![]() |
![]() |
HEEMKUNDEKRING
|
![]() |
![]() |
Heemkundekring 'Op de Beek' → Beeldbank Bibliotheek → Zoekresultaat |
Aantal gevonden publicaties : 38 (uit: 638)
Getoond wordt publicatie : 1 t/m 30 |
||
|
Klik op publicatie voor vergroting en meer informatie
1. |
![]() |
Boeknummer: 00008
Ach Lieve Tijd. 700 jaar West-Brabant en de Westbrabanders. Dl 1-19 incl. register. Losse nrs in linnen band Historie -- Brabant, algemeen (1994-1996) [Redactie Hermien de Bruijn-Franken e.a.] Woord vooraf Cultuur vormt het cement in onze samenleving. Cultuur deelname versterkt de maatschappelijke samenhang. Deze functie van cultuur neemt in belang toe als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen. Cultuur, in de brede betekenis van het woord, is even onmisbaar voor een samenleving als bijvoorbeeld een wegennet. Het is de uit- drukking van onze waarden, die gebaseerd zijn op onze voorgeschiedenis en mede vorm geven aan de toekomst. Daarom is de bevordering van geschiedschrijving en geschiedbeoefening een belangrijk onderdeel van het cul- tuurbeleid in Noord-Brabant. Een beeld van de Noordbrabantse samenleving tot veertig jaar geleden is geschetst in een driedelig boekwerk met de titel 'Het nieuwe Brabant' dat in 1952, met steun van de provincie werd uitgebracht. Hierin wordt de ontwikkeling beschreven van Brabant tot aan het begin van de jaren vijftig. De geschiedschrijving heeft zich methodisch sterk ontwikkeld sinds de jaren vijftig. Bovendien zijn er inmiddels decennia verstreken waarin de Brabantse samenleving ingrijpend is veranderd. De herdenking van het tweehonderdjarig bestaan van Noord-Brabant als onafhankelijke provincie in 1996 was daarom een uitgelezen aangrijpingspunt voor een actuele geschiedschrijving over de afgelo- pen tweehonderd jaar. Het provinciebestuur van Noord-Brabant is er trots op dat deze nieuwe publikatie nu tot stand is gekomen. Waardering gaat uit naar het werk van de zesendertig auteurs die onder de bezielende leiding van eindredacteur professor dr. H.F.J.M. van den Eerenbeemt de opdracht tot een goed einde hebben gebracht. Waar- dering ook voor het bestuur van de Stichting Geschiedschrijving Noord-Brabant voor het tot standbrengen van het werk en de uitgever voor de inbreng van zijn expertise. In reactie op de ontzuiling, de secularisering en de globalisering van de samenleving is de belangstelling voor de directe leefomgeving en de geschiedenis van de eigen provincie groot. De Raad voor Welzijn, Onderwijs en Cul- tuur voor Noord-Brabant roept op aandacht te geven aan de eigen identiteit binnen onze provincie: 'Er mag weer gesproken worden over identiteit; sterker nog: het mag niet alleen maar het gebeurt ook'. Een eigen, steeds evolu- erende, culturele identiteit is van belang omdat mensen zich moeten kunnen hechten aan zaken die voor hen van waarde zijn. In een veranderende samenleving is de beleving van cultuur geen statisch maar een dynamisch proces waarbij openheid en toegankelijkheid voor veranderingen essentiële vereisten zijn. Die benodigde openheid wordt bevorderd door kennis van en liefde voor de cultuur en de eigen culturele basis. Vanuit die basis kan een vruchtbare interactie plaatsvinden met nieuwe cultuurvormen. Het standaardwerk over de geschiedenis van Noord-Brabant dat thans voor u ligt draagt bij aan de kennisver- meerdering van de regionale geschiedenis in onze provincie en verstevigt daarmee het grondvlak voor cultuurbeleid in de komende tijd. De provincie Noord-Brabant heeft daarom met het oog op de toekomst de totstandkoming bevorderd van deze terugblik in het verleden. De Commissaris van de Koningin in de provincie Noord-Brabant, Mr. F.J.M. Houben. Waanders Uitgevers Zwolle i.s.m. Museum Het Markiezenhof en Archieven in West-Brabant.;  |
2. |
![]() |
Boeknummer: 00009
Geschiedenis van Noord-Brabant Dl 1. 1796-1890 Traditie en modernisering Historie -- Brabant, algemeen (1996) [prof.dr. H.F.J.M. v.d. Eeerenbeemt] Geschiedenis van Noord-Brabant Dl 1. 1796-1890 Traditie en modernisering Woord vooraf Cultuur vormt het cement in onze samenleving. Cultuur deelname versterkt de maatschappelijke samenhang. Deze functie van cultuur neemt in belang toe als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen. Cultuur, in de brede betekenis van het woord, is even onmisbaar voor een samenleving als bijvoorbeeld een wegennet. Het is de uit- drukking van onze waarden, die gebaseerd zijn op onze voorgeschiedenis en mede vorm geven aan de toekomst. Daarom is de bevordering van geschiedschrijving en geschiedbeoefening een belangrijk onderdeel van het cul- tuurbeleid in Noord-Brabant. Een beeld van de Noordbrabantse samenleving tot veertig jaar geleden is geschetst in een driedelig boekwerk met de titel 'Het nieuwe Brabant' dat in 1952, met steun van de provincie werd uitgebracht. Hierin wordt de ontwikkeling beschreven van Brabant tot aan het begin van de jaren vijftig. De geschiedschrijving heeft zich methodisch sterk ontwikkeld sinds de jaren vijftig. Bovendien zijn er inmiddels decennia verstreken waarin de Brabantse samenleving ingrijpend is veranderd. De herdenking van het tweehonderdjarig bestaan van Noord-Brabant als onafhankelijke provincie in 1996 was daarom een uitgelezen aangrijpingspunt voor een actuele geschiedschrijving over de afgelo- pen tweehonderd jaar. Het provinciebestuur van Noord-Brabant is er trots op dat deze nieuwe publikatie nu tot stand is gekomen. Waardering gaat uit naar het werk van de zesendertig auteurs die onder de bezielende leiding van eindredacteur professor dr. H.F.J.M. van den Eerenbeemt de opdracht tot een goed einde hebben gebracht. Waar- dering ook voor het bestuur van de Stichting Geschiedschrijving Noord-Brabant voor het totstandbrengen van het werk en de uitgever voor de inbreng van zijn expertise. In reactie op de ontzuiling, de secularisering en de globalisering van de samenleving is de belangstelling voor de directe leefomgeving en de geschiedenis van de eigen provincie groot. De Raad voor Welzijn, Onderwijs en Cul- tuur voor Noord-Brabant roept op aandacht te geven aan de eigen identiteit binnen onze provincie: “Er mag weer gesproken worden over identiteit; sterker nog: het mag niet alleen maar het gebeurt ook”. Een eigen, steeds evolu- erende, culturele identiteit is van belang omdat mensen zich moeten kunnen hechten aan zaken die voor hen van waarde zijn. In een veranderende samenleving is de beleving van cultuur geen statisch maar een dynamisch proces waarbij openheid en toegankelijkheid voor veranderingen essentiële vereisten zijn. Die benodigde openheid wordt bevorderd door kennis van en liefde voor de cultuur en de eigen culturele basis. Vanuit die basis kan een vruchtbare interactie plaatsvinden met nieuwe cultuurvormen. Het standaardwerk over de geschiedenis van Noord-Brabant dat thans voor u ligt draagt bij aan de kennisver- meerdering van de regionale geschiedenis in onze provincie en verstevigt daarmee het grondvlak voor cultuurbeleid in de komende tijd. De provincie Noord-Brabant heeft daarom met het oog op de toekomst de totstandkoming bevorderd van deze terugblik in het verleden. De Commissaris van de Koningin in de provincie Noord-Brabant, Mr. F.J.M. Houben. Boom Amsterdam/Meppel op initiatief van Provincie Noord Brabant;  |
3. |
![]() |
Boeknummer: 00010
Geschiedenis van Noord-Brabant Dl 2. 1890-1945 Historie -- Brabant, algemeen (1996) [prof.dr. H.F.J.M. v.d. Eeerenbeemt] Geschiedenis van Noord-Brabant Dl 2. 1890-1945 Emancipatie en industrialisering Inleiding: het historisch kader Prof. dr. H.F.J.M. van den Eerenbeemt Versnelling rond de eeuwwisseling, 1890-1914 Het politieke landschap zag er rond de eeuwwisseling wel erg divers uit. Dit verschijnsel zou alleen maar toenemen. De grote politieke verdeeldheid was een kenmerk van het Nederlandse bestel. De liberalen waren op hun retour, de socialisten stonden nog aan het begin van hun opkomst. In deze situatie was het ontstaan van een nieuwe dominante machtsfactor van betekenis om het land bestuurbaar te houden. Het middenvlak van de christelijke coalitie, mo- gelijk geworden uit welbegrepen eigenbelang en door vermindering van de vroegere religieuze tegenstellingen, was voor de ontwikkeling van Noord-Brabant in de richting van een op basis van religie verzuilde samenleving van groot belang. Ondanks het in het voorgaande gestelde is voor de maatschappelijke modernisering van Noord-Brabant van eminente betekenis geweest de sociale wetgeving die rond de eeuwwisseling zeer vruchtbaar was. In dit opzicht komt de eer toe aan de liberale kabinetten Roëll en Pierson, die in de tweede helft van de jaren negentig belangrijke socia- le wetten op stapel hebben gezet. Te noemen zijn de Veiligheidswet (1895), die de beveiliging van leven en ge- zondheid van arbeiders in fabrieken en werkplaatsen ten doel had, en de Wet op de Kamers van Arbeid (1897) ge- richt om in samenwerking tussen patroons en werknemers de onderlinge belangen te regelen. Met name het kabinet Pierson (1897-1901) was zeer actief in sociale wetgeving. Het introduceerde de Ongevallenwet, die de werkgever verplichtte zijn arbeiders te verzekeren tegen ongevallen tijdens de uitoefening van hun werk, de Woningwet, die het Rijk de mogelijkheid verschafte via renteloze voor- schotten aan gemeenten of woningbouwverenigingen een goede volkshuisvesting te stimuleren, de Gezondheidswet met zorg voor de openbare hygiëne en met toezicht daarop door inspecteurs voor de volksgezondheid en Kin- derwetten ter bescherming tegen mishandeling van kinderen en om criminele minderjarigen weer op het rechte pad te brengen. De hier gememoreerde sociale wetgeving heeft er zeer toe bijgedragen dat, toen Noord-Brabant de twintigste eeuw in ging, er een sociaal kader was geschapen, dat aansluiting gaf op de modernisering, die in de economie al eer- der was begonnen. Het sociale bestel bij de tijd brengen was voor een duurzame stabiliteit van de samenleving van grote betekenis. De nationale spoorwegstaking van 1903 was een teken aan de wand, dat de arbeidsverhoudingen in een modem bestel om een ingrijpend andere benadering vroegen. De strijd om de collectieve arbeidsovereenkomst zou bij de arbeidersorganisaties een grote rol gaan spelen. klik op de pijlpunt links voor de volledige inleidingDe politieke beweging in deze jaren was echter nog niet gericht op sociaal-structurele veranderingen op de werk- vloer. De aandacht ging uit naar andere punten. Deze betroffen zaken als verhoging van de subsidiëring en ge- lijkstelling van het bijzonder onderwijs, de invoering van algemeen kiesrecht, de uitbouw van de sociale wetgeving en protectie door de overheid ter bescherming van het bedrijfsleven. Hadden aanvankelijk Breda en ’s-Hertogenbosch in het industrialisaticproces wat achterop gelopen, op het eind van de negentiende eeuw kwam daarin verandering. Buiten de omknelling van de oude vestingwallen werden hier uitbreidingsplannen gerealiseerd. Het aanbod van nieuw industrieterrein schiep de mogelijkheid ook hier tot een grootscheepse industrialisatie te komen. In Bergen op Zoom ontwikkelde de metaalnijverheid zich voorspoedig. De impuls hiertoe ging uit van de ge- avanceerde beetwortelsuikerindustrie in West-Brabant, die behoefte had aan reparatiemogelijkheden voor het machinepark. De volgende fase was, dat uit deze activiteit de vervaardiging van installaties volgde. Er kwamen con- structiewerkplaatsen annex ijzergieterijen. In 1909 vond in deze stad 39,4% van alle in de nijverheid werkzame perso- nen een bestaan in die branche. De snelle opgang van het industrialisatieproces na 1890 was in belangrijke mate te danken aan de gunstige con- junctuur die zich sedert het begin van de jaren negentig inzette. De dynamisering van het bedrijfsleven werd be- gunstigd door een aantal stimulerende maatregelen van de overheid, door de interne herstructurering van het pro- duktieproces, door een aan de nieuwe tijd aangepast ondernemingsbeleid en door de meer positieve houding die leidende maatschappelijke kringen in Brabant tegenover de industrie gingen innemen. Een gevolg van de sterke bevolkingsgroei in de provincie was de vergroting van het arbeidsaanbod. Aangezien de aanwezigheid van een ruim arbeidsreservoir een determinant was voor economische groei, speelde deze factor Brabant in de kaart. Maar naast de kwantiteit van het arbeidsaanbod was nu ook de kwaliteit van groot belang geworden. Bij dit laatste ging een belangrijke stimulans uit van het onderwijs. Boom Amsterdam/Meppel op initiatief van Provincie Noord Brabant;  |
4. |
![]() |
Boeknummer: 00044
De stad, een fotograaf en zijn fiets Historie -- Breda, algemeen (2008) [P.Haverman, Wessel Keizer] De stad, een fotograaf en zijn fiets en andere verhalen van mensen die Breda in hun hart dragen Inleiding De Stad der Vrouwen Mensen, jong en oud, ze rollen en ze lopen. Straten, terrassen vol met opgewekte personen. Wat maakt hen toch zo anders? Wat verbindt hen? Zo klein is de stad niet meer. Niet als een dorp. Hoe organiseren ze hun leven? Hoe behouden ze hun warmte, hun geborgenheid in een wereld die om 'efficiency' vraagt? Hoe blijven ze elkaar kennen, in de grote massa? Hoe houden ze hun groene landschap in en om de stad, hun historische gebouwen, hun ambachtelijke inborst? Hoe kan het dat ze daarnaast toch innovatief en grootschalig kunnen denken? Amerikanen boeien? Chinezen! Wat is dat, het Bredase geheim? Hoe te leven Wessel Keizer zoekt de antwoorden. Een fietsende fotograaf die langs lanen en door stegen stevent. Een zoeker die vanaf het zadel ziet. Hij verwacht de verrassing, geniet van de verwondering, verdrinkt in de wereld die achter de foto ligt. Hij bewaart het voor ons en het nageslacht: het begeerde Ginneken en het Westerpark, waar de wens wordt verwezenlijkt om 'een eigen huis' te hebben. De Knokkestraat waar een kind zijn eerste contacten legt die later gouden herinneringen blijken te zijn. De goudkust van het Montenspark waar diversiteit zich niet in huidskleur maar in bouwstijlen uit. De ongekroonde stadsfotograaf zoekt een antwoord zonder woorden. Bredanaars weten immers intuïtief wanneer het juist is. Ze denken in beelden. Beelden van vroeger, het goede leven. Beelden van straks, de betere toekomst. Bredanaars groeien in balans. 'Niet te gek, eej kul.' Ze weten hoe te leven, die 170.000 in het Haagje van het Zuiden. 'Breda, mijn stad,' zeggen ze. Maar niet alleen de stenen zijn de genen. klik op de pijlpunt links voor de volledige inleiding Uitg. Van Kemenade Breda;  |
5. |
![]() |
Boeknummer: 00097
Gedenkboek R.K. Land- en Tuinbouwschool Breda 1919-1949 Onderwijs -- Algemeen (1949) [J. Oomen (voorzitter RK Land- en Tuinbouwschool)] Gedenkboek R.K. Land- en Tuinbouwschool Breda 1919-1949 Dertigjarig Jubileum van de Katholieke Land- en Tuinbouwschool te Breda. Bevordering van het katholiek onderwijs is een van de voornaamste plichten van de Bisschop. Ten volle bewust van deze.gewichtige taak, ons opgedragen, hebben we bij het bestijgen van de Bisschoppelijke zetel van het Bisdom Breda terstond de handen aan het werk geslagen en ons ingespannen voor de oprich- ting van meer katholieke scholen. Bij de uitvoering van dat dringend nodige werk, had vooral onze aandacht de katholieke middelbare school, niet het minst de katholieke Land- en Tuin- bouwschool. We voelden aan, dat onze boeren en tuinders, de machtige steun van Kerk en Maatschappij, meer ontwikkeld moesten worden om als trouwe leden van Kerk voor godsdienst en zeden met vrucht te kunnen optreden. Ook in hun eigen belang moesten ze hoger ontwikkeling opdoen om hun bedrijf op te voeren. Het was ons een oprechte vreugde, dat onze godsdienstige boeren en tuinders hun eigen belang en het belang van Kerk en Maatschappij beseffend, bereidwillig waren te vinden om Land- en Tuinbouwscholen in het leven te roepen. De Bredase school mag nu haar dertigjarig bestaans-jubileum vieren en zij mag dat doen met heel grote blijdschap, als zij nagaat, hoe de school jaarlijks in bloei toenam en overziet, welke mooie resultaten zij in dat tijdsbe- stek heeft bereikt. Altijd hebben we met levendige belangstelling de groei en de bloei van de katholiek Land- en Tuinbouwschool te Breda gevolgd. Bij de aanvang van het schooljaar nemen wij met genoegen kennis van het aantal leerlingen en wij verheugen ons, als de school flink is bezet en bij het sluiten van het schooljaar gaan wij met aandacht na de uitslag van de examina. We blijven met de school meeleven. Met onze welgemeende gelukwensen bij het jubileum betuigen wij van harte onze dankbaarheid aan al de bestuurderen, aan directeur en leraren, voor het onbeschrijfelijk vele, dat ze voor de oprichting en de aanhoudende ontwikkeling hebben gedaan. De school geniet een goede naam en wij zijn zeer verheugd in onze Bisschopsstad zulk een bloeiende katholieke Land- en Tuinbouwschool te bezitten. Moge Gods onmisbare Zegen op de ons dierbare school blijven rusten en haar tot steeds hogere bloei leiden tot heil van Kerk en Maatschappij, inzonderheid van het Bisdom Breda. Breda, 26 Augustus 1949. De Bisschop van Breda, P. HOPMANS. Voorwoord Voorzitter. Volgaarne voldoe ik aan het verzoek om een voorwoord voor dit gedenkboek te schrijven. Ik wil dan beginnen met terug te gaan tot 16 Maart 1920, op welke datum een eerste bijeenkomst is gehouden. Toen ontstond de kiem van onze R.K. Land- en Tuinbouwschool. Zij werd gesticht door de Kring Breda van de N.C.B. en de R.K. Baroniese Tuinbouwschool. Daar deze twee verenigingen beide, zij het langs verschillende wegen, werken in het belang van onze Boeren en Tuinders in de Baronie van Breda, spreekt het als vanzelf, dat zij de handen ineen sloegen om dit grote werk tot stand te brengen. Als goede boerenbonders zochten de initiatiefnemers direct contact met de moederorganisatie, de R.K. Noordbrabantse Boerenbond. De eerste bestuurscommissie be- stond dan ook uit drie leden van de Kring Breda N.C.B., drie leden van de R.K. Baroniese Tuinbouwvereniging en één lid als vertegenwoordiger van de De commissie is enthousiast aan het werk getogen en is er in geslaagd de R.K. Land- en Tuinbouwschool tot stand te brengen. Het succes der school worde met voldoening geconstateerd en moge een vergelding zijn voor de vele werkzaamheden en al de moeite van het Bestuur. Steeds heeft onze school de overgrote belangstelling van onze Boeren en Tuinders genoten en honderden kunnen er zich op beroemen de lessen met succes te hebben gevolgd. Door onze hoogst wetenschappelijke directeur met zijn staf van zeer toegewijde leraren is hun op theoretisch gebied bijgebracht wat mocht worden ver- wacht en door eminente priesters is hun de nodige Godsdienstleer en Sociologie en wat daarmee samenhangt uiteengezet, zodat men mag spreken van een veelzijdige degelijke basis voor voortgezette zelfstudie en een algemene ontwikkeling voor het verdere leven. Steeds blijft de school het middelpunt en de vraagbaak voor onze Boeren- en Tuindersstand en vaak neemt zij het initiatief voor een of andere actie op vakkundig gebied. Zo hadden de stichters zich het ook voorgesteld en de leerlingen hebben het vertrouwen niet beschaamd. Ik hoop, dat onze school haar zegenrijk werk steeds moge voortzetten en dat zij onder Gods onmisbare zegen door de voorspraak van onze Patroon, de H. Walfridus, zal groeien en bloeien tot heil en welzijn van onze Boerenbevolking, onze gezinnen en bedrijven. Bavel, 22 Augustus 1949. J. H. OOMEN, Voorzitter. R.K. Land- en Tuinbouwschool;  |
6. |
![]() |
Boeknummer: 00098
Gedenkboek Rijks HBS Breda 1867-1952. Onderwijs -- Algemeen (1952) [J.R.W. Sinninghe e.a.] Gedenkboek Rijks HBS Breda 1867-1952. zie ook boek 00104 Rijks HBS Breda 1867-1967. 100 jaar Breda en haar H.B.S. Dee jubileumdatum van de Hogere Burgerschool te Breda wijst uit dat deze reeds is opgericht 4 jaren nadat de onderwijswet van 2 Mei 1863 is afgekondigd. Naast het stedelijk Gymnasium welke een voortzetting is van de oude Latijnse School kwam de H.B.S. die genoemd zou kunnen worden de Thorbecke-stichting. De H.B.S. is als school voor algemeen vormend onderwijs en oorspronkelijk bedoeld als eindstudie, dus voor degenen die geen universitair onderwijs gingen volgen, van groot belang geweest. In de loop der jaren is de H.B.S. echter ook uitgegroeid tot opleidingsschool voor het Hogere Onderwijs. Er is een grote ontwikkeling te constateren naar de onderwijstechnische zijde, gelijke tred houdend met de verdere uitgroei, verbreding en spe- cialisering der wetenschap en de steeds hogere eisen die de vooral technisch voortschrijdende maatschappij aan de school ging stellen. De Hogere Burgerschool, in 1917 van Gemeentelijke H.B.S. naar het Rijk overgegaan, was tot 1923 de enige middelbare onderwijsinrichting ter stede en zo hebben vele Bredanaars van de huidige generatie van alle levensbeschouwingen daar hun vorming ontvangen. Waren oorspronkelijk de toekomstige burgers alleen bezoekers der H.B.S., later zijn daar ook de a.s. burgeressen bij gekomen, een ontwikkeling die nu in zekere zin sinds 1950 eindpunt vindt in de M.M.S. Zo moge de R.H.B.S. naast het bijzonder onderwijs een voorname plaats blijven vervullen voor de vorming van die toekomstige burgers en bur- geressen der stad Breda, die door hun opleiding geroepen zullen zijn belangrijke plaatsen in de maatschappij te bezetten en zo tot aller welzijn bij te dragen. Het stadsbestuur heeft bijzondere reden om hier van hare hartelijke belangstelling en dankbaarheid te getuigen: 1. gezien de nauwe samenwerking met het Stedelijk Gymnasium, tot uitdrukking komend in overleg bij leraarsbenoemingen, gezamenlijk gebruik van speelveld, etc. 2. gezien de gastvrijheid die vele jaren is verleend aan de Gemeentelijke Handelsavondschool. De wnd. Burgemeester J. A. MEIJS Jubileumcomité 85 jarig bestaan HBS;  |
7. |
![]() |
Boeknummer: 00104
Rijks HBS Breda 1867-1967. 100 jaar Onderwijs -- Algemeen (1967) [H.J.Bouwman e.a.] Rijks HBS Breda 1867-1967. 100 jaar zie ook boek 00098 Gedenkboek Rijks HBS Breda 1867-1952 Lustrum-Comité Het Lustrum-Comité dat eensgezind met vreugde de feestelijke viering van het 100-jarig bestaan van de Rijks-Hogere-Burgerschool te Breda heeft mogen voorbereiden, heeft gemeend, dat naast de meerdere manifestaties die beogen de jonge en oudere leerlingen alsmede hen die de school hetzij kort of lang geleden hebben verlaten, werkelijk in dit Eeuwfeest te betrekken, er ook geen onderbreking van de geschiedschrijving over de school mocht komen. Nu in november 1967, vijftien jaar na de door de bezetting van ons Vaderland uitgestelde, maar daarom niet minder luisterrijke viering in 1952 van zowel het 75- als het 85-jarig bestaan van de Bredase R.H.B.S. heeft het Lustrum Comité wederom een gedenkboek het licht doen zien, dank zij de ook nu weer spontane medewerking van velen die het wel en wee van hun oude school nog steeds zo zeer ter harte gaat. Het is de oprechte wens van het Comité, dat dit gedenkboek 1867-1967 tezamen met het eerste, dat het tijdperk 1867-1952 boekstaaft, voor allen die hun Bredase H.B.S. een warm hart toedragen, een bezit zal zijn, dat bij hen al lezende gevoelens van grote waardering voor alles wat deze school met haar zo bekwame docenten hen, die toen aan het begin van hun levensweg stonden, heeft medegegeven, zal opwekken. Moge dit boek bij de lezers beelden voor hun jonge of alreeds oudere ogen doen oplichten die hen met vreugde, wellicht soms vermengd met weemoed, hun H.B.S.-tijd doen gedenken. A. J. KUSELBOS, voorzitter van het lustrum-comité 100-jaar rijks h.b.s. Als rijksinspecteur, door de Minister belast met het toezicht op de rijks-hogereburgerschool te Breda, sta ik voor de moeilijke vraag, wie ik met wat moet gelukwensen. Hoewel het een enkele maal wel eens voorkomt dat men zichzelf mag gelukwensen, is dit toch meestal niet te doen gebruikelijk. Het komt mij voor dat bij deze gelegenheid de gemeente Breda het meest valt te feliciteren met het feit dat zij zo’n bloeiende rijksschool nu al 100 jaar binnen haar grenzen mag huisvesten. Misschien voelt de gemeente wel een beetje nostalgie omdat zij in 1917 deze school aan het Rijk heeft overgedaan! Behalve de gemeente Breda wil ik ook graag allen die in en aan deze school werken, directeur, leraren, bedienend personeel en leerlingen met dit honderdjarig bestaan feliciteren. Naast het „proficiat” voor het honderdjarig bestaan als hogere- burgerschool-B, wil ik daar nog aan toevoegen een schouderklopje voor de „pas” vijftigjarige rijks-school en een aanmoediging voor de jeugdige afdeling h.b.s.-A die 30 jaar geworden is ! Al deze gelukwensen gaan met een beetje weemoed gepaard. Wanneer de vroede vaderen van Breda één jaar getalmd hadden met het oprichten van deze school, dan was er nooit sprake geweest van een honderdjarige hogere-burgerschool, maar was ze nu als 99-jarige de geschiedenis ingegaan. Op 1 augustus 1968 immers gaat deze Rijks-h.b.s. verdwijnen om over te gaan in een Rijks-atheneum annex een Rijks-h.a.v.o.- school. Deze overgang zal van allen die op deze school de leerlingen leiding geven, in de komende maanden zeer veel inspanning en energie vragen. Voor het zover is hoop ik dat U allen met veel plezier en enthousiasme het feest van de honderdjarige rijks-hogereburgerschool in Breda zult vieren. Leve de Rijks-h.b.s. Leve het komende atheneum. J. Groen inspecteur v.h.m.o. Uitg. Rijks HBS;  |
8. |
![]() |
Boeknummer: 00113
Prinsenbeek een dorp van Goud, 1942-1992 en Twee honderd jaar vrijwillige brandweer te Prinsenbeek Historie -- Prinsenbeek, algemeen (1992) [M. Voermans] Prinsenbeek een dorp van Goud, 1942-1992 Van Kerkdorp tot forensengemeente (137 bladzijden) en Tweehonderd jaar vrijwillige brandweer te Prinsenbeek (37 bladzijden) VOORWOORD Prinsenbeek een dorp van goud Voor u ligt het jubileumboek uitgegeven door het gemeentebestuur van Prinsenbeek bij gelegenheid van het 50-jarig bestaan van deze gemeente. De titel, te weten 'van kerkdorp tot forensengemeente' spreekt duidelijk voor zich en geeft eigenlijk reeds aan welk een als het ware stormachtige ontwikkeling Prinsenbeek in deze periode heeft doorgemaakt. Waar veranderingsprocessen zich veelal geleidelijk plegen te voltrekken, zal het de lezer van deze geschiedschrijving snel duidelijk worden, dat zulks niet of nauwelijks gezegd kan worden van die, welke in deze gemeente hebben plaatsgevonden. Deze snelle evolutie heeft zich voorgedaan ten aanzien van alle aspecten in de samenleving van Prinsenbeek. Zij omvat dan onder andere de facetten van wonen, leven, werken, onderwijs, cultuur, sport en politiek', in een woord samengevat: het totale woon- en leefklimaat. De informatie, welke u telkens in periodes wordt aangereikt, is mijns inziens helder, leerzaam en vaak ook vermakelijk. Ik wens u gaarne veel leesgenot toe bij het doorbladeren van dit jubileumboek, dat in opdracht van het gemeentebestuur werd samengesteld door de heren P. Broos, M. Voermans en R. Wols, medewerkers van het Streekarchivariaat De Markkant. Rest mij u erop attent te maken, dat aan dit boekwerk nog als een afzonderlijk katern is toegevoegd, en wel in spiegelbeeld, de beschrijving van 200 jaar Brandweerkorps Prinsenbeek, welk jubileum eveneens in 1992 plaatsvindt. Prinsenbeek, 31 maart 1992 Mr L.K.M. Verwiel burgemeester INLEIDING Prinsenbeek een dorp van goud Een goede buur is beter dan een verre vriend, zo luidt het gezegde. In Prinsenbeek heeft men zijn eigen ideeën over deze wijsheid. In het recente verleden is immers meermalen duidelijk geworden dat vooral een sterke buurman ook gevaarlijk kan zijn. De stad Breda, want daarover gaat het natuurlijk, heeft dan ook alle kenmerken van een machtige buurman. Deze sterk groeiende stad heeft al dikwijls gepoogd ten koste van de aangrenzende gemeenten zijn grondgebied te vergroten. De reden dat Prinsenbeek thans haar vijftigjarig bestaan kan vieren is gelegen in het feit dat vanwege de voortgaande groei van Breda met ingang van 1942 onder andere de gemeente Princenhage, waarvan Beek deel uitmaakte, werd opgeheven. Het zuidelijk gedeelte van het grondgebied van Princenhage werd bij Breda gevoegd. Van het overblijvende gebied werd de gemeente Beek N.B., sedert 1951 Prinsenbeek gevormd. In de jaren zestig dreigde Prinsenbeek een deel van Breda te worden. Aan het einde van 1967, het jaar waarin Prinsenbeek 25 jaar bestond, werden de plannen van Breda en de provincie Noord- Brabant bekend. Door mee te werken aan een vlotte overdracht van de helft van zijn grondgebied naar Breda kon Prinsenbeek haar zelfstandigheid behouden. In 1976 gingen De Haagse Beemden naar Breda over. Door ruimtegebrek was Breda in 1988 genoodzaakt toekomstige uitbreidingen op het grondgebied van aangrenzende gemeenten te situeren. Kort daarop maakte de provincie Noord-Brabant de uit- gangspunten van het beleid inzake de gemeentelijke herindeling bekend. Een en ander leidde er toe dat in 1992, het jaar waarin Prinsenbeek 50 jaar bestaat, de vrees dat de gemeente zijn zelfstandigheid zal verliezen weer actueel is. In 1966 waren er plannen voor het samenstellen van een jubileumboek bij gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de gemeente. Dit boek is er echter niet gekomen. Het raadslid P.H.J. van de Mosselaar sprak toen zijn twijfel uit over de vraag of Prinsenbeek het vijftigjarig bestaan wel zou vieren. Nu viert Prinsenbeek dit jubileum en er is een boek, waarin op de afgelopen vijftig jaar wordt teruggekeken. Zouden dit tekenen voor de toekomst zijn? VOORWOORD Twee honderd jaar vrijwillige brandweer Al heeft de mens het vuur leren beheersen, om het altijd te bedwingen is heel wat moeilijker Daarom wordt er bij ieder van ons iets wakker als we 'Brand, brand' horen roepen. Eeuwenlang was brandbestrijding een bijna hopeloze taak en kon men het losgebarsten vuur slechts bestrijden met emmertjes water. Hele steden en dorpen zijn dan ook in de as gelegd. De ommekeer in de brandbestrijding ligt inderdaad bij het inzetten van een brandspuit. En voor zowel het transport als de bediening daarvan had men een goed getraind team nodig. Op de Beek, zoals Prinsenbeek tot 1951 heette, kwam op zeven januari van het jaar 1792 de eerste brandspuit en toen werd ook het eerste corps van de vrijwillige brandweer opgericht. Dat is nu precies tweehonderd jaar geleden, zodat in hetzelfde jaar dat Prinsenbeek vijftig jaar een zelfstandige gemeente is, de eigen brandweer zijn tweehonderdjarig bestaan viert. Al met al meer dan voldoende redenen om beide jubilea in één boek samen te brengen. Trouwens, de gemeente en de brandweer horen bij elkaar. Herman Dirven, voorzitter Stichting Werkgroep Haagse Beemden. Gemeente Prinsenbeek / Streekarchivaat De Markkant;  |
9. |
![]() |
Boeknummer: 00118
De Oranjeboom Deel 53. Historie -- Breda, algemeen (2001) [Jan W.M.Schulten, Christ Buiks, Wim Munier, Wilm van Giersbergen, Jan van ’t Hof, Joop J. Bakker, nn] De Oranjeboom. Jaarboek 2000. Deel 53. Ten geleide ‘De Oranjeboom’ bloeit ook dit jaar weer volop en brengt - naar de zinspreuk die de oprichters aan onze kring meegaven - opnieuw vele fraaie vruchten voort. De redactiecommissie van het jaarboek slaagde erin samen met de onmisbare medewerking van de auteurs de drieënvijftigste uitgave te realiseren, een uitgave die er zijn mag. Met veel energie, enthousiasme en studie brachten zij een deel van de geschiedenis van onze regio tot nieuw leven. In onze tijd wordt gelukkig allerwegen aandacht besteed aan hetgeen in de achter ons liggende tijd werd gerealiseerd. We gaan op zoek naar de fundamenten die velen — mensen met bekende namen én naamlozen — legden voor de culturele omgeving, in de meest uitgebreide zin van het woord, waarin wij nu mogen leven. Daardoor leren wij de waarde in te zien van hetgeen ons werd overgeleverd en zijn steeds meer mensen bereid zich in te zetten voor het behoud van ons culturele erfgoed. Het jaarboek 2000 is naast de drieënvijftigste uitgave van onze Kring ook het eerste in de eenentwintigste eeuw. In de achter ons liggende eeuw werd in tweeën- vijftig jaarboeken de historie van die eeuw en voorgaande eeuwen geboekstaafd. Het in dit jaarboek opgenomen register van dit grote aantal Oranjeboomvruchten legt daarvan een indrukwekkende getuigenis af. Ik spreek de hoop en verwachting uit dat ‘De Oranjeboom’ door de steun van velen die in de cultuurhistorie van onze streek geïnteresseerd zijn, en door de en- thousiaste inzet en gedegen studie van een groot aantal toegewijde medewerkers ook in deze eeuw zijn fraaie vruchten in overvloedige mate blijft voortbrengen. Arnold van den Berg, voorzitter Voorwoord Vele decennia werden om de vijf jaar door de zorg van de heer G.J. Rehm op voortreffelijke wijze verschillende registers samengesteld van de in de jaarboeken verschenen publicaties. Nu in de nabije toekomst de toegankelijkheid van het jaarboek door een eigen website wordt vergroot, is het gewenst het beleid ten aanzien van de registers te wijzigen. Aangezien het zakenregister en het register van persoons- en plaatsnamen voortaan via de website te raadplegen zijn, worden deze re- gisters in dit jaarboek niet meer opgenomen. Na zijn bijdrage in het vorige jaarboek over de akkers in de Baronie laat ir. Chr. Buiks nu zijn licht over de boerderijen in de Baronie van Breda schijnen. Op een heldere wijze ontrafelt hij een interessant gedeelte van de landbouwgeschiedenis in het algemeen en die van de Baronie van Breda in het bijzonder. Prof. dr. W.AJ. Munier heeft aan de hand van primair bronnenonderzoek de rol van het Echtregelement in de laatste helft van de achttiende eeuw nader verdui- delijkt. Opmerkelijk daarbij is dat de problematiek van het gemengde huwelijk tot ver in de twintgste eeuw dezelfde is gebleven. De redactie is er bijzonder gelukkig mee dat twee kunsthistorici hun medewerking aan dit jaarboek hebben verleend. Zij hoopt dat nog vele kunsthistorici dit voorbeeld zullen volgen. Mevr. drs. W. van Giersbergen heeft op een fraaie wijze een belangrijk aspect van het kunstklimaat van Breda, zoals dat in het begin van de negentiende eeuw licht en geestelijke warmte gaf, op papier gezet. Aan schilders zoals J.C. Huysmans, C.C. Huysmans, C.C. Karremans en P. van Schendel wordt bijzondere aandacht be- steed. Daarnaast werden kunsttentoonstellingen en kunstonderwijs met vergeten. De redactie hoopt dat naast de schilderkunst in de toekomst ook aan andere kunstvor- men in het jaarboek aandacht besteed kan worden. Drs. J. van ’t Hof vestigt in zijn beschouwing er de aandacht op dat de Baronie van Breda vele kunstschatten bezit die eigenlijk te weinig aandacht krijgen. Uit zijn bijdrage blijkt dat de pastorie van de Sint Jan de Doper in Oosterhout een bijzonder fraaie huiskapel bezit. Wellicht kunnen in de komende jaarboeken nog meer van dergelijke kunstschatten onder de aandacht gebracht worden. Dat laatste is alleen mogelijk, wanneer kunsthistorici zich daarvoor inzetten en de redactie overspoelen met hun geestesproducten. Daarbij moet bedacht worden dat een belangrijk aspect van het behoud van de kunsthistorische erfenis van het verleden de bekendheid daarvan in de brede samenleving is. Onbekende monumenten vallen vaak als eerste onder de slopershamers van de vernieuwers van de samenleving. Drs. JJ. Bakker betreedt met zijn bijdrage over de burgemeesters in het jaar 1944 een boeiend en gevaarlijk terrein. Is de oudere geschiedenis vaak alleen het strijdperk waar historici elkaar te lijf gaan, in de zeer recente geschiedenis is dat geheel anders. Met name als de periode van de Tweede Wereldoorlog en de problema- tiek van de collaboratie aan de orde gesteld wordt, werpen velen die het meegemaakt hebben, zich in de strijd. Iedereen weet het beter dan de ander. In de praktijk blijkt dat vooral de zeer recente geschiedenis veel meer vragen oproept dan beantwoordt. Het is aan de historici om te onderzoeken of het beeld zoals dat zich in de samenleving over die periode gevormd heeft, voldoet aan de historische werkelijkheid. De redactie van het jaarboek prijst zich gelukkig in drs. JJ. Bakker een auteur te hebben gevonden die zich niet alleen in de bovengenoemde materie verdiept, maar 'De Oranjeboom’ van zijn kennis mee laat profiteren. De hoofdrol in het jaarboek spelen de auteurs, want zonder hun inzet was dit jaarboek niet tot stand gekomen. Daarnaast waren er vele anderen die hun mede- werking hebben verleend. Zonder iemand te kort te willen doen gaat de dank van de redactie in het bijzonder uit naar het Stadsarchief Breda, het Breda’s Museum en de Dienst Monumentenzorg in Zeist. Last but not least moet de Drukkerij Gianotten B.V. vermeld worden, die zoals immer voor een fraai jaarboek zorgde. Namens de redactie, Jan Schulten, voorzitter Geschiedkundige en Oudheidkundige Kring De Oranjeboom;  |
10. |
![]() |
Boeknummer: 00120
De Oranjeboom Deel 55. Historie -- Breda, algemeen (2003) [Hans de Jong, Jan van ’t Hof, Bert Oudenhoven, Ton Kappelhof, Wim Munier, Vroukje Muntjewerff, Jan van Mosselveld, Jacob jonker, Simon Vosters] De Oranjeboom Jaarboek 2002. Deel 55 Anderhalve eeuw parochieleven in Breda | Kloosters in Breda en omgeving 1800-heden | Oprichting RK HBS Oosterhout en schoolstrijd Dongen-Oosterhout | De Bredase kooplieden Johan en Cornelis de Wyse 1636-1725 | 3 Terechtstellingen in Breda 1751 | Melkertbanen (werkverschaffing) van de 18de eeuw in Breda | De Slotjes in Oosterhout | Het slotje Borsselen in Oosterhout | Het beleg van Breda 1625 opnieuw bezien; Ten geleide Het vijfenvijftigste jaarboek van ‘De Oranjeboom’ is weer van de persen getold. Ook dit jaar is het bestuur uitermate trots, dat de redactiecommissie en de auteurs van de verschillende artikelen kans gezien hebben een grote variëteit van artikelen te presenteren. Namens het bestuur dank ik daarom iedereen die op welke wijze dan ook aan dit jaarboek meewerkte, bijzonder hartelijk. Vorig jaar was de herdenking van het 750-jarig bestaan van de stad Breda reden om een jaarboek te doen uitkomen met onderwerpen die geheel en al aan de stad Breda gewijd waren. De oprichting van het bisdom Breda in 1853 is een goede reden om een aantal ‘kerkelijke artikelen’ te plaatsen. Artikelen over de parochieont- wikkeling in Breda en over de kloosters in en in de omgeving van Breda zijn hiervan het resultaat. Het bisdom Breda, de kloosters en de rooms-katholieke onderwijsin- stellingen zijn op tal van manieren nauw met elkaar verbonden. Daarom wordt in dit jaarboek ook bijzondere aandacht besteed aan het vijftigjarig bestaan van het Mgr. Frenckencollege in Oosterhout. Daarnaast presenteren wij u weer een keur van artikelen over de stad en het land van Breda, geheel en al conform onze doelstelling om studies te (laten) maken omtrent onderwerpen uit de geschiedenis van onze regio. In verband met het 150-jarig bestaan van het bisdom Breda bieden wij dit jaar ons 55e jaarboek aan aan de bisschop van het bisdom Breda, mgr. M. Muskens. Het bisdom is weliswaar aanmerkelijk groter dan stad en land van Breda, maar wij kunnen ons gelukkig prijzen, dat de hoofdzetel van het bisdom al 150 jaar in onze regio gevestigd is. Namens het bestuur van ‘De Oranjeboom’ wens ik u dit jaar ook weer veel leesplezier. Hartelijk dank ook voor de belangstelling die u aan de dag legt voor de doelstellingen van onze vereniging, waarvan u door uw trouwe lidmaatschap ook telkens weer blijk geeft. Arnold van den Berg, voorzitter Voorwoord Bij de samenstelling van dit jaarboek heeft de redactie, behalve natuurlijk van de auteurs, veel steun van een aantal instellingen en personen gehad. Al vele jaren doen wij nooit tevergeefs een beroep op de Rijksdienst voor Monumentenzorg, het Stadsarchief Breda, het Breda’s Museum en de Koninklijke Militaire Academie. Zonder iemand tekort te willen doen, bedank ik in het bijzonder Jean Bergé voor zijn aanstekelijk enthousiasme en het beeldmateriaal dat hij ter beschikking gesteld heeft, kunsthistoricus drs. E. Dolné voor zijn adviezen en het ter beschikking stellen van beeldmateriaal, archiefmedewerker G. Otten, conservator Pierre van der Pol voor zijn adviezen en de neerlandicus drs. C. Stevens voor zijn taalkundige adviezen, Op het gevaar af dat de lezers zich tevreden stellen met het kennis nemen van het voorwoord toch nog enkele inhoudelijke aspecten van de verschillende bijdragen. Drs. J.C.M de jong inventariseert en analyseert in zijn bijdrage de ontwikkeling van het Bredase parochieleven van de laatste honderdvijftig jaar. Zijn bijdrage maakt duidelijk dat er op dat terrein nog veel werk te verzetten is. Niet alleen onderzoek, maar ook het veilig stellen van archiefmateriaal moet een grote prioriteit krijgen, omdat anders een belangrijk cultuurgoed verloren dreigt te gaan. De kunsthistoricus drs. J. van ’t Hof voert de lezer langs de vele kloosters die sinds 1800 in en rondom Breda bestaan hebben. Zijn aandacht richt zich daarbij niet zozeer op het geestelijk leven van de kloosterlingen, maar op de gebouwen waarin de kloostergemeenschappen hun monastieke idealen probeerden te verwezenlijken. Door de ontwikkelingen van de laatste decennia op godsdienstig gebied dreigt ook hier veel historisch erfgoed verloren te gaan. In de strijd om het behoud ervan heeft De Oranjeboom in Van ’t Hof een goede medestander gevonden. In mei 2002 werd in Madrid een symposium gehouden over het beroemde beleg van Breda door Spinola in 1624-1625. Een van de sprekers was dr. S.A. Vosters, die de opdracht had het beleg vanuit de Nederlandse invalshoek te belichten. Hij maakte van de gelegenheid gebruik om zich in Spanje op de hoogte te stellen van de kritieken over een nieuwe roman waarin deze belangrijke episode uit onze Tachtigjarige Oorlog een belangrijke rol speelt. In zijn bijdrage in dit jaarboek brengt Vosters verslag uit over zijn bevindingen en plaatst hij enkele kritische kanttekeningen bij de heersende opvattingen over het bovengenoemde beleg van Breda. Voor drs. E.A.J. Oudenhoven was zijn boek 'Van Schapendries tot Slotlaan’ (2001) over het Mgr. Frencken College de aanleiding om in zijn bijdrage in dit jaar- boek dieper op de oprichtingsperikelen van het Mgr. Frenckencollege in te gaan. klik op de pijlpunt links voor het volledige voorwoord Geschiedkundige en Oudheidkundige Kring De Oranjeboom;  |
11. |
![]() |
Boeknummer: 00125
De Oranjeboom Deel 60 Historie -- Breda, algemeen (2008) [W. van Ham, T. Kappelhof, Fr. Gooskens,H. Koopmanschap, Karel Leenders, K. van Leer, J. Jonker, K. Schoenmakers, M. Herben, Vr. Muntjewerff-v.d. Hl, S.Plantinga 2x] De Oranjeboom Jaarboek 2007. Deel 60 Wapens en vlaggen Breda sinds 1997 | Nazaten koopman C.de Wyse | Magister Ans.Fabri en stichting gasthuis voor oudemannen (1) | Oosterhoutse afvalkuilen (II) | Meester Arnoud | Familie Snellen en Spijtenburg | Lagere School voor meisjes Sint Catharinadal Oosterhout | Kerkhof Niervaaart | Werkverschaffing in iterbellum | Evacue Antoine Sauter in Frankrijk 1940 | Missie Meeus en repatriering Bredanaars 1940, Ten geleide U heeft een bijzonder jaarboek voor u liggen. En wel om drie redenen. Allereerst omdat dit ons zestigste jaarboek is. Daar mogen we als Geschiedkundige Kring, opge- richt in 1948, zeer trots op zijn. Niet omdat de zestig jaarboeken meer dan een meter in onze boekenkast beslaan en er ook nog fraai uitzien, - behoudens een paar ver- schoten exemplaren uit de beginjaren -, maar wegens de bijzondere inhoud. Meer dan 525 artikelen over Stad en Land van Breda, geschreven door ruim 150 auteurs. Het is daarmee dé bron voor elkeen die zich wil verdiepen in de historie van de stad Breda en het Land van Breda. Hulde aan al diegenen die dit mogelijk hebben gemaakt. Het betekent ook, de tweede reden dus, dat onze Kring zestig jaar bestaat en hoewel dit geen echt jubileumjaar is, vieren we dit natuurlijk wel. In eerdere publica- ties heeft u al vernomen dat we dit doen met een symposium over de Nassaus op 18 april 2008 in de aula van de Nassauscholengemeenschap in Breda. De derde reden is gelegen in het feit dat dit jaarboek het laatste is dat tot stand is gekomen onder het redactievoorzitterschap van dr.Jan Schuiten. Gedurende tien jaar heeft Jan Schuiten op zijn bijzondere wijze de redactie geleid en verschenen tien jaarboeken. Verder mochten we ook van vijf bijdragen van zijn hand genieten. Eén hiervan schreef hij bij gelegenheid van ons vijftigjarig bestaan: de geschiedenis van onze eigen vereniging. We hopen dat Jan Schuiten dit over vijftien jaar bij ons 75-ja- rig bestaan kan aanvullen. Over de verdienste van Jan Schuiten behoef ik niet verder uit te weiden omdat ik dat eerder bij de toekenning van het erelidmaatschap uitbun- dig heb gedaan. Jan heel veel dank. We nemen dit jaar ook afscheid van dr. Henk Muntjewerff als lid van de redactie van ons jaarboek. Henk Muntjewerff was lid van de redactie sedert 1991. Henk was de man van het afgewogen en relativerende oordeel. Hij was sterk op zijn specialisme, het industrieel erfgoed. Henk, ook veel dank voor je prominente inbreng in het re- dactieberaad, het meelezen van vele artikelen en uiteraard jouw eigen bijdragen over het industrieel erfgoed. Dit zestigste jaarboek is een omvangrijk jaarboek geworden. Jan Schuiten heeft bij zijn afscheid als hoofdredacteur een prestigieus jaarboek aan de reeks willen toe- voegen Het is hem gelukt en het is hem gegund. Elf bijdragen vullen dit jaarboek en daar zult u als lezer niet rouwig om zijn. U zult er met plezier veel leesuren mee vullen. C.M.M. (Kees) Machielsen voorzitter Voorwoord Door de grote inzet van de auteurs is de redactie erin geslaagd een gevarieerd jaarboek samen te stellen waarin onderwerpen uit de verschillende tijdvakken van de geschiedenis van Stad en Land van Breda’ behandeld worden. Van de elf bijdragen behandelen er zes Bredase zaken, terwijl vijf zich met het ‘Land van Breda’ bezig houden. Al met al weerspiegelt de samenstelling van dit jaarboek goed het arbeidsterrein van onze vereniging. De gemeentelijke herindelingen van de laatste jaren hebben een grote invloed op de vlaggen en wapens van gemeenten, steden en dorpen gehad. Willem van Ham heeft in zijn ‘kleurrijke’ bijdrage op een overzichtelijke manier niet alleen de huidige stand van zaken weergegeven, maar ook inzicht verschaft in de symbolische betekenis van de wapens en vlaggen van onze regio. Dat een oorkonde uit de dertiende eeuw geen droge kost is, wordt door Karel Leenders in zijn bijdrage duidelijk gemaakt. Met veel kennis van zaken heeft hij een oorkonde van 1269 als vertrekpunt genomen voor een beschouwing over de bouwgeschiedenis van de voorgangers van de Onze-Lieve-Vrouwekerk van Breda. De mediëvist Frans Gooskens heeft zijn licht op het leven van Anselmus Fabri van Breda doen schijnen, de stichter van een gasthuis aan de Haagdijk te Breda. In zijn bijdrage heeft Gooskens zich hoofdzakelijk beperkt tot de activiteiten van Anselmus bij de curie in Rome. In latere bijdragen worden andere aspecten van het leven van deze carrièregeestelijke aan de orde gesteld. Hoewel de ontwikkelingen bij de Romeinse curie centraal staan, schetst Gooskens een zeer interessant beeld van de godsdienstige praktijken tijdens de late middeleeuwen in de Lage Landen. De archeologische bijdrage is van Hans Koopmanschap die de lezer meeneemt naar de Oosterhoutse afvalkuilen die in 1986 blootgelegd werden. Het ging daarbij om nader onderzoek van de Oosterhoutse pottenbakkersnijverheid na 1650. Het artikel, dat een aanvulling is op zijn bijdrage in het jaarboek 2005 van De Oranjeboom, maakt duidelijk met welke moeilijkheden archeologisch onderzoek te maken heeft. Matti Herben geeft in zijn bijdrage een aanvulling op een eerdere publicatie van hem en Linze van der Mierden in het jaarboek 1995 van De Oranjeboom. Door analy- sering van een akte uit de zestiende eeuw heeft hij de plaats van het kerkhof van het oude Niervaart bij Klundert nauwkeuriger vastgesteld. Na een eerdere publicatie over de Bredase koopman Cornelis de Wyse en zijn familie heeft Ton Kappelhof in zijn bedrage in dit jaarboek de erfgenamen van De Wyse voor het voetlicht gehaald. Op grond van goed bronnenonderzoek waarbij testamenten een belangrijke plaats innemen, laat hij de lezer op een aangename manier kennismaken met de leefomstandigheden van een welgestelde koopmansfamilie in de achttiende eeuw. klik op de pijlpunt links voor het volledige voorwoord Geschiedkundige en Oudheidkundige Kring De Oranjeboom;  |
12. |
![]() |
Boeknummer: 00129
De Oranjeboom Deel 64 Historie -- Breda, algemeen (2012) [T. Kappelhof, Fr. Gooskens, J.v.d.Nieuwenhuizen, Valentijn Paquay, P.v.d.Pol, S. Hoekstra, T.Kappelhof] De Oranjeboom Jaarboek 2011. Deel 64 Herv. Kath. kerk 1400-1600 | Magister Anselmus Fabri en stichting gasthuis voor oude mannen | Oprichting bisdom Antwerpen | Hoogkerkelijke bezoeken bisdom Breda | Engelbrecht II of Hendrik III. Beleg van Breda 1624 | Onderwijs in Breda 1500-1800. Voorwoord van de redactie De bijdragen in dit nieuwe jaarboek maken duidelijk dat de banden tussen Antwerpen en Breda oud zijn en een divers karakter hebben. De Bredase historicus Cerutti sprak zelfs over de twee steden als dochter- en moederstad. Hij kwam tot deze karakterisering omdat het stadsrecht van Breda afgeleid was van dat van Antwerpen. Vanaf het jaar 1252 hadden de burgers van Breda het recht bij de Antwerpse schepenbank in beroep te gaan tegen vonnissen van hun eigen schepenen. Verder had Antwerpen een grote economische invloed op Breda en heel West-Brabant. In dit jaarboek zijn andere aspecten van deze stedenband terug te vinden, vooral op religieus-cultureel gebied. In de vijftiende eeuw werden de banden tussen Antwerpen en Breda op religieus gebied intensiever. In deze eeuw werd de Bredanaar Anselmus Fabri deken van het Antwerpse kapittel en hij wist een aantal Bredanaars benoemd te krijgen in zijn kapittel. Hij en leden van zijn netwerk steunden de katholieke hervormingsbeweging rond de Moderne Devotie. Ze bouwden in het gebied tussen Antwerpen en Breda een machtsbasis op van aan elkaar gekoppelde religieuze instellingen. In de zestiende eeuw kreeg deze religieuze band een instituti- onele basis. Breda en West-Brabant vielen namelijk vanaf 1559 onder het bisdom Antwerpen. In hun bijdragen beschrijven van Van den Nieuwenhuizen en Paquay de stichting van het bisdom en de invloed op onze regio. Omdat deze drie kerkhistorische bijdragen zo sterk samenhangen heeft Ton Kappelhof er een inleiding voor bijgevoegd over de katholieke kerkhervormingen in de vijftiende en de zestiende eeuw. Het verhaal van Pierre van der Pol over de bewaard gebleven portretten van graaf Engelbrecht II gaat ondermeer in op het Nassauraam in de Onze-Lieve- Vrouwekerk van Antwerpen. Op dit raam staat Engelbrecht van Nassau afgebeeld als stichter van dit raam bij een voorstelling van het Laatste Avondmaal. Breda kon dus ook wel eens invloed op Antwerpen hebben. De vers afgestudeerde historicus Sigo Hoekstra beschrijft de opkomst van de krantenjournalistiek in Antwerpen. Drukker Abraham Verhoeven begon in 1617 een weekblad. Hij zou dit blad later de naam Nieuwe Tijdinghen geven. In zijn blad besteedde hij veel aandacht aan de belegering van Breda door Spinola in 1625. Er was toen in Antwerpen en ver daarbuiten veel belangstelling voor deze belegering en Verhoeven stilde de leeshonger van zijn publiek over het verloop van de militaire acties. Tenslotte kunnen we in de bijdrage van Ton Kappelhof over de Franse scholen lezen dat veel schoolmeesters en schooljuffrouwen afkomstig waren uit Antwerpen. Vanaf het eind van de zestiende eeuw was er een gestage stroom van docenten uit de Scheldestad naar onze streken. Als Breda een directe treinverbinding krijgt met Antwerpen, kunnen deze historische, economische en culturele banden zich verder ontwikkelen. Dan nog dank aan een ieder die heeft meegewerkt aan de totstandkoming van dit jaarboek. Vooral natuurlijk de auteurs en de leden van de redactie. Een bijzondere dank voor Wim Spapens en zijn ondersteuning bij de eindredactie. Dank gaat ook uit naar Karel Leenders voor zijn hulp en meedenken bij het vervaardigen van kaartmateriaal Namens de redactie Frans Gooskens, voorzitter Geschiedkundige en Oudheidkundige Kring De Oranjeboom;  |
13. |
![]() |
Boeknummer: 00133
De ontdekkingstocht door West-Brabant, Baronie en Markiezaat. Kroniek van een millennium Historie -- Brabant, algemeen (2001) [Geert de Bruijn, Frank van den Hoven] De ontdekkingstocht door West-Brabant, Baronie en Markiezaat Woord vooraf Cultuurhistorisch erfgoed is 'in'. Er is de laatste jaren toenemende aandacht voor erfgoed in het beleid van provinciale en lokale overheden. In de toeristische sector is cultuurtoerisme ontdekt als nieuwe publiekstrekker. Dit heeft alles te maken met een nieuw gegroeid besef dat ons erfgoed, in de zichtbare vorm van monumenten, musea en het landschap, maar ook in de minder tastbare vorm van bijvoorbeeld veldnamen en historische kennis, een wezenlijke smaakmaker is van het menselijk leven. Voor de persoonlijke en collectieve identiteit van mensen is het belang- rijk iets te weten van de eigen oorsprong en geschiedenis. We plaatsen onszelf als vanzelfsprekend in tijd en ruimte en daarbij hebben we het cultuurhistorisch erfgoed als markeringspunten en herinneringsbakens nodig. Zelfs zien we nu opnieuw in dat kennis van dat erfgoed bijdraagt aan de sociale samenhang en de worteling van mensen in de hedendaagse samenleving. Kijken naar en bezig zijn met cultuurhistorisch erfgoed - of dat nu het bezoeken van een museum is, het fietsen door een historisch landschap, het uitpluizen van de eigen stamboom, of het verzamelen van foto’s van de eigen woonplaats - is voor veel mensen een aangenaam tijdverdrijf. Maar het is meer: het verleden zoals dat in het heden tot ons komt, is ook een inspiratie- bron voor de toekomst In de snel veranderende wereld om ons heen hebben we behoefte aan ijkpunten, aan richtpunten die ons helpen de ruimte en de samenleving van de toekomst vorm te geven. Streekeigen bouwen, aandacht voor historisch gegroeide landschapselementen, het accentueren van het bijzondere of juist het typerende in de gebouwde en onbebouwde om- geving van stad en dorp: het draagt allemaal bij aan de verwezenlijking van de behoefte van deze tijd aan herkenbaarheid en eigen identiteit Uitgangspunt daarbij moet mijns inziens niet zijn het zoveelste nostalgische cliché toe te voegen aan het beeld van Brabant, om een benauwde cultuur van ‘ons eigen Brabant’ te creëren of om vernieuwing tegen te houden, maar om ruimte te bieden aan nieuwe ontwikkelingen en nieuwe groepen In onze samenleving en tegelijk in de toekomst een herkenbaar en leefbaar Brabant te behouden. Dat kost moeite en doet soms pijn, maar is de moeite waard. klik op de pijlpunt links voor het volledige voorwoord Voorwoord De laatste jaren is er in deze streek heel veel gebeurd op infrastructureel en (agroltoeristisch gebied. Wij noemen de belangrijkste: de aanleg van de Hogesnelheidslijn1 (HSL) die nogal wat aanricht in het landschap. De aanleg van vele nieuwe woonwijken en bedrijventerreinen. En gelukkig ook de ontwikkeling van nieuwe natuur, al dan niet opgelegd als compensatie voor de hiervoor genoemde infrastructurele werken. Verder zijn er initiatieven genomen in het kader van plattelandsvernieuwing, met name op het gebied van bezienswaardigheden, evenemen- ten en verblijfsaccommodaties. Veel van deze informatie is alleen lokaal bekend. Wij vinden dat zonde. Graag willen wij een breder publiek uit de regio - maar uiteraard ook daarbuiten - laten kennismaken met het boeiende landschap van Baronie en Markiezaat Hiermee denken wij aan te tonen dat u helemaal niet naar het buitenland op vakantie hoeft om interessante bezienswaardigheden te zien. Er liggen er duizenden bij u vlak om de hoek! Maar dat moetje dan wel even weten... Wij beschouwden het als een uitdaging om de lawine van lokale gegevens, voor een deel al bijeenvergaard door tal van Instanties en personen, te verwerken tot één bondig, historisch verant- woord en toch vlot leesbaar geheel. De circa duizend bijzondere, oude maar vaak ook zeer actuele illustraties zullen zeker aan de leesbaarheid bijdragen, opdat u zich ook letterlijk een beeld van de beschreven onderwerpen kunt vormen. Lokale heemkunde Wij beschouwen deze uitgave, qua uitgebreidheid van de achtergrondinformatie. als een 'middenklasser. Daarmee bedoelen wij dat het veel uitgebreider is dan een boek over heel Nederland, maar dat het veel minder uitgebreid is dan boeken over één plaats, zoals die met name door de heemkundekringen worden vervaardigd. Wij willen met dit boek een samenvatting van de geschiedenis en bezienswaardigheden van heel West-Brabant onder de aandacht van mensen brengen, van binnen én buiten de regio. Onder meer door zo veel mogelijk wetenswaardigheden over vrijwel alle topografische locaties van deze streek zo uitgebreid mogelijk, maar binnen de beperkingen van een eendelig werk toch nog steeds globaal, te beschrijven. Oftewel, ook dit boek laat u nog maar het topje van de ijsberg zien. Er staat heel veel in, maar er staat ook heel veel niét in. klik op de pijlpunt links voor het volledige voorwoord Uitg. Filatop (F.v.d.Hoven) Leerdam;  |
14. |
![]() |
Boeknummer: 00158
Noord-Brabants Historisch Jaarboek 1991. Deel 8 Historie -- Brabant, algemeen (1991) [Th. Verhoeve e.a.] Noord-Brabants Historisch Jaarboek 1991. Deel 8 Ten geleide In de tijd van de Verlichting zo tussen 1750 en 1850 trachtten pas opgerichte academies en wetenschappelijke verenigingen ook in de Nederlanden het onderzoek te stimuleren door prijsvragen. Dat deed ook vanaf den beginne het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant. Tijdens de oprichtingsvergadering van 8 maart 1837 werden niet minder dan vier prijsvragen uitgeschreven, die respectievelijk betrekking hadden op: - ziekten in samenhang met leefwijzen; - de ontwikkeling van de landbouw; - de ontginningen getoetst aan de inzichten van het fysiocratisme van de voorafgaande vijftig jaren; - de geschiedenis van Neder-Lotharingen in het algemeen en van Noord-Brabant in het bijzonder. In 1865 besloot het bestuur van het Genootschap te stoppen met deze prijsvragen omdat de response teleurstelde en de kwaliteit van de spaarzame inzendingen tegenviel al moet een uitzondering worden gemaakt m.b.t. de prijsvraag van 1853 voor een plan van herstelling van de St. Janskathedraal te ’s-Hertogenbosch, die in feite de aanzet is geweest tot de grote restauratie - de eerste van deze aard en omvang in ons land - van dit prachtige gothische kerkgebouw. De laatste jaren is er een nieuwe hausse ontstaan in het organiseren van concoursen, het uitschrijven van prijsvragen en het toekennen van wat we in goed Nederlands ‘awards’ noemen. Ook het Noordbrabants Genootschap nam na een en een kwart eeuw de draad weer op door het instellen van een Brabantse prijs voor geschiedschrijving. Het bestuur nam contact op het de redactie van het Noordbrabants Historisch Jaarboek, die bereid bleek als jury op te treden. Na enig onderhandelen werd overeengekomen, dat het ene jaar de beste inzendingen zouden worden gepubliceerd in het Jaarboek, dat an et karakter zou krijgen van een themanummer, terwijl het jaar daarop een vrij nummer zou worden uitgegeven. Het bestuur hoopte de belangsteling voor het Jaarboek te stimuleren door een thematiek. De redactie van haar kant twijfelde aan de haalbaarheid van themanummers bij handhaving van de kwaliteit. klik op de pijlpunt links voor het volledige Ten geleide Stichting voor Brabantse Regionale Geschiedbeoefening;  |
15. |
![]() |
Boeknummer: 00159
Noord-Brabants Historisch Jaarboek 1992. Deel 9 Historie -- Brabant, algemeen (1992) [Rosendaal J. e.a.] Noord-Brabants Historisch Jaarboek 1992. Deel 9 Ten geleide De incubatietijd van het negende Noordbrabants Historisch Jaarboek is langer geweest dan de redactie lief was. Het is voor de auteurs niet gemakkelijk studies, waarin veel tijd en energie zijn geïnvesteerd, zo samen te vatten dat ze passen. De redactie waakt er immers voor, dat het Jaarboek geen bundel met een klein aantal relatief omvangrijke monografieën wordt. De zeven studies die u hier aantreft, zijn gespreid in tijd en naar onderwerp. Overleg met de redacties van de in westelijk Noord-Brabant verschijnende jaarboeken lijkt gewenst om af en toe een qua techniek en wijze van behandeling belangrijk artikel middels het Noordbrabants Historisch Jaarboek een wijdere wetenschappelijke spreiding te geven. Thans blijven zij soms te veel in de regio verborgen. Over het onderwijs als (in dit geval) reformatorisch strijdwapen, schrijft J. Rosendaal aan de hand van het Latijns onderwijs te Heusden. De deconfiture van de Hanzebank te ’s-Hertogenbosch in 1923 leidde tot hoge golven in de pers en in kringen van middenstand en kleinbedrijf in oostelijk Noord-Brabant. P. Dekkers beschrijft het wel en wee van deze onderneming. J. van den Eijnde beschrijft de rol van de in 1909 in Tilburg geboren en in 1974 te Oisterwijk gestorven politicus Joan Willems, die na de oorlog landelijk een belangrijke rol heeft gespeeld als doorbraakfiguur binnen het katholieke kamp, maar die in tal van functies, waaronder het lidmaatschap van het college van Gedeputeerde Staten in de vier jaren vóór zijn overlijden, heeft geijverd voor de cultuur in Noord-Brabant. G. van Synghel, lid van de redactie, wijdt aandacht aan een nieuw fragment van de rijmbijbel van Jacob van Maerlant, dat werd gevonden in de kaft van een cijnsboek uit het archief van de rentmeester-generaal der domeinen in Stad en Meierij van ’s-Hertogenbosch, berustend op het Rijksarchief aldaar. Het lijkt niet onwaarschijnlijk, dat het manuscript, waaruit het afkomstig is, deel heeft uitgemaakt van een Brabantse collectie en wellicht zelfs in een Brabants scriptorium is vervaardigd. De uitdagende titel ‘Militarisme en Seksisme te ’s-Hertogenbosch in het begin van de moderne tijd’ vraagt om een toelichting. Moderne tijd moet hier verstaan worden volgens het spraakgebruik van historici, die het begin van de zestiende eeuw zien als een ontluikende nieuwe tijd. Het artikel beschrijft enerzijds de rol van ’s-Hertogenbosch in de Gelderse oorlogen, met name het gebruik van het geschut, anderzijds de symboliek waarvan men zich bediende om zijn visie op de vrouw te geven. Men uitte deze visie aldus L. Adriaenssen - ondermeer via de benaming van de kanonnen. klik op de pijlpunt links voor het volledige Ten geleide Stichting voor Brabantse Regionale Geschiedbeoefening;  |
16. |
![]() |
Boeknummer: 00181
Jubileumgids 175 jaar KMA 2003 Oorlog -- Eerste wereldoorlog, algemeen (2003) [W. Houben e.a.] 175 jaar KMA INLEIDING Het jaar 2003 wordt voor de bewoners van het Kasteel complex, cadetten en medewer- kers, een jaar om nooit te vergeten. KMA 175 jaar = 175 jaar KMA Breda Bovenstaande boodschap loopt als een rode draad door het programma dat is ontwikkeld ter gelegenheid van de 175e verjaardag van de Koninklijke Militaire Academie. De werkgroep die is belast met de invulling van het programma heeft, naast de door haar georganiseerde activiteiten, aansluiting gezocht bij de bestaande Bredase evenementen. Op deze wijze wordt de band van de stad Breda met de KMA onderstreept. Deze keuze betekent een ambitieus en gevarieerd programma, waarin voor iedere burger en (oud)-militair iets van zijn of haar gading te vinden zal zijn. U zult in staat worden gesteld op meerdere momenten van het historisch deel van het Kasteelcomplex te genieten. Daarnaast kunt u kennis nemen van het nieuwe onderwijssysteem en van het stu- dentenleven van de cadettenpopulatie in al zijn facetten. Het enthousiasme van de organisatoren van de Bredase evenementen om de jari- ge KMA in haar programma te betrekken en de overstelpende reacties van de Bredase verenigingen en gezelschappen om aan de KMA-festiviteiten deel te nemen, hebben ons tot een optimale inbreng gestimuleerd. Wij zijn ervan overtuigd dat het voor u liggende programma de gelegenheid biedt uw kennis van de Academie in al zijn facetten te vergroten en de bestaande band verder uit te bouwen en te verdiepen. Na de geslaagde viering van 'Breda 750 jaar’ nemen wij op eigen wijze het stokje over, om er een feestelijk jaar van te maken. Het is onze wens dat u aan het eind van de evenementenreeks, met ons kunt vaststellen dat Breda en de KMA onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Kolonel b.d. S.C. van Nugteren Voorzitter Projectgroep KMA 175 jaar Breda Projectgroep KMA 175;  |
17. |
![]() |
Boeknummer: 00305
De Oranjeboom Jaarboek 2020 van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Stad en Land van Breda. Deel 73 Historie -- Breda, algemeen (2021) [Frans Gooskens e.a.] De Oranjeboom Jaarboek 2020 Ten geleide De bijdragen in dit jaarboek vallen voor een groot deel binnen het thema ‘cultuur en onder- wijs’. We hebben een recordaantal van vijftien bijdragen verdeeld over bijna driehonderd pagina’s. De redactie moest af en toe streng zijn tegen de auteurs over het aantal woorden. Omdat we vanwege corona/covid niet veel activiteiten hebben kunnen aanbieden hopen we met dit extra dikke boek de pijn wat te verzachten. Een opvallende plaats in dit jaarboek voorvader en zoon De Morée. Louis de Morée (1882- 1966) woont vanaf 1923 in Breda als de kapelmeester van het Zesde Regiment Infanterie. Hij verzorgt regelmatig concerten in Concordia. Het artikel van John Smit geeft een goed overzicht van zijn leven en zijn belang voor de muziek in Breda. In het artikel van Marianne Laurijssens over het stedelijk toerisme wordt hij genoemd als de componist van het Bredase volkslied: De Paarse Heide. Een vrolijke mars die hij in 1929 schrijft op verzoek van burge- meester Van Sonsbeeck bij de inwijding van het nieuwe carillon van de Grote Kerk. Tenslot- te duikt Louis weer op in het artikel over de afschaffing en de terugkeer van carnaval. In 1939 arrangeert hij het carnavalslied Breda lacht weer. Zijn zoon Gerrit de Morée (1909-1981) ontwerpt het camavalsaffiche datzelfde jaar; een clown die achterop een ezel zit in vrolijk rood en groen. Pieter Stallen beschrijft in zijn bijdrage de rol van Gerrit bij de oprichting van de Academie voor Beeldende Kunsten Sint [oost. Samen met medekunstenaars Dio Roovers en Niel Steenbergen is hij hiervoor verantwoordelijk. De Morée zal tot 1974 doceren op Sint Joost waar de studenten hem liefkozend Ome Gerrit noemen. Stallen beschrijft de invloed van Sint Joost op het culturele klimaat van Breda. Het artikel is een bruggetje naar het andere thema van dit jaarboek, namelijk onderwijs. Dit jaarboek heeft vijf bijdragen over onderwijs, naast de acht bijdragen over cultuur en kunst. Verder zijn er nog twee artikelen over andere onderwerpen: de middeleeuwse gevan- genispoort van Breda en De Kwatta chocoladefabriek tijdens de Tweede Wereldoorlog. De redactie heeft vijf nieuwe auteurs kunnen vinden voor het schrijven van een bijdrage. Een levend bestand van auteurs is belangrijk voor de toekomst. Het jaarboek is te breed gevuld om hier allemaal op te noemen. Daarom: geniet van het lezen en vertel het door! Fred Saan voorzitter 'de Oranjeboom' Frans Gooskens voorzitter redactie De Oranjeboom;  |
18. |
![]() |
Boeknummer: 00309
In het spoor van kruis en ploeg Belangenverenigingen -- Aartsdiocesane R.K. Boeren- en tuindersbond (A.B.T.B.) (1967) [Drs W.F.P. Boshouwers] IN HET SPOOR VAN KRUIS EN PLOEG VIJFTIG JAAR AARTSDIOCESANE R.K. BOEREN- EN TUINDERSBOND (A.B.T.B.) 1917-1967 INHOUD Ten geleide...................................................... 5 Uit de nood der tijden geboren................................... 7 Naar een principiële organisatie................................ 10 Provinciale boerenbonden ....................................... 14 De Provinciale Gelderse Boerenbond.............................. 15 De Aartsdiocesane Boeren- en Tuindersbond....................... 27 De periode 1917-1930 ........................................... 37 Het Boeren- en Tuindersblad..................................... 51 De Handelsraad van de A.B.T.B................................... 54 Verkoopvereniging............................................... 56 De Verzekeringsinstellingen..................................... 57 De Gelderse eierveiling......................................... 59 Het Landbouwboekhoudbureau van de A.B.T.B....................... 60 De Inspectiedienst van de A.B.T.B............................... 61 De organisatie der jongeren..................................... 62 De periode 1930-1940 ........................................... 64 Het organisatieleven............................................ 68 Het koperen jubileum............................................ 70 Het onderwijs................................................... 73 Het Boeren- en Tuindersblad..................................... 77 De Handelsraad van de A.B.T.B................................... 78 De Verzekeringsinstellingen..................................... 79 De Gelderse Eierveiling......................................... 80 Het Landbouwboekhoudbureau...................................... 81 De Inspectiedienst.............................................. 82 De organisatie der jongeren..................................... 83 De Boerinnenbonden van de A.B.T.B............................... 86 Oorlog en bezetting (1940-1945)................................. 87 De nieuwe tijd.................................................. 97 Statutenwijziging...............................................101 Groei in ledental...............................................102 Bezoek van de Kardinaal.........................................103 Zij, die heengingen.............................................105 De A.B.T.B. in opmars...........................................108 Via de stichting voor de Landbouw naar het Landbouwschap ...... 118 Nieuw leven in een nieuw land....................................121 Emigratie........................................................124 Het Deken van der Waardenfonds...................................126 De Imkersbond....................................................128 Het onderwijs in de A.B.T.B......................................130 Sociaal en cultureel werk........................................138 De Landelijke Rijverenigingen van de A.B.T.B.....................142 Het Bondsorgaan..................................................146 De Handelsraad van de A.B.T.B....................................147 Het Landbouwboekhoud- en Accountantsbureau van de A.B.T.B....... 155 De Coöperatieve Eierveiling van de A.B.T.B.......................159 DejiVerzekeringsinstellingen van de A.B.T.B......................162 De Coöperatieve Verkoopvereniging van de A.B.T.B.................166 De Inspectiedienst van de A.B.T.B................................171 De tuinbouw in de A.B.T.B........................................173 Katholieke Paedagogische Beroepsvoorlichting.....................176 De Boerinnenbonden...............................................176 De organisatie der jongeren......................................181 De Meisjesbeweging van de A.B.T.B................................185 De Plattelandsjongerenorganisatie (K.P.J.).......................188 Besluit..........................................................189 Ten geleide Het gouden jubileum van de A.B.T.B. en zijn instellingen betekent het bereiken van een mijlpaal en stemt tot vreugde en dankbaarheid, ondanks de rampen en wisselvalligheden die er in dit tijdsbestek plaatsvonden. Dankbaar op de eerste plaats jegens de goede God die al die jaren Zijn zegen schonk aan het werk van onze standsorganisatie en zijn instellingen, dankbaar aan alle medewerkers, die in de loop der jaren hun beste krachten hebben gegeven om dit werk te stimuleren, te progageren en uit te bouwen. Dankbaar in het bijzonder aan de pioniers, de werkers van het eerste uur, die zich geheel pro Deo volledig hebben ingezet om deze boeren en tuin- ders standsorganisatie op te richten en door de eerste moeilijke jaren, met al zijn kinderziekten heen te loodsen. Het spreekt wel haast vanzelf dat, met het 50-jarige bestaan in het verschiet, bij het hoofdbestuur van de A.B.T.B. de gedachte opkwam om ter gelegenheid van het gouden jubileum een gedenkboek uit te geven, om daarin voor het nageslacht de geschiedenis van de eerste 50 jaren van de A.B.T.B. en zijn instellingen vast te leggen. Aanvankelijk hadden wij gehoopt onze geachte en bekwame algemeen secretaris Ir. Everts, die daar zo bij uitstek toe in staat zou zijn geweest, na zijn pensionering in 1962, met de samenstelling van dit boek te mogen belasten hetgeen door hem ook reeds in principe was geaccepteerd. Helaas heeft zulks door het spoedig en naar onze begrippen te vroeg verscheiden van hem niet zo mogen zijn. Gelukkig vonden wij daarna de heer drs. W. Boshouwers uit Nijmegen bereid dit werk op zich te nemen. Naar mijn mening is hij daarin goed geslaagd, ondanks de handicap van de totale vernietiging van ons bondsgebouw met het gehele archief, bij de slag om Arnhem in 1944. Duidelijk komt, meen ik, in dit gedenkboek naar voren, de gunstige invloed die de A.B.T.B. en zijn instellingen hebben gehad op de geestelijke, maatschappelijke, culturele en stoffelijke verheffing van de leden van onze Boeren- en Tuindersbond en van het gehele platteland. Gaarne wil ik dit voorwoord besluiten met de wens, dat ook in de toekomst onze Aartsdiocesane Boeren- en Tuindersbond met al zijn instellingen, nuttig en vruchtbaar werkzaam mogen zijn voor het algemeen welzijn en voor de belangen van onze leden in het bijzonder. A. T. Hettinga, voorzitter Aartsdiocesane R.K. boeren- en tuindersbond;  |
19. |
![]() |
Boeknummer: 00310
Breda in oude ansichten Historie -- Breda, algemeen (1973) [Brekelmans, dr. F.A.] Breda in oude ansichten, waarin opgenomen gedeelten van de voormalige gemeenten Ginneken en Bavel, Princenhage en Teteringen. INLEIDING. In dit boek wordt getracht een aanschouwelijk beeld te geven van de structuur en het aanzien van de stad Breda en de kern van de toenmalige randgemeenten in de periode 1866-1936. In die tijd heeft Breda op velerlei gebied een krachtige ontwikkeling doorgemaakt. Men neemt veranderingen waar op topografisch, religieus, sociaal-economisch, cultureel en militair gebied. Tot 1 mei 1927 strekte het grondgebied van de gemeente zich niet veel verder uit dan het terrein van de vestingwerken, welke in de jaren 1870/80 waren gesloopt. Sinds 1927 is het territoir driemaal uitgebreid ten koste van de aangrenzende gemeenten Ginneken en Bavel, Princenhage en Teteringen. In 1941 werden Ginneken en Princenhage opgeheven waarna de oude dorpskernen geheel bij de stad werden getrokken. Van de oude Bredase vestingwerken zien wij hierachter nog het bastion Nassau-Wallon. Het aantal inwoners bedroeg in 1866 15.225 en in 1936 49.794 zodat de bevolking in die tijd is verdrievoudigd. Al is deze groei voor een groot deel aan de annexatie van 1927 toe te schrijven, toch had ook binnen de oude stadsgrenzen een bevolkingsaanwas plaats. Per 1 januari 1973 telde Breda 121.181 inwoners. Zoals uit foto’s van Grote Markt, Havermarkt, Torenstraat, Bindstraat en Ginnekenstraat blijkt, stonden daar destijds nog veel gesloten huizen. Lang niet alle panden waren als winkel ingericht. Riolering en trottoirs zijn er ongeveer een eeuw geleden aangelegd. De bruggen die wij zien zijn alle licht en slechts berekend op het verkeer met wagens en rijtuigen. De straten werden met gaslantaarns verlicht, maar deze waren gering in aantal. Hoewel de stad sedert 1855 respectievelijk 1863 door spoorlijnen met de buitenwereld was verbonden, vormde de haven toch nog lang een belangrijk element in het personen- en goederenvervoer. Ruim honderd jaar geleden bezat Breda nog twee van de drie katholieke schuilkerken: die in de Waterstraat (Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaart) en in de Tolbrugstraat (H. Barbara). Deze laatste werd in 1869 vervangen door de kathedraal aan de Prinsenkade; de Maria-parochie stichtte in 1890 een nieuw gebouw aan de Ginnekenstraat, dat door de ontvolking der binnenstad overbodig is geworden en in 1967 afgebroken. De kathedraal is gesloopt in 1970. Nieuwe kerken verrezen nabij de singels: de St.-Josephkerk in 1897, de H. Hartkerk in 1900 en de St.-Annakerk in 1904. In 1887 hadden de kapucijnen een kerk en klooster gebouwd aan de Schorsmolenstraat. De gereformeerden namen in 1896 een kerkgebouw aan de Karnemelkstraat in gebruik. Voor het lager onderwijs werd in deze periode een aantal openbare en bijzondere scholen gebouwd. Dank zij een legaat van dr. L.F.W. van Cooth kon in 1886 een ambachtsschool worden gesticht. De aloude Latijnse School was in 1867 opgeheven, maar in hetzelfde jaar opende de gemeentelijke h.b.s. haar poorten aan het Kasteelplein. Twintig jaar later werd in de Reigerstraat het Stedelijk Gymnasium gevestigd, dat in 1901 met de h.b.s. zou verhuizen naar het complex Nassausingel-Nassaustraat. Pas in 1923 deed het bijzonder v.h.m.o. met het Onze-Lieve-Vrouwe-Lyceum zijn intree. Ook het culturele leven heeft zijn opgang gekend. In 1865 werd het Bredaas Mannenkoor gesticht, dat nog altijd bestaat. Het theaterleven voltrok zich aanvankelijk in de Comediezaal aan de Vlaszak, maar in 1881 werd „Concordia” geopend. Muziek en zang beoefenden de Bredanaars in velerlei verband, onder andere in een Dubbelkwartetvereniging. Het vijftig—, vijfenzeventig— en honderdjarig bestaan van de Koninklijke Militaire Academie was telkens aanleiding tot grote feesten. Ook als een ingezetene honderd jaar werd moest zoiets gevierd worden. Zo werd in 1931 de Terheijdense baker Johanna Damen in een open rijtuig door de stad gereden. Openbare bibliotheken in onze stad bestonden toen nog niet, wel had de K.M.A. een rijkvoorziene boekerij die voor wetenschappelijke doeleinden toegankelijk was. Veel hotels, café’s en restaurants kende Breda en omgeving ook vroeger. Het in 1967 afgebrande restaurant „’t Zuid” bestond al vóór 1830. Andere oude zaken in de binnenstad waren het café „die Porte von Cleve” naast het stadhuis, hotel „De Kroon”, Boschstraat, „De Gouden Leeuw”, Korte Boschstraat en „Zum Franciscaner” aan de Vismarkt. Naast „Concordia” was een gezellig café en de „Grote Sociëteit” was gevestigd in de bovenzaal van café „Moderne” aan de Veemarktstraat. Het mooie dorp Ginneken kende zijn hotels „Duivelsbrug”, „Dennenoord”, „Rustoord” en „Groene Woud”. Nabij het seminarie „Ypelaar” lag het café „De Heilige Tap”. Onder Princenhage lagen de hotels „Mastbosch”, „Boschhek”, „Burck”, „De Kroon” en „Huis ten Bosch”. Zij konden floreren dank zij het bloeiende vreemdelingenverkeer dat Breda sinds de jaren tachtig kent. Tussen Breda en Ginneken lag op Teterings grondgebied aan de Ginnekenweg nog hotel „Flora” Na 1850 kwam ook de industrie in Breda op. De kachelfabriek van Klep is het oudste metaalbedrijf. Daarna volgde Backer en Rueb. Tevoren kende Breda reeds passementbedrijven, bierbrouwerijen en zoutziederijen. De drukkerijen van Oukoop en Broese zijn van hoge ouderdom. Van iets jongere datum zijn de chocolade- en suikerfabrieken De Faam en Kwatta. Goederen voor directe consumptie werden verhandeld op de Grote Markt, de Havermarkt, het Kasteelplein en in de Boterhal. Tot 1865 werd op vele waren een stedelijk accijns geheven via kantoren bij de stads- poorten. Wij zien hierachter bijvoorbeeld het Bureau der Stedelijke Belastingen aan de Waterpoort. Het tramwezen in Breda bloeit sinds 1884 toen Kuitenbrouwer de Ginnekense Tramwegmaatschappij sticht- te. Later kwamen hier de maatschappij „Breda-Mastbosch” (station via Baronielaan naar het bos) en de „Zuid-Nederlandsche Stoomtram Mij.”, die de verbinding onderhield tussen het station in Breda en de Markt te Princenhage. Op al deze lijnen bestond de tractie uit paarden. Het stadsbeeld kende nog verschillende molens: de oliemolen van Betz aan de Leuvenaarswal, de molen „Het Fortuin” aan het Van Coothplein en de molen „De Vier Winden” achter de Nieuwe Ginnekenstraat. Princenhage had zijn hoge molen aan de Liesboslaan. Het ziekenhuiswezen is te Breda eerst op het einde van de negentiende eeuw opgekomen. Voor de katholieken was er het Gasthuis aan de Haagdijk. In 1901 kwam het Diaconessenhuis gereed en pas in 1923 het grote St.-Ignatiusziekenhuis aan de Wilhelminasingel. Ginneken bezat zijn Laurensgesticht vanaf 1913, Princenhage zijn Luciagesticht vanaf 1890. Te Ginneken kon men ook een wonderdokter aantreffen, de beken- de Frans Colson. De volksgezondheid werd zeer be/orderd door de aanleg van een waterleiding, die te Breda in 1894 en te Ginneken in 1904 tot stand kwam. Over water gesproken: in Ginneken kon men een koudwaterkuur ondergaan in het bad Wörishofen. Van oudsher is Breda een garnizoensstad. Voor de huisvesting van de militairen zijn echter eerst laat goede kazernes gebouwd. Aanvankelijk waren er alleen de Kloosterkazerne, de Hoge Barakken achter de Gin- nekenstraat en het Arsenaal aan de Gasthuisvelden. De opening van de Chassékazerne in 1899 betekende een verheugende vooruitgang. Na de ontmanteling van de stad werden op de geslechte vestingwerken grote exercitieterreinen aangelegd langs Nassausingel en Fellenoordstraat. Ook de stedelijke nutsbedrijven beleefden in deze tijd hun opkomst. De gasfabriek was reeds in 1858 gebouwd op het Waterlunet. Een pomp- station en prise d’eau zijn in 1894 te Dorst tot stand gekomen. Ginneken kreeg reeds elektriciteit in 1904, maar Breda pas in 1918. De gemeentereiniging was in 1878 ondergebracht op het vroegere lunet B. De dienst der beplantingen werd in het leven geroepen bij de aanleg van het Valkenberg. Het toerisme begon voor Breda pas goed op gang te komen na de aanleg van de beide stadsparken: Wilhelminapark en Valkenberg. De grote trek hierheen werd overigens veroorzaakt door het natuurschoon der Bre- dase omgeving. Ginneken gaf reeds in 1889 een V.V.V.-gids uit en Breda volgde in 1897. Een belangrijke toeristische verbinding vormde de Boulevard Breda-Mastbosch, die door een particulier was aange- legd op het grondgebied van drie verschillende gemeenten. Het gemeentebestuur onderging in dit tijdvak ook een sterke uitbreiding. Waren er vijftien raadsleden in 1866, zeventig jaar later waren het er zevenentwintig. Bij het begin van dit tijdvak was mr. A. Kerstens burgemeester; van 1919 tot 1936 was dit mr. dr. W.G.A. van Sonsbeeck, met wiens grootse afscheidsfeest wij dit boek besluiten. Voor de samenstelling van dit boek hebben wij een keuze moeten doen uit het overvloedige materiaal dat in Stedelijk Museum en gemeentearchief ter beschikking was. Wij hebben onze voorkeur laten uitgaan naar zeer oude foto’s en voorts naar afbeeldingen van die stadsgedeelten die grondig van aanzien zijn veranderd. Graag hadden wij onze selectie zodanig verricht dat aan de hand van de plaatjes een harmonisch résumé van de stedelijke historie kon worden gegeven. Aangezien echter van tal van facetten van het stedelijk leven geen afbeeldingen voorhanden waren,bleek deze wens niet uitvoerbaar. De lezer beschouwe dit boekje daarom slechts als een bijdrage tot de kennis van de stad Breda en het leven van de bewoners in deze periode. In deze tweede druk werd een aantal correcties en aanvullingen opgenomen. Nieuw zijn de afbeeldingen genummerd 29, 70 en 87. Voor deze editie verschaften velen mij materiaal, van wie ik wil noemen: mejuffrouw J.H.H. Houwing, de heren J.L. Bergé, ir. J. Badon Ghijben, H.A. van der Pool en prof. mr. O.A.C. Verpaalen te Breda en de heren G.J.J. Boost te Roosendaal, H.F. ten Hoopen te Heemstede, J.L.M. Peerden te Nijmegen en drs. G. van de Vlasakker te Hengelo (O). Breda, september 1973. Europese Bibliotheek;  |
20. |
![]() |
Boeknummer: 00345
Het Koninkrijk der Nederlanden in WO II deel 1 Voorspel Oorlog -- Tweede wereldoorlog, algemeen (1969) [dr. L. de Jong] Het Koninkrijk der Nederlanden in WO II deel 1 Voorspel Voorwoord Toen de minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen mij in 1955 op voorstel van het bestuur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie opdracht verleende, een uit ver- scheidene delen bestaand geschiedwerk te schrijven, Het Koninkrijk der Nederlanden in de tweede wereldoorlog, was ik mij bewust, een taak ter hand te nemen welker voltooiing min- stens vijftien jaar in beslag zou nemen. Nu dan thans van de serie die ik mij voorstel te schrijven, het eerste, inleidende deel verschijnt, weet ik dat het (als mij gezondheid en werkkracht gelaten worden), van ‘55 af gerekend, niet vijftien maar minstens vijf-en-twintig jaar zal duren voor ik, dankbaar en opgelucht, onder het manuscript van de laatste bladzij van het laatste deel het woord ‘einde’ schrijven kan. Dat besef noopt tot terughoudendheid in dit Voorwoord. Er zou omtrent de voorbereiding al van dit eerste deel veel te berichten zijn; te getuigen ook van diepe erkentelijkheid jegens de overheid die dit werk mogelijk maakte en jegens allen (in de eerste plaats het bestuur van het Rijksinstituut en de vele anderen die bij zijn wetenschappelijke arbeid betrokken zijn) die de gestage groei van dat werk met hun waakzame en kritische belangstelling volgden en steunden: het ware alles prematuur. Zulk een terugblik heeft eerst zin en is, dunkt mij, eerst gepast, maar dan ook geboden, wanneer het gehele werk voltooid is. Intussen heeft de lezer recht op een enkele opmerking, een enkele toelichting. klik op de pijlpunt links voor het volledige voorwoord Inhoud Hoofdstuk i - Paleis Noord einde 1 Overgang 6 Hoofdstuk 2 - Negentiende eeuw 11 Thorbecke 14 Doorbraak van het kapitalisme 16 Kuyper en de Savornin Lohman 23 Schaepman en de katholieken 26 De socialisten 30 Hoofdstuk 3 - De eerste wereldoorlog en zijn gevolgen 35 November ’18 40 De nawerking 47 ‘Nooit meer oorlog!’ 52 Hoofdstuk 4 - Een conservatief land 64 Modernisering der productie 79 Sociale tegenstellingen 85 Hoofdstuk 5 - De diepe crisis 105 Eerste ordening 110 De werkloosheid 114 Hoofdstuk 6 - Hitler’s opkomst 131 Van Braunau naar München 136 Van München naar Berlijn 144 Nederland en de Machtübernahme 151 Hoofdstuk 7 - ‘De Zeven Provinciën’ 156 Nederland en Indië 163 Hoofdstuk 8 - Colijn en de ‘aanpassing’ 178 'Aanpassing' en ordening 186 Effect op Indië 198 Hoofdstuk 9 - Het protest van links 202 klik op de pijlpunt links voor de volledige inhoud Rijksinstituut Voor Oorlogsdocumentatie / Staatsuitgeverij Den Haag;  |
21. |
![]() |
Boeknummer: 00350
Het Koninkrijk der Nederlanden in WO II deel 5 eerste helft MAART 1941 - JULI 1942 Oorlog -- Tweede wereldoorlog, algemeen (1974) [dr. L. de Jong] Inhoud Het Koninkrijk der Nederlanden in WO II deel 5 eerste helft MAART 1941 - JULI 1942 Hoofdstuk 1 - Lente ’41 1 Oorlogsverloop en -perspectief 5 Publieke opinie 15 Het Duitse spel 28 Nationaal Front 32 Nederlandse Unie 36 Straatterreur 47 Mussert 55 Fall Barbarossa 69 Hoofdstuk 2 - Na de 22ste juni 81 Eerste reacties 87 ‘Nederlanders, blikt naar het oosten!’ 96 Opheffing der politieke partijen 130 Publieke opinie 141 De Sowjet-Unie houd stand 163 Hoofdstuk 3 - Vrij baan voor de NSB ! 171 NSB contra NSNAP 176 Seyss-Inquart bij Hitler 181 De NSB ‘enig toegelaten partij’ 187 Nationaal Front 192 Nederlandse Unie 196 Twee eedsafleggingen 208 Opnieuw: de gehate minderheid 219 Hoofdstuk 4 – Gelijkschakeling 228 Verduitsing 231 Bestuursapparaat 237 Goedewaagen en zijn departement 249 Kultuurkamer en Kultuurraad 256 Pers 267 Radio 307 Van Dam en het onderwijs 318 Bijzonder onderwijs: het eerste treffen 335 Vakcentrales 349 Het katholiek réveil 361 CNV 380 Organisaties van werkgevers 382 Naar het Nederlands Arbeidsfront 380 Landbouw-organisaties 389 Verenigingswezen 394 Organisaties op het gebied van de volksgezondheid 402 Balans 413 Hoofdstuk 5 - Verscherpte controle 418 Het persoonsbewijs 422 De politie 434 Terugblik 448 Hoofdstuk 6 - Naar het ghetto 456 Joodse Coördinatie-Commissie en Joodse Raad 482 Registratie der Joden 503 Isolering 516 Visser contra Cohen 545 Roof 554 Overzicht 581 Rijksinstituut Voor Oorlogsdocumentatie / Staatsuitgeverij Den Haag;  |
22. |
![]() |
Boeknummer: 00351
Het Koninkrijk der Nederlanden in WO II deel 5 tweede helft MAART 1941 - JULI 1942 Oorlog -- Tweede wereldoorlog, algemeen (1974) [ ] Inhoud Het Koninkrijk der Nederlanden in WO II deel 5 tweede helft MAART 1941 - JULI 1942 Hoofdstuk 7 - Amerika komt in de oorlog 587 Engeland nog steeds in het defensief 589 Roosevelts Victory-Program 599 Pearl Harbor 603 Indië veroverd 629 Arbeidsinzet 634 Hoofdstuk 8 - Van kerken en kunstenaars 645 Hitler: ‘voorlopig geen kerkstrijd!’ 651 Hervormden / Gereformeerden 664 Convent der Kerken 677 Bijzonder onderwijs: het tweede treffen 691 Episcopaat 704 Titus Brandsma 712 De kunstenaars en de Kultuurkamer 724 Hoofdstuk 9 - De illegaliteit 754 ‘Pilotenhulp’ 755 Sabotage 759 De proclamatie van Schrieke, Hirschfeld en Frederiks 763 Illegale pers 768 De illegale CPN 779 De OD 796 Vorrink / Het Parool 807 Het Grootburgercomité 814 Hoofdstuk 10 - Contact met Londen 820 Engelandvaart 822 De ‘Zweedse Weg’ begint 827 Londen contra Abwehr en Sicherheitspolizei 829 Spionagegroepen 839 Geheime agenten 847 Een weg via het strand 854 Begin van het Englandspiel 870 Weer: via het strand 885 Nieuwe arrestaties 892 Nabeschouwing 894 Hoofdstuk 11 - Een Tweede Front? 899 Plan for Holland 909 Duitse maatregelen 914 Publieke opinie 933 Hoofdstuk 12 - Naar de Endlösung 938 Legale emigratie 957 Competentie-conflicten in bezet Nederland 966 Verantwoordelijkheden 986 De Jodenkartotheek van de Zentralstelle 999 ‘Emigratie’ der Duitse Joden’ 1002 De Joodse werkkampen 1005 Gedwongen verhuizingen 1016 Invoering der Neurenberger wetten 1023 Reacties in niet-Joodse kringen 1025 De Jodenster 1032 Laatste voorbereidingen 1046 Bijlage 1 - Datumlijst van de belangrijkste gebeurtenissen 1059 Bijlage 2 – Overzicht van de SS-rangen 1066 Bijlage 3 - De geheime agenten, juni 1941 - juni 1942 1068 Lijst van illustraties 1069 Lijst van kaarten 1071 Rijksinstituut Voor Oorlogsdocumentatie / Staatsuitgeverij Den Haag;  |
23. |
![]() |
Boeknummer: 00353
Het Koninkrijk der Nederlanden in WO II deel 6 tweede helft Juli 1942 - Mei 1943 Oorlog -- Tweede wereldoorlog, algemeen (1975) [dr. L. de Jong] Inhoud Het Koninkrijk der Nederlanden in WO II deel 6 tweede helft Juli 1942 - Mei 1943 Hoofdstuk 6 - Ommekeer 493 Hoofdstuk 7 - December ’42 - Februari '43 521 Een regering-Mussert? 522 Troostprijs 536 De sector van het hoger onderwijs 547 Studenten naar Duitsland ? 569 Prinses Margriet 577 Stalingrad 579 Seyffardt geliquideerd / De razzia’s op jongeren 587 Gevolgen 597 Hoofdstuk 8 - ‘In naam van het recht’ 611 ‘Normale’ rechtspraak 612 Schrieke 616 Vrederechtspraak 619 Hoge Raad 629 Protesten tegen Ommen 641 Hoofdstuk 9 - Toenemend verzet 668 De artsen-demonstratie 669 De aanslag op het Amsterdamse bevolkingsregister 680 De strijd om de loyaliteitsverklaring der studenten 704 Bombardementen / Schaarste 729 Evacuatie en afbraak 731 Arbeidsinzet 745 Hoofdstuk 10 - De April-Mei stakingen 765 Vrijdag 30 april 772 Nederlandse Spoorwegen 783 Zaterdag 1 mei 793 Zondag 2 mei 795 De stakingen verlopen 802 Effect 809 Bijlage - Datumlijst van de belangrijkste gebeurtenissen 827 Lijst van illustraties 833 Lijst van kaarten 835 Rijksinstituut Voor Oorlogsdocumentatie / Staatsuitgeverij Den Haag;  |
24. |
![]() |
Boeknummer: 00354
Het Koninkrijk der Nederlanden in WO II deel 7 eerste helft Mei 1943 - Juni 1944 Oorlog -- Tweede wereldoorlog, algemeen (1976) [ dr. L. de Jong] Het Koninkrijk der Nederlanden in WO II deel 7 eerste helft Mei 1943 - Juni 1944 Inhoud Hoofdstuk 1 - Verarmend Nederland 1 Duits offensief 5 Nederlands defensief 14 Vorderingen 36 Vervoer 61 Steenkolen 70 Industrie 79 Bouwsector 112 Collaboratie 115 Agrarische sector 125 Visserij 148 Distributie van levensmiddelen 150 Prijsbeheersing 172 Vermogens / Inkomens 176 De zwarte markt 186 De Duitse zwarte aankopen 207 ‘Zwevende koopkracht’ / Financiële plundering 226 Criminaliteit 251 Volksgezondheid 255 Terugblik 260 Hoofdstuk 2 - Jodendeportaties, derde fase 270 Sterilisatie der gemengd-gehuwden 274 De laatste grote razzia’s 286 Wat wist men van Auschwitz en Sobibor? 308 Terugblik op de deportaties 348 Hoofdstuk 3 - Slot der Jodenvervolging 381 De legale rest 381 Vermogensliquidatie 401 Antisemitisme 416 De jacht op de Joodse onderduikers 423 Weinreb 428 De Joodse onderduik 442 Hoofdstuk 4 - ‘Vóór de herfstbladeren, vallen’ 463 Hoofdstuk 5 - Rauters offensief 505 De dood van Generalkommissar Schmidt 510 Harster wordt overgeplaatst 518 Confiscatie der radio’s 522 Artsencrisis 533 Studenten / Hoger onderwijs 542 Werken in Duitsland 557 Arbeidsinzet 568 Jacht op onderduikers 613 De Tweede Distributiestamkaart 625 Een ander Nederland 658 Rijksinstituut Voor Oorlogsdocumentatie / Staatsuitgeverij Den Haag;  |
25. |
![]() |
Boeknummer: 00364
Het Koninkrijk der Nederlanden in WO II deel 11a eerste helft Nederlands-Indië Oorlog -- Tweede wereldoorlog, algemeen (1984) [ dr. L. de Jong] Het Koninkrijk der Nederlanden in WO II deel 11a eerste helft Nederlands-Indië Inhoud Voorwoord XI Hoofdstuk 1 — Capitulatie 1 Hoofdstuk 2 — ‘De Kompenie’ 19 Hoofdstuk 3 — Negentiende eeuw 44 Cultuurstelsel 51 Imperialistische expansie 59 Naar de ‘zedelijke roeping’ 69 Hoofdstuk 4 — De koloniale samenleving 83 Grondstoffen voor de wereldmarkt 84 Modern verkeerswezen 96 Europeanen 99 Indo-Europeanen 109 Chinezen / Arabieren 112 Inheemsen 118 Onderwijs 136 Hoofdstuk 5 — Het koloniale staatsbestel 149 Opperbestuur 150 Algemeen bestuur 155 ‘Rust en orde’ 175 Inheems bestuur 182 Hoofdstuk 6 — Indië ontwaakt 194 Islamietisch réveil / ‘Wilde scholen’ 198 Eerste politieke beroering 218 De schok van 1918 243 Slot 262 Hoofdstuk 7 — Twee bewogen decennia 268 Verdere opbouw van het Indische staatsbestel 271 Partai Komunis Indonesia 283 Boven-Digoel 310 De Perhimpoenan Indonesia 315 Soekarno en de PNI 322 Crisisjaren 347 De Indische NSB 366 Scherper repressie 375 Van Starkenborgh 388 Nederlands kijk op Indië 396 De petitie-Soetardjo 412 Eenheid - tegen het Nederlands gezag 423 De neutraliteitsperiode 439 Hoofdstuk 8 — Nippon 449 Van feodaal naar modern 451 Staatsbestel 469 Mentaliteit 473 De jaren '30 483 Japan en Nederlands-Indië 495 Hoofdstuk 9 - In oorlog met Duitsland 513 ‘Duitsers’ en ‘NSB’ers’ 516 Oorlogseconomie 529 Van Starkenborghs bezorgdheid 535 Rijksinstituut Voor Oorlogsdocumentatie / Staatsuitgeverij Den Haag;  |
26. |
![]() |
Boeknummer: 00395
Drukkerij E.M. de Jong 100 jaar. 1906-2006 (2dln in cassette) Ondernemingen -- Algemeen (2006) [A. van Tuyll, J. Janssen] 100 jaar drukkerij E.M. de Jong 1906-2006, Baarle in druk 1906-2006 Voorwoord (deel 1) Honderd jaar Drukkerij Em. de Jong maakt tegen de achtergrond van zo'n 1300 jaar boekdrukkunst misschien weinig indruk, maar wie zich realiseert dat de dorpsdrukkerij van Tjeerd de Jong als familiebedrijf heeft stand gehouden en is uitgegroeid tot de grootste retaildrukkerij van Nederland mag de vlag uitsteken. Friese opa Tjeerd en Vlaamse oma Cornelia hebben vanaf 1906 met hun kracht en doorzettingsvermogen niet alleen heel veel persoonlijk leed overwonnen maar ook de basis gelegd voor een sterk familiebedrijf dat in Baarle altijd letterlijk een ‘grensgeval’ is gebleven. In een tijd van globalisering en Europese groei lijkt lokaal en regionaal denken uit de tijd. Maar Tjeerd de Jong die ooit bij toeval en misschien intuïtie Baarle-Hertog als eerste vestigingslocatie koos, startte daarmee een band tussen drukkerij en Baarle die nooit meer verbroken is. Mijn vader Emiel die in 1939 het bedrijf overnam, was waarschijnlijk niet de drukker in hart en nieren die Tjeerd graag gezien had maar hij was wel met hart en ziel verbonden met de Baarlese gemeenschap. Daarbij had hij een zoon die als kind al niet kon wachten op het moment dat hij serieus met zethaak, lood en inkt aan de slag kon. Van mijn grootouders en ouders heb ik de liefde voor het drukkers- en uitgeversvak met de paplepel naar binnen gekregen. En hoewel nergens in de historie van de familie De Jong het ondernemerschap als prominent aspect naar voren komt, hebben we kennelijk in de genen iets zitten waardoor we altijd naar de toekomst kijken en ons afvragen hoe het grafische landschap er overmorgen zal uitzien. Daarbij zat die sterke verbondenheid met dorp en regio er al vroeg in. Het familiebedrijf heeft altijd een grote verantwoordelijkheid gevoeld. Niet alleen voor de eigen onderneming en medewerkers maar ook voor die eigen regio waarvoor we nu al 100 jaar Ons Weekblad uit- geven, ooit gestart in 1906 als het Baarl’s Nieuws en Advertentieblad. Echte feestvierders zaten er niet bij de familie De Jong. Misschien te veel Fries en te weinig Brabants en Vlaams. Dat is ook de reden dat 50 en 75 jaar drukkerij/uitgeverij bijna ongemerkt voorbij zijn gegaan. In 2005 realiseerden we ons dat die 100 jaar er aan kwam. We hebben lang geaarzeld over de viering en een jubileumboek. Opa Tjeerd en pa Emiel hadden nooit archieven bijgehouden en de getuigen uit die eerste veertig jaren waren allemaal dood. Het Jubileumboek was dan ook een zeer late beslissing die veel heeft gevergd van alle medewerkers, niet in het minst die van onze prepress en de Baarlese Heemkundekring. Zo is het enerzijds een journalistieke reconstructie geworden van 100 jaar drukkers- en uitgeversgeschiedenis in de context van de ontwikkeling van historische boekdrukkunst tot de digitale grafische revolutie en anderzijds een document over de familie De Jong op de grens tussen Nederland en België. De verbondenheid met Baarle heeft ook vorm gekregen in dit apart boek over de laatste 100 jaar Baarle-Nassau en Baarle-Hertog; een productie van leden van de Baarlese Heemkundekring. Terugkijkend tot 1906 ben ik bijzonder trots op die opa die ooit met niet veel meer dan een groot doorzettings- vermogen een handels- en familiedrukkerij startte en een weekblad. Hij heeft de latere generaties De Jong de kans gegeven om verder te bouwen aan een drukkersbedrijf dat anno 2006 niet alleen de grootste Baarlese werkgever is maar ook een toonaangevend bedrijf in Nederland en België. Bedankt Tjeerd, namens de hele familie! JOEP DE JONG. ALGEMEEN DIRECTEUR DRUKKERIJ EM. DE JONG Verantwoording Toen Joep de Jong na lange aarzeling in december 2005 besloot om de 100-jarige drukkerij in juni 2006 toch een feestelijke aankleding te geven met officiële vieringen en een jubileumboek, werd het voor alle betrokkenen een race tegen de klok. Een drukkersbedrijf wil een mooie feestproductie afleveren. Geen boekje van 13 in een dozijn maar een verslag van 100 jaar zetten, opmaken en drukken. Honderd jaar uitgeven, 100 jaar ondernemen en de eeuw van grootvader Tjeerd en vader Emiel, mede gezien door de ogen van kleinzoon en zoon Joep die driftig meekeek over de schouders van de verslaggevers. Wat moest het allemaal worden? Een mooi vormgegeven boek waarin lezen en kijken elkaar aanvullen maar ook apart genoten kunnen worden. Een boek waar een drukker trots op kan zijn. Maar ook het avontuur van een dorpsdrukkerij uit 1906 die als familiebedrijf doorgroeit tot de retaildrukkerij van Nederland en België. Tegelijker- tijd een familiekroniek over de nazaten van Tjeerd de Jong, de Friese weesjongen die als handzetter zijn geluk in de Zuidelijke Nederlanden zocht en de basis legde voor een uniek familiebedrijf. Maar er is nog veel meer, riep Joep de Jong tot zijn kroniekschrijvers. De groei van het Baarl's Nieuws en Advertentieblad met nog geen 300 abonnees tot een klein bladenconsortium. Kortom, de uitgeverij en het verhaal achter de bladformules. Het succes van de ondernemer die dwars tegen alle grafische crises in blijft groeien. De context van de digitale revolutie in een eeuw waarin definitief afscheid werd genomen van Gutenberg en vier eeuwen lood- en inktgeur. De technische groei en ontwikkeling van de trapdegel van Tjeerd uit 1906, waarbij je de echo nog hoort van Chinese blokdrukkers en Johann Gutenberg, tot de laatste generatie digitale superprinters waarop nu de kleinere oplagen gedrukt worden. Dat bizarre historische contrast tussen Chinese blokdruk uit de 6e eeuw en de gedigitaliseerde prepress die via snelle drukpersen in korte tijd 300.000 Idols-affiches uitspuwen lijkt het ultieme beeld waarin ruim 1400 jaar ont- wikkeling in de boekdrukkunst wordt gevisualiseerd. Toen Joep de Jong dat allemaal vroeg, wisten we nog niet dat de toch al beperkte archieven niet veel verder dan 25 jaar teruggingen. De rest zat in de geheugens van medewerkers, familieleden en vooral Joep de Jong zelf. Foto’s van oude drukkerijlocaties kwamen via de Baarlese Heemkundekring en familieleden boven tafel maar hoe het er binnen uitzag was in al die tijd nooit vastgelegd. Druk in Baarle is dan ook meer reconstructie en beschrijving vanuit een journalistieke optiek geworden dan een historisch verantwoorde kroniek van een drukkersfamilie en hun ondernemingen. Onderzoek, het verzamelen van relevant materiaal en foto’s en het voeren van tientallen gesprekken kostte maanden. Daarna het schrijven terwijl de deadline van de vormgever naderde. Hoewel de auteurs vaak het gevoel hadden opgesloten te zitten tussen journalistieke deadline en historisch verant- woordelijkheidsbesef is de race tegen de klok gelukt. Niet in het minst dankzij de onbaatzuchtige medewerking van al die grafici en andere medewerkers die hun hersenen moesten pijnigen over de vraag hoe het ook al weer in elkaar stak in ‘die goeie ouwe tijd’. Om maar niet te spreken van de familie De Jong die het verleden in moest voor de eigen geschiedenis. Vergeten momenten en vergeten en vergeelde foto’s kwamen weer boven tafel. Maar zonder het verleden bestaat er geen toekomst. Het werden uiteindelijk vier maanden van zoeken, praten, stressen en schrijven. Maar we hebben er geen spijt van en ook nog iets geleerd over de geschiedenis van een prachtig vak en een Friese weesjongen die naar Baarle kwam om de basis te leggen voor een stevig weekblad concern en tevens de grootste retaildrukkerij van Nederland. ANNA VAN DER BURGT ARDA VAN PU1JENBROEK REG TEN ZIJTHOFF Inhoud (deel 1) Drukkerij De Jong Historie en ontwikkeling 1906 - de beginjaren: Tjeerd de Jong 10 1100 jaar boekdrukkunst 10 1939 - Emiel de Jong 18 1968 - Joep de Jong 20 Stijn de Jong - de 4e generatie 20 De Orderbegeleider 23 Ondernemerschap in revolutionaire tijden 28 Het kantoor 32 Een late grafische roeping 32 Van 'beldames' tot digitalisering 34 Personeel en Organisatie 38 370 medewerkers op de uitklapper Klanten en relaties over ‘hun’ drukker 41 Het technische bedrijf: drukvoorbereiding 52 De werkvoorbereider 52 Prepress. de weg naar digitalisering 53 De vormgever 56 Het technische bedrijf: de drukkerij 64 De drukkersveteraan 64 Hoofd productie 67 De rotatiedrukkerij 68 Van offset naar digitale revolutie 72 Flying imprint 76 De technische toekomst 78 Groeien en nog eens groeien 82 1918-1985: nieuwbouw en verbouw 82 Vanaf 1987: explosie aan de Visweg 89 Visuele rondgang anno 2006 92 Uitgeverij De Jong Een flink weekblad (1906-1942) 118 De zegen voor Ons Weekblad (1945-1979) 141 Honderdduizend brievenbussen (1979-2006) 153 Correspondenten 179 Familie De Jong Tjeerd keek dwars door je heen 190 Beeldende kunst verzameld voor bedrijf en thuis 214 De directeurswoning en een onverwachte vorstelijke onderscheiding 221 Stamboom familie De Jong 223 Verantwoording (deel 2) Het zal de lezer niet ontgaan zijn dat dit boek uitkomt ter gelegenheid van het eeuwfeest van onze Baarlese Drukkerij Em. de Jong bv. In september 2005 kwam bij Heemkundekring “Amalia van Solms“ de vraag op tafel of medewerking aan de tot- standkoming van een jubileumboekboek mogelijk zou zijn. Als het met Baarle te maken heeft, zegt Amalia bijna altijd: Ja. Binnen een paar dagen werd een werkbaar idee aan Joep de Jong gepresenteerd. Jos Jansen en Antoon van Tuijl toonden zich bereid de ideeën uit te werken. Zij konden rekenen op alle vormen van ondersteuning van vooral Ad Jacobs en Herman Janssen, voorzitter en bestuurslid van Amalia. Bij het vormen van het idee voor dit boek kwam al snel vast te staan dat het geen geschiedenisboek zou worden. Om goed geschiedenis te schrijven, moet uitvoerig onderzoek gedaan worden. Daarvoor ontbrak in dit geval de tijd. Dus is vanaf het begin gekozen voor een sfeerboek en een kijkboek. Het gaat om bundels verhalen en reek- sen foto’s, niet alleen over de jubilerende drukkerij, maar ook over Baarle in de voorbije eeuw. De samenstellers waren benieuwd naar het jaar 1906. Wat was er toen gaande in de grote wereld, in België en Nederland? Wat gebeurde er in Baarle? Jos Jansen tekent in ‘De toestand in de wereld rond 1906’ de sfeer en brengt een aantal feiten bijeen. In ‘100 jaar...’ neemt Antoon van Tuijl u driemaal mee voor een rondje Baarle. Aan de hand van heel veel foto's - het betreft vaak zeer authentieke beelden – verkennen we 100 jaar landschap, 100 jaar landbouw en 100 jaar bedrijvigheid in Baarle. Waarom deze thema’s? De keuze is eenvoudig. In 1906 was Baarle een kleine bewoonde vlek met nog wat kleinere gehuchten en buurtschappen in een eindeloos platteland waar heide en woeste gronden overheersten. Dat veranderde ingrijpend in de eeuw die volgde. We wandelen door 100 jaar landschap. De bevolking was merendeels agrarisch werkzaam. De landbouw wijzigde eveneens drastisch. We bekijken de oude landbouw en volgen in stappen een reeks van veranderingen. Opa de Jong begon in 1906 een bedrijfje in Baarle. Hij werd collega van een stoet van ambachtslieden, neringdoenden, dienstverleners en fabrikanten hier ter plaatse. Met velen van hen maken we kennis. We besluiten onze verkenning van 100 jaar Baarle met een wandeling door het centrum en de buitengebieden. Interessant om te zien dat veel van weleer verdwenen is, maar ook de moeite waard om vast te stellen, dat niet alle sporen van 1906 zijn uitgewist. Anna van der Burgt, Arda van Puijenbroek en Reg ten Zijthoff deden onderzoek naar de familie De Jong, de uit- geverij en Ons Weekblad en naar de drukkerijhistorie. Een neerslag van hun studie treft u aan in ‘Druk In Baarle’. Zoals gezegd heeft dit boek ‘Baarle In Druk', niet de pretentie de thema’s volledig te behandelen. Het doel was immers een sfeerbeeld te scheppen om daarin de eeuweling zijn plaats te geven. Het zou mooi zijn als veel Baarlenaren dit boek ter hand nemen en al lezend en kijkend zichzelf en elkaar regelmatig vragen stellen. Vragen als: Was dat de enige klompenmaker? Waar stond die andere werkplaats? Er waren toch wel meer...? Zonder- eigen had toch ook een...? De Heemkundekring is zeer benieuwd naar uw vragen, opmerkingen en antwoorden. Het was een waar genoegen gebruik te kunnen maken van het aanbod van Joep de Jong om alle technische mogelijkheden van zijn bedrijf te benutten. Nog prettiger was het te ervaren met hoeveel bereidwilligheid en vakbekwaamheid zijn medewerkers ons van dienst waren. Wij spreken hiervoor onze grote waardering uit. Veel lees- en kijkplezier. DE SAMENSTELLERS Inhoud (deel 2) De toestand in de wereld rond 1906 Inleiding 10 Hoe meer zielen..? 10 Eerlijk delen..? 10 Kennis is macht 12 De industriestad komt opzetten, de sloppenwijk komt mee 12 Vrede met het geweer in de aanslag 13 Strijd tussen sociale klassen 13 Er is meer dan (wat) je denkt 14 Er is meer dan wat je ziet 14 Illusie of werkelijkheid? 16 Een droom die niet stuk lijkt te kunnen 17 1906, feiten op een rij 19 België en Nederland rond 1906 Inleiding 21 Land en volk 22 Dagelijks leven 23 Economie van België en Nederland 27 Cultuur in Nederland en België 30 Onderwijs 37 1906, feiten op een rij 40 Baarle in 1906 Gegevens over de beide Baarles 42 Activiteiten 47 Baarle en hel nieuws 55 Markante zaken 60 100 jaar landschap Inleiding 70 De akkers 75 De beemden 80 De heide 88 De bossen 98 100 jaar landbouw Inleiding 109 Vroeger 110 De akkers 112 De weiden en beemden 116 De heide 118 Verandering op verandering 120 En nu? 134 100 jaar bedrijvigheid Inleiding 137 Brood op de plank 138 Van meel en molens 140 Ambachten 143 Kleinschalig ploeteren 153 Baarlese producten 169 Bij nacht en ontij 192 Komen en gaan 196 Wandelen door het Baarle van 1906 Wandelen door het Baarle van 1906 201 Drukkerij de Jong;  |
27. |
![]() |
Boeknummer: 00409
Geschiedenis van Breda Historie -- Breda, algemeen (1990) [drs. M.J.M. Duijghuisen] GESCHIEDENIS VAN BREDA Deel III HOOFDLIJNEN EN ACCENTEN 1795-1960 INHOUDSOPGAVE Voorwoord van de redactie XV Inleiding XVII I : Breda, 1795-1840. Een benauw(en)de veste 1 : Inleiding: Breda gezien door tijdgenoten. 1 2 : Bevolking, huisvesting en gezondheid 2 2a : Bevolkingsontwikkeling: onverwachte bevolkingstoename; groot vrouwenoverschot; vestigingsoverschot; onevenwichtige leeftijdsopbouw mannen. 2 2b : Huisvesting: spreiding bevolking over de stad; woningbezetting; relatief gunstige situatie; verslechtering naar 1840 toe. 6 2c : Gezondheid: relatief gunstig sterftecijfer; kindersterfte; optreden stedelijke overheid; drinkwatervoorziening; voedselprijzen; kinderziekten; schurft en syfilis; : onwettige geboorten; stedelijke gezondheidszorg; stichting R.K. Burger Gasthuis. 9 3 : Bevolking en bestaansmiddelen 21 3a : Breda op het einde van de achttiende eeuw: economisch verval in de achttiende eeuw met uitzondering van de landbouw. 21 3b : Breda in de periode 1795-1840: nog immer zwakke stedelijke economie; beroepsstructuur 1811/1812; dominante dienstensector; vrouwenarbeid; beroepsstructuur 1849. 22 4 : Bevolking en welstand 26 4a : Welvaartsspreiding: situatie in 1808; kleine rijke en ambachtelijke handelssector; lonen eerste helft negentiende eeuw; belang omringende landbouw; bestedingen burgerij; belang garnizoen. 26 4b : Armoede en armoedebestrijding: grote omvang armoede; ruimtelijke spreiding van armoede en welvaart; geen verbetering rond 1828; instelling Tuchthuis; oprichting Stads Teekeninstituut en Armenschool in 1825. 32 5 : Bestuur 35 5a : Bredase patriotten: uitingen van patriottisme in 1785; exercitiegenootschappen; ‘Vaderlandsche Sociëteit’; rol advocaten; rol ‘Grote Sociëteit’ en ‘Burger-Sociëteit’. 35 5b : Intrede van katholieken: snelle doorbraak na 1795; geen ingrijpende veranderingen. 45 5c : Herstel der verhoudingen, rangen en standen: beleid stedelijk bestuur; gesloten maatschappelijke verhoudingen; ontwikkeling na 1814; toenemend aandeel van advocaten binnen de bestuurlijke elite; verwikkelingen rond de status van de stad. 46 5d : Financieel beleid: evenwicht tussen inkomsten en uitgaven; bezuinigingen; passief stedelijk onderwijsbeleid. 49 6 : De Belgische Opstand: weinig belangstelling onder de bevolking; Breda als voornaamste legermagazijn; stijgende prijzen; nadelen voor het bedrijfsleven; armoede en armenzorg; epidemieën; onwettige geboorten. 51 7 : Het sociaal-culturele leven 53 7a : Sociëteitsleven: verschillende doelstellingen; gezelligheid en ontwikkeling; politieke oogmerken; ‘Grote Sociëteit’; oranjegezindheid; leesgezelschap ‘Amicitia’; vrijmetselaars; ‘Sint-Joris Gilde’. 53 7b : Het theater- en muziekleven: levendig theaterleven in de achttiende eeuw; invloed vanuit Brussel; eerste schouwburg van 1802; belang militairen; Frans repertoire; introductie Duitse cultuur; muziekverenigingen; volksvermaak. 57 7c : Geloofsleven: zedenbederf en optreden Katholieke Kerk; rol katholieke en protestantse notabelen binnen het maatschappelijk leven; broederschappen; verhouding katholiek-protestant; geloof en filantropie. 59 8 : Slotbeschouwing 63 II : Breda, 1840-1885. Ontsloten ruimte 1 : Inleiding: Breda gezien door tijdgenoten. 67 2 : Bevolking, gezondheid en huisvesting 67 2a : Bevolkingsontwikkeling: aanvankelijk stagnatie; snelle aanwas na 1870; groot belang migratiesaldo; stijgend aandeel geboortenoverschot. 67 2b : Bevolking en gezondheid: epidemieën; cholera in 1866; onhygiënische woonomstandigheden; drinkwateronderzoek; invloed waterstand; aanpak van riolering en bestrating; gemeentelijke leningen; ophalen straatvuilnis; oprichting stedelijk ziekenhuis. 70 2c : Prostitutie en stedelijk ziekenhuis: eerste pogingen tot reglementering prostitutie; verplichte registratie en keuring; aanstelling gemeentelijk geneesheer; verpleging prostituees aan de Haagdijk; poging zieke prostituées te doen opnemen in R.K. Gasthuis; druk door militaire commandant om maatregelen te treffen; instelling syfili- tisch gasthuis; verspreiding prostitutie in Breda; geregistreerde en clandestiene prostitutie. 75 2d : Huisvesting: hoge woningdruk; woningbouw en leegstand; woningbezetting en welstand; aannemers en volkswoningbouw. 86 3 : Bevolking en bestaansmiddelen 89 3a . Armoede: verslechterde toestand; naweeën Belgische Opstand; maatschappelijke onrust; instelling en opheffing stedelijk werkhuis; nadruk op scholing en opvoeding; hoge aantallen bedeelden; kerkelijke en gemeentelijke armenzorg; afnemende uitgaven voor onderstand; toenemende werkgelegenheid. 89 3b : De nijverheid: ontwikkeling beroepsstructuur 1849-1889; oprichting Kamer van Koophandel en Fabrieken; ambachtelijk karakter nijverheid, wegtrekken mannelijke beroepsbevolking; eerste vestigingen van nieuwe industrieën. 96 3c . Het verkeer: aanleg spoorwegen in België; overeenkomst over spoorwegverbinding tussen Antwerpen en Moerdijk; totstandkoming traject Roosendaal-Breda; stimulans voor de tuinbouw; rijksspoorwegenplan van 1860; aanleg traject Breda-Tilburg; festiviteiten in Breda; veranderde opstelling binnen Breda. 103 3d : Tuinbouw en stedelijke economie: de tuinbouw rondom Breda; stadshoveniers. 107 4 : De ontmanteling en uitleg van Breda: van vestingsteden naar verdedigingslinies; Vestingbesluit 1868; slopen van de stadspoorten; ontmanteling van de stad; F.W. van Gendt; plan van uitleg; ontbreken van gemeentelijke initiatieven; nijverheid of verfraaiing?; mogelijkheden tot industriële vestiging; Bredaas gemeentebestuur beslist anders. 108 5 : Gemeentelijk beleid: sfeer van traditie; nauwelijks inbreng van ‘nieuwkomers’. 5a : Gemeentelijke financiën: stedelijke inkomsten gebaseerd op accijnsheffing; afschaffing van de accijnzen op grond van de Gemeentewet 1850; invoering belasting per vierkante el; bezwaren vanuit burgerij; handhaving oude systeem; uiteindelijk verhoging hoofdelijke omslag; plannen tot invoering gasverlichting vanaf 1843; besluit in 1855 tot oprichting van gemeentelijke gasfabriek; beperkt gebruik van gaslantaarns als straatverlichting; snel stijgend particulier gasverbruik; gasafzet blijkt winstgevend. 114 5b : Onderwijs: nauwelijks openbaar onderwijs; problemen rond Latijnse School; onderwijsvernieuwing en C.H. Wenning; geen volksonderwijs; instelling Armenschool in 1824 en Stads Teekeninstituut, komst Diakonieschool en Nutsschool in jaren veertig; begin schoolstrijd; instelling Liefdesgesticht van de zusters Penitenten-Recollectinen; instelling Werkschool door de congregatie ‘Alles voor Allen’; opheffing ‘Stads Fransche en Nederduitsche Kostschool’ van Wenning; laag onderwijsniveau midden jaren vijftig; Onderwijswet 1857; opening in 1861 van ‘Eerste’ en ‘Tweede Burgerschool’; totstandkoming HBS; oprichting van het ‘Instituut St. Antoine’ door pastoor J. Stoop; felle reacties; bijzonder versus openbaar onderwijs. 122 6 : Mentaliteit en cultuur 130 6a : Liberalen en clericalen: protesten van katholieke zijde tegen bepaalde festiviteiten; tegenreacties; op politiek terrein aanvankelijk geen tegenstelling; monopoliepositie van ‘De Kiezersvereeniging’; afsplitsing van kiesvereniging ‘Eendragt’; samensmelting tot ‘Eendragt maakt Magt’; optreden ‘Grondwet en Eendragt’; tegenstellingen meer op landelijk dan op lokaal niveau; oprichting sociëteit ‘Katholieke Kring’; ‘Eendragt maakt Magt’ steeds conservatiever; aanhang ‘Katholieke Kring’; ‘Katholieke Kring’ vooralsnog geen kiesvereniging; affaire-Rikkers; ‘Katholieke Kring’ als splijtzwam; J.F. de Booy als vertegenwoordiger van oprechte liberaal-katholieken. 234 6b : Verenigingsleven: nog immer sociëteitsleven; opkomst culturele verenigingen; rederijkerskamer ‘Vreugdendal’; muziekleven; ‘St.-Jozefsgezellenvereniging’ voor arbeidende klasse. 146 7 : Slotbeschouwing 148 III: Breda, 1885-1930. Wijkende grenzen 1 : Inleiding: Breda gezien door tijdgenoten. 151 2 : Bevolkingsontwikkeling, gezondheid en huisvesting 151 2a : Bevolkingsontwikkeling: wederom forse demografische groei; constant geboortenoverschot en doorgaans negatief migratiesaldo; verhouding Breda-randgemeenten; sterke daling geboorten- en sterftecijfer; in stijgende mate geboortenbeperking. 151 2b : Gezondheid: toenemend besef van het belang van hygiëne; instelling gemeentelijke keuringsdienst van waren; zuigelingenzorg; tuberculose als nieuwe volksziekte. 156 2c : Huisvesting: erbarmelijke woonomstandigheden eind negentiende begin twintigste eeuw; nauwelijks sprake van gemeentelijk beleid; woningonderzoek 1904; Woningwet 1901; woningbouwvereniging ‘Volkshuisvesting’; eerste complex volkswoningen; weinig medewerking gemeentebestuur bij financiering; leningen vanuit bedrijfsleven; andere woningbouwverenigingen; woningtelling 1918; woningbouwproductie 1921-1939; gemeentelijke woningbouw; noodwoningen; woningen voor ‘sociaal-achterlijken’; uitkomsten woning- onderzoek 1903-1926; woningtekort. 158 3 : De stedelijke ruimte: rechtsgebied Breda tot 1795; grondgebied van Breda vanaf 1826 min of meer beperkt tot vestingwerken. 180 3a : De annexatiepoging van 1899: tegenstand zowel binnen als buiten Breda; geen inlijving; aankoop Baronielaan en Belcrumpolder; overname door gemeentebestuur van tramwegmaatschappijen; uitbreidingsplan 1906; vanuit randgemeenten Plan-Ebbers; exploitatieplan Belcrumpolder. 184 3b : De architectuur: Antwerpse invloed; ‘aannemers-Jugendstil’; sobere stijl na Eerste Wereldoorlog. 194 4 : Bevolking en bestaansmiddelen: verhoogde consumptie en groter beroep op dienstensector; innovaties binnen bedrijfsleven; vergrote koopkracht door stijgende lonen. 195 4a . Industrialisatie en fabrieksarbeid: rond 1860 geen belangrijke industrie, industrialisatie tussen 1870 en 1930; groei dienstensector. 196 4b : Industrialisatie en huisarbeid: passement-, sigaren- en conservenindustrie; kinderarbeid. 198 4c : Economische ontwikkelingen na de Eerste Wereldoorlog: aanvankelijk gunstige economie; inzinking begin jaren twintig; industrie- versus handelsbelangen. 201 4d : Industriële ondernemers: de metaalnijverheid; de ‘Etna’; de ‘Machinefabriek Breda’; de voedings- en genotmiddelensector; suikerfabriek ‘Wittouck’; de ‘Faam’; de ‘Kwatta’; jam- en conservenindustrie; initiatieven tuinders in Breda en omgeving; de ‘Zjem’; de ‘Hero’; het Stulemeyer-concern. 202 4e : De Bredase industrie en haar bankiers: kassiers en kortetermijnkredieten; Bredase kassiers; concentratie bankwezen. 217 5 : Mentaliteit en beweging: behoudend katholicisme; nieuwe elementen in maatschappelijk-mentaal leven. 218 5a : Opkomst arbeidersorganisaties: organisaties vóór 1895; ‘St. Jozefs-gezellenvereeniging’; geringe verspreiding van vooruitstrevend denken; kiesrechtbewegingen 1891 en 1892; opkomst socialistische beweging; affaire ‘Volksbierhuis De Toekomst’; oprichting ‘R.K. Volksbond’ in 1895; verhouding ‘Volksbond’ - clerus; steun vanuit burgerij; na aanvankelijk succes, matheid; dr. Jan van den Brink; de SDAP; getalsmatige verhouding katholieke en neutraalsocialistische organisaties; stakingen. 219 5b : De ‘Eucharistische Kruistocht voor Fabrieksmeisjes: angst binnen Katholieke Kerk voor losgeslagen samenleving; streven naar herstel katholieke levenshouding door voorbeeldwerking; gevaren fabrieksarbeid voor meisjes; hoog percentage vrouwenarbeid binnen Bredase industrie; eerste E.K.-groep bij de ‘Kwatta’; samenwerking met fabrieksdirecties; activiteiten; deelname; splitsing der geesten binnen katholieke kamp. 226 6 : Sociaal beleid tijdens en na de Eerste Wereldoorlog: geen sterke traditie in actief (sociaal) beleid. 234 6a : Arbeidsbeurs: vóór 1914 geen aandacht voor plannen tot bestrijding werkloosheid; voorlopige arbeidsbemiddeling in 1914; definitieve arbeidsbeurs in 1918. 234 6b : De Eerste Wereldoorlog: vluchtelingenstroom vanuit België; de opvang; vluchtelingencomité; effecten op woning- en arbeidsmarkt; aanvankelijk mededogen, later antipathie. 235 6c : Arbeidsbemiddeling, werkverschaffing en werkloosheidsverzekering: functioneren arbeidsbeurs; werkverschaffing ‘nieuwe stijl’; werkverschaffing als gemeentelijke aangelegenheid; omvang; financiële nood gedurende Eerste Wereldoorlog; steuncomité; werkloosheidskassen; werkloosheid en ‘Burgerlijk Armbestuur’. 238 6d : Kerkelijke en particuliere armenzorg: instellingen van weldadigheid; bedeling; ‘St. Vincentiusvereniging’; liefdewerken; doelstellingen; ‘Bredase Armenzorg’. 244 7 : Kerkgenootschappen te Breda: overgrote meerderheid bevolking katholiek; nieuw bisdom Breda in 1853; ontwikkeling aantal parochies; overige kerkgenootschappen; getalsmatige verhoudingen. 246 8 : Parochie-en verenigingsleven: kerkelijk verenigingsleven; sportverenigingen; tennis, ‘Bredasche Lawn Tennis Vereeniging’; kegelen, ‘De Bredasche Latjesgooiers’; voetbal, NAC; muziekbeoefening; ‘St. Fidelisvereeniging’; bezorgdheid om de arbeidende jeugd; ‘Cecilia’; verlopend ledental; ‘Kunst aan het Volk’; bedrijfsverenigingen; overige culturele verenigingen; (reizende) bioscopen; kermis. 252 9 : Slotbeschouwing 258 IV: Breda, 1930-1960. Een open stad 1 : Inleiding: Breda gezien door tijdgenoten. 263 2 : De stedelijke ruimte: verzoek tot omvangrijke annexatie in 1921; afwijzing door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant; voorstel van bescheidener omvang; annexatie van 1927. 264 2a : De ontwikkeling na de annexatie van 1927: uitbreidingsplan voor de agglomeratie; nieuwe annexatieplannen eind jaren dertig; zeer ingrijpend voorstel provinciaal bestuur; fel verzet vanuit betrokken gemeenten behalve Breda; uiteindelijke inlijving in 1942; kleiner van opzet; discutabele besluitvorming. 266 2b : Uitbreidingen in de jaren vijftig: diverse uitbreidingsplannen; Heuvelkwartier als belangrijk stedebouwkundig project. 271 3 : Bevolkingsontwikkeling: wederom snelle bevolkingsaanwas tot 1965; sterke invloed van het aantal geboorten; opnieuw toenemende geboortenbeperking. 272 4 : Bevolking en bestaansmiddelen: bevolkingsgroei in samenhang met economische ontwikkeling van stad en omringend platteland. 276 4a : Crisis en werkloosheid: beroepsstructuur 1930; toenemende werkoosheid vanaf 1930; tot 1937 nog gunstig beeld in verhouding tot landelijke situatie; werkloosheid niet gelijkelijk verdeeld over de verschillende beroepsgroepen; voordeel late industrialisatie; geringe oorlogsschade voor bedrijfsleven. 276 4b : De jaren vijftig: industrialisatiegolf lijkt aan Breda voorbij te gaan; steeds grotere uitgaande pendel; werkgelegenheid in Breda niet aanlokkelijk voor geschoold personeel; geringe werkloosheid; zwakke positie lokaal bedrijfsleven; (her)oriëntatie van gemeentebestuur; instelling BRIM. 281 4c : Werklozenzorg: aanvankelijk bij Burgerlijk Armbestuur; toenemende druk tot oprichting gemeentelijke organisatie; instelling Gemeentelijke Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon. 284 5 : Ontwikkeling gemeentelijke organisatie: samenhang stedelijke groei en omvang gemeentelijk apparaat; steeds meer regelende, uitvoerende en coördinerende taken; toename omvang bestuursapparaat 1824-1960; groei ambtenarenapparaat; ontwikkeling grotere diensten. 293 6 Mentaliteit, stemgedrag en kerkelijkheid 296 6a : De stemmenverhoudingen: geen sociale onrust door werkloosheid; grote katholieke meerderheid; SDAP grootste oppositiepartij; stemgedrag 1930-1939; spanningen binnen katholieke blok; beginnende ontkerkelijking; stemgedrag 1949-1962. 296 6b : Kerkelijk leven en ontkerkelijking: godsdienstige verhoudingen 1930-1970; aandeel katholieken constant tot 1960; angst binnen Katholieke Kerk voor zedenverwildering; ontkerkelijking en sociale controle; hoog aandeel ‘non-paschanten’; Bredanaar sterk geneigd tot neutrale opstelling; zielzorg niet toegesneden op feitelijke situatie. 298 6c : Standenstad en ‘onmaatschappelijkheid’: Breda als sterk ‘gelaagde’ stad; toenemende belangstelling voor ‘onmaatschappelijkheid’ in jaren dertig; betrokken katholieke organisaties; toenemende gemeentelijke bemoeienis in jaren vijftig; Breda geen maatschappelijke eenheid. 304 7 : De Tweede Wereldoorlog: impressionistische schets. 306 7a : De Vlucht van Breda: snel oprukkend oorlogsgeweld; Frans legercommando beveelt evacuatie; voorbereidingen lopen spaak, vertrek naar Antwerpen op 12 mei; twee verschillende routes, via Hoogstraten en Zundert/Wuustwezel; Breda ingenomen zonder slag of stoot; ‘groep-Zundert/Wuustwezel’ keert terug; ‘groep-Hoogstraten’ door naar Antwerpen; verwarring en onduidelijkheid; verspreiding Bredanaars over groot gebied; repatriëring tweede groep vanaf mei. 307 7b : De jaren tot kort vóór de Bevrijding: in toenemende mate uitingen van de ‘nieuwe tijd’; uitingen van verzet op Koninginnedag 1940; verscherpte situatie vanaf 1941; de Joodse gemeenschap; 197 joden afgevoerd, slechts drie teruggekomen; internering Nederlandse militairen; ‘Arbeitseinsatz’; bombardement van station in 1943; gezondheidssituatie Bredase bevolking. 320 7c : Aanloop tot de Bevrijding en het Verzet: Dolle Dinsdag; terugkomst Duitsers; Breda meer en meer betrokken bij oorlogshandelingen; aanslagen door Verzet; ‘Nederlandsche Unie’; eerste Ordedienst; staking in Bredaas bedrijfsleven niet overgenomen door overheidsapparaat; ‘sociale verzet’; gewapend verzet; diverse verzetsgroepen; ‘Delta’ als overkoepelend orgaan; ‘Vloeiweide’-drama. 325 7d : De Bevrijding: Breda wordt weer bedreigd; snelle bevrijding; felle gevechten in noordoost-hoek; geen Engelsen maar Polen als bevrijders; aantallen oorlogsslachtoffers; bevrijdingsfeesten; generaal Maczek; zuiveringen en ‘bijltjesdag’. 328 8 : Slotbeschouwing 332 Literatuur over de geschiedenis van Breda, bijzonder voor de periode 1795-1960 337 Index 351 VOORWOORD Na de uitgave in 1977 van het tweede deel van de Geschiedenis van Breda, 1568-1795, en de heruitgave in 1976 van het eerste deel, tot 1568, ging de toenmalige redactiecommissie met instemming van de opdrachtgever, het college van burgemeester en wethouders, voort met haar werkzaamheden, namelijk de voorbereiding en publicatie van het derde deel over de Bredase historie, 1795-1960. Thans bestaat een moderne uitgave, die chronologisch de gehele stadsgeschiedenis bestrijkt met uitzondering van de meest recente periode, maar die thematisch uiteraard niet volledig uitgewerkt kon worden. De redactie heeft zich bij haar werk beziggehouden met onder meer de opstelling van schema’s van te behandelen onderwerpen, het doorlichten van de aanwezige lite- ratuur en het beschikbare archiefmateriaal, en het afnemen van interviews. Hierbij kon zij steeds een beroep doen op de Gemeentelijke Archiefdienst. Zeker speelde hierin mee dat van oudsher de gemeentearchivaris tevens als redactielid optrad. Gedurende het project werd de bereidwillige hulp en steun ontvangen van een grote groep tijdelijke en vaste archiefmedewerkers, van individuele redactieleden en van vele vrijwilligers; allerlei kleinere en grotere onderzoeksopdrachten in kranten, gemeenteverslagen en andere bronnen werden uitgevoerd. Het benaderen van mogelijke auteurs voor het boek leverde amper resultaat op. Het tijdrovende vooronderzoek en de uiteindelijke afwerking schrokken de plaatselijke historici kennelijk te zeer af, terwijl de beoefening van de eigen stadsgeschiedenis onvoldoende aantrekkingskracht leek te hebben op hen. Van de gepolste personen boden slechts enkele daadwerkelijke steun aan. Daarom werd afgeweken van de aanpak zoals gevolgd bij de totstandkoming van de beide eerste delen. Niet een groep van in wezen amateur-historici (althans van historici in vrije tijd), maar één schrijver, drs. M.J.M. Duijghuisen, is thans allereerst verantwoordelijk voor het eindproduct. Nadat de redactiecommissie het Bredase gemeentebestuur van het belang van het project had overtuigd, heeft hij in dienst van de gemeentelijke overheid gedurende drie jaren hieraan kunnen werken. Daardoor kreeg toch het tijdens de Tweede Wereldoorlog met geestdrift opgezette plan voor een complete stadsgeschie- denis voltooiing. De taak van de redactiecommissie wijzigde zich met dit al opnieuw, bij de totstandkoming van het eerste deel vormden de auteurs zelf de redactie, stemden zij aldus de afzonderlijke hoofdstukken op elkaar af en verzorgden zij gezamenlijk de publicatie; bij het tweede deel vervulde de redactiecommissie de rol van animator voor de in vrije tijd studerende en schrijvende auteurs, bewaakte zij een zekere mate van uniformiteit in benadering en trad zij in het vereiste geval als corrector op. De inleidingen op de beide eerste delen getuigen van dit verschil in aanpak. Deze keer moest de redactiecommissie uitzien naar een geschikte auteur en kon zij zich beperken tot het zich op afroep beschikbaar stellen voor commentaar, te meer daar de wetenschappelijke begeleiding primair bij de oud-Bredanaar prof. dr. P.M.M. Klep berustte en de redigerende arbeid hoofdzakelijk aan de gemeentearchivaris drs. P.M. Toebak toeviel. Het schrijven van een stadsgeschiedenis van de periode na 1795 geeft specifieke problemen. Verliepen tot dan toe de lokale ontwikkelingen nog enigszins autonoom, na het genoemde jaar bleek hiervan steeds minder. En op den duur was daarvan zelfs helemaal geen sprake meer. Zowel het hechtere Nederlandse staatsverband als de na- tionale, ja internationale betrekkingen op velerlei terrein bewerkten dit. Op verschillende manieren kan men een stadsgeschiedenis schrijven. De auteur heeft gekozen voor een niet-institutionele aanpak. Lokale grootheden en instellingen krijgen daardoor minder aandacht. Daar staat tegenover dat bepaalde structurele ontwikkelin- gen extra reliëf krijgen: grote lijnen en kaders, waarbinnen de optredende groepen en personen hun handelingen verrichtten en denkbeelden ontwikkelden. De auteur en de redactiecommissie hadden op voorhand gekozen voor een integrale geschiedschrijving per tijdsblok. Ieder hoofdstuk zou een bepaalde periode behan- delen, met inachtneming van de sociaal-economische, demografische, staatkundige, religieuze, culturele enz. aspecten. Gezien de relatief korte voorbereidingstijd is die evenwichtigheid niet bereikt. Bovendien was de beschikbare ruimte aan tekstpagina’s in het uit te geven boek beperkt. Er bestaan nog vele lacunes in de Bredase historiografie die door dit overzichtswerk niet worden opgevuld. De geschiedenis van Breda is met dit boek dan ook geenszins voltooid. Hoeveel bronnenmateriaal ligt niet nog te wachten op bewerking! En hoe verschillend pakken nieuwe generaties historici dezelfde thema’s niet aan! De delen I, II en III van de Geschiedenis van Breda op rij gezet bewijzen dit genoegzaam. Thans is het derde deel van de Geschiedenis van Breda gereed. Met dit resultaat beschouwt de redactiecommissie haar taak als beëindigd: een meerdelig handboek tot stand te brengen over de Bredase geschiedenis vanaf de vroegste periode tot aan 1960. Zij kan slechts de hoop en verwachting uitspreken dat het voorliggende boek aanzet zal zijn tot verder onderzoek en stedelijke geschiedschrijving. De commissie dankt speciaal de gemeentelijke overheid, voor het vertrouwen dat deze in haar stel- de en voor de beschikbaar gestelde garantiesubsidie. Hopelijk ziet mede de Bredase bevolking het belang van een publicatie als deze in. De Redactie INLEIDING De opzet van dit derde deel van de Geschiedenis van Breda verdient nadere toelichting daar hu enigszins ongebruikelijk is. Nog in het begin van 1984 beoogde de re- dactiecommissie volgens een geheel andere opzet te werk te gaan. Wat lag er ook meer voor de hand dan voort te gaan op de manier van deel II? De beproefde en respectabele werkwijze was zoveel mogelijk archiefmateriaal te doen bewerken tot goed onderbouwde geschiedenissen van allerlei facetten van het Bredase verleden Immers, één van de specifieke kenmerken van historisch onderzoek is het integreren van grote hoeveelheden verspreide en disparate documenten in een verhaal of een uiteenzetting. Een blik op het voorradige archiefmateriaal moet de redactieraad soms toch wel wat moedeloos hebben gemaakt. De delen I en II waren gebaseerd op de bewerking van een kleine selectie uit 350 strekkende meters Bredaas archief, plus uit het nodige materiaal berustend in ’s-Gravenhage, Brussel, ’s-Hertogenbosch en elders. Vele the- ma’s waren noodgedwongen onbesproken gebleven. Wat moest er dan nu gaan gebeuren? De auteurs van deel III konden steunen op het dubbele aantal meters, en zeker wel het vierdubbele wanneer men de niet-overgebrachte, particuliere en niet Bredase archieven meetelde. Zou men op de oude voet doorgaan, dan zou deel III minstens vier en misschien wel acht of tien banden gaan omvatten. Daar was geen beginnen aan. Er moest geselecteerd worden, er moesten hoofdthema’s en thema’s van ondergeschikt belang worden onderscheiden. Een moeilijke zaak. Toch bleek de redactie er in 1984 in geslaagd, op basis van twee gedetailleerde werkschema’s van respectievelijk mgr. dr. J.L.M. de Lepper en dr. F.A. Brekelmans, een praktisch kader te ontwerpen met negen thematische hoofdstukken en enige tientallen richtvragen betreffende allerhande interessante specifieke thema’s uit de negentiende- en twintigste-eeuwse stadsgeschiedenis. Gedacht werd aan twee boekdelen van ieder circa driehonderd bladzijden en aan de effectieve inzet van een flink aantal externe auteurs, medewerkers van de Gemeentelijke Archiefdienst en van vrijwilligers.(1) Gaat men uit van de vuistregel dat tien gedrukte pagina s geschied- schrijving op basis van archiefmateriaal en wetenschappelijke literatuur gemiddeld ongeveer zes werkweken in beslag nemen aan zoeken, selecteren, doornemen van het materiaal, het maken van aantekeningen, ordenen, bewerken en schrijven, dan kan men zich een indruk vormen van de enorme omvang die het project nog steeds had: ongeveer acht jaar werk, te verdelen over een tiental auteurs! In opdracht van de redactiecommissie voerde drs. R.A.M.C. Moulen Jansen begin 1984 een belangrijk nader onderzoek uit naar het beschikbare materiaal over de Bredase stadsontwikkeling (1851-1984). Zijn werk sloot aan op een initiatief van dr. J.P.A. van den Dam (de toenmalige gemeentesecretaris van Breda) en prof. dr. P.M.M. Klep (hoogleraar in de economische en sociale geschiedenis aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen), teneinde te komen tot een vergelijkende studie naar de ‘prestaties’ van de Brabantse steden in de negentiende en twintigste eeuw. In deze tijd draaide ook een vrijwilligersproject(2), dat een grote verscheidenheid aan onderzoeksresultaten opleverde. De heer Moulen Jansen schreef een degelijk rap- port, zich concentrerend op een aantal werkzame factoren in de stadsontwikkeling.(3) Na zijn vertrek zette drs. M.J.M. Duijghuisen aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen gedurende een jaar de verkenningswerkzaamheden voort. Intussen bleek de uitvoering van het ambitieuze plan van de redactieraad op grote praktische problemen te stuiten. Het werven van auteurs die later een (onderdeel van een) hoofdstuk zouden moeten schrijven, viel bitter tegen. Na het nodige beraad legden de heren Duijghuisen en Klep in oktober 1985 een drastisch herzien plan aan de redactieraad voor. Zij stapten af van de oorspronkelijke thematische opzet. De geschiedenis van Breda vanaf 1795 zou per periode behandeling moeten krijgen, met aandacht voor aspecten als de mentaliteit, de economie, de sociale omstandigheden en de politiek. De opzet werd thans ambitieus op een andere manier: het trekken van hoofdlijnen van een samenhangende maatschappelijke geschiedenis van Breda. De omvang werd teruggebracht tot driehonderd bladzijden: een bondig boek als uitgangspunt voor verder onderzoek.(4) De voorbereiding en uit- voering zouden ongeveer vier jaar in beslag nemen, nog afgezien van de administratieve ondersteuning in ruime zin. Na uitvoerige bespreking werd het ontwerp door de redactieraad goedgekeurd, doch het uitvoeringsprobleem bleef vooralsnog onopgelost. Nu de redactieraad geen auteurs kon vinden die zich gedurende langere tijd konden vrijmaken voor het feitelijke onderzoek, spande deze zich tot het uiterste in om een financiële oplossing te vinden. In de zomer van 1986 kreeg het onzekere voortbestaan van het project aandacht in de plaatselijke pers. De heer Brekelmans hield een vurig pleidooi voor een gemeentelijke subsidie(5), terwijl andere redactieleden achter de schermen hun invloed aanwendden. Succes bleef niet uit.(6) De gemeentelijke overheid maakte het mogelijk de patstelling te doorbreken en tot uitvoering over te gaan. Het boek diende echter eind 1989 al bij de drukker te liggen. Drie jaar de tijd dus, nog een jaar minder dan voorzien! Drs. Duijghuisen werd belast met de concrete uitvoering van het vele onderzoek en het schrijven van de tekst. De redactieraad stelde prof. Klep aan als wetenschappelijk adviseur voor de verdere ontwikkeling van de probleemstelling, betoogtrant en interne samenhang en voor een globale visie op de geschiedenis van de stad Breda. Bovendien nam hij de nabeschouwingen voor zijn rekening. Aldus was de opzet van deel III betrekkelijk snel geëvolueerd van een langdurig project met vele auteurs, zich grondig verdiepend in een aspect van de Bredase geschie- denis, naar een kortlopend project met één auteur; zonder de ambitie van volledigheid, maar met het idee een eerste visie op de jonge Bredase stadsgeschiedenis als geheel te ontwikkelen. Inderdaad een basis voor discussie en voortgezet onderzoek. Er moest bovendien onder grote tijdsdruk gewerkt worden. Begin 1988 legde de au- teur de redactieraad reeds een tekst voor met een uitgewerkt globaal beeld over de gehele periode 1795-1960. De redactieraad gaf aan waar accenten mogelijk anders gelegd konden worden, en sprak bij herhaling de hoop uit dat nog zoveel mogelijk (tijdverslindend!) archiefonderzoek werd ondernomen. Een aantal vrijwilligers, een zevental medewerkers van de Gemeentelijke Archiefdienst en de redactieleden jhr. drs. F.A. von Schmid en dr. J.P.A. van den Dam leverden waardevolle bijdragen.(7) Een belangrijk praktisch probleem bij het verwerken van de gegevens en het schrijven van het boek bleek de spanning tussen het algemene beeld en het detail te zijn. De auteur streefde naar een zekere gelijkmatigheid in de behandeling van de stof: grote lijnen gecombineerd met een beperkt aantal gedetailleerde uitweidingen. Deze uitweidingen konden niet talrijk zijn, maar waren onontbeerlijk wegens de couleur locale die zij nu eenmaal bieden. Zo kwam de auteur meer dan eens tot de conclusie dat bestaande detailstudies eigenlijk minder in aanmerking kwamen voor verwerking dan urgentere thema’s die nog helemaal niet onderzocht waren! Typisch de problemen van een beknopte synthese. Ondergetekenden geven toe, dat het niet altijd gelukt is om alle belangrijke en geplande onderdelen die plaats te geven waarop zij recht hadden. Het materiaal was daarvoor te omvangrijk en de beschikbare tijd te kort. En natuurlijk zijn er duizenden kleine thema’s te verzinnen waarover men niets zal vernemen. Moge dit grote-lijnenboek zodanig tot kritiek, en verder onderzoek prikkelen, dat de acht of tien banden over de geschiedenis na 1795 ooit nog eens werkelijk tot stand komen! Dat zou geen slecht effect zijn. Speciale dank gaat uit naar de reeds genoemden, maar niet vergeten mag worden ook de volgende (ex-)medewerk(st)ers en vrijwilligers van de Gemeentelijke Archief- dienst apart te vermelden: J.M.L. Bastiaansen, ing. H.C.F Bogaerts, J.C. Buitendijk, C.M.C. Buijsen, D. Dooremans, M.I. Ellert, B.C.M. Hoeks, drs. H.M.M. Huijgens-Van Kollenburg, G.G.A.M. Otten, D.P.J. van Riel, A.L. Schets, H. Tigelaar, A.L.J. Verschuuren, J.M.F. IJsseling, drs. H.D. Wessels en M.L.W.H. van den Wijngaard. Behalve de respectieve gemeentearchivarissen, mr. M.W. van Boven en drs. P.M. Toebak, hebben zij een werkelijk onmisbaar aandeel gehad aan het totaal der werkzaamheden: een deel van de inhoudelijke voorbereiding en beoordeling, het leeuweaandeel van de redigerende arbeid, de nagenoeg volledige keuze van het beeldmateriaal, de controle van het notenapparaat, de samenstelling van de bibliografie, de indexering en de complete administratieve ondersteuning. Zonder hen zou het tot drie jaren ingeperkte project nooit op tijd en met dezelfde kwaliteit zijn afgerond. drs. M.J.M. Duijghuisen prof. dr. P.M.M. Klep (1)Informatie voor de auteurs van het project Geschiedenis van Breda, 1795-ca 1960 (1984). (2). Hieraan namen actief deel: J. Ansems, C. van den Assum, J. Bader, B. Beusenberg, J. van Buel, E. Bos, J. Bouwes, C. Bovenberg, K. van Brink, M. Brongers-Alberts, C. Coenders, M. Dijkstra, G. van Donschot, F. Elias, J. Eygenraam, W. Frijters, G. van Gaaien, mevr. Geene, C. Gelens, M. Grosfeld-Van Beekhoven, S. Haans, J. Heijbroek, J. Jansen, H. Jansen, J. Knippels, L. Knitel, A. Koppers, W. Laarakker, A. Laenen, W. Leideritz, C. Lohmann, J. van der Made, J. Maramis, H. van der Meer de Walcheren, W. Meyer, B. Mittelmeijer, H. Munljewerff, C. van Nijnanten, H. Omstein, E. Poiesz, Y. Postma, P. Receveur, C. Reijnders, F. Roelvink, A. van Rijsewijk, J. Sadeé, A. Scheffer, E. Schouten, J. Schuiten, J. Schutte, L. Smedinga, P. van de Steenhoven, E. Stevens, H. Stevens, C. ten Teije, J. Ver- heij, J. Vleugels, W. van der Voort, J. de Waard en G. Wiegerink-De Jong. (3). Onderzoek naar de sterfelijke ontwikkeling van Breda (1851-1984). Op 5 oktober 1984 gaf hij over hetzelfde onderwerp een lezing op de Brabantse Archivarissendagen te Dussen. (4). M.J.M. Duijghuisen en P.M.M. Klep, Ontwerp voor een geschiedenis van Breda, 1795-1975 (Nijmegen, 1985). (5). Zie: De Stem, 16 augustus 1986 en 20 augustus 1986. (6). Zie: ibidem, 21 augustus 1986. (7). Rapporten werden vervaardigd door M. Broos, Aantekeningen over de spoorwegaanleg gedurende de negentiende eeuw; J van den Dam, Aantekeningen over twee decennia werkloosheid c.a in Breda (1919-1939); H Huijgens-Van Kollenburg, Belgische vluchtelingen in Breda tijdens de Eerste Wereldoorlog; R. de Jong, Opkomst katholieke groeperingen binnen Breda in de tweede helft van de negentiende eeuw; G. Olten, Ontman eling en uitleg der stad, 1865-1880; idem, Stedebouwkundige ontwikkeling van Breda, 1880-1930; F von Schmid Ontsluiting interviews afgenomen in de periode 1980-1986; L. Stulemeyer-Asselbergs, Rederijkerskamer Vreugdendal , E. Tigclaar, Kerkelijk leven negentiende en twintigste eeuw- H Wessels, Verslag religieus-politieke verhoudingen in de tweede helft van de negentiende eeuw; idem. Ambtenarenapparaat van Breda in de negentiende en twintigste eeuw. Boekhandel Gianotten Breda;  |
28. |
![]() |
Boeknummer: 00413
Bij ons moeder en ons Jet. Brabantse vrouwen in de 19e en 20ste eeuw. Historie -- Brabant, algemeen (1989) [Maria Grever, A. van der Veen] Bij ons moeder en ons Jet. Brabantse vrouwen in de 19de en 20ste eeuw ONDER REDACTIE VAN MARIA GREVER EN ANNEMIEK VAN DER VEEN Inhoud Voorwoord 7 Inleiding 8 Maria Grever en Annemiek van der Veen Niet in haar kraam te pas. Kindermoord in het departement Brabant, speciaal in het arrondissement ’s-Hertogenbosch, 1811-1838 13 Maria Grever Geen lusten zonder lasten. Huwelijk, seksualiteit en geboorten op de Kempense zandgronden, 1850-1940 34 Jannie van Lieshout en Betty Rikken Een boek lezen was tijd verknoeien. Meisjesonderwijs en vrouwenarbeid inHelmond en de Peel, 1918-1940 51 Annette Mevis Bruiden van Christus, moeders van de armen. Geloofsleven en werkzaamheden van de zusters van de Choorstraat, 1820-1875 78 José Eijt Van jonge juffrouwen en kwekelingen. Katholieke meisjeskostscholen in de eerste helft van de twintigste eeuw 100 Marieke Hilhorst Roeien, baren en in de arbeid zijn. Vroedvrouwen in Noord-Brabant, 1880-1960 122 Marga Pruijt Een huwelijk is het einde van je carrière. Drie Brabantse journalistes bij De Tijd en de Volkskrant, 1945-1965 143 Janneke Riksen Literatuur 160 Gegevens over de auteurs 167 Voorwoord Sedert 1986 organiseert de stichting Brabantse Regionale Geschiedbeoefening (BRG) een lezingencyclus rond het thema ‘Brabantse vrouwen in het verleden’. In de lezingen wordt aan de hand van onderwerpen als moederschap, arbeid en religie een overzicht gegeven van het leven van Brabantse vrouwen in de negentiende en twintigste eeuw. Op veelvuldig verzoek is een aantal van deze lezingen nu gebundeld in de uitgave Bij ons moederen ons Jet. Alle artikelen zijn gebaseerd op recent afgeslo- ten onderzoek aan de universiteiten van Nijmegen en Tilburg. De onderzoeksresultaten zijn voor het merendeel niet eerder gepubliceerd. Het boek biedt uiteraard geen volledige geschiedenis van alle Brabantse vrouwen in de laatste tweehonderd jaar. Daartoe bestaan te veel verschillen tussen bijvoorbeeld vrouwen op de oostelijke zandgronden en de westelijke kleistreken en tussen vrouwen uit de arbeidersklasse en zij die in de betere milieus leefden. Desondanks biedt de bundel voldoende diversiteit om een indruk te krijgen van de positie van vrouwen in Noord-Brabant. Dit boek is bestemd voor allen die geïnteresseerd zijn in de geschiedenis van vrouwen en/of de geschiedenis van Brabant. Daarnaast is de bundel met name bedoeld voor leerkrachten die op deze wijze kennis kunnen maken met een stukje Brabantse vrouwengeschiedenis. Het onderwijskatern, dat in een afzonderlijke editie van de stichting BRG is opgenomen, maakt het boek ook in de klas heel goed bruikbaar. De stichting BRG zal in de toekomst nieuwe onderzoeksgegevens over Brabantse vrouwen in het verleden via lezingen blijven presenteren. Nadere informatie hieromtrent is verkrijgbaar via postbus 1104, 5200 BD ’s-Hertogenbosch, tel. 073-146193. Op dit adres is tevens de bij het onderwijskatern behorende docentenhandleiding verkrijgbaar. Op deze plaats wordt in het bijzonder José Eijt bedankt voor de redactionele medewerking die zij verleende bij de eindfase van het boek en Han Ebberink voor zijn didactische adviezen bij het onderwijskatern. Annemiek van der Veen, provinciaal historicus Walburg Pers, Stichting voor Brabantse Regionale Geschiedbeoefening;  |
29. |
![]() |
Boeknummer: 00417
Het gemengde landbouwbedrijf op de zandgronden in Noord-Brabant 1886-1930 Historie -- Plattelands- en boerenleven (1992) [A.H. Crijns, F.W.J. Krielaars] Het gemengde landbouwbedrijf op de zandgronden in Noord-Brabant 1886-1930 INHOUDSOPGAVE VERANTWOORDING V BRONNENPUBLIKATIES EN LITERATUUR XXV LIJST VAN TABELLEN XXXII LUST VAN KAARTEN XXXVI LUST VAN AFBEELDINGEN XXXVII Deel A.: VANUIT EEN CRISIS NAAR EEN BETERE TIJD Hoofdstuk 1 UIT EEN DIEP DAL KRUIPT DE LANDBOUW NAAR BOVEN Hoofdstuk II GROND EN GRONDGEBRUIK Hoofdstuk III DE VEESTAPEL Hoofdstuk IV BEDRIJVEN IN VERANDERING Deel B VOORUITGANG ONDANKS TEGENSPOED Hoofdstuk V INSTELLINGEN TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW Hoofdstuk VI OVERHEIDSZORG VOOR DE LANDBOUW Hoofdstuk VII BESTEMMING EN INRICHTING VAN GRONDEN EN AGRARISCH GRONDGEBRUIK Hoofdstuk VIII DE VEESTAPEL IN ONTWIKKELING Hoofdstuk IX BEDRIJVEN, BOERDERIJEN EN INRICHTING Hoofdstuk X RENDEMENT EN FINANCIËLE RESULTATEN SLOTBESCHOUWING 379 Economische en politieke omstandigheden en maatschappelijke veranderingen speelden een rol 379; een periode waarin veel ge- beurde, gemengde bedrijven konden uitgroeien tot veredelingsbedrijven 379; de overheid ging zich bezighouden met de landbouw, onderwijs, onderzoeken voorlichting kwamen tot ontwikkeling 380; een andere krachtcentrale voor de boeren was de opkomst en snelle groei van het georganiseerde bedrijfsleven 381; de coöperatieve beweging kwam van de grond met velerlei activiteiten 381; het ge- bruik van kunstmest maakte ontginnen mogelijk voor de uitbreiding van bouwland en grasland 382; door een betere voederpositie in herfst en winter kon de sopketel voor het rundvee verdwijnen 382; de veestapel nam toe en het tuinbouwareaal werd regelmatig uitge- breid 383; er kwamen meer bedrijven, aanvankelijk nam de pacht toe maar na 1910 steeg de eigendom 383; kunstmestgebruik bete- kende tevens het einde van de potstal 384; veranderingen in de bedrijven leidden tot arbeidsverlichting 384. Het tijdperk van 1850 tot 1885 was de aanloopperiode naar een nieuwe tijd. Daarna kwamen zoveel veranderingen en vernieuwin- gen op gang dat met recht kan worden gesproken van een periode die van historische betekenis was 384; ontwikkelingen builen en rond de bedrijven werden door de boeren in het Brabants zandgebied gemakkelijker en eerder aanvaard dan veranderingen en aan- passingen binnen de bedrijven 384. INDEX VAN GEOGRAFISCHE NAMEN 391 INDEX VAN PERSOONSNAMEN 397 CURRICULA VITAE 401 VERANTWOORDING Keuze van. tijdvakken voor indeling In het vorige boek over het gemengde landbouwbedrijf op de zandgronden in Noord-Brabant werd het jaar 1885 als eindpunt genomen. De laatste zin in het 'Woord vooraf’ luidde toen: ”Het boek is af maar het werk is nog niet klaar.” Dat hield een belofte in voor de lezer. Vier jaar later is het zover; voor u ligt het tweede boek, waar in de ontwikkeling van het gemengde bedrijf tot 1930 wordt beschreven. Waarom werd 1885 als eindjaar van het vorige en 1886 als startjaar van het nieuwe boek gekozen? Er waren twee belangrijke redenen voor. Rond die tijd leefde en werkte de laatste generatie van boeren die geheel op eigen kracht was aangewezen. Zij moest het doen zonder eigen organisatie, coöperaties en overheidsbemoeiing van enige betekenis. Er was weliswaar een bewustwordingsproces op gang gekomen dat het anders zou moeten, maar de boer op het zand bleef voorlopig kiezen voor het oude en vertrouwde en de veiligheid van de beslotenheid. Nieuwigheden in bedrijfs- verband maakten hem onzeker. Er kwam weliswaar wat meer vee en het bouwplan ging veranderen, maar akkerbouw, zelfvoorziening, potstal en mestproduktie bleven vooralsnog een belangrijke rol spelen. Het bleef tot 1885 een aanloopperiode naar een nieuwe tijd. Verder brak rond 1880 een langdurige landbouwcrisis uit, die eerst de akkerbouw maar enkele jaren later ook de veehouderij zou treffen. De gevolgen van de crisis waren mede van invloed op veranderingsprocessen en ontwikkelingen die zich na 1885 gingen voltrekken. Maar voorlopig zag het er niet rooskleurig uit. Men maakte zich ernstige zorgen over de toekomst van de Nederlandse landbouw. In 1886 werd een Commissie van Landbouw ingesteld, die adviezen moest uitbrengen, hoe de neergaande lijn kon worden gekeerd en de positie van de landbouw en de bedrijven kon worden versterkt. Dat was uiteraard ook van belang voor de Brabantse landbouw en daarom begint dit boek met het werk van de Commissie. Het tijdvak dat nu beschreven wordt loopt door tot 1930. Waarom werd dit als eindjaar genomen? In 1929 brak een ernstige crisis op wereldschaal uit die, evenals in 1880, in de agrarische sector begon bij de akkerbouw. Tot 1930 kende de veehouderij nog weinig problemen. Maar kort daarna was de crisis algemeen en de land- bouw ging opnieuw een onzekere periode tegemoet. Weliswaar trad na een aantal jaren enig herstel op maar kort daarna begon de Tweede Wereldoorlog. Crisis en oor- log tussen 1930 en 1945 was een abnormale tijd waarin maatregelen van de overheid goeddeels de mogelijkheden van de bedrijven bepaalden. De echte ontwik- kelingen van de landbouw en de gemengde bedrijven op de zandgronden had daarvoor plaatsgevonden. Daarom was het beter om in 1930 te stoppen. Het bedrijfstype, dat toen was ontstaan, was er ook nog in 1950. Evenals het vorige boek bestaat ook deze uitgave uit 2 delen. Er moest tussen 1885 en 1930 een jaartal worden gevonden waarin zo mogelijk een ontwikkelingsperiode werd afgesloten en een andere ging beginnen. In 1895 was het dieptepunt van de crisis weliswaar voorbij, maar het duurde tot 1900 voor het echt beter begon te worden. Intussen diende zich in de agrarische sector diverse ontwikkelingen aan die ook na 1900 doorgingen. De komst van boterfabrieken, de NCB, aankoopcoöperaties, boerenleenbanken en tuinbouwveilingen volgden elkaar in snel tempo op. Het was opvallend met welk gemak de kleine zandboeren deze vernieuwingen buiten het eigen bedrijf oppakten. Deze werden veel eerder aanvaard dan veranderingen in bedrijfsverband zoals het gebruiken van kunstmest. Daar speelde het vasthouden aan de traditie nog een heel belangrijke rol. Maar wat later gingen ontwikkelingen buiten het bedrijf stimulerend werken op veranderingen binnen de bedrijfsvoering. In 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit. De verwachtingen waren somber en het lag voor de hand om dit jaartal aan te houden als scheiding tussen de delen A en B. Maar aanvankelijk viel het nogal mee en veel ontwikkelingen gingen gewoon door. Bij het bestuderen en bewerken van het voorhanden zijnde cijfermateriaal bleek ook 1910 een belangrijk jaar te zijn. Enerzijds werd toen voor het eerst uitgegaan van landbouwgebieden in plaats van de landbouwstelsels van Staring die voordien wer- den gebruikt. Verder had de oude veetelling afgedaan en in 1910 werd voor het eerst het vee geteld volgens een nieuwe opzet en op een andere tijd van het jaar. Vooral voor tellingen die slechts om de tien jaar werden gehouden gaf dat problemen voor de schrijvers. Beide jaartallen waren belangrijk en ertussen in lag een over- gangsgebied tussen de delen A en B. Bij de bewerking van de hoofdstukken hebben zij de inhoud ervan zo op elkaar afgestemd, dat zonder overlapping een goede aan- sluiting werd verkregen. Voor wie geschreven ? In het vorige boek werd de doelgroep van lezers als volgt geformuleerd: Allereerst voor de boeren van nu en voor de velen die zich verbonden voelen met de Brabantse landoouw. Maar uiteraard ook voor allen die belangstelling hebben voor geschiedkundige ontwikkelingen in Noord-Brabant. Zeker nu de verwerkte materie wat dichterbij komt is het van groot belang dat de boeren kennis kunnen nemen van een historische periode die zo bepalend was voor hun verworvenheden van vandaag. Op 1 november 1891, nu 100 jaar geleden, werd Petrus van Hoek benoemd tol eerste Rijkslandbouwleraar voor Noord-Brabant. Een titel die later vervangen werd door Rijkslandbouwconsulent. Zijn betekenis voor de ontwikkeling van de Brabantse landbouw wordt verderop in het boek geschetst. Hij zorgde o.a. voor de opleiding van landbouwonderwijzers en dat betekende een doorbraak omdat toen ook meer cursussen konden worden gegeven. Ook na zijn vertrek uit Noord-Brabant in 1901 ging deze ontwikkeling door en in 1930 had practisch ieder dorp een en soms meer landbouw- en/of tuinbouwonderwijzers. Velen van hen waren actief in de dorps- gemeenschap en vertrouwensman van de boeren. Daarom wordt het boek opgedragen aan de nagedachtenis van P. van Hoek en de groep van landbouw- en tuinbouw- onderwijzers. Zij hebben niet alleen veel betekend voor de Brabantse land- en tuinbouw maar bovendien bewaren oudere boeren en tuinders nog goede herinneringen aan hun meester. Tot besluit Ook bij het maken van het tweede boek werden we in sterke mate gesteund en gestimuleerd door prof. H. van den Eerenbeemt van de KUB en drs. A. Heijmans van de NCB. Dat de Stichting Zuidelijk Historisch Contact samen met de NCB ons werk gaat publiceren geeft ons weer veel voldoening. Een bijzondere inbreng had ir. K. Oomen uit Zwolle die belangrijk uitgangsmateriaal van het gemengde bedrijf van zijn grootvader uit Teteringen heeft bewerkt en beschikbaar gesteld. Hij deed dit aan de hand van opgeschreven jeugdherinneringen van zijn vader en zijn grootvader had gedurende 10 jaar een boekhouding bijgehouden. Naast alle andere informatie had- den we daarmee een voorbeeld uit de praktijk als waardevolle aanvulling op alle beschouwingen. Van onze beide echtgenoten hebben we opnieuw ruimte en steun gekregen om ons terug te trekken in de studeerkamer. Medewerkers van de KUB hielpen ons bij het zoeken en vinden van de benodigde literatuur. Het typewerk werd verzorgd door Myriam Crijns, Marian van Kaam, Pat Kriellaars en Christine van Lingen. De steun van allen die hiervoor genoemd zijn was voor ons onmisbaar. Daarvoor onze bijzondere dank. In goed overleg is besloten om niet samen verder te gaan met het schrijven van boeken. Van de andere kant is het werk niet helemaal klaar. De opdracht die we ons gesteld hadden, was, te zoeken naar de wortels van het kleine gemengde bedrijf op de zandgronden in Noord-Brabant. En de ontwikkelingen te volgen naar het veege- richt veredelingsbedrijf. Dat was in 1930 al goeddeels het geval en we hopen die opdracht naar de lezers toe goed te hebben uitgevoerd. Ook na 1930 maakten de boeren met hun bedrijven nog moeilijke en zelfs kommervolle tijden door, maar vanaf 1945 werd de draad weer opgepakt. Hel was de- zelfde ontwikkelingsrichting die al vanaf het begin van deze eeuw was ingeslagen. 1 november 1991 A.H. Crijns - F.W.J. Kriellaars Stichting Historisch Contact Tilburg;  |
30. |
![]() |
Boeknummer: 00422
Inventaris van de archieven van de Nieuwstraat Katholiek Huishoud- en Nijverheidsonderwijs te Breda 1918-1983 Onderwijs -- Algemeen (1997) [G.W.G. van der Heijden] Inventaris van de archieven van de Nieuwstraat Katholiek Huishoud- en Nijverheidsnderwijs te Breda 1918-1983 INHOUDSOPGAVE VOORWOORD INLEIDING 1 I. DE NIEUWSTRAAT, 1850-1925; DE ZUSTERS VAN ROOSENDAAL EN HET BEGIN VAN HET HUISHOUDONDERWIJS TE BREDA EN OMSTREKEN 2 De totstandkoming van de R.K. Huishoud- en Industrieschool voor Breda en Omstreken 4 II. DE NIEUWSTRAAT, 1925-1951; DE R.K. HUISHOUD- EN INDUSTRIESCHOOL VOOR BREDA EN OMSTREKEN 6 Bestuur en bestuursleden 6 Directie en onderwijzend personeel 9 Het onderwijs vóór de Tweede Wereldoorlog 10 De filialen 13 Het filiaal Leuvenaarstraat 13 De filialen Hero en Kwatta en de samenwerking met de H.K.I. 13 De leraressenopleiding 17 Het onderwijs tijdens de Tweede Wereldoorlog 18 De plaats van het huishoudonderwijs in de periode vlak na de oorlog 19 Nieuwe opleidingen 21 Het schoolgebouw 22 III. DE NIEUWSTRAAT, 1951-1969; R.K. HUISHOUD- EN NIJVERHEIDSSCHOOL MARIA ASSUMPTA 23 Bestuur en bestuursleden 23 Directie en onderwijzend personeel 24 Het onderwijs 25 Het schoolgebouw 27 Meer scholen onder het bestuur 27 De leraressenopleiding 29 De Mater Amabilis School 30 IV DE NIEUWSTRAAT, 1969-1980; KATHOLIEKE SCHOLENGEMEENSCHAP DE NIEUWSTRAAT 33 Bestuur en bestuursleden 33 Directie en personeel 34 Het onderwijs 35 Het schoolgebouw 37 De afbouw van de leraressenopleiding 39 V. DE NIEUWSTRAAT, 1980-1983; KATHOLIEKE SCHOOL VOOR M.B.O. 40 Bestuur en bestuursleden 40 Het onderwijs 40 VI. DE ARCHIEVEN VAN HET BESTUUR EN DE DIRECTIE VAN DE KATHOLIEKE SCHOOL VOOR M.B.O. DE NIEUWSTRAAT EN HAAR VOORGANGSTERS, (1787) 1925-1983. 42 Verantwoording van de inventarisatie 42 INVENTARIS 45 Het archief van het bestuur van de Katholieke Onderwijs-stichting Breda en haar rechtsvoorgangsters, (1787) 1925-1983, waarin opgenomen stukken van het bestuur van de R.K. Vak- en Huishoud- school v/h R.K. Meisjespatronaat in de parochie van de H. Barbara te Breda, 1916-1925. 45 A. STUKKEN VAN ALGEMENE AARD 45 A.1. Notulen 45 A.2. Jaarverslagen 45 A.3. Correspondentie 45 A. 4. Overige 47 B. STUKKEN VAN BIJZONDERE AARD 47 1. ORGANISATIE 47 1.1. Reglementering en bestuur 47 1.2. Vermogen 47 1.2.1. Subsidies 47 1.2.2. Leningen 48 1.2.3. Schoolgelden 48 1.2.4. Onroerende goederen 48 1.2.5. Roerende goederen 49 1.3. Financiën 49 1.3.1. Jaarstukken 49 1.3.2. Boekhoudkundige stukken 50 1.3.3. Overige 51 2. TAAKUITVOERING 52 2.1. Opzet en inrichting van het onderwijs 52 2.1.1. Algemeen 52 2.1.2. Huishoud- en Nijverheidsonderwijs . ... 52 2.1.3. Leraressenopleiding 2.1.4. L.H.N.O./M.H.N.O. 52 2.1.5. M.B.O. 2.2. (Ver)bouw, beheer en huur van scholen en lokaliteiten 54 2.3. Zorg voor het schoolpersoneel 56 2.3.1. Aanstelling 56 2.3.2. Taakomschrijving 56 2.3.3. Salarisadministratie 57 2.3.4. Overige 57 2.4. Zorg voor de leerlingen 58 3. SAMENWERKING MET DERDEN 58 3.1. Bond van besturen van katholieke scholen voor beroepsonderwijs 58 3.2. Mater Amabilisschool 58 4. DOCUMENTATIE 59 Het archief van de directie van de Katholieke school voor M.B.O. DE NIEUWSTRAAT en haar voorgangsters,(1923) 1925-1983 (ca. 1987). 60 A. STUKKEN VAN ALGEMENE AARD 60 B. STUKKEN VAN BIJZONDERE AARD 60 1. DOCENTEN 60 2. LEERLINGEN 61 2.1. Werving en registratie 61 2.2. Vorderingen 63 2.3. Overige 64 3. FINANCIËN 64 4. OPLEIDINGEN/CURSUSSEN 64 4.1. Algemeen 64 4.2. Afzonderlijke opleidingen/cursussen 65 4.2.1. Akte Na 65 4.2.2. Mater Amabilisschool en avondcursussen 65 4.2.3. K.V./J.V. 65 4.2.4. Bejaardenhelpende en bejaardenverzorgende 66 4.2.5. Overige opleidingen/cursussen 66 5. LEERMIDDELEN 66 6. SAMENWERKING 67 7. GESCHIEDSCHRIJVING EN DOCUMENTATIE 67 BIJLAGE I 69 Bestuurs- en directieleden 69 BIJLAGE II 70 Kroniek 70 BRONNEN EN LITERATUUR 73 EINDNOTEN 75 VOORWOORD We wennen snel aan zaken die ten opzichte van het verleden als zeer belangrijke maatschappelijke verworvenheden gelden, zoals schoon water, goede gezond- heidszorg en goed onderwijs. Toch waren er aan het begin van deze eeuw voor zeer grote groepen meisjes maar weinig mogelijkheden om na de lagere school vervolgonderwijs te krijgen. Het ka- tholiek huishoud- en nijverheidsonderwijs in Breda heeft een duidelijke bijdrage geleverd om dit te verbeteren. Om die reden meenden wij er goed aan te doen op basis van ons archief het Gemeentearchief te verzoeken de geschiedenis in beeld te brengen. Formeel kwam met de vorming van Stichting Katholiek Middelbaar Beroepsonderwijs Bredeveld in 1983 een einde aan zelfstandig katholiek nijverheidsonder- wijs. Maar de verworvenheden van dit onderwijs, telkenmale aangepast in de tijd, blijven behouden, ook na deze fusie en de daaropvolgende fusie met onder an- dere MTS, Princenhof tot het Spectrumcollege (in 1990) en de daaropvolgende fusie tussen Spectrumcollege, Baronie-van-Breda-college en Omniumcollege (in 1996) en... Tenslotte nog dit: Zoals ook onderwijs feitelijk gestalte krijgt door en slaagt als gevolg van de inzet van personen, is ook dit werkstuk tot stand gekomen dankzij in- spanning van velerlei mensen. In het bijzonder zouden wij willen noemen mevrouw H.G.J. van de Vlasakker, voormalig directeur van 'de Nieuwstraat' en de heer G. van der Heijden van het Gemeentearchief Breda. Drs. PH. Jonkergouw Voorzitter Stichting Schoolfonds Bredeveld. INLEIDING In het begin van de maand januari 1995 werden de gebouwen van de M.B.O.-school De Nieuwstraat, deel uitmakend van het Spectrum College, gesloopt, om plaats te gaan maken voor de winkelgalerij De Barones. Daarmee kwam een einde aan vele jaren onderwijs in de Nieuwstraat. Jaren waarin verschillende vor- men van onderwijs werden gegeven. Naar aanleiding van uitbreidingsplannen die Vroom en Dreesmann destijds had, trad al in 1973 het geruchtencircuit in wer- king: De Nieuwstraat gaat verdwijnen, de school moet weg. Het duurde twintig jaar voor het werkelijk zo ver was. In die periode kreeg de school nog te maken met allerlei veranderingen op onderwijskundig gebied. Voor veel Bredanaars is de 'Nieuwstraat' een begrip en synoniem met de huishoudschool van de zusters van Roosendaal. In de volgende hoofdstukken wordt aandacht geschonken aan het huishoud- en nijverheidsonderwijs zoals dat gedurende lange tijd gevestigd was in het pand Nieuwstraat 22. Hiermee ontstaat een beeld van een vorm van specifiek onderwijs voor meisjes, zoals dat in ons land tot 1968 bestond en waaraan met de in- voering van de Wet op het Voortgezet Onderwijs, de Mammoetwet, officieel een einde kwam. Afgezien van de katholieke visie op het gescheiden onderwijs voor jongens en meisjes, bestond er een algemene mening over het meisjesonderwijs. Dat onderwijs werd gekenmerkt door drie doeleinden: algemene vorming, beroepsopleiding en voorbereiding op de gezinstaak. Uitgaande van de verschillen in opvattingen over de aanwezigheid van de 'vrouwelijke' aanleg en belangstelling, ontstonden in de loop der jaren accentverschuivingen in de doeleinden. Het reguliere katholieke onderwijs voor meisjes, maar ook activiteiten op het gebied van de buitenschoolse vorming, zoals het patronaatswerk, het werk van de Eu- charistische Kruistocht en de Mater Amabilis School, sloten bij het algemeen geldende meisjesbeeld aan. In het huishoud- en nijverheidsonderwijs zijn in grote lijnen de volgende verschuivingen waar te nemen. Aanvankelijk diende het huishouden als een vak te worden opgevat, waarvoor gekozen moest worden. In de vakopleiding moesten de modernste inzichten worden verwerkt en toegepast. Het was niet langer mogelijk te vertrouwen op de overlevering van moeder op doch- ter. De verworven kennis en vaardigheden zouden zowel buitens- als binnenshuis aangewend moeten kunnen worden en gelijk gewaardeerd. De opleidingen moes- ten open gesteld zijn voor meisjes uit alle milieus. Onder invloed van sociale en economische toestanden werd het lager huishoudonderwijs in de eerste helft van de twintigste eeuw de voorbereiding tot huisvrouw en huismoeder. Daarnaast bleven beroepsopleidingen bestaan, zoals onder andere de opleidingen voor huisnaaister, kinderverzorgster, huishoudkundige en lerares in het nijverheidsonderwijs. Na de oorlog ontwikkelde het onderwijs zich in de richting van algemeen vormend en beroepsgericht onderwijs. Gemeentearchief Breda nr 7;  |