. Met de uit de Historische Sectie van het genootschap voortgekomen Historische Vereniging Brabant zijn de banden inmiddels nauwer aangehaald.
Aan dit deel werkte de nieuwe directeur van de Stichting Brabantse Regionale Geschiedbeoefening drs J.A.F.M. van Oudheusden intensief mee als redactiesecretaris.
Mevrouw drs Th. de Wit-Bosman, die vanaf 1980 deel heeft uitgemaakt van de redactie en op deze wijze met inbegrip van de drie laatste delen van de Varia Historica
Brabantica twaalf jaarboeken mee ten doop heeft gehouden, zal de redactie verlaten vanwege vertrek binnen afzienbare tijd naar het buitenland. Haar kritische instelling
kende niet alleen maat, maar was tevens vruchtbaar voor behoud van het wetenschappelijk peil. De redactie is haar veel dank verschuldigd.
Haar plaats zal worden ingenomen door mevrouw mr B. Jacobs, waardoor de band met de vakgroep rechtsgeschiedenis van de Katholieke Universiteit Brabant te Tilburg bestendigd blijft.
Namens de redactie,
dr L. Pirenne,
voorzitter


Stichting voor Brabantse Regionale Geschiedbeoefening;  
 

16. Boeknummer: 00181  
Jubileumgids 175 jaar KMA 2003
Oorlog -- Eerste wereldoorlog, algemeen           (2003)    [W. Houben e.a.]
175 jaar KMA

INLEIDING
Het jaar 2003 wordt voor de bewoners van het Kasteel complex, cadetten en medewer-
kers, een jaar om nooit te vergeten.
KMA 175 jaar = 175 jaar KMA Breda Bovenstaande boodschap loopt als een
rode draad door het programma dat is ontwikkeld ter gelegenheid van de 175e
verjaardag van de Koninklijke Militaire Academie.
De werkgroep die is belast met de invulling van het programma heeft, naast de
door haar georganiseerde activiteiten, aansluiting gezocht bij de bestaande
Bredase evenementen. Op deze wijze wordt de band van de stad Breda met de
KMA onderstreept. Deze keuze betekent een ambitieus en gevarieerd programma,
waarin voor iedere burger en (oud)-militair iets van zijn of haar gading te vinden
zal zijn.
U zult in staat worden gesteld op meerdere momenten van het historisch deel
van het Kasteelcomplex te genieten.
Daarnaast kunt u kennis nemen van het nieuwe onderwijssysteem en van het stu-
dentenleven van de cadettenpopulatie in al zijn facetten.
Het enthousiasme van de organisatoren van de Bredase evenementen om de jari-
ge KMA in haar programma te betrekken en de overstelpende reacties van de
Bredase verenigingen en gezelschappen om aan de KMA-festiviteiten deel te
nemen, hebben ons tot een optimale inbreng gestimuleerd. Wij zijn ervan
overtuigd dat het voor u liggende programma de gelegenheid biedt uw kennis
van de Academie in al zijn facetten te vergroten en de bestaande band verder
uit te bouwen en te verdiepen.
Na de geslaagde viering van 'Breda 750 jaar’ nemen wij op eigen wijze het stokje
over, om er een feestelijk jaar van te maken. Het is onze wens dat u aan het
eind van de evenementenreeks, met ons kunt vaststellen dat Breda en de KMA
onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden.

Kolonel b.d. S.C. van Nugteren
Voorzitter Projectgroep KMA 175 jaar
Breda

Projectgroep KMA 175;  
 

17. Boeknummer: 00305  
De Oranjeboom Jaarboek 2020 van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Stad en Land van Breda. Deel 73
Historie -- Breda, algemeen           (2021)    [Frans Gooskens e.a.]
De Oranjeboom Jaarboek 2020

Ten geleide
De bijdragen in dit jaarboek vallen voor een groot deel binnen het thema ‘cultuur en onder-
wijs’. We hebben een recordaantal van vijftien bijdragen verdeeld over bijna driehonderd
pagina’s. De redactie moest af en toe streng zijn tegen de auteurs over het aantal woorden.
Omdat we vanwege corona/covid niet veel activiteiten hebben kunnen aanbieden hopen we
met dit extra dikke boek de pijn wat te verzachten.
Een opvallende plaats in dit jaarboek voorvader en zoon De Morée. Louis de Morée (1882-
1966) woont vanaf 1923 in Breda als de kapelmeester van het Zesde Regiment Infanterie.
Hij verzorgt regelmatig concerten in Concordia. Het artikel van John Smit geeft een goed
overzicht van zijn leven en zijn belang voor de muziek in Breda. In het artikel van Marianne
Laurijssens over het stedelijk toerisme wordt hij genoemd als de componist van het Bredase
volkslied: De Paarse Heide. Een vrolijke mars die hij in 1929 schrijft op verzoek van burge-
meester Van Sonsbeeck bij de inwijding van het nieuwe carillon van de Grote Kerk. Tenslot-
te duikt Louis weer op in het artikel over de afschaffing en de terugkeer van carnaval. In
1939 arrangeert hij het carnavalslied Breda lacht weer. Zijn zoon Gerrit de Morée (1909-1981)
ontwerpt het camavalsaffiche datzelfde jaar; een clown die achterop een ezel zit in vrolijk
rood en groen. Pieter Stallen beschrijft in zijn bijdrage de rol van Gerrit bij de oprichting van
de Academie voor Beeldende Kunsten Sint [oost. Samen met medekunstenaars Dio Roovers
en Niel Steenbergen is hij hiervoor verantwoordelijk. De Morée zal tot 1974 doceren op Sint
Joost waar de studenten hem liefkozend Ome Gerrit noemen. Stallen beschrijft de invloed
van Sint Joost op het culturele klimaat van Breda. Het artikel is een bruggetje naar het andere
thema van dit jaarboek, namelijk onderwijs.
Dit jaarboek heeft vijf bijdragen over onderwijs, naast de acht bijdragen over cultuur en
kunst. Verder zijn er nog twee artikelen over andere onderwerpen: de middeleeuwse gevan-
genispoort van Breda en De Kwatta chocoladefabriek tijdens de Tweede Wereldoorlog. De
redactie heeft vijf nieuwe auteurs kunnen vinden voor het schrijven van een bijdrage. Een
levend bestand van auteurs is belangrijk voor de toekomst.
Het jaarboek is te breed gevuld om hier allemaal op te noemen. Daarom: geniet van het
lezen en vertel het door!
Fred Saan voorzitter 'de Oranjeboom'
Frans Gooskens voorzitter redactie

De Oranjeboom;  
 

18. Boeknummer: 00309  
In het spoor van kruis en ploeg
Belangenverenigingen -- Aartsdiocesane R.K. Boeren- en tuindersbond (A.B.T.B.)           (1967)    [Drs W.F.P. Boshouwers]
IN HET SPOOR VAN KRUIS EN PLOEG VIJFTIG JAAR AARTSDIOCESANE R.K. BOEREN- EN TUINDERSBOND (A.B.T.B.) 1917-1967


INHOUD
Ten geleide...................................................... 5
Uit de nood der tijden geboren................................... 7
Naar een principiële organisatie................................ 10
Provinciale boerenbonden ....................................... 14
De Provinciale Gelderse Boerenbond.............................. 15
De Aartsdiocesane Boeren- en Tuindersbond....................... 27
De periode 1917-1930 ........................................... 37
Het Boeren- en Tuindersblad..................................... 51
De Handelsraad van de A.B.T.B................................... 54
Verkoopvereniging............................................... 56
De Verzekeringsinstellingen..................................... 57
De Gelderse eierveiling......................................... 59
Het Landbouwboekhoudbureau van de A.B.T.B....................... 60
De Inspectiedienst van de A.B.T.B............................... 61
De organisatie der jongeren..................................... 62
De periode 1930-1940 ........................................... 64
Het organisatieleven............................................ 68
Het koperen jubileum............................................ 70
Het onderwijs................................................... 73
Het Boeren- en Tuindersblad..................................... 77
De Handelsraad van de A.B.T.B................................... 78
De Verzekeringsinstellingen..................................... 79
De Gelderse Eierveiling......................................... 80
Het Landbouwboekhoudbureau...................................... 81
De Inspectiedienst.............................................. 82
De organisatie der jongeren..................................... 83
De Boerinnenbonden van de A.B.T.B............................... 86
Oorlog en bezetting (1940-1945)................................. 87
De nieuwe tijd.................................................. 97
Statutenwijziging...............................................101
Groei in ledental...............................................102
Bezoek van de Kardinaal.........................................103
Zij, die heengingen.............................................105
De A.B.T.B. in opmars...........................................108
Via de stichting voor de Landbouw naar het Landbouwschap ...... 118
Nieuw leven in een nieuw land....................................121
Emigratie........................................................124
Het Deken van der Waardenfonds...................................126
De Imkersbond....................................................128
Het onderwijs in de A.B.T.B......................................130
Sociaal en cultureel werk........................................138
De Landelijke Rijverenigingen van de A.B.T.B.....................142
Het Bondsorgaan..................................................146
De Handelsraad van de A.B.T.B....................................147
Het Landbouwboekhoud- en Accountantsbureau van de A.B.T.B....... 155
De Coöperatieve Eierveiling van de A.B.T.B.......................159
DejiVerzekeringsinstellingen van de A.B.T.B......................162
De Coöperatieve Verkoopvereniging van de A.B.T.B.................166
De Inspectiedienst van de A.B.T.B................................171
De tuinbouw in de A.B.T.B........................................173
Katholieke Paedagogische Beroepsvoorlichting.....................176
De Boerinnenbonden...............................................176
De organisatie der jongeren......................................181
De Meisjesbeweging van de A.B.T.B................................185
De Plattelandsjongerenorganisatie (K.P.J.).......................188
Besluit..........................................................189

Ten geleide
Het gouden jubileum van de A.B.T.B. en zijn instellingen betekent het bereiken van een mijlpaal en stemt tot vreugde en dankbaarheid, ondanks
de rampen en wisselvalligheden die er in dit tijdsbestek plaatsvonden.
Dankbaar op de eerste plaats jegens de goede God die al die jaren Zijn zegen schonk aan het werk van onze standsorganisatie en zijn instellingen,
dankbaar aan alle medewerkers, die in de loop der jaren hun beste krachten hebben gegeven om dit werk te stimuleren, te progageren en uit te bouwen.
Dankbaar in het bijzonder aan de pioniers, de werkers van het eerste uur, die zich geheel pro Deo volledig hebben ingezet om deze boeren en tuin-
ders standsorganisatie op te richten en door de eerste moeilijke jaren, met al zijn kinderziekten heen te loodsen.
Het spreekt wel haast vanzelf dat, met het 50-jarige bestaan in het verschiet, bij het hoofdbestuur van de A.B.T.B. de gedachte opkwam om ter
gelegenheid van het gouden jubileum een gedenkboek uit te geven, om daarin voor het nageslacht de geschiedenis van de eerste 50 jaren van de
A.B.T.B. en zijn instellingen vast te leggen.
Aanvankelijk hadden wij gehoopt onze geachte en bekwame algemeen secretaris Ir. Everts, die daar zo bij uitstek toe in staat zou zijn geweest,
na zijn pensionering in 1962, met de samenstelling van dit boek te mogen belasten hetgeen door hem ook reeds in principe was geaccepteerd.
Helaas heeft zulks door het spoedig en naar onze begrippen te vroeg verscheiden van hem niet zo mogen zijn.

Gelukkig vonden wij daarna de heer drs. W. Boshouwers uit Nijmegen bereid dit werk op zich te nemen. Naar mijn mening is hij daarin goed
geslaagd, ondanks de handicap van de totale vernietiging van ons bondsgebouw met het gehele archief, bij de slag om Arnhem in 1944.
Duidelijk komt, meen ik, in dit gedenkboek naar voren, de gunstige invloed die de A.B.T.B. en zijn instellingen hebben gehad op de geestelijke,
maatschappelijke, culturele en stoffelijke verheffing van de leden van onze Boeren- en Tuindersbond en van het gehele platteland.
Gaarne wil ik dit voorwoord besluiten met de wens, dat ook in de toekomst onze Aartsdiocesane Boeren- en Tuindersbond met al zijn instellingen,
nuttig en vruchtbaar werkzaam mogen zijn voor het algemeen welzijn en voor de belangen van onze leden in het bijzonder.
A. T. Hettinga, voorzitter

Aartsdiocesane R.K. boeren- en tuindersbond;  
 

19. Boeknummer: 00310  
Breda in oude ansichten
Historie -- Breda, algemeen           (1973)    [Brekelmans, dr. F.A.]
Breda in oude ansichten, waarin opgenomen gedeelten van de voormalige gemeenten Ginneken en Bavel, Princenhage en Teteringen.

INLEIDING.
In dit boek wordt getracht een aanschouwelijk beeld te geven van de structuur en het aanzien van de stad Breda en de kern van de toenmalige randgemeenten in de periode 1866-1936. In die tijd heeft Breda op
velerlei gebied een krachtige ontwikkeling doorgemaakt.
Men neemt veranderingen waar op topografisch, religieus, sociaal-economisch, cultureel en militair gebied.
Tot 1 mei 1927 strekte het grondgebied van de gemeente zich niet veel verder uit dan het terrein van de vestingwerken, welke in de jaren 1870/80 waren gesloopt. Sinds 1927 is het territoir driemaal uitgebreid
ten koste van de aangrenzende gemeenten Ginneken en Bavel, Princenhage en Teteringen. In 1941 werden Ginneken en Princenhage opgeheven waarna de oude dorpskernen geheel bij de stad werden getrokken.
Van de oude Bredase vestingwerken zien wij hierachter nog het bastion Nassau-Wallon.
Het aantal inwoners bedroeg in 1866 15.225 en in 1936 49.794 zodat de bevolking in die tijd is verdrievoudigd. Al is deze groei voor een groot deel aan de annexatie van 1927 toe te schrijven, toch had ook
binnen de oude stadsgrenzen een bevolkingsaanwas plaats. Per 1 januari 1973 telde Breda 121.181 inwoners.
Zoals uit foto’s van Grote Markt, Havermarkt, Torenstraat, Bindstraat en Ginnekenstraat blijkt, stonden daar destijds nog veel gesloten huizen. Lang niet alle panden waren als winkel ingericht. Riolering en
trottoirs zijn er ongeveer een eeuw geleden aangelegd. De bruggen die wij zien zijn alle licht en slechts berekend op het verkeer met wagens en rijtuigen. De straten werden met gaslantaarns verlicht, maar deze waren
gering in aantal. Hoewel de stad sedert 1855 respectievelijk 1863 door spoorlijnen met de buitenwereld was verbonden, vormde de haven toch nog lang een belangrijk element in het personen- en goederenvervoer.
Ruim honderd jaar geleden bezat Breda nog twee van de drie katholieke schuilkerken: die in de Waterstraat (Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaart) en in de Tolbrugstraat (H. Barbara). Deze laatste werd in 1869 vervangen
door de kathedraal aan de Prinsenkade; de Maria-parochie stichtte in 1890 een nieuw gebouw aan de Ginnekenstraat, dat door de ontvolking der binnenstad overbodig is geworden en in 1967 afgebroken.
De kathedraal is gesloopt in 1970. Nieuwe kerken verrezen nabij de singels: de St.-Josephkerk in 1897, de H. Hartkerk in 1900 en de St.-Annakerk in 1904.
In 1887 hadden de kapucijnen een kerk en klooster gebouwd aan de Schorsmolenstraat. De gereformeerden namen in 1896 een kerkgebouw aan de Karnemelkstraat in gebruik.
Voor het lager onderwijs werd in deze periode een aantal openbare en bijzondere scholen gebouwd. Dank zij een legaat van dr. L.F.W. van Cooth kon in 1886 een ambachtsschool worden gesticht. De aloude
Latijnse School was in 1867 opgeheven, maar in hetzelfde jaar opende de gemeentelijke h.b.s. haar poorten aan het Kasteelplein. Twintig jaar later werd in de Reigerstraat het Stedelijk Gymnasium gevestigd, dat
in 1901 met de h.b.s. zou verhuizen naar het complex Nassausingel-Nassaustraat. Pas in 1923 deed het bijzonder v.h.m.o. met het Onze-Lieve-Vrouwe-Lyceum zijn intree.
Ook het culturele leven heeft zijn opgang gekend. In 1865 werd het Bredaas Mannenkoor gesticht, dat nog altijd bestaat. Het theaterleven voltrok zich aanvankelijk in de Comediezaal aan de Vlaszak, maar in 1881
werd „Concordia” geopend. Muziek en zang beoefenden de Bredanaars in velerlei verband, onder andere in een Dubbelkwartetvereniging. Het vijftig—, vijfenzeventig— en honderdjarig bestaan van de Koninklijke
Militaire Academie was telkens aanleiding tot grote feesten. Ook als een ingezetene honderd jaar werd moest zoiets gevierd worden. Zo werd in 1931 de Terheijdense baker Johanna Damen in een open rijtuig
door de stad gereden.
Openbare bibliotheken in onze stad bestonden toen nog niet, wel had de K.M.A. een rijkvoorziene boekerij die voor wetenschappelijke doeleinden toegankelijk was. Veel hotels, café’s en restaurants kende Breda en omgeving ook
vroeger. Het in 1967 afgebrande restaurant „’t Zuid” bestond al vóór 1830.
Andere oude zaken in de binnenstad waren het café „die Porte von Cleve” naast het stadhuis, hotel „De Kroon”, Boschstraat, „De Gouden Leeuw”, Korte Boschstraat en „Zum Franciscaner” aan de Vismarkt.
Naast „Concordia” was een gezellig café en de „Grote Sociëteit” was gevestigd in de bovenzaal van café „Moderne” aan de Veemarktstraat. Het mooie dorp Ginneken kende zijn hotels „Duivelsbrug”, „Dennenoord”,
„Rustoord” en „Groene Woud”. Nabij het seminarie „Ypelaar” lag het café „De Heilige Tap”. Onder Princenhage lagen de hotels „Mastbosch”, „Boschhek”, „Burck”, „De Kroon” en „Huis ten Bosch”. Zij konden floreren
dank zij het bloeiende vreemdelingenverkeer dat Breda sinds de jaren tachtig kent. Tussen Breda en Ginneken lag op Teterings grondgebied aan de Ginnekenweg nog hotel „Flora” Na 1850 kwam ook de industrie in Breda op.
De kachelfabriek van Klep is het oudste metaalbedrijf. Daarna volgde Backer en Rueb. Tevoren kende Breda reeds passementbedrijven, bierbrouwerijen en zoutziederijen. De drukkerijen van Oukoop en Broese zijn
van hoge ouderdom. Van iets jongere datum zijn de chocolade- en suikerfabrieken De Faam en Kwatta.
Goederen voor directe consumptie werden verhandeld op de Grote Markt, de Havermarkt, het Kasteelplein en in de Boterhal. Tot 1865 werd op vele waren een stedelijk accijns geheven via kantoren bij de stads-
poorten. Wij zien hierachter bijvoorbeeld het Bureau der Stedelijke Belastingen aan de Waterpoort. Het tramwezen in Breda bloeit sinds 1884 toen Kuitenbrouwer de Ginnekense Tramwegmaatschappij sticht-
te. Later kwamen hier de maatschappij „Breda-Mastbosch” (station via Baronielaan naar het bos) en de „Zuid-Nederlandsche Stoomtram Mij.”, die de verbinding onderhield tussen het station in Breda en de
Markt te Princenhage. Op al deze lijnen bestond de tractie uit paarden. Het stadsbeeld kende nog verschillende molens: de oliemolen van Betz aan de Leuvenaarswal, de molen „Het Fortuin” aan het Van
Coothplein en de molen „De Vier Winden” achter de Nieuwe Ginnekenstraat. Princenhage had zijn hoge molen aan de Liesboslaan.
Het ziekenhuiswezen is te Breda eerst op het einde van de negentiende eeuw opgekomen. Voor de katholieken was er het Gasthuis aan de Haagdijk. In 1901 kwam het Diaconessenhuis gereed en pas in 1923 het
grote St.-Ignatiusziekenhuis aan de Wilhelminasingel. Ginneken bezat zijn Laurensgesticht vanaf 1913, Princenhage zijn Luciagesticht vanaf 1890. Te Ginneken kon men ook een wonderdokter aantreffen, de beken-
de Frans Colson. De volksgezondheid werd zeer be/orderd door de aanleg van een waterleiding, die te Breda in 1894 en te Ginneken in 1904 tot stand kwam.
Over water gesproken: in Ginneken kon men een koudwaterkuur ondergaan in het bad Wörishofen.
Van oudsher is Breda een garnizoensstad. Voor de huisvesting van de militairen zijn echter eerst laat goede kazernes gebouwd. Aanvankelijk waren er alleen de Kloosterkazerne, de Hoge Barakken achter de Gin-
nekenstraat en het Arsenaal aan de Gasthuisvelden. De opening van de Chassékazerne in 1899 betekende een verheugende vooruitgang. Na de ontmanteling van de stad werden op de geslechte vestingwerken grote
exercitieterreinen aangelegd langs Nassausingel en Fellenoordstraat. Ook de stedelijke nutsbedrijven beleefden in deze tijd hun opkomst. De gasfabriek was reeds in 1858 gebouwd op het Waterlunet. Een pomp-
station en prise d’eau zijn in 1894 te Dorst tot stand gekomen. Ginneken kreeg reeds elektriciteit in 1904, maar Breda pas in 1918. De gemeentereiniging was in 1878 ondergebracht op het vroegere lunet B. De
dienst der beplantingen werd in het leven geroepen bij de aanleg van het Valkenberg.
Het toerisme begon voor Breda pas goed op gang te komen na de aanleg van de beide stadsparken: Wilhelminapark en Valkenberg. De grote trek hierheen werd overigens veroorzaakt door het natuurschoon der Bre-
dase omgeving. Ginneken gaf reeds in 1889 een V.V.V.-gids uit en Breda volgde in 1897. Een belangrijke toeristische verbinding vormde de Boulevard Breda-Mastbosch, die door een particulier was aange-
legd op het grondgebied van drie verschillende gemeenten.
Het gemeentebestuur onderging in dit tijdvak ook een sterke uitbreiding. Waren er vijftien raadsleden in 1866, zeventig jaar later waren het er zevenentwintig.
Bij het begin van dit tijdvak was mr. A. Kerstens burgemeester; van 1919 tot 1936 was dit mr. dr. W.G.A. van Sonsbeeck, met wiens grootse afscheidsfeest wij dit boek besluiten.
Voor de samenstelling van dit boek hebben wij een keuze moeten doen uit het overvloedige materiaal dat in Stedelijk Museum en gemeentearchief ter beschikking was. Wij hebben onze voorkeur laten uitgaan naar
zeer oude foto’s en voorts naar afbeeldingen van die stadsgedeelten die grondig van aanzien zijn veranderd.
Graag hadden wij onze selectie zodanig verricht dat aan de hand van de plaatjes een harmonisch résumé van de stedelijke historie kon worden gegeven. Aangezien echter van tal van facetten van het stedelijk leven
geen afbeeldingen voorhanden waren,bleek deze wens niet uitvoerbaar. De lezer beschouwe dit boekje daarom slechts als een bijdrage tot de kennis van de stad Breda en het leven van de bewoners in deze periode.
In deze tweede druk werd een aantal correcties en aanvullingen opgenomen. Nieuw zijn de afbeeldingen genummerd 29, 70 en 87. Voor deze editie verschaften velen mij materiaal, van wie ik wil noemen:
mejuffrouw J.H.H. Houwing, de heren J.L. Bergé, ir. J. Badon Ghijben, H.A. van der Pool en prof. mr. O.A.C. Verpaalen te Breda en de heren G.J.J. Boost te Roosendaal, H.F. ten Hoopen te Heemstede,
J.L.M. Peerden te Nijmegen en drs. G. van de Vlasakker te Hengelo (O).
Breda, september 1973.

Europese Bibliotheek;  
 

20. Boeknummer: 00345  
Het Koninkrijk der Nederlanden in WO II deel 1 Voorspel
Oorlog -- Tweede wereldoorlog, algemeen           (1969)    [dr. L. de Jong]
Het Koninkrijk der Nederlanden in WO II deel 1 Voorspel

Voorwoord
Toen de minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen mij in 1955 op voorstel van het bestuur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie opdracht verleende, een uit ver-
scheidene delen bestaand geschiedwerk te schrijven, Het Koninkrijk der Nederlanden in de tweede wereldoorlog, was ik mij bewust, een taak ter hand te nemen welker voltooiing min-
stens vijftien jaar in beslag zou nemen. Nu dan thans van de serie die ik mij voorstel te schrijven, het eerste, inleidende deel verschijnt, weet ik dat het (als mij gezondheid en werkkracht
gelaten worden), van ‘55 af gerekend, niet vijftien maar minstens vijf-en-twintig jaar zal duren voor ik, dankbaar en opgelucht, onder het manuscript van de laatste bladzij van het
laatste deel het woord ‘einde’ schrijven kan.
Dat besef noopt tot terughoudendheid in dit Voorwoord.
Er zou omtrent de voorbereiding al van dit eerste deel veel te berichten zijn; te getuigen ook van diepe erkentelijkheid jegens de overheid die dit werk mogelijk maakte en jegens
allen (in de eerste plaats het bestuur van het Rijksinstituut en de vele anderen die bij zijn wetenschappelijke arbeid betrokken zijn) die de gestage groei van dat werk met hun waakzame en
kritische belangstelling volgden en steunden: het ware alles prematuur. Zulk een terugblik heeft eerst zin en is, dunkt mij, eerst gepast, maar dan ook geboden, wanneer het gehele
werk voltooid is.
Intussen heeft de lezer recht op een enkele opmerking, een enkele toelichting.

klik op de pijlpunt links voor het volledige voorwoord


Laat ik dan vooropstellen dat ik het schrijven van dit uitvoerig Voorspel (eerste deel uit een serie van acht of negen delen) als een enerzijds noodzakelijke, anderzijds moeilijke,
ja hachelijke taak ervaren heb. Van die noodzakelijkheid zal, naar ik vertrouw, de lezer overtuigd raken. Immers, de sleutel voor het begrip van hetgeen in de tweede wereldoorlog
met en binnen het koninkrijk geschiedde, ligt in de voor- oorlogse gebeurtenissen. Maar waarom moeilijk en waarom hachelijk? Om geen andere reden dan dat het hier beschreven
tijdvak (goeddeels samenvallend met de periode tussen de twee wereldoorlogen) hier te lande in zijn onderdelen en samenhangen nog maar nauwelijks object geweest is van weten-
schappelijk onderzoek. Ik had er eigenlijk nog een jaar of twintig op moeten studeren voor ik de pen ter hand nam; die tijd ontbrak. Wat ik dan bied, is in de eerste plaats een schets
van het geheel der politieke, economische, sociale en militaire factoren die stuk voor stuk en tezamen de achtergrond vormen voor het bewogen relaas dat nog in volgende delen te ont-
vouwen valt. Enkele belangrijke aspecten van het culturele leven (kunsten en wetenschappen bijvoorbeeld) heb ik geheel terzijde gelaten. Niet dat ik hun betekenis onderschat! Maar
ik wist mijn specialistische kennis te gering en kon, wat ik wist, in dit Voorspel niet invoegen. Op sommige punten kom ik intussen in latere delen terug.
Daar zij dan aan toegevoegd dat ik mij voorstel, in die latere delen ook de positie van Suriname en de Nederlandse Antillen binnen het koninkrijk te behandelen; voorts, dat de geschiede-
nis van Nederlands-Indië in de jaren ‘20 en '30 breder beschreven zal worden in een apart deel van deze reeks dat geheel aan Indië gewijd zal worden.
Eindelijk dan dit: de staatkundige verantwoordelijkheid voor de verschijning van dit deel zo goed als van de overige delen van Het Koninkrijk der Nederlanden in de tweede wereld-
oorlog ligt (dat vloeit uit de positie van het Rijksinstituut voort) bij de minister die tot dat verschijnen machtiging gaf.
Ik wil aan die verantwoordelijkheid niet tornen en evenmin aan de waarde van de bemoeienissen die anderen (alweer: bestuur en medewerkers van het instituut in de eerste plaats)
met de door mij geschreven tekst hadden, wanneer ik er van getuig dat ik mij als auteur zelf verantwoordelijk beschouw voor hetgeen hier wereldkundig gemaakt wordt.
Ik heb, mij zettend tot het schrijven van dit werk, geen enkel falen met de mantel der liefde willen bedekken. Ik had, ik heb, slechts één behoefte: in dit relaas alles op te nemen wat mij
historisch relevant lijkt. Serieuze geschiedschrijving is zonder die volstrekte openhartigheid, zonder politieke en geestelijke vrijheid, ondenkbaar. Welnu, wanneer één ding mij kracht
gegeven heeft, het in '55 ondernomen waag- en werkstuk te brengen op het punt waarop het thans beland is, dan wel het besef, in volledige vrijheid te arbeiden aan een taak waarvan
ik dan de lengte onderschat mag hebben, maar niet de zwaarte.
Dat mij die taak werd toevertrouwd, heb ik gevoeld als een
dure verplichting en als een kostelijk voorrecht.
L. DE JONG



Inhoud
Hoofdstuk i - Paleis Noord einde 1
    Overgang 6

Hoofdstuk 2 - Negentiende eeuw 11
    Thorbecke 14
    Doorbraak van het kapitalisme 16
    Kuyper en de Savornin Lohman 23
    Schaepman en de katholieken 26
    De socialisten 30

Hoofdstuk 3 - De eerste wereldoorlog en zijn gevolgen 35
    November ’18 40
    De nawerking 47
    ‘Nooit meer oorlog!’ 52

Hoofdstuk 4 - Een conservatief land 64
    Modernisering der productie 79
    Sociale tegenstellingen 85

Hoofdstuk 5 - De diepe crisis 105
    Eerste ordening 110
    De werkloosheid 114

Hoofdstuk 6 - Hitler’s opkomst 131
    Van Braunau naar München 136
    Van München naar Berlijn 144
    Nederland en de Machtübernahme 151

Hoofdstuk 7 - ‘De Zeven Provinciën’ 156
    Nederland en Indië 163

Hoofdstuk 8 - Colijn en de ‘aanpassing’ 178
    'Aanpassing' en ordening 186
    Effect op Indië 198

Hoofdstuk 9 - Het protest van links 202

klik op de pijlpunt links voor de volledige inhoud


Hoofdstuk 10 - Het rechts-autoritair protest 216
    Mussolini 219
    Nederlandse bewonderaars 224
    Rechts-autoritaire organisaties 229
    ‘Landbouw en Maatschappij' 232
    Katholiek fascisme 235
    Fascisten-van-de-daad 242
    De NSNAP’en 247

Hoofdstuk 11 - Mussert en de NSB 254
    Opmars 265
    Mussert naar Indië 276
    Het karakter der beweging 279
    De NSB en het antisemitisme 295
    Mussert tussen Mussolini en Hitler 302
    De NSB wordt teruggedrongen 309
    Mr. M. M. Rost van Tonningen 336
    Na de nederlaag van '37 342

Hoofdstuk 12 - De andere fascisten 349
    Terugblik 362

Hoofdstuk 13 - ‘Das dritte Reich’ 365
    Van der Lubbe en de Rijksdagbrand 372
    Gelijkschakeling 387
    Jodenvervolging 408
    De voorbereiding der aggressie 416

Hoofdstuk 14 - Nederland en Duitsland 428
    De politiek der grote mogendheden 430
    De Spaanse burgeroorlog 436
    Economische betrekkingen met Duitsland 438
    Publieke opinie 442
    De eerste vluchtelingen 446
    Een internationaal vraagstuk 452
    Nederlands beleid 455
    Het Comité voor Bijzondere Joodse Belangen 462
    Prof. dr. D. Cohen 465
    Het Joodse Vluchtelingencomité 469
    Na de Anschluss 477
    De Reichskristallnacht 481
    De eerste kampen 489
    De politieke vluchtelingen 493
    Duitse nationaal-socialisten in actie 506
    Prins Bernhard 518

Hoofdstuk 15 - De defensie 530
    De bezetting van het Rijnland (maart '36) 536
    Achterstand 543
    Anschluss en Sudetencrisis (1938) 555
    De crisis van lente '39 564
    Het debat over het krijgsbeleid 571
    Andere vormen van verdedigingsvoorbereiding 580

Hoofdstuk 16 - Van Colijn naar De Geer 590
    De zaak-Oss 595
    De val van Colijns vierde kabinet 597
    Zes weken crisis 600
    De SDAP 603
    De Geers formatie 607
    De minister-president 612
    De overige ministers 617
    Het Duits-Russisch bondgenootschap 632
    De CPN 636
    Mobilisatie 641
    Oorlog 651

Bijlage - De Nederlandse kabinetten 1918-1939 655

Lijst van illustraties 661

Lijst van kaarten 664


Rijksinstituut Voor Oorlogsdocumentatie / Staatsuitgeverij Den Haag;  
 

21. Boeknummer: 00350  
Het Koninkrijk der Nederlanden in WO II deel 5 eerste helft MAART 1941 - JULI 1942
Oorlog -- Tweede wereldoorlog, algemeen           (1974)    [dr. L. de Jong]
Inhoud
Het Koninkrijk der Nederlanden in WO II deel 5 eerste helft MAART 1941 - JULI 1942

Hoofdstuk 1 - Lente ’41 1
        Oorlogsverloop en -perspectief 5
        Publieke opinie 15
        Het Duitse spel 28
        Nationaal Front 32
        Nederlandse Unie 36
        Straatterreur 47
        Mussert 55
        Fall Barbarossa 69

Hoofdstuk 2 - Na de 22ste juni 81
        Eerste reacties 87
        ‘Nederlanders, blikt naar het oosten!’ 96
        Opheffing der politieke partijen 130
        Publieke opinie 141
        De Sowjet-Unie houd stand 163

Hoofdstuk 3 - Vrij baan voor de NSB ! 171
        NSB contra NSNAP 176
        Seyss-Inquart bij Hitler 181
        De NSB ‘enig toegelaten partij’ 187
        Nationaal Front 192
        Nederlandse Unie 196
        Twee eedsafleggingen 208
        Opnieuw: de gehate minderheid 219

Hoofdstuk 4 – Gelijkschakeling 228
        Verduitsing 231
        Bestuursapparaat 237
        Goedewaagen en zijn departement 249
        Kultuurkamer en Kultuurraad 256
        Pers 267
        Radio 307
        Van Dam en het onderwijs 318
        Bijzonder onderwijs: het eerste treffen 335
        Vakcentrales 349
        Het katholiek réveil 361
        CNV 380
        Organisaties van werkgevers 382
        Naar het Nederlands Arbeidsfront 380
        Landbouw-organisaties 389
        Verenigingswezen 394
        Organisaties op het gebied van de volksgezondheid 402
        Balans 413

Hoofdstuk 5 - Verscherpte controle 418
        Het persoonsbewijs 422
        De politie 434
        Terugblik 448

Hoofdstuk 6 - Naar het ghetto 456
        Joodse Coördinatie-Commissie en Joodse Raad 482
        Registratie der Joden 503
        Isolering 516
        Visser contra Cohen 545
        Roof 554
        Overzicht 581

Rijksinstituut Voor Oorlogsdocumentatie / Staatsuitgeverij Den Haag;  
 

22. Boeknummer: 00351  
Het Koninkrijk der Nederlanden in WO II deel 5 tweede helft MAART 1941 - JULI 1942
Oorlog -- Tweede wereldoorlog, algemeen           (1974)    [ ]
Inhoud
Het Koninkrijk der Nederlanden in WO II deel 5 tweede helft MAART 1941 - JULI 1942

Hoofdstuk 7 - Amerika komt in de oorlog 587
        Engeland nog steeds in het defensief 589
        Roosevelts Victory-Program 599
        Pearl Harbor 603
        Indië veroverd 629
        Arbeidsinzet 634

Hoofdstuk 8 - Van kerken en kunstenaars 645
         Hitler: ‘voorlopig geen kerkstrijd!’ 651
         Hervormden / Gereformeerden 664
         Convent der Kerken 677
         Bijzonder onderwijs: het tweede treffen 691
         Episcopaat 704
         Titus Brandsma 712
         De kunstenaars en de Kultuurkamer 724

Hoofdstuk 9 - De illegaliteit 754
         ‘Pilotenhulp’ 755
         Sabotage 759
         De proclamatie van Schrieke, Hirschfeld en Frederiks 763
         Illegale pers 768
         De illegale CPN 779
         De OD 796
         Vorrink / Het Parool 807
         Het Grootburgercomité 814

Hoofdstuk 10 - Contact met Londen 820
         Engelandvaart 822
         De ‘Zweedse Weg’ begint 827
         Londen contra Abwehr en Sicherheitspolizei 829
         Spionagegroepen 839
         Geheime agenten 847
         Een weg via het strand 854
         Begin van het Englandspiel 870
         Weer: via het strand 885
         Nieuwe arrestaties 892
         Nabeschouwing 894

Hoofdstuk 11 - Een Tweede Front? 899
         Plan for Holland 909
         Duitse maatregelen 914
         Publieke opinie 933

Hoofdstuk 12 - Naar de Endlösung 938
         Legale emigratie 957
         Competentie-conflicten in bezet Nederland 966
         Verantwoordelijkheden 986
         De Jodenkartotheek van de Zentralstelle 999
         ‘Emigratie’ der Duitse Joden’ 1002
         De Joodse werkkampen 1005
         Gedwongen verhuizingen 1016
         Invoering der Neurenberger wetten 1023
         Reacties in niet-Joodse kringen 1025
         De Jodenster 1032
         Laatste voorbereidingen 1046

Bijlage 1 - Datumlijst van de belangrijkste gebeurtenissen 1059

Bijlage 2 – Overzicht van de SS-rangen 1066

Bijlage 3 - De geheime agenten, juni 1941 - juni 1942 1068

Lijst van illustraties 1069

Lijst van kaarten 1071


Rijksinstituut Voor Oorlogsdocumentatie / Staatsuitgeverij Den Haag;  
 

23. Boeknummer: 00353  
Het Koninkrijk der Nederlanden in WO II deel 6 tweede helft Juli 1942 - Mei 1943
Oorlog -- Tweede wereldoorlog, algemeen           (1975)    [dr. L. de Jong]
Inhoud
Het Koninkrijk der Nederlanden in WO II deel 6 tweede helft Juli 1942 - Mei 1943

Hoofdstuk 6 - Ommekeer 493

Hoofdstuk 7 - December ’42 - Februari '43 521
        Een regering-Mussert? 522
        Troostprijs 536
        De sector van het hoger onderwijs 547
        Studenten naar Duitsland ? 569
        Prinses Margriet 577
        Stalingrad 579
        Seyffardt geliquideerd / De razzia’s op jongeren 587
        Gevolgen 597

Hoofdstuk 8 - ‘In naam van het recht’ 611
        ‘Normale’ rechtspraak 612
        Schrieke 616
        Vrederechtspraak 619
        Hoge Raad 629
        Protesten tegen Ommen 641

Hoofdstuk 9 - Toenemend verzet 668
        De artsen-demonstratie 669
        De aanslag op het Amsterdamse bevolkingsregister 680
        De strijd om de loyaliteitsverklaring der studenten 704
        Bombardementen / Schaarste 729
        Evacuatie en afbraak 731
        Arbeidsinzet 745

Hoofdstuk 10 - De April-Mei stakingen 765
        Vrijdag 30 april 772
        Nederlandse Spoorwegen 783
        Zaterdag 1 mei 793
        Zondag 2 mei 795
        De stakingen verlopen 802
        Effect 809

Bijlage - Datumlijst van de belangrijkste gebeurtenissen 827

Lijst van illustraties 833

Lijst van kaarten 835

Rijksinstituut Voor Oorlogsdocumentatie / Staatsuitgeverij Den Haag;  
 

24. Boeknummer: 00354  
Het Koninkrijk der Nederlanden in WO II deel 7 eerste helft Mei 1943 - Juni 1944
Oorlog -- Tweede wereldoorlog, algemeen           (1976)    [ dr. L. de Jong]
Het Koninkrijk der Nederlanden in WO II deel 7 eerste helft Mei 1943 - Juni 1944
Inhoud
Hoofdstuk 1 - Verarmend Nederland 1
        Duits offensief 5
        Nederlands defensief 14
        Vorderingen 36
        Vervoer 61
        Steenkolen 70         
        Industrie 79
        Bouwsector 112
        Collaboratie 115
        Agrarische sector 125
        Visserij 148
        Distributie van levensmiddelen 150
        Prijsbeheersing 172
        Vermogens / Inkomens 176
        De zwarte markt 186
        De Duitse zwarte aankopen 207
        ‘Zwevende koopkracht’ / Financiële         plundering 226
        Criminaliteit 251
        Volksgezondheid 255
        Terugblik 260

Hoofdstuk 2 - Jodendeportaties, derde fase 270
        Sterilisatie der gemengd-gehuwden 274
        De laatste grote razzia’s 286
        Wat wist men van Auschwitz en Sobibor? 308
        Terugblik op de deportaties 348

Hoofdstuk 3 - Slot der Jodenvervolging 381
        De legale rest 381
        Vermogensliquidatie 401
        Antisemitisme 416
        De jacht op de Joodse onderduikers 423
        Weinreb 428
        De Joodse onderduik 442

Hoofdstuk 4 - ‘Vóór de herfstbladeren, vallen’ 463

Hoofdstuk 5 - Rauters offensief 505
        De dood van Generalkommissar Schmidt 510
        Harster wordt overgeplaatst 518
        Confiscatie der radio’s 522
        Artsencrisis 533
        Studenten / Hoger onderwijs 542
        Werken in Duitsland 557
        Arbeidsinzet 568
        Jacht op onderduikers 613
        De Tweede Distributiestamkaart 625
        Een ander Nederland 658

 Rijksinstituut Voor Oorlogsdocumentatie / Staatsuitgeverij Den Haag;  
 

25. Boeknummer: 00364  
Het Koninkrijk der Nederlanden in WO II deel 11a eerste helft Nederlands-Indië
Oorlog -- Tweede wereldoorlog, algemeen           (1984)    [ dr. L. de Jong]
Het Koninkrijk der Nederlanden in WO II deel 11a eerste helft Nederlands-Indië

Inhoud
Voorwoord XI

Hoofdstuk 1 — Capitulatie 1

Hoofdstuk 2 — ‘De Kompenie’ 19

Hoofdstuk 3 — Negentiende eeuw 44
        Cultuurstelsel 51
        Imperialistische expansie 59
        Naar de ‘zedelijke roeping’ 69

Hoofdstuk 4 — De koloniale samenleving 83
        Grondstoffen voor de wereldmarkt 84
        Modern verkeerswezen 96
        Europeanen 99
        Indo-Europeanen 109
        Chinezen / Arabieren 112
        Inheemsen 118
        Onderwijs 136

Hoofdstuk 5 — Het koloniale staatsbestel 149
        Opperbestuur 150
        Algemeen bestuur 155
        ‘Rust en orde’ 175
        Inheems bestuur 182

Hoofdstuk 6 — Indië ontwaakt 194
        Islamietisch réveil / ‘Wilde scholen’ 198
        Eerste politieke beroering 218
        De schok van 1918 243
        Slot 262

Hoofdstuk 7 — Twee bewogen decennia 268
        Verdere opbouw van het Indische staatsbestel 271
        Partai Komunis Indonesia 283
        Boven-Digoel 310
        De Perhimpoenan Indonesia 315
        Soekarno en de PNI 322
        Crisisjaren 347
        De Indische NSB 366
        Scherper repressie 375
        Van Starkenborgh 388
        Nederlands kijk op Indië 396
        De petitie-Soetardjo 412
        Eenheid - tegen het Nederlands gezag 423
        De neutraliteitsperiode 439

Hoofdstuk 8 — Nippon 449
        Van feodaal naar modern 451
        Staatsbestel 469
        Mentaliteit 473
        De jaren '30 483
        Japan en Nederlands-Indië 495

Hoofdstuk 9 - In oorlog met Duitsland 513
        ‘Duitsers’ en ‘NSB’ers’ 516
        Oorlogseconomie 529
        Van Starkenborghs bezorgdheid 535

 Rijksinstituut Voor Oorlogsdocumentatie / Staatsuitgeverij Den Haag;  
 

26. Boeknummer: 00395  
Drukkerij E.M. de Jong 100 jaar. 1906-2006 (2dln in cassette)
Ondernemingen -- Algemeen           (2006)    [A. van Tuyll, J. Janssen]
100 jaar drukkerij E.M. de Jong 1906-2006, Baarle in druk 1906-2006

Voorwoord (deel 1)
Honderd jaar Drukkerij Em. de Jong maakt tegen de achtergrond van zo'n 1300 jaar boekdrukkunst misschien
weinig indruk, maar wie zich realiseert dat de dorpsdrukkerij van Tjeerd de Jong als familiebedrijf heeft stand
gehouden en is uitgegroeid tot de grootste retaildrukkerij van Nederland mag de vlag uitsteken.
Friese opa Tjeerd en Vlaamse oma Cornelia hebben vanaf 1906 met hun kracht en doorzettingsvermogen niet alleen
heel veel persoonlijk leed overwonnen maar ook de basis gelegd voor een sterk familiebedrijf dat in Baarle altijd
letterlijk een ‘grensgeval’ is gebleven.
In een tijd van globalisering en Europese groei lijkt lokaal en regionaal denken uit de tijd. Maar Tjeerd de Jong die
ooit bij toeval en misschien intuïtie Baarle-Hertog als eerste vestigingslocatie koos, startte daarmee een band
tussen drukkerij en Baarle die nooit meer verbroken is.
Mijn vader Emiel die in 1939 het bedrijf overnam, was waarschijnlijk niet de drukker in hart en nieren die Tjeerd
graag gezien had maar hij was wel met hart en ziel verbonden met de Baarlese gemeenschap. Daarbij had hij
een zoon die als kind al niet kon wachten op het moment dat hij serieus met zethaak, lood en inkt aan de slag kon.
Van mijn grootouders en ouders heb ik de liefde voor het drukkers- en uitgeversvak met de paplepel naar binnen
gekregen. En hoewel nergens in de historie van de familie De Jong het ondernemerschap als prominent aspect
naar voren komt, hebben we kennelijk in de genen iets zitten waardoor we altijd naar de toekomst kijken en ons
afvragen hoe het grafische landschap er overmorgen zal uitzien. Daarbij zat die sterke verbondenheid met dorp en
regio er al vroeg in. Het familiebedrijf heeft altijd een grote verantwoordelijkheid gevoeld. Niet alleen voor de
eigen onderneming en medewerkers maar ook voor die eigen regio waarvoor we nu al 100 jaar Ons Weekblad uit-
geven, ooit gestart in 1906 als het Baarl’s Nieuws en Advertentieblad.
Echte feestvierders zaten er niet bij de familie De Jong. Misschien te veel Fries en te weinig Brabants en Vlaams.
Dat is ook de reden dat 50 en 75 jaar drukkerij/uitgeverij bijna ongemerkt voorbij zijn gegaan. In 2005 realiseerden
we ons dat die 100 jaar er aan kwam. We hebben lang geaarzeld over de viering en een jubileumboek. Opa
Tjeerd en pa Emiel hadden nooit archieven bijgehouden en de getuigen uit die eerste veertig jaren waren allemaal
dood.
Het Jubileumboek was dan ook een zeer late beslissing die veel heeft gevergd van alle medewerkers, niet in het
minst die van onze prepress en de Baarlese Heemkundekring. Zo is het enerzijds een journalistieke reconstructie
geworden van 100 jaar drukkers- en uitgeversgeschiedenis in de context van de ontwikkeling van historische
boekdrukkunst tot de digitale grafische revolutie en anderzijds een document over de familie De Jong op de
grens tussen Nederland en België. De verbondenheid met Baarle heeft ook vorm gekregen in dit apart boek over de
laatste 100 jaar Baarle-Nassau en Baarle-Hertog; een productie van leden van de Baarlese Heemkundekring.
Terugkijkend tot 1906 ben ik bijzonder trots op die opa die ooit met niet veel meer dan een groot doorzettings-
vermogen een handels- en familiedrukkerij startte en een weekblad. Hij heeft de latere generaties De Jong de kans
gegeven om verder te bouwen aan een drukkersbedrijf dat anno 2006 niet alleen de grootste Baarlese werkgever
is maar ook een toonaangevend bedrijf in Nederland en België.
Bedankt Tjeerd, namens de hele familie!
JOEP DE JONG.
ALGEMEEN DIRECTEUR DRUKKERIJ EM. DE JONG

Verantwoording
Toen Joep de Jong na lange aarzeling in december 2005 besloot om de 100-jarige drukkerij in juni 2006 toch een
feestelijke aankleding te geven met officiële vieringen en een jubileumboek, werd het voor alle betrokkenen een
race tegen de klok. Een drukkersbedrijf wil een mooie feestproductie afleveren. Geen boekje van 13 in een
dozijn maar een verslag van 100 jaar zetten, opmaken en drukken. Honderd jaar uitgeven, 100 jaar ondernemen en
de eeuw van grootvader Tjeerd en vader Emiel, mede gezien door de ogen van kleinzoon en zoon Joep die
driftig meekeek over de schouders van de verslaggevers.
Wat moest het allemaal worden? Een mooi vormgegeven boek waarin lezen en kijken elkaar aanvullen maar ook
apart genoten kunnen worden. Een boek waar een drukker trots op kan zijn. Maar ook het avontuur van een
dorpsdrukkerij uit 1906 die als familiebedrijf doorgroeit tot de retaildrukkerij van Nederland en België. Tegelijker-
tijd een familiekroniek over de nazaten van Tjeerd de Jong, de Friese weesjongen die als handzetter zijn geluk
in de Zuidelijke Nederlanden zocht en de basis legde voor een uniek familiebedrijf.
Maar er is nog veel meer, riep Joep de Jong tot zijn kroniekschrijvers. De groei van het Baarl's Nieuws en
Advertentieblad met nog geen 300 abonnees tot een klein bladenconsortium. Kortom, de uitgeverij en het verhaal
achter de bladformules. Het succes van de ondernemer die dwars tegen alle grafische crises in blijft groeien. De
context van de digitale revolutie in een eeuw waarin definitief afscheid werd genomen van Gutenberg en vier
eeuwen lood- en inktgeur. De technische groei en ontwikkeling van de trapdegel van Tjeerd uit 1906,
waarbij je de echo nog hoort van Chinese blokdrukkers en Johann Gutenberg, tot de laatste generatie digitale
superprinters waarop nu de kleinere oplagen gedrukt worden.
Dat bizarre historische contrast tussen Chinese blokdruk uit de 6e eeuw en de gedigitaliseerde prepress die via
snelle drukpersen in korte tijd 300.000 Idols-affiches uitspuwen lijkt het ultieme beeld waarin ruim 1400 jaar ont-
wikkeling in de boekdrukkunst wordt gevisualiseerd.
Toen Joep de Jong dat allemaal vroeg, wisten we nog niet dat de toch al beperkte archieven niet veel verder dan 25
jaar teruggingen. De rest zat in de geheugens van medewerkers, familieleden en vooral Joep de Jong zelf. Foto’s
van oude drukkerijlocaties kwamen via de Baarlese Heemkundekring en familieleden boven tafel maar hoe
het er binnen uitzag was in al die tijd nooit vastgelegd.
Druk in Baarle is dan ook meer reconstructie en beschrijving vanuit een journalistieke optiek geworden
dan een historisch verantwoorde kroniek van een drukkersfamilie en hun ondernemingen. Onderzoek, het
verzamelen van relevant materiaal en foto’s en het voeren van tientallen gesprekken kostte maanden. Daarna het
schrijven terwijl de deadline van de vormgever naderde.
Hoewel de auteurs vaak het gevoel hadden opgesloten te zitten tussen journalistieke deadline en historisch verant-
woordelijkheidsbesef is de race tegen de klok gelukt. Niet in het minst dankzij de onbaatzuchtige medewerking van
al die grafici en andere medewerkers die hun hersenen moesten pijnigen over de vraag hoe het ook al weer in
elkaar stak in ‘die goeie ouwe tijd’. Om maar niet te spreken van de familie De Jong die het verleden in moest
voor de eigen geschiedenis. Vergeten momenten en vergeten en vergeelde foto’s kwamen weer boven tafel.
Maar zonder het verleden bestaat er geen toekomst.
Het werden uiteindelijk vier maanden van zoeken, praten, stressen en schrijven. Maar we hebben er geen spijt van
en ook nog iets geleerd over de geschiedenis van een prachtig vak en een Friese weesjongen die naar Baarle
kwam om de basis te leggen voor een stevig weekblad concern en tevens de grootste retaildrukkerij van
Nederland.
ANNA VAN DER BURGT
ARDA VAN PU1JENBROEK
REG TEN ZIJTHOFF

Inhoud (deel 1)
Drukkerij De Jong Historie en ontwikkeling
1906 - de beginjaren: Tjeerd de Jong 10
1100 jaar boekdrukkunst 10
1939 - Emiel de Jong 18
1968 - Joep de Jong 20
Stijn de Jong - de 4e generatie 20
De Orderbegeleider 23
Ondernemerschap in revolutionaire tijden 28
Het kantoor 32
Een late grafische roeping 32
Van 'beldames' tot digitalisering 34
Personeel en Organisatie 38
370 medewerkers op de uitklapper
Klanten en relaties over ‘hun’ drukker 41
Het technische bedrijf: drukvoorbereiding 52
De werkvoorbereider 52
Prepress. de weg naar digitalisering 53
De vormgever 56
Het technische bedrijf: de drukkerij 64
De drukkersveteraan 64
Hoofd productie 67
De rotatiedrukkerij 68
Van offset naar digitale revolutie 72
Flying imprint 76
De technische toekomst 78
Groeien en nog eens groeien 82
1918-1985: nieuwbouw en verbouw 82
Vanaf 1987: explosie aan de Visweg 89
Visuele rondgang anno 2006 92

Uitgeverij De Jong
Een flink weekblad (1906-1942) 118
De zegen voor Ons Weekblad (1945-1979) 141
Honderdduizend brievenbussen (1979-2006) 153
Correspondenten 179

Familie De Jong
Tjeerd keek dwars door je heen 190
Beeldende kunst verzameld voor bedrijf en thuis 214
De directeurswoning en een onverwachte
vorstelijke onderscheiding 221
Stamboom familie De Jong 223

Verantwoording (deel 2)
Het zal de lezer niet ontgaan zijn dat dit boek uitkomt ter gelegenheid van het eeuwfeest van onze Baarlese
Drukkerij Em. de Jong bv.
In september 2005 kwam bij Heemkundekring “Amalia van Solms“ de vraag op tafel of medewerking aan de tot-
standkoming van een jubileumboekboek mogelijk zou zijn. Als het met Baarle te maken heeft, zegt Amalia bijna
altijd: Ja. Binnen een paar dagen werd een werkbaar idee aan Joep de Jong gepresenteerd. Jos Jansen en Antoon
van Tuijl toonden zich bereid de ideeën uit te werken. Zij konden rekenen op alle vormen van ondersteuning van
vooral Ad Jacobs en Herman Janssen, voorzitter en bestuurslid van Amalia.
Bij het vormen van het idee voor dit boek kwam al snel vast te staan dat het geen geschiedenisboek zou worden.
Om goed geschiedenis te schrijven, moet uitvoerig onderzoek gedaan worden. Daarvoor ontbrak in dit geval de
tijd. Dus is vanaf het begin gekozen voor een sfeerboek en een kijkboek. Het gaat om bundels verhalen en reek-
sen foto’s, niet alleen over de jubilerende drukkerij, maar ook over Baarle in de voorbije eeuw.
De samenstellers waren benieuwd naar het jaar 1906. Wat was er toen gaande in de grote wereld, in België en
Nederland? Wat gebeurde er in Baarle? Jos Jansen tekent in ‘De toestand in de wereld rond 1906’ de sfeer en brengt
een aantal feiten bijeen.
In ‘100 jaar...’ neemt Antoon van Tuijl u driemaal mee voor een rondje Baarle. Aan de hand van heel veel foto's
- het betreft vaak zeer authentieke beelden – verkennen we 100 jaar landschap, 100 jaar landbouw en 100 jaar
bedrijvigheid in Baarle. Waarom deze thema’s? De keuze is eenvoudig. In 1906 was Baarle een kleine bewoonde
vlek met nog wat kleinere gehuchten en buurtschappen in een eindeloos platteland waar heide en woeste
gronden overheersten. Dat veranderde ingrijpend in de eeuw die volgde. We wandelen door 100 jaar landschap.
De bevolking was merendeels agrarisch werkzaam. De landbouw wijzigde eveneens drastisch. We bekijken de
oude landbouw en volgen in stappen een reeks van veranderingen. Opa de Jong begon in 1906 een bedrijfje
in Baarle. Hij werd collega van een stoet van ambachtslieden, neringdoenden, dienstverleners en fabrikanten
hier ter plaatse. Met velen van hen maken we kennis.
We besluiten onze verkenning van 100 jaar Baarle met een wandeling door het centrum en de buitengebieden.
Interessant om te zien dat veel van weleer verdwenen is, maar ook de moeite waard om vast te stellen, dat niet alle
sporen van 1906 zijn uitgewist.
Anna van der Burgt, Arda van Puijenbroek en Reg ten Zijthoff deden onderzoek naar de familie De Jong, de uit-
geverij en Ons Weekblad en naar de drukkerijhistorie. Een neerslag van hun studie treft u aan in ‘Druk In Baarle’.
Zoals gezegd heeft dit boek ‘Baarle In Druk', niet de pretentie de thema’s volledig te behandelen. Het doel was
immers een sfeerbeeld te scheppen om daarin de eeuweling zijn plaats te geven. Het zou mooi zijn als veel
Baarlenaren dit boek ter hand nemen en al lezend en kijkend zichzelf en elkaar regelmatig vragen stellen. Vragen
als: Was dat de enige klompenmaker? Waar stond die andere werkplaats? Er waren toch wel meer...? Zonder-
eigen had toch ook een...?
De Heemkundekring is zeer benieuwd naar uw vragen, opmerkingen en antwoorden.
Het was een waar genoegen gebruik te kunnen maken van het aanbod van Joep de Jong om alle technische
mogelijkheden van zijn bedrijf te benutten. Nog prettiger was het te ervaren met hoeveel bereidwilligheid en
vakbekwaamheid zijn medewerkers ons van dienst waren. Wij spreken hiervoor onze grote waardering uit.
Veel lees- en kijkplezier.
DE SAMENSTELLERS

Inhoud (deel 2)
De toestand in de wereld rond 1906
Inleiding 10
Hoe meer zielen..? 10
Eerlijk delen..? 10
Kennis is macht 12
De industriestad komt opzetten,
de sloppenwijk komt mee 12
Vrede met het geweer in de aanslag 13
Strijd tussen sociale klassen 13
Er is meer dan (wat) je denkt 14
Er is meer dan wat je ziet 14
Illusie of werkelijkheid? 16
Een droom die niet stuk lijkt te kunnen 17
1906, feiten op een rij 19

België en Nederland rond 1906
Inleiding 21
Land en volk 22
Dagelijks leven 23
Economie van België en Nederland 27
Cultuur in Nederland en België 30
Onderwijs 37
1906, feiten op een rij 40

Baarle in 1906
Gegevens over de beide Baarles 42
Activiteiten 47
Baarle en hel nieuws 55
Markante zaken 60

100 jaar landschap
Inleiding 70
De akkers 75
De beemden 80
De heide 88
De bossen 98

100 jaar landbouw
Inleiding 109
Vroeger 110
De akkers 112
De weiden en beemden 116
De heide 118
Verandering op verandering 120
En nu? 134

100 jaar bedrijvigheid
Inleiding 137
Brood op de plank 138
Van meel en molens 140
Ambachten 143
Kleinschalig ploeteren 153
Baarlese producten 169
Bij nacht en ontij 192
Komen en gaan 196

Wandelen door het Baarle van 1906
Wandelen door het Baarle van 1906 201

Drukkerij de Jong;  
 

27. Boeknummer: 00409  
Geschiedenis van Breda
Historie -- Breda, algemeen           (1990)    [drs. M.J.M. Duijghuisen]
GESCHIEDENIS VAN BREDA
Deel III
HOOFDLIJNEN EN ACCENTEN 1795-1960

INHOUDSOPGAVE

Voorwoord van de redactie XV

Inleiding XVII

I : Breda, 1795-1840. Een benauw(en)de veste
1 : Inleiding: Breda gezien door tijdgenoten. 1
2 : Bevolking, huisvesting en gezondheid 2
2a : Bevolkingsontwikkeling: onverwachte bevolkingstoename; groot vrouwenoverschot; vestigingsoverschot; onevenwichtige leeftijdsopbouw mannen. 2
2b : Huisvesting: spreiding bevolking over de stad; woningbezetting; relatief gunstige situatie; verslechtering naar 1840 toe. 6
2c : Gezondheid: relatief gunstig sterftecijfer; kindersterfte; optreden stedelijke overheid; drinkwatervoorziening; voedselprijzen; kinderziekten; schurft en syfilis; :
onwettige geboorten; stedelijke gezondheidszorg; stichting R.K. Burger Gasthuis. 9
3 : Bevolking en bestaansmiddelen 21
3a : Breda op het einde van de achttiende eeuw: economisch verval in de achttiende eeuw met uitzondering van de landbouw. 21
3b : Breda in de periode 1795-1840: nog immer zwakke stedelijke economie; beroepsstructuur 1811/1812; dominante dienstensector; vrouwenarbeid; beroepsstructuur 1849. 22
4 : Bevolking en welstand 26
4a : Welvaartsspreiding: situatie in 1808; kleine rijke en ambachtelijke handelssector; lonen eerste helft negentiende eeuw; belang omringende landbouw;
bestedingen burgerij; belang garnizoen. 26
4b : Armoede en armoedebestrijding: grote omvang armoede; ruimtelijke spreiding van armoede en welvaart; geen verbetering rond 1828; instelling Tuchthuis;
oprichting Stads Teekeninstituut en Armenschool in 1825. 32
5 : Bestuur 35
5a : Bredase patriotten: uitingen van patriottisme in 1785; exercitiegenootschappen; ‘Vaderlandsche Sociëteit’; rol advocaten; rol ‘Grote Sociëteit’ en ‘Burger-Sociëteit’. 35
5b : Intrede van katholieken: snelle doorbraak na 1795; geen ingrijpende veranderingen. 45
5c : Herstel der verhoudingen, rangen en standen: beleid stedelijk bestuur; gesloten maatschappelijke verhoudingen; ontwikkeling na 1814; toenemend aandeel van advocaten
binnen de bestuurlijke elite; verwikkelingen rond de status van de stad. 46
5d : Financieel beleid: evenwicht tussen inkomsten en uitgaven; bezuinigingen; passief stedelijk onderwijsbeleid. 49
6 : De Belgische Opstand: weinig belangstelling onder de bevolking;
Breda als voornaamste legermagazijn; stijgende prijzen; nadelen voor het bedrijfsleven; armoede en armenzorg; epidemieën; onwettige geboorten. 51
7 : Het sociaal-culturele leven 53
7a : Sociëteitsleven: verschillende doelstellingen; gezelligheid en ontwikkeling; politieke oogmerken; ‘Grote Sociëteit’; oranjegezindheid; leesgezelschap ‘Amicitia’;
vrijmetselaars; ‘Sint-Joris Gilde’. 53
7b : Het theater- en muziekleven: levendig theaterleven in de achttiende eeuw; invloed vanuit Brussel; eerste schouwburg van 1802; belang militairen; Frans repertoire;
introductie Duitse cultuur; muziekverenigingen; volksvermaak. 57
7c : Geloofsleven: zedenbederf en optreden Katholieke Kerk; rol katholieke en protestantse notabelen binnen het maatschappelijk leven; broederschappen; verhouding
katholiek-protestant; geloof en filantropie. 59
8 : Slotbeschouwing 63

II : Breda, 1840-1885. Ontsloten ruimte
1 : Inleiding: Breda gezien door tijdgenoten. 67
2 : Bevolking, gezondheid en huisvesting 67
2a : Bevolkingsontwikkeling: aanvankelijk stagnatie; snelle aanwas na 1870; groot belang migratiesaldo; stijgend aandeel geboortenoverschot. 67
2b : Bevolking en gezondheid: epidemieën; cholera in 1866; onhygiënische woonomstandigheden; drinkwateronderzoek; invloed waterstand; aanpak van riolering en bestrating;
gemeentelijke leningen; ophalen straatvuilnis; oprichting stedelijk ziekenhuis. 70
2c : Prostitutie en stedelijk ziekenhuis: eerste pogingen tot reglementering prostitutie; verplichte registratie en keuring; aanstelling gemeentelijk geneesheer;
verpleging prostituees aan de Haagdijk; poging zieke prostituées te doen opnemen in R.K. Gasthuis; druk door militaire commandant om maatregelen te treffen; instelling syfili-
tisch gasthuis; verspreiding prostitutie in Breda; geregistreerde en clandestiene prostitutie. 75
2d : Huisvesting: hoge woningdruk; woningbouw en leegstand; woningbezetting en welstand; aannemers en volkswoningbouw. 86
3 : Bevolking en bestaansmiddelen 89
3a . Armoede: verslechterde toestand; naweeën Belgische Opstand; maatschappelijke onrust; instelling en opheffing stedelijk werkhuis; nadruk op scholing en opvoeding;
hoge aantallen bedeelden; kerkelijke en gemeentelijke armenzorg; afnemende uitgaven voor onderstand; toenemende werkgelegenheid. 89
3b : De nijverheid: ontwikkeling beroepsstructuur 1849-1889; oprichting Kamer van Koophandel en Fabrieken; ambachtelijk karakter nijverheid, wegtrekken mannelijke
beroepsbevolking; eerste vestigingen van nieuwe industrieën. 96
3c . Het verkeer: aanleg spoorwegen in België; overeenkomst over spoorwegverbinding tussen Antwerpen en Moerdijk; totstandkoming traject Roosendaal-Breda; stimulans voor
de tuinbouw; rijksspoorwegenplan van 1860; aanleg traject Breda-Tilburg; festiviteiten in Breda; veranderde opstelling binnen Breda. 103
3d : Tuinbouw en stedelijke economie: de tuinbouw rondom Breda; stadshoveniers. 107
4 : De ontmanteling en uitleg van Breda:
van vestingsteden naar verdedigingslinies; Vestingbesluit 1868; slopen van de stadspoorten; ontmanteling van de stad; F.W. van Gendt; plan van uitleg; ontbreken van gemeentelijke
initiatieven; nijverheid of verfraaiing?; mogelijkheden tot industriële vestiging; Bredaas gemeentebestuur beslist anders. 108
5 : Gemeentelijk beleid: sfeer van traditie; nauwelijks inbreng van ‘nieuwkomers’.
5a : Gemeentelijke financiën: stedelijke inkomsten gebaseerd op accijnsheffing; afschaffing van de accijnzen op grond van de Gemeentewet 1850; invoering belasting per
vierkante el; bezwaren vanuit burgerij; handhaving oude systeem; uiteindelijk verhoging hoofdelijke omslag; plannen tot invoering gasverlichting vanaf 1843; besluit in 1855
tot oprichting van gemeentelijke gasfabriek; beperkt gebruik van gaslantaarns als straatverlichting; snel stijgend particulier gasverbruik; gasafzet blijkt winstgevend. 114
5b : Onderwijs: nauwelijks openbaar onderwijs; problemen rond Latijnse School; onderwijsvernieuwing en C.H. Wenning; geen volksonderwijs; instelling Armenschool in 1824 en
Stads Teekeninstituut, komst Diakonieschool en Nutsschool in jaren veertig; begin schoolstrijd; instelling Liefdesgesticht van de zusters Penitenten-Recollectinen; instelling
Werkschool door de congregatie ‘Alles voor Allen’; opheffing ‘Stads Fransche en Nederduitsche Kostschool’ van Wenning; laag onderwijsniveau midden jaren vijftig; Onderwijswet
1857; opening in 1861 van ‘Eerste’ en ‘Tweede Burgerschool’; totstandkoming HBS; oprichting van het ‘Instituut St. Antoine’ door pastoor J. Stoop; felle reacties; bijzonder
versus openbaar onderwijs. 122
6 : Mentaliteit en cultuur 130
6a : Liberalen en clericalen: protesten van katholieke zijde tegen bepaalde festiviteiten; tegenreacties; op politiek terrein aanvankelijk geen tegenstelling;
monopoliepositie van ‘De Kiezersvereeniging’; afsplitsing van kiesvereniging ‘Eendragt’; samensmelting tot ‘Eendragt maakt Magt’; optreden ‘Grondwet en Eendragt’; tegenstellingen
meer op landelijk dan op lokaal niveau; oprichting sociëteit ‘Katholieke Kring’; ‘Eendragt maakt Magt’ steeds conservatiever; aanhang ‘Katholieke Kring’; ‘Katholieke Kring’
vooralsnog geen kiesvereniging; affaire-Rikkers; ‘Katholieke Kring’ als splijtzwam; J.F. de Booy als vertegenwoordiger van oprechte liberaal-katholieken. 234
6b : Verenigingsleven: nog immer sociëteitsleven; opkomst culturele verenigingen; rederijkerskamer ‘Vreugdendal’; muziekleven; ‘St.-Jozefsgezellenvereniging’ voor
arbeidende klasse. 146
7 : Slotbeschouwing 148

III: Breda, 1885-1930. Wijkende grenzen
1 : Inleiding: Breda gezien door tijdgenoten. 151
2 : Bevolkingsontwikkeling, gezondheid en huisvesting 151
2a : Bevolkingsontwikkeling: wederom forse demografische groei; constant geboortenoverschot en doorgaans negatief migratiesaldo; verhouding Breda-randgemeenten; sterke
daling geboorten- en sterftecijfer; in stijgende mate geboortenbeperking. 151
2b : Gezondheid: toenemend besef van het belang van hygiëne; instelling gemeentelijke keuringsdienst van waren; zuigelingenzorg; tuberculose als nieuwe volksziekte. 156
2c : Huisvesting: erbarmelijke woonomstandigheden eind negentiende begin twintigste eeuw; nauwelijks sprake van gemeentelijk beleid; woningonderzoek 1904; Woningwet 1901;
woningbouwvereniging ‘Volkshuisvesting’; eerste complex volkswoningen; weinig medewerking gemeentebestuur bij financiering; leningen vanuit bedrijfsleven; andere
woningbouwverenigingen; woningtelling 1918; woningbouwproductie 1921-1939; gemeentelijke woningbouw; noodwoningen; woningen voor ‘sociaal-achterlijken’; uitkomsten woning-
onderzoek 1903-1926; woningtekort. 158
3 : De stedelijke ruimte: rechtsgebied Breda tot 1795; grondgebied van Breda vanaf 1826 min of meer beperkt tot vestingwerken. 180
3a : De annexatiepoging van 1899: tegenstand zowel binnen als buiten Breda; geen inlijving; aankoop Baronielaan en Belcrumpolder; overname door gemeentebestuur van
tramwegmaatschappijen; uitbreidingsplan 1906; vanuit randgemeenten Plan-Ebbers; exploitatieplan Belcrumpolder. 184
3b : De architectuur: Antwerpse invloed; ‘aannemers-Jugendstil’; sobere stijl na Eerste Wereldoorlog. 194
4 : Bevolking en bestaansmiddelen: verhoogde consumptie en groter beroep op dienstensector; innovaties binnen bedrijfsleven; vergrote koopkracht door stijgende lonen. 195
4a . Industrialisatie en fabrieksarbeid: rond 1860 geen belangrijke industrie, industrialisatie tussen 1870 en 1930; groei dienstensector. 196
4b : Industrialisatie en huisarbeid: passement-, sigaren- en conservenindustrie; kinderarbeid. 198
4c : Economische ontwikkelingen na de Eerste Wereldoorlog: aanvankelijk gunstige economie; inzinking begin jaren twintig; industrie- versus handelsbelangen. 201
4d : Industriële ondernemers: de metaalnijverheid; de ‘Etna’; de ‘Machinefabriek Breda’; de voedings- en genotmiddelensector; suikerfabriek ‘Wittouck’; de ‘Faam’;
de ‘Kwatta’; jam- en conservenindustrie; initiatieven tuinders in Breda en omgeving; de ‘Zjem’; de ‘Hero’; het Stulemeyer-concern. 202
4e : De Bredase industrie en haar bankiers: kassiers en kortetermijnkredieten; Bredase kassiers; concentratie bankwezen. 217
5 : Mentaliteit en beweging: behoudend katholicisme; nieuwe elementen in maatschappelijk-mentaal leven. 218
5a : Opkomst arbeidersorganisaties: organisaties vóór 1895; ‘St. Jozefs-gezellenvereeniging’; geringe verspreiding van vooruitstrevend denken; kiesrechtbewegingen 1891
en 1892; opkomst socialistische beweging; affaire ‘Volksbierhuis De Toekomst’; oprichting ‘R.K. Volksbond’ in 1895; verhouding ‘Volksbond’ - clerus; steun vanuit burgerij; na
aanvankelijk succes, matheid; dr. Jan van den Brink; de SDAP; getalsmatige verhouding katholieke en neutraalsocialistische organisaties; stakingen. 219
5b : De ‘Eucharistische Kruistocht voor Fabrieksmeisjes: angst binnen Katholieke Kerk voor losgeslagen samenleving; streven naar herstel katholieke levenshouding door
voorbeeldwerking; gevaren fabrieksarbeid voor meisjes; hoog percentage vrouwenarbeid binnen Bredase industrie; eerste E.K.-groep bij de ‘Kwatta’; samenwerking met fabrieksdirecties;
activiteiten; deelname; splitsing der geesten binnen katholieke kamp. 226
6 : Sociaal beleid tijdens en na de Eerste Wereldoorlog: geen sterke traditie in actief (sociaal) beleid. 234
6a : Arbeidsbeurs: vóór 1914 geen aandacht voor plannen tot bestrijding werkloosheid; voorlopige arbeidsbemiddeling in 1914; definitieve arbeidsbeurs in 1918. 234
6b : De Eerste Wereldoorlog: vluchtelingenstroom vanuit België; de opvang; vluchtelingencomité; effecten op woning- en arbeidsmarkt; aanvankelijk mededogen, later antipathie. 235
6c : Arbeidsbemiddeling, werkverschaffing en werkloosheidsverzekering: functioneren arbeidsbeurs; werkverschaffing ‘nieuwe stijl’; werkverschaffing als gemeentelijke
aangelegenheid; omvang; financiële nood gedurende Eerste Wereldoorlog; steuncomité; werkloosheidskassen; werkloosheid en ‘Burgerlijk Armbestuur’. 238
6d : Kerkelijke en particuliere armenzorg: instellingen van weldadigheid; bedeling; ‘St. Vincentiusvereniging’; liefdewerken; doelstellingen; ‘Bredase Armenzorg’. 244
7 : Kerkgenootschappen te Breda: overgrote meerderheid bevolking katholiek; nieuw bisdom Breda in 1853; ontwikkeling aantal parochies; overige kerkgenootschappen;
getalsmatige verhoudingen. 246
8 : Parochie-en verenigingsleven: kerkelijk verenigingsleven; sportverenigingen; tennis, ‘Bredasche Lawn Tennis Vereeniging’; kegelen, ‘De Bredasche Latjesgooiers’;
voetbal, NAC; muziekbeoefening; ‘St. Fidelisvereeniging’; bezorgdheid om de arbeidende jeugd; ‘Cecilia’; verlopend ledental; ‘Kunst aan het Volk’; bedrijfsverenigingen;
overige culturele verenigingen; (reizende) bioscopen; kermis. 252
9 : Slotbeschouwing 258

IV: Breda, 1930-1960. Een open stad
1 : Inleiding: Breda gezien door tijdgenoten. 263
2 : De stedelijke ruimte: verzoek tot omvangrijke annexatie in 1921; afwijzing door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant; voorstel van bescheidener omvang; annexatie van 1927. 264
2a : De ontwikkeling na de annexatie van 1927: uitbreidingsplan voor de agglomeratie; nieuwe annexatieplannen eind jaren dertig; zeer ingrijpend voorstel provinciaal bestuur;
fel verzet vanuit betrokken gemeenten behalve Breda; uiteindelijke inlijving in 1942; kleiner van opzet; discutabele besluitvorming. 266
2b : Uitbreidingen in de jaren vijftig: diverse uitbreidingsplannen; Heuvelkwartier als belangrijk stedebouwkundig project. 271
3 : Bevolkingsontwikkeling: wederom snelle bevolkingsaanwas tot 1965; sterke invloed van het aantal geboorten; opnieuw toenemende geboortenbeperking. 272
4 : Bevolking en bestaansmiddelen: bevolkingsgroei in samenhang met economische ontwikkeling van stad en omringend platteland. 276
4a : Crisis en werkloosheid: beroepsstructuur 1930; toenemende werkoosheid vanaf 1930; tot 1937 nog gunstig beeld in verhouding tot landelijke situatie; werkloosheid niet
gelijkelijk verdeeld over de verschillende beroepsgroepen; voordeel late industrialisatie; geringe oorlogsschade voor bedrijfsleven. 276
4b : De jaren vijftig: industrialisatiegolf lijkt aan Breda voorbij te gaan; steeds grotere uitgaande pendel; werkgelegenheid in Breda niet aanlokkelijk voor geschoold personeel;
geringe werkloosheid; zwakke positie lokaal bedrijfsleven; (her)oriëntatie van gemeentebestuur; instelling BRIM. 281
4c : Werklozenzorg: aanvankelijk bij Burgerlijk Armbestuur; toenemende druk tot oprichting gemeentelijke organisatie; instelling Gemeentelijke Dienst voor Maatschappelijk
Hulpbetoon. 284
5 : Ontwikkeling gemeentelijke organisatie: samenhang stedelijke groei en omvang gemeentelijk apparaat; steeds meer regelende, uitvoerende en coördinerende taken; toename omvang
bestuursapparaat 1824-1960; groei ambtenarenapparaat; ontwikkeling grotere diensten. 293
6 Mentaliteit, stemgedrag en kerkelijkheid 296
6a : De stemmenverhoudingen: geen sociale onrust door werkloosheid; grote katholieke meerderheid; SDAP grootste oppositiepartij; stemgedrag 1930-1939; spanningen binnen katholieke
blok; beginnende ontkerkelijking; stemgedrag 1949-1962. 296
6b : Kerkelijk leven en ontkerkelijking: godsdienstige verhoudingen 1930-1970; aandeel katholieken constant tot 1960; angst binnen Katholieke Kerk voor zedenverwildering;
ontkerkelijking en sociale controle; hoog aandeel ‘non-paschanten’; Bredanaar sterk geneigd tot neutrale opstelling; zielzorg niet toegesneden op feitelijke situatie. 298
6c : Standenstad en ‘onmaatschappelijkheid’: Breda als sterk ‘gelaagde’ stad; toenemende belangstelling voor ‘onmaatschappelijkheid’ in jaren dertig; betrokken katholieke
organisaties; toenemende gemeentelijke bemoeienis in jaren vijftig; Breda geen maatschappelijke eenheid. 304
7 : De Tweede Wereldoorlog: impressionistische schets. 306
7a : De Vlucht van Breda: snel oprukkend oorlogsgeweld; Frans legercommando beveelt evacuatie; voorbereidingen lopen spaak, vertrek naar Antwerpen op 12 mei; twee verschillende
routes, via Hoogstraten en Zundert/Wuustwezel; Breda ingenomen zonder slag of stoot; ‘groep-Zundert/Wuustwezel’ keert terug; ‘groep-Hoogstraten’ door naar Antwerpen; verwarring en
onduidelijkheid; verspreiding Bredanaars over groot gebied; repatriëring tweede groep vanaf mei. 307
7b : De jaren tot kort vóór de Bevrijding: in toenemende mate uitingen van de ‘nieuwe tijd’; uitingen van verzet op Koninginnedag 1940; verscherpte situatie vanaf 1941;
de Joodse gemeenschap; 197 joden afgevoerd, slechts drie teruggekomen; internering Nederlandse militairen; ‘Arbeitseinsatz’; bombardement van station in 1943; gezondheidssituatie
Bredase bevolking. 320
7c : Aanloop tot de Bevrijding en het Verzet: Dolle Dinsdag; terugkomst Duitsers; Breda meer en meer betrokken bij oorlogshandelingen; aanslagen door Verzet;
‘Nederlandsche Unie’; eerste Ordedienst; staking in Bredaas bedrijfsleven niet overgenomen door overheidsapparaat; ‘sociale verzet’; gewapend verzet; diverse verzetsgroepen;
‘Delta’ als overkoepelend orgaan; ‘Vloeiweide’-drama. 325
7d : De Bevrijding: Breda wordt weer bedreigd; snelle bevrijding; felle gevechten in noordoost-hoek; geen Engelsen maar Polen als bevrijders; aantallen oorlogsslachtoffers;
bevrijdingsfeesten; generaal Maczek; zuiveringen en ‘bijltjesdag’. 328
8 : Slotbeschouwing 332

Literatuur over de geschiedenis van Breda, bijzonder voor de periode 1795-1960 337

Index 351


VOORWOORD
Na de uitgave in 1977 van het tweede deel van de Geschiedenis van Breda, 1568-1795, en de heruitgave in 1976 van het eerste deel, tot 1568, ging de toenmalige
redactiecommissie met instemming van de opdrachtgever, het college van burgemeester en wethouders, voort met haar werkzaamheden, namelijk de voorbereiding
en publicatie van het derde deel over de Bredase historie, 1795-1960. Thans bestaat een moderne uitgave, die chronologisch de gehele stadsgeschiedenis bestrijkt met
uitzondering van de meest recente periode, maar die thematisch uiteraard niet volledig uitgewerkt kon worden.

De redactie heeft zich bij haar werk beziggehouden met onder meer de opstelling van schema’s van te behandelen onderwerpen, het doorlichten van de aanwezige lite-
ratuur en het beschikbare archiefmateriaal, en het afnemen van interviews. Hierbij kon zij steeds een beroep doen op de Gemeentelijke Archiefdienst. Zeker speelde
hierin mee dat van oudsher de gemeentearchivaris tevens als redactielid optrad. Gedurende het project werd de bereidwillige hulp en steun ontvangen van een grote
groep tijdelijke en vaste archiefmedewerkers, van individuele redactieleden en van vele vrijwilligers; allerlei kleinere en grotere onderzoeksopdrachten in kranten,
gemeenteverslagen en andere bronnen werden uitgevoerd.

Het benaderen van mogelijke auteurs voor het boek leverde amper resultaat op. Het tijdrovende vooronderzoek en de uiteindelijke afwerking schrokken de plaatselijke
historici kennelijk te zeer af, terwijl de beoefening van de eigen stadsgeschiedenis onvoldoende aantrekkingskracht leek te hebben op hen. Van de gepolste personen
boden slechts enkele daadwerkelijke steun aan. Daarom werd afgeweken van de aanpak zoals gevolgd bij de totstandkoming van de beide eerste delen. Niet een
groep van in wezen amateur-historici (althans van historici in vrije tijd), maar één schrijver, drs. M.J.M. Duijghuisen, is thans allereerst verantwoordelijk voor het
eindproduct. Nadat de redactiecommissie het Bredase gemeentebestuur van het belang van het project had overtuigd, heeft hij in dienst van de gemeentelijke overheid
gedurende drie jaren hieraan kunnen werken. Daardoor kreeg toch het tijdens de Tweede Wereldoorlog met geestdrift opgezette plan voor een complete stadsgeschie-
denis voltooiing.

De taak van de redactiecommissie wijzigde zich met dit al opnieuw, bij de totstandkoming van het eerste deel vormden de auteurs zelf de redactie, stemden zij aldus
de afzonderlijke hoofdstukken op elkaar af en verzorgden zij gezamenlijk de publicatie; bij het tweede deel vervulde de redactiecommissie de rol van animator voor
de in vrije tijd studerende en schrijvende auteurs, bewaakte zij een zekere mate van uniformiteit in benadering en trad zij in het vereiste geval als corrector op.
De inleidingen op de beide eerste delen getuigen van dit verschil in aanpak. Deze keer moest de redactiecommissie uitzien naar een geschikte auteur en kon zij zich
beperken tot het zich op afroep beschikbaar stellen voor commentaar, te meer daar de wetenschappelijke begeleiding primair bij de oud-Bredanaar prof. dr. P.M.M. Klep
berustte en de redigerende arbeid hoofdzakelijk aan de gemeentearchivaris drs. P.M. Toebak toeviel.

Het schrijven van een stadsgeschiedenis van de periode na 1795 geeft specifieke problemen. Verliepen tot dan toe de lokale ontwikkelingen nog enigszins autonoom, na
het genoemde jaar bleek hiervan steeds minder. En op den duur was daarvan zelfs helemaal geen sprake meer. Zowel het hechtere Nederlandse staatsverband als de na-
tionale, ja internationale betrekkingen op velerlei terrein bewerkten dit. Op verschillende manieren kan men een stadsgeschiedenis schrijven. De auteur heeft gekozen
voor een niet-institutionele aanpak. Lokale grootheden en instellingen krijgen daardoor minder aandacht. Daar staat tegenover dat bepaalde structurele ontwikkelin-
gen extra reliëf krijgen: grote lijnen en kaders, waarbinnen de optredende groepen en personen hun handelingen verrichtten en denkbeelden ontwikkelden.

De auteur en de redactiecommissie hadden op voorhand gekozen voor een integrale geschiedschrijving per tijdsblok. Ieder hoofdstuk zou een bepaalde periode behan-
delen, met inachtneming van de sociaal-economische, demografische, staatkundige, religieuze, culturele enz. aspecten. Gezien de relatief korte voorbereidingstijd is die
evenwichtigheid niet bereikt. Bovendien was de beschikbare ruimte aan tekstpagina’s in het uit te geven boek beperkt. Er bestaan nog vele lacunes in de Bredase
historiografie die door dit overzichtswerk niet worden opgevuld. De geschiedenis van Breda is met dit boek dan ook geenszins voltooid. Hoeveel bronnenmateriaal
ligt niet nog te wachten op bewerking! En hoe verschillend pakken nieuwe generaties historici dezelfde thema’s niet aan! De delen I, II en III van de Geschiedenis van
Breda op rij gezet bewijzen dit genoegzaam.

Thans is het derde deel van de Geschiedenis van Breda gereed. Met dit resultaat beschouwt de redactiecommissie haar taak als beëindigd: een meerdelig handboek tot
stand te brengen over de Bredase geschiedenis vanaf de vroegste periode tot aan 1960. Zij kan slechts de hoop en verwachting uitspreken dat het voorliggende boek
aanzet zal zijn tot verder onderzoek en stedelijke geschiedschrijving. De commissie dankt speciaal de gemeentelijke overheid, voor het vertrouwen dat deze in haar stel-
de en voor de beschikbaar gestelde garantiesubsidie. Hopelijk ziet mede de Bredase bevolking het belang van een publicatie als deze in.
De Redactie

INLEIDING
De opzet van dit derde deel van de Geschiedenis van Breda verdient nadere toelichting daar hu enigszins ongebruikelijk is. Nog in het begin van 1984 beoogde de re-
dactiecommissie volgens een geheel andere opzet te werk te gaan. Wat lag er ook meer voor de hand dan voort te gaan op de manier van deel II? De beproefde en
respectabele werkwijze was zoveel mogelijk archiefmateriaal te doen bewerken tot goed onderbouwde geschiedenissen van allerlei facetten van het Bredase verleden
Immers, één van de specifieke kenmerken van historisch onderzoek is het integreren van grote hoeveelheden verspreide en disparate documenten in een verhaal of een
uiteenzetting.

Een blik op het voorradige archiefmateriaal moet de redactieraad soms toch wel wat moedeloos hebben gemaakt. De delen I en II waren gebaseerd op de bewerking van
een kleine selectie uit 350 strekkende meters Bredaas archief, plus uit het nodige materiaal berustend in ’s-Gravenhage, Brussel, ’s-Hertogenbosch en elders. Vele the-
ma’s waren noodgedwongen onbesproken gebleven. Wat moest er dan nu gaan gebeuren? De auteurs van deel III konden steunen op het dubbele aantal meters, en
zeker wel het vierdubbele wanneer men de niet-overgebrachte, particuliere en niet Bredase archieven meetelde. Zou men op de oude voet doorgaan, dan zou deel III
minstens vier en misschien wel acht of tien banden gaan omvatten. Daar was geen beginnen aan. Er moest geselecteerd worden, er moesten hoofdthema’s en thema’s
van ondergeschikt belang worden onderscheiden. Een moeilijke zaak.

Toch bleek de redactie er in 1984 in geslaagd, op basis van twee gedetailleerde werkschema’s van respectievelijk mgr. dr. J.L.M. de Lepper en dr. F.A. Brekelmans, een
praktisch kader te ontwerpen met negen thematische hoofdstukken en enige tientallen richtvragen betreffende allerhande interessante specifieke thema’s uit de
negentiende- en twintigste-eeuwse stadsgeschiedenis. Gedacht werd aan twee boekdelen van ieder circa driehonderd bladzijden en aan de effectieve inzet van een flink
aantal externe auteurs, medewerkers van de Gemeentelijke Archiefdienst en van vrijwilligers.(1) Gaat men uit van de vuistregel dat tien gedrukte pagina s geschied-
schrijving op basis van archiefmateriaal en wetenschappelijke literatuur gemiddeld ongeveer zes werkweken in beslag nemen aan zoeken, selecteren, doornemen van het
materiaal, het maken van aantekeningen, ordenen, bewerken en schrijven, dan kan men zich een indruk vormen van de enorme omvang die het project nog steeds had:
ongeveer acht jaar werk, te verdelen over een tiental auteurs!


In opdracht van de redactiecommissie voerde drs. R.A.M.C. Moulen Jansen begin 1984 een belangrijk nader onderzoek uit naar het beschikbare materiaal over de
Bredase stadsontwikkeling (1851-1984). Zijn werk sloot aan op een initiatief van dr. J.P.A. van den Dam (de toenmalige gemeentesecretaris van Breda) en prof. dr.
P.M.M. Klep (hoogleraar in de economische en sociale geschiedenis aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen), teneinde te komen tot een vergelijkende studie
naar de ‘prestaties’ van de Brabantse steden in de negentiende en twintigste eeuw.
In deze tijd draaide ook een vrijwilligersproject(2), dat een grote verscheidenheid aan onderzoeksresultaten opleverde. De heer Moulen Jansen schreef een degelijk rap-
port, zich concentrerend op een aantal werkzame factoren in de stadsontwikkeling.(3) Na zijn vertrek zette drs. M.J.M. Duijghuisen aan de Katholieke Universiteit
van Nijmegen gedurende een jaar de verkenningswerkzaamheden voort. Intussen bleek de uitvoering van het ambitieuze plan van de redactieraad op grote praktische
problemen te stuiten. Het werven van auteurs die later een (onderdeel van een) hoofdstuk zouden moeten schrijven, viel bitter tegen.

Na het nodige beraad legden de heren Duijghuisen en Klep in oktober 1985 een drastisch herzien plan aan de redactieraad voor. Zij stapten af van de oorspronkelijke
thematische opzet. De geschiedenis van Breda vanaf 1795 zou per periode behandeling moeten krijgen, met aandacht voor aspecten als de mentaliteit, de economie,
de sociale omstandigheden en de politiek. De opzet werd thans ambitieus op een andere manier: het trekken van hoofdlijnen van een samenhangende maatschappelijke
geschiedenis van Breda. De omvang werd teruggebracht tot driehonderd bladzijden: een bondig boek als uitgangspunt voor verder onderzoek.(4) De voorbereiding en uit-
voering zouden ongeveer vier jaar in beslag nemen, nog afgezien van de administratieve ondersteuning in ruime zin. Na uitvoerige bespreking werd het ontwerp door
de redactieraad goedgekeurd, doch het uitvoeringsprobleem bleef vooralsnog onopgelost.

Nu de redactieraad geen auteurs kon vinden die zich gedurende langere tijd konden vrijmaken voor het feitelijke onderzoek, spande deze zich tot het uiterste in om een
financiële oplossing te vinden. In de zomer van 1986 kreeg het onzekere voortbestaan van het project aandacht in de plaatselijke pers. De heer Brekelmans hield een
vurig pleidooi voor een gemeentelijke subsidie(5), terwijl andere redactieleden achter de schermen hun invloed aanwendden. Succes bleef niet uit.(6) De gemeentelijke
overheid maakte het mogelijk de patstelling te doorbreken en tot uitvoering over te gaan. Het boek diende echter eind 1989 al bij de drukker te liggen. Drie jaar de tijd
dus, nog een jaar minder dan voorzien! Drs. Duijghuisen werd belast met de concrete uitvoering van het vele onderzoek en het schrijven van de tekst. De redactieraad
stelde prof. Klep aan als wetenschappelijk adviseur voor de verdere ontwikkeling van de probleemstelling, betoogtrant en interne samenhang en voor een globale visie
op de geschiedenis van de stad Breda. Bovendien nam hij de nabeschouwingen voor zijn rekening.

Aldus was de opzet van deel III betrekkelijk snel geëvolueerd van een langdurig project met vele auteurs, zich grondig verdiepend in een aspect van de Bredase geschie-
denis, naar een kortlopend project met één auteur; zonder de ambitie van volledigheid, maar met het idee een eerste visie op de jonge Bredase stadsgeschiedenis als
geheel te ontwikkelen. Inderdaad een basis voor discussie en voortgezet onderzoek. Er moest bovendien onder grote tijdsdruk gewerkt worden. Begin 1988 legde de au-
teur de redactieraad reeds een tekst voor met een uitgewerkt globaal beeld over de gehele periode 1795-1960. De redactieraad gaf aan waar accenten mogelijk anders
gelegd konden worden, en sprak bij herhaling de hoop uit dat nog zoveel mogelijk (tijdverslindend!) archiefonderzoek werd ondernomen. Een aantal vrijwilligers, een
zevental medewerkers van de Gemeentelijke Archiefdienst en de redactieleden jhr. drs. F.A. von Schmid en dr. J.P.A. van den Dam leverden waardevolle bijdragen.(7)

Een belangrijk praktisch probleem bij het verwerken van de gegevens en het schrijven van het boek bleek de spanning tussen het algemene beeld en het detail te zijn.
De auteur streefde naar een zekere gelijkmatigheid in de behandeling van de stof: grote lijnen gecombineerd met een beperkt aantal gedetailleerde uitweidingen. Deze
uitweidingen konden niet talrijk zijn, maar waren onontbeerlijk wegens de couleur locale die zij nu eenmaal bieden. Zo kwam de auteur meer dan eens tot de conclusie
dat bestaande detailstudies eigenlijk minder in aanmerking kwamen voor verwerking dan urgentere thema’s die nog helemaal niet onderzocht waren! Typisch de
problemen van een beknopte synthese. Ondergetekenden geven toe, dat het niet altijd gelukt is om alle belangrijke en geplande onderdelen die plaats te geven waarop
zij recht hadden. Het materiaal was daarvoor te omvangrijk en de beschikbare tijd te kort. En natuurlijk zijn er duizenden kleine thema’s te verzinnen waarover men
niets zal vernemen. Moge dit grote-lijnenboek zodanig tot kritiek, en verder onderzoek prikkelen, dat de acht of tien banden over de geschiedenis na 1795 ooit nog
eens werkelijk tot stand komen! Dat zou geen slecht effect zijn.

Speciale dank gaat uit naar de reeds genoemden, maar niet vergeten mag worden ook de volgende (ex-)medewerk(st)ers en vrijwilligers van de Gemeentelijke Archief-
dienst apart te vermelden: J.M.L. Bastiaansen, ing. H.C.F Bogaerts, J.C. Buitendijk, C.M.C. Buijsen, D. Dooremans, M.I. Ellert, B.C.M. Hoeks, drs. H.M.M.
Huijgens-Van Kollenburg, G.G.A.M. Otten, D.P.J. van Riel, A.L. Schets, H. Tigelaar, A.L.J. Verschuuren, J.M.F. IJsseling, drs. H.D. Wessels en M.L.W.H. van
den Wijngaard. Behalve de respectieve gemeentearchivarissen, mr. M.W. van Boven en drs. P.M. Toebak, hebben zij een werkelijk onmisbaar aandeel gehad aan het
totaal der werkzaamheden: een deel van de inhoudelijke voorbereiding en beoordeling, het leeuweaandeel van de redigerende arbeid, de nagenoeg volledige keuze van
het beeldmateriaal, de controle van het notenapparaat, de samenstelling van de bibliografie, de indexering en de complete administratieve ondersteuning. Zonder hen
zou het tot drie jaren ingeperkte project nooit op tijd en met dezelfde kwaliteit zijn afgerond.

drs. M.J.M. Duijghuisen
prof. dr. P.M.M. Klep




(1)Informatie voor de auteurs van het project Geschiedenis van Breda, 1795-ca 1960 (1984).

(2). Hieraan namen actief deel: J. Ansems, C. van den Assum, J. Bader, B. Beusenberg, J. van Buel, E. Bos, J. Bouwes, C. Bovenberg, K. van Brink, M. Brongers-Alberts,
C. Coenders, M. Dijkstra, G. van Donschot, F. Elias, J. Eygenraam, W. Frijters, G. van Gaaien, mevr. Geene, C. Gelens, M. Grosfeld-Van Beekhoven, S. Haans, J. Heijbroek,
J. Jansen, H. Jansen, J. Knippels, L. Knitel, A. Koppers, W. Laarakker, A. Laenen, W. Leideritz, C. Lohmann, J. van der Made, J. Maramis, H. van der Meer de Walcheren,
W. Meyer, B. Mittelmeijer, H. Munljewerff, C. van Nijnanten, H. Omstein, E. Poiesz, Y. Postma, P. Receveur, C. Reijnders, F. Roelvink, A. van Rijsewijk, J. Sadeé,
A. Scheffer, E. Schouten, J. Schuiten, J. Schutte, L. Smedinga, P. van de Steenhoven, E. Stevens, H. Stevens, C. ten Teije, J. Ver-
heij, J. Vleugels, W. van der Voort, J. de Waard en G. Wiegerink-De Jong.

(3). Onderzoek naar de sterfelijke ontwikkeling van Breda (1851-1984). Op 5 oktober 1984 gaf hij over hetzelfde onderwerp een lezing op de Brabantse Archivarissendagen
te Dussen.

(4). M.J.M. Duijghuisen en P.M.M. Klep, Ontwerp voor een geschiedenis van Breda, 1795-1975 (Nijmegen, 1985).

(5). Zie: De Stem, 16 augustus 1986 en 20 augustus 1986.

(6). Zie: ibidem, 21 augustus 1986.

(7). Rapporten werden vervaardigd door M. Broos, Aantekeningen over de spoorwegaanleg gedurende de negentiende eeuw; J van den Dam, Aantekeningen over twee decennia
werkloosheid c.a in Breda (1919-1939); H Huijgens-Van Kollenburg, Belgische vluchtelingen in Breda tijdens de Eerste Wereldoorlog; R. de Jong, Opkomst katholieke
groeperingen binnen Breda in de tweede helft van de negentiende eeuw; G. Olten, Ontman eling en uitleg der stad, 1865-1880; idem, Stedebouwkundige ontwikkeling van Breda,
1880-1930; F von Schmid Ontsluiting interviews afgenomen in de periode 1980-1986; L. Stulemeyer-Asselbergs, Rederijkerskamer Vreugdendal , E. Tigclaar, Kerkelijk leven
negentiende en twintigste eeuw- H Wessels, Verslag religieus-politieke verhoudingen in de tweede helft van de negentiende eeuw; idem. Ambtenarenapparaat van Breda in
de negentiende en twintigste eeuw.

Boekhandel Gianotten Breda;  
 

28. Boeknummer: 00413  
Bij ons moeder en ons Jet. Brabantse vrouwen in de 19e en 20ste eeuw.
Historie -- Brabant, algemeen           (1989)    [Maria Grever, A. van der Veen]
Bij ons moeder en ons Jet.
Brabantse vrouwen in de 19de en 20ste eeuw

ONDER REDACTIE VAN MARIA GREVER EN ANNEMIEK VAN DER VEEN

Inhoud
Voorwoord 7

Inleiding 8
Maria Grever en Annemiek van der Veen

Niet in haar kraam te pas. Kindermoord in het departement Brabant, speciaal in het arrondissement ’s-Hertogenbosch, 1811-1838 13
Maria Grever

Geen lusten zonder lasten. Huwelijk, seksualiteit en geboorten op de Kempense zandgronden, 1850-1940 34
Jannie van Lieshout en Betty Rikken

Een boek lezen was tijd verknoeien. Meisjesonderwijs en vrouwenarbeid inHelmond en de Peel, 1918-1940 51
Annette Mevis

Bruiden van Christus, moeders van de armen. Geloofsleven en werkzaamheden van de zusters van de Choorstraat, 1820-1875 78
José Eijt

Van jonge juffrouwen en kwekelingen. Katholieke meisjeskostscholen in de eerste helft van de twintigste eeuw 100
Marieke Hilhorst

Roeien, baren en in de arbeid zijn. Vroedvrouwen in Noord-Brabant, 1880-1960 122
Marga Pruijt

Een huwelijk is het einde van je carrière. Drie Brabantse journalistes bij De Tijd en de Volkskrant, 1945-1965 143
Janneke Riksen

Literatuur 160

Gegevens over de auteurs 167


Voorwoord
Sedert 1986 organiseert de stichting Brabantse Regionale Geschiedbeoefening (BRG) een lezingencyclus rond het thema ‘Brabantse vrouwen in het
verleden’. In de lezingen wordt aan de hand van onderwerpen als moederschap, arbeid en religie een overzicht gegeven van het leven van Brabantse
vrouwen in de negentiende en twintigste eeuw.
Op veelvuldig verzoek is een aantal van deze lezingen nu gebundeld in de uitgave Bij ons moederen ons Jet. Alle artikelen zijn gebaseerd op recent afgeslo-
ten onderzoek aan de universiteiten van Nijmegen en Tilburg. De onderzoeksresultaten zijn voor het merendeel niet eerder gepubliceerd.
Het boek biedt uiteraard geen volledige geschiedenis van alle Brabantse vrouwen in de laatste tweehonderd jaar. Daartoe bestaan te veel verschillen tussen
bijvoorbeeld vrouwen op de oostelijke zandgronden en de westelijke kleistreken en tussen vrouwen uit de arbeidersklasse en zij die in de betere
milieus leefden. Desondanks biedt de bundel voldoende diversiteit om een indruk te krijgen van de positie van vrouwen in Noord-Brabant.
Dit boek is bestemd voor allen die geïnteresseerd zijn in de geschiedenis van vrouwen en/of de geschiedenis van Brabant. Daarnaast is de bundel met
name bedoeld voor leerkrachten die op deze wijze kennis kunnen maken met een stukje Brabantse vrouwengeschiedenis. Het onderwijskatern, dat in een
afzonderlijke editie van de stichting BRG is opgenomen, maakt het boek ook in de klas heel goed bruikbaar.
De stichting BRG zal in de toekomst nieuwe onderzoeksgegevens over Brabantse vrouwen in het verleden via lezingen blijven presenteren. Nadere
informatie hieromtrent is verkrijgbaar via postbus 1104, 5200 BD ’s-Hertogenbosch, tel. 073-146193. Op dit adres is tevens de bij het onderwijskatern
behorende docentenhandleiding verkrijgbaar.
Op deze plaats wordt in het bijzonder José Eijt bedankt voor de redactionele medewerking die zij verleende bij de eindfase van het boek en Han Ebberink
voor zijn didactische adviezen bij het onderwijskatern.
Annemiek van der Veen,
provinciaal historicus

Walburg Pers, Stichting voor Brabantse Regionale Geschiedbeoefening;  
 

29. Boeknummer: 00417  
Het gemengde landbouwbedrijf op de zandgronden in Noord-Brabant 1886-1930
Historie -- Plattelands- en boerenleven           (1992)    [A.H. Crijns, F.W.J. Krielaars]
Het gemengde landbouwbedrijf op de zandgronden in Noord-Brabant 1886-1930

INHOUDSOPGAVE
VERANTWOORDING V
BRONNENPUBLIKATIES EN LITERATUUR XXV
LIJST VAN TABELLEN XXXII
LUST VAN KAARTEN XXXVI
LUST VAN AFBEELDINGEN XXXVII

Deel A.:
VANUIT EEN CRISIS NAAR EEN BETERE TIJD

Hoofdstuk 1 UIT EEN DIEP DAL KRUIPT DE LANDBOUW NAAR BOVEN
Hoofdstuk II GROND EN GRONDGEBRUIK
Hoofdstuk III DE VEESTAPEL
Hoofdstuk IV BEDRIJVEN IN VERANDERING

Deel B
VOORUITGANG ONDANKS TEGENSPOED

Hoofdstuk V INSTELLINGEN TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW
Hoofdstuk VI OVERHEIDSZORG VOOR DE LANDBOUW
Hoofdstuk VII BESTEMMING EN INRICHTING VAN GRONDEN EN AGRARISCH GRONDGEBRUIK
Hoofdstuk VIII DE VEESTAPEL IN ONTWIKKELING
Hoofdstuk IX BEDRIJVEN, BOERDERIJEN EN INRICHTING
Hoofdstuk X RENDEMENT EN FINANCIËLE RESULTATEN

SLOTBESCHOUWING 379
Economische en politieke omstandigheden en maatschappelijke veranderingen speelden een rol 379; een periode waarin veel ge-
beurde, gemengde bedrijven konden uitgroeien tot veredelingsbedrijven 379; de overheid ging zich bezighouden met de landbouw,
onderwijs, onderzoeken voorlichting kwamen tot ontwikkeling 380; een andere krachtcentrale voor de boeren was de opkomst en snelle
groei van het georganiseerde bedrijfsleven 381; de coöperatieve beweging kwam van de grond met velerlei activiteiten 381; het ge-
bruik van kunstmest maakte ontginnen mogelijk voor de uitbreiding van bouwland en grasland 382; door een betere voederpositie in
herfst en winter kon de sopketel voor het rundvee verdwijnen 382; de veestapel nam toe en het tuinbouwareaal werd regelmatig uitge-
breid 383; er kwamen meer bedrijven, aanvankelijk nam de pacht toe maar na 1910 steeg de eigendom 383; kunstmestgebruik bete-
kende tevens het einde van de potstal 384; veranderingen in de bedrijven leidden tot arbeidsverlichting 384.
Het tijdperk van 1850 tot 1885 was de aanloopperiode naar een nieuwe tijd. Daarna kwamen zoveel veranderingen en vernieuwin-
gen op gang dat met recht kan worden gesproken van een periode die van historische betekenis was 384; ontwikkelingen builen en
rond de bedrijven werden door de boeren in het Brabants zandgebied gemakkelijker en eerder aanvaard dan veranderingen en aan-
passingen binnen de bedrijven 384.

INDEX VAN GEOGRAFISCHE NAMEN 391
INDEX VAN PERSOONSNAMEN 397
CURRICULA VITAE 401


VERANTWOORDING
Keuze van. tijdvakken voor indeling
In het vorige boek over het gemengde landbouwbedrijf op de zandgronden in Noord-Brabant werd het jaar 1885 als eindpunt genomen. De laatste zin in het 'Woord
vooraf’ luidde toen: ”Het boek is af maar het werk is nog niet klaar.” Dat hield een belofte in voor de lezer. Vier jaar later is het zover; voor u ligt het tweede boek, waar
in de ontwikkeling van het gemengde bedrijf tot 1930 wordt beschreven.
Waarom werd 1885 als eindjaar van het vorige en 1886 als startjaar van het nieuwe boek gekozen? Er waren twee belangrijke redenen voor. Rond die tijd leefde en
werkte de laatste generatie van boeren die geheel op eigen kracht was aangewezen.
Zij moest het doen zonder eigen organisatie, coöperaties en overheidsbemoeiing van enige betekenis. Er was weliswaar een bewustwordingsproces op gang gekomen dat
het anders zou moeten, maar de boer op het zand bleef voorlopig kiezen voor het oude en vertrouwde en de veiligheid van de beslotenheid. Nieuwigheden in bedrijfs-
verband maakten hem onzeker. Er kwam weliswaar wat meer vee en het bouwplan ging veranderen, maar akkerbouw, zelfvoorziening, potstal en mestproduktie bleven
vooralsnog een belangrijke rol spelen. Het bleef tot 1885 een aanloopperiode naar een nieuwe tijd. Verder brak rond 1880 een langdurige landbouwcrisis uit, die eerst
de akkerbouw maar enkele jaren later ook de veehouderij zou treffen. De gevolgen van de crisis waren mede van invloed op veranderingsprocessen en ontwikkelingen
die zich na 1885 gingen voltrekken. Maar voorlopig zag het er niet rooskleurig uit.
Men maakte zich ernstige zorgen over de toekomst van de Nederlandse landbouw. In 1886 werd een Commissie van Landbouw ingesteld, die adviezen moest uitbrengen,
hoe de neergaande lijn kon worden gekeerd en de positie van de landbouw en de bedrijven kon worden versterkt. Dat was uiteraard ook van belang voor de Brabantse
landbouw en daarom begint dit boek met het werk van de Commissie.
Het tijdvak dat nu beschreven wordt loopt door tot 1930. Waarom werd dit als eindjaar genomen? In 1929 brak een ernstige crisis op wereldschaal uit die, evenals
in 1880, in de agrarische sector begon bij de akkerbouw. Tot 1930 kende de veehouderij nog weinig problemen. Maar kort daarna was de crisis algemeen en de land-
bouw ging opnieuw een onzekere periode tegemoet. Weliswaar trad na een aantal jaren enig herstel op maar kort daarna begon de Tweede Wereldoorlog. Crisis en oor-
log tussen 1930 en 1945 was een abnormale tijd waarin maatregelen van de overheid goeddeels de mogelijkheden van de bedrijven bepaalden. De echte ontwik-
kelingen van de landbouw en de gemengde bedrijven op de zandgronden had daarvoor plaatsgevonden. Daarom was het beter om in 1930 te stoppen. Het bedrijfstype,
dat toen was ontstaan, was er ook nog in 1950.
Evenals het vorige boek bestaat ook deze uitgave uit 2 delen. Er moest tussen 1885 en 1930 een jaartal worden gevonden waarin zo mogelijk een ontwikkelingsperiode
werd afgesloten en een andere ging beginnen. In 1895 was het dieptepunt van de crisis weliswaar voorbij, maar het duurde tot 1900 voor het echt beter begon te worden.
Intussen diende zich in de agrarische sector diverse ontwikkelingen aan die ook na 1900 doorgingen. De komst van boterfabrieken, de NCB, aankoopcoöperaties,
boerenleenbanken en tuinbouwveilingen volgden elkaar in snel tempo op. Het was opvallend met welk gemak de kleine zandboeren deze vernieuwingen buiten het
eigen bedrijf oppakten. Deze werden veel eerder aanvaard dan veranderingen in bedrijfsverband zoals het gebruiken van kunstmest. Daar speelde het vasthouden aan
de traditie nog een heel belangrijke rol. Maar wat later gingen ontwikkelingen buiten het bedrijf stimulerend werken op veranderingen binnen de bedrijfsvoering.
In 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit. De verwachtingen waren somber en het lag voor de hand om dit jaartal aan te houden als scheiding tussen de delen A en B.
Maar aanvankelijk viel het nogal mee en veel ontwikkelingen gingen gewoon door. Bij het bestuderen en bewerken van het voorhanden zijnde cijfermateriaal bleek ook
1910 een belangrijk jaar te zijn. Enerzijds werd toen voor het eerst uitgegaan van landbouwgebieden in plaats van de landbouwstelsels van Staring die voordien wer-
den gebruikt. Verder had de oude veetelling afgedaan en in 1910 werd voor het eerst het vee geteld volgens een nieuwe opzet en op een andere tijd van het jaar.
Vooral voor tellingen die slechts om de tien jaar werden gehouden gaf dat problemen voor de schrijvers. Beide jaartallen waren belangrijk en ertussen in lag een over-
gangsgebied tussen de delen A en B. Bij de bewerking van de hoofdstukken hebben zij de inhoud ervan zo op elkaar afgestemd, dat zonder overlapping een goede aan-
sluiting werd verkregen.

Voor wie geschreven ?
In het vorige boek werd de doelgroep van lezers als volgt geformuleerd: Allereerst voor de boeren van nu en voor de velen die zich verbonden voelen met de Brabantse
landoouw. Maar uiteraard ook voor allen die belangstelling hebben voor geschiedkundige ontwikkelingen in Noord-Brabant. Zeker nu de verwerkte materie wat
dichterbij komt is het van groot belang dat de boeren kennis kunnen nemen van een historische periode die zo bepalend was voor hun verworvenheden van vandaag.
Op 1 november 1891, nu 100 jaar geleden, werd Petrus van Hoek benoemd tol eerste Rijkslandbouwleraar voor Noord-Brabant. Een titel die later vervangen werd
door Rijkslandbouwconsulent. Zijn betekenis voor de ontwikkeling van de Brabantse landbouw wordt verderop in het boek geschetst. Hij zorgde o.a. voor de opleiding
van landbouwonderwijzers en dat betekende een doorbraak omdat toen ook meer cursussen konden worden gegeven. Ook na zijn vertrek uit Noord-Brabant in 1901
ging deze ontwikkeling door en in 1930 had practisch ieder dorp een en soms meer landbouw- en/of tuinbouwonderwijzers. Velen van hen waren actief in de dorps-
gemeenschap en vertrouwensman van de boeren. Daarom wordt het boek opgedragen aan de nagedachtenis van P. van Hoek en de groep van landbouw- en tuinbouw-
onderwijzers. Zij hebben niet alleen veel betekend voor de Brabantse land- en tuinbouw maar bovendien bewaren oudere boeren en tuinders nog goede herinneringen
aan hun meester.

Tot besluit
Ook bij het maken van het tweede boek werden we in sterke mate gesteund en gestimuleerd door prof. H. van den Eerenbeemt van de KUB en drs. A. Heijmans van
de NCB. Dat de Stichting Zuidelijk Historisch Contact samen met de NCB ons werk gaat publiceren geeft ons weer veel voldoening. Een bijzondere inbreng had ir.
K. Oomen uit Zwolle die belangrijk uitgangsmateriaal van het gemengde bedrijf van zijn grootvader uit Teteringen heeft bewerkt en beschikbaar gesteld. Hij deed dit aan
de hand van opgeschreven jeugdherinneringen van zijn vader en zijn grootvader had gedurende 10 jaar een boekhouding bijgehouden. Naast alle andere informatie had-
den we daarmee een voorbeeld uit de praktijk als waardevolle aanvulling op alle beschouwingen.
Van onze beide echtgenoten hebben we opnieuw ruimte en steun gekregen om ons terug te trekken in de studeerkamer. Medewerkers van de KUB hielpen ons bij het
zoeken en vinden van de benodigde literatuur. Het typewerk werd verzorgd door Myriam Crijns, Marian van Kaam, Pat Kriellaars en Christine van Lingen. De steun
van allen die hiervoor genoemd zijn was voor ons onmisbaar. Daarvoor onze bijzondere dank.
In goed overleg is besloten om niet samen verder te gaan met het schrijven van boeken. Van de andere kant is het werk niet helemaal klaar. De opdracht die we ons
gesteld hadden, was, te zoeken naar de wortels van het kleine gemengde bedrijf op de zandgronden in Noord-Brabant. En de ontwikkelingen te volgen naar het veege-
richt veredelingsbedrijf. Dat was in 1930 al goeddeels het geval en we hopen die opdracht naar de lezers toe goed te hebben uitgevoerd.
Ook na 1930 maakten de boeren met hun bedrijven nog moeilijke en zelfs kommervolle tijden door, maar vanaf 1945 werd de draad weer opgepakt. Hel was de-
zelfde ontwikkelingsrichting die al vanaf het begin van deze eeuw was ingeslagen.
1 november 1991
A.H. Crijns - F.W.J. Kriellaars

Stichting Historisch Contact Tilburg;  
 

30. Boeknummer: 00422  
Inventaris van de archieven van de Nieuwstraat Katholiek Huishoud- en Nijverheidsonderwijs te Breda 1918-1983
Onderwijs -- Algemeen           (1997)    [G.W.G. van der Heijden]
Inventaris van de archieven van de Nieuwstraat Katholiek Huishoud- en Nijverheidsnderwijs te Breda 1918-1983

INHOUDSOPGAVE

VOORWOORD

INLEIDING 1

I. DE NIEUWSTRAAT, 1850-1925; DE ZUSTERS VAN ROOSENDAAL EN HET BEGIN VAN HET HUISHOUDONDERWIJS TE BREDA EN OMSTREKEN 2
De totstandkoming van de R.K. Huishoud- en Industrieschool voor Breda en Omstreken 4

II. DE NIEUWSTRAAT, 1925-1951; DE R.K. HUISHOUD- EN INDUSTRIESCHOOL VOOR BREDA EN OMSTREKEN 6
Bestuur en bestuursleden 6
Directie en onderwijzend personeel 9
Het onderwijs vóór de Tweede Wereldoorlog 10
De filialen 13
Het filiaal Leuvenaarstraat 13
De filialen Hero en Kwatta en de samenwerking met de H.K.I. 13
De leraressenopleiding 17
Het onderwijs tijdens de Tweede Wereldoorlog 18
De plaats van het huishoudonderwijs in de periode vlak na de
oorlog 19
Nieuwe opleidingen 21
Het schoolgebouw 22

III. DE NIEUWSTRAAT, 1951-1969; R.K. HUISHOUD- EN NIJVERHEIDSSCHOOL MARIA ASSUMPTA 23
Bestuur en bestuursleden 23
Directie en onderwijzend personeel 24
Het onderwijs 25
Het schoolgebouw 27
Meer scholen onder het bestuur 27
De leraressenopleiding 29
De Mater Amabilis School 30

IV DE NIEUWSTRAAT, 1969-1980; KATHOLIEKE SCHOLENGEMEENSCHAP DE NIEUWSTRAAT 33
Bestuur en bestuursleden 33
Directie en personeel 34
Het onderwijs 35
Het schoolgebouw 37
De afbouw van de leraressenopleiding 39

V. DE NIEUWSTRAAT, 1980-1983; KATHOLIEKE SCHOOL VOOR M.B.O. 40
Bestuur en bestuursleden 40
Het onderwijs 40

VI. DE ARCHIEVEN VAN HET BESTUUR EN DE DIRECTIE VAN DE KATHOLIEKE SCHOOL VOOR M.B.O. DE NIEUWSTRAAT EN HAAR VOORGANGSTERS, (1787) 1925-1983. 42
Verantwoording van de inventarisatie 42

INVENTARIS 45
Het archief van het bestuur van de Katholieke Onderwijs-stichting Breda en haar rechtsvoorgangsters, (1787) 1925-1983, waarin opgenomen stukken van het bestuur van de R.K. Vak- en Huishoud-
school v/h R.K. Meisjespatronaat in de parochie van de H. Barbara te Breda, 1916-1925.
45
A. STUKKEN VAN ALGEMENE AARD 45
A.1. Notulen 45
A.2. Jaarverslagen 45
A.3. Correspondentie 45
A. 4. Overige 47
B. STUKKEN VAN BIJZONDERE AARD 47
1. ORGANISATIE 47
1.1. Reglementering en bestuur 47
1.2. Vermogen 47
1.2.1. Subsidies 47
1.2.2. Leningen 48
1.2.3. Schoolgelden 48
1.2.4. Onroerende goederen 48
1.2.5. Roerende goederen 49
1.3. Financiën 49
1.3.1. Jaarstukken 49
1.3.2. Boekhoudkundige stukken 50
1.3.3. Overige 51
2. TAAKUITVOERING 52
2.1. Opzet en inrichting van het onderwijs 52
2.1.1. Algemeen 52
2.1.2. Huishoud- en Nijverheidsonderwijs
. ... 52
2.1.3. Leraressenopleiding
2.1.4. L.H.N.O./M.H.N.O. 52
2.1.5. M.B.O.
2.2. (Ver)bouw, beheer en huur van scholen en lokaliteiten 54
2.3. Zorg voor het schoolpersoneel 56
2.3.1. Aanstelling 56
2.3.2. Taakomschrijving 56
2.3.3. Salarisadministratie 57
2.3.4. Overige 57
2.4. Zorg voor de leerlingen 58
3. SAMENWERKING MET DERDEN 58
3.1. Bond van besturen van katholieke scholen voor beroepsonderwijs 58
3.2. Mater Amabilisschool 58
4. DOCUMENTATIE 59

Het archief van de directie van de Katholieke school voor M.B.O. DE NIEUWSTRAAT en haar voorgangsters,(1923) 1925-1983 (ca. 1987). 60
A. STUKKEN VAN ALGEMENE AARD 60
B. STUKKEN VAN BIJZONDERE AARD 60
1. DOCENTEN 60
2. LEERLINGEN 61
2.1. Werving en registratie 61
2.2. Vorderingen 63
2.3. Overige 64
3. FINANCIËN 64
4. OPLEIDINGEN/CURSUSSEN 64
4.1. Algemeen 64
4.2. Afzonderlijke opleidingen/cursussen 65
4.2.1. Akte Na 65
4.2.2. Mater Amabilisschool en avondcursussen 65
4.2.3. K.V./J.V. 65
4.2.4. Bejaardenhelpende en bejaardenverzorgende 66
4.2.5. Overige opleidingen/cursussen 66
5. LEERMIDDELEN 66
6. SAMENWERKING 67
7. GESCHIEDSCHRIJVING EN DOCUMENTATIE 67

BIJLAGE I 69
Bestuurs- en directieleden 69
BIJLAGE II 70
Kroniek 70
BRONNEN EN LITERATUUR 73
EINDNOTEN 75

VOORWOORD
We wennen snel aan zaken die ten opzichte van het verleden als zeer belangrijke maatschappelijke verworvenheden gelden, zoals schoon water, goede gezond-
heidszorg en goed onderwijs.

Toch waren er aan het begin van deze eeuw voor zeer grote groepen meisjes maar weinig mogelijkheden om na de lagere school vervolgonderwijs te krijgen. Het ka-
tholiek huishoud- en nijverheidsonderwijs in Breda heeft een duidelijke bijdrage geleverd om dit te verbeteren.
Om die reden meenden wij er goed aan te doen op basis van ons archief het Gemeentearchief te verzoeken de geschiedenis in beeld te brengen.

Formeel kwam met de vorming van Stichting Katholiek Middelbaar Beroepsonderwijs Bredeveld in 1983 een einde aan zelfstandig katholiek nijverheidsonder-
wijs. Maar de verworvenheden van dit onderwijs, telkenmale aangepast in de tijd, blijven behouden, ook na deze fusie en de daaropvolgende fusie met onder an-
dere MTS, Princenhof tot het Spectrumcollege (in 1990) en de daaropvolgende fusie tussen Spectrumcollege, Baronie-van-Breda-college en Omniumcollege (in
1996) en...

Tenslotte nog dit: Zoals ook onderwijs feitelijk gestalte krijgt door en slaagt als gevolg van de inzet van personen, is ook dit werkstuk tot stand gekomen dankzij in-
spanning van velerlei mensen. In het bijzonder zouden wij willen noemen mevrouw H.G.J. van de Vlasakker, voormalig directeur van 'de Nieuwstraat' en de
heer G. van der Heijden van het Gemeentearchief Breda.

Drs. PH. Jonkergouw
Voorzitter Stichting Schoolfonds Bredeveld.

INLEIDING
In het begin van de maand januari 1995 werden de gebouwen van de M.B.O.-school De Nieuwstraat, deel uitmakend van het Spectrum College, gesloopt, om
plaats te gaan maken voor de winkelgalerij De Barones. Daarmee kwam een einde aan vele jaren onderwijs in de Nieuwstraat. Jaren waarin verschillende vor-
men van onderwijs werden gegeven. Naar aanleiding van uitbreidingsplannen die Vroom en Dreesmann destijds had, trad al in 1973 het geruchtencircuit in wer-
king: De Nieuwstraat gaat verdwijnen, de school moet weg. Het duurde twintig jaar voor het werkelijk zo ver was. In die periode kreeg de school nog te maken
met allerlei veranderingen op onderwijskundig gebied.

Voor veel Bredanaars is de 'Nieuwstraat' een begrip en synoniem met de huishoudschool van de zusters van Roosendaal.
In de volgende hoofdstukken wordt aandacht geschonken aan het huishoud- en nijverheidsonderwijs zoals dat gedurende lange tijd gevestigd was in het pand
Nieuwstraat 22. Hiermee ontstaat een beeld van een vorm van specifiek onderwijs voor meisjes, zoals dat in ons land tot 1968 bestond en waaraan met de in-
voering van de Wet op het Voortgezet Onderwijs, de Mammoetwet, officieel een einde kwam. Afgezien van de katholieke visie op het gescheiden onderwijs voor
jongens en meisjes, bestond er een algemene mening over het meisjesonderwijs.
Dat onderwijs werd gekenmerkt door drie doeleinden: algemene vorming, beroepsopleiding en voorbereiding op de gezinstaak. Uitgaande van de verschillen
in opvattingen over de aanwezigheid van de 'vrouwelijke' aanleg en belangstelling, ontstonden in de loop der jaren accentverschuivingen in de doeleinden. Het
reguliere katholieke onderwijs voor meisjes, maar ook activiteiten op het gebied van de buitenschoolse vorming, zoals het patronaatswerk, het werk van de Eu-
charistische Kruistocht en de Mater Amabilis School, sloten bij het algemeen geldende meisjesbeeld aan. In het huishoud- en nijverheidsonderwijs zijn in grote
lijnen de volgende verschuivingen waar te nemen. Aanvankelijk diende het huishouden als een vak te worden opgevat, waarvoor gekozen moest worden. In de
vakopleiding moesten de modernste inzichten worden verwerkt en toegepast. Het was niet langer mogelijk te vertrouwen op de overlevering van moeder op doch-
ter. De verworven kennis en vaardigheden zouden zowel buitens- als binnenshuis aangewend moeten kunnen worden en gelijk gewaardeerd. De opleidingen moes-
ten open gesteld zijn voor meisjes uit alle milieus. Onder invloed van sociale en economische toestanden werd het lager huishoudonderwijs in de eerste helft van
de twintigste eeuw de voorbereiding tot huisvrouw en huismoeder. Daarnaast bleven beroepsopleidingen bestaan, zoals onder andere de opleidingen voor
huisnaaister, kinderverzorgster, huishoudkundige en lerares in het nijverheidsonderwijs. Na de oorlog ontwikkelde het onderwijs zich in de richting van algemeen
vormend en beroepsgericht onderwijs.

Gemeentearchief Breda nr 7;  
 

 

Uitgebreid zoeken

Zoekresultaat verdeeld over 2 pagina's, met elk (max.) 30 publicaties:

1   2       Volgende       Eind

Laatste wijziging binnen getoonde publicaties: 2 januari 2023