![]() |
![]() |
HEEMKUNDEKRING
|
![]() |
![]() |
Heemkundekring 'Op de Beek' → Beeldbank Bibliotheek → Zoekresultaat |
Aantal gevonden publicaties : 10 (uit: 638)
|
||
|
Klik op publicatie voor vergroting en meer informatie
1. |
![]() |
Boeknummer: 00027
Definitieve uitslagen Gemeenteraadsverkiezingen 27 november 1996 Overheid -- Verkiezingen (1996) [Bestuursdienst Gemeente Breda] Definitieve uitslagen Gemeenteraadsverkiezingen 27 november 1996 Inhoud Tabel 1. Uitslagen verkiezingen gemeenteraad 1994 en 1996 2. Toewijzing zetels Gemeenteraad Breda 1996 3. Procentuele verdeling van de uitgebrachte geldige stemmen per wijk over de politieke partijen Gemeenteraadsverkiezingen 1996 en 1994) 4. Verdeling van de uitgebrachte geldige stemmen per stemdistrict over de politieke partijen (Gemeenteraad 1996) 5. Procentuele verdeling van de uitgebrachte geldige stemmen per stemdistrict over de politieke partijen (Gemeenteraad 1996) 6. Het totaal aantal uitgebrachte stemmen en de opkomstpercentages per stemdistrict (Gemeenteraad 1996) 7. Procentuele verdeling van de uitgebrachte stemmen over de politieke partijen in Breda (Gemeenteraad vanaf 1962) 8. Zetelverdeling Gemeenteraad Breda vanaf 1962) 9. Uitgebrachte stemmen en opkomst Gemeenteraadsverkiezingen vanaf 1962 te Breda 10. Uitgebrachte stemmen en opkomst Gemeenteraadsverkiezingen 1996 per wijk 11. Koncentratiegetallen per wijk (Gemeenteraad 1996) 12. Aantal uitgebrachte stemmen per partij per kandidaat, Gemeenteraadsverkiezingen Breda 1996 Bijlagen Betekenis afkortingen Kaart wijken Breda Gemeente Breda;  |
2. |
![]() |
Boeknummer: 00057
Oog voor de realiteit Overheid -- Christen-Democratisch Appèl (CDA) (1996) [A. Adank e.a.] Oog voor de realiteit. CDA Gemeenteraadsprogramma 1997-1999 OOG VOOR DE REALITEIT Inleiding verkiezingsprogramma 1997-1999 De verkiezingen die op 27 november voor de nieuwe gemeenteraad van Breda worden gehouden hebben een bijzondere betekenis. Op 1 januari 1997 worden de stadsgrenzen verlegd. De gemeenten Prinsenbeek, Teteringen en een groot deel van Nieuw-Ginneken gaan deel uitmaken van de bij wet ingestelde nieuwe gemeente Breda. Dat geldt ook voor het gebied Hazeldonk (gemeente Rijsbergen) en ’n enkele grenscorrectie. In de afgelopen jaren heeft een grote weerstand bestaan tegen deze herindeling. De vrees voor vermindering van de dienstverlening en ook de financiële gevolgen zijn daarbij onder meer aan de orde. Het CDA wenst met open oog voor de realiteit inhoud en gestalte te geven aan een beleid waarin de eigenheid van de onderscheiden gebiedsdelen tot haar recht komt én waarbij de samenwerking en de samenhang binnen de nieuwe grenzen worden bevorderd en gestalte krijgen. In dit verkiezingsprogramma wordt uitgegaan van de bestaande programma’s 1994-1998 van de vier CDA-afdelingen. Op deze programma’s wordt de komende jaren voortge- bouwd. De beleidsvoornemens van Nieuw-Ginneken, Prinsenbeek, Teteringen en Breda zullen, voor zover nog niet gerealiseerd, in de komende jaren waar mogelijk tot uitvoe- ring worden gebracht. Breda heeft een stedelijke functie. Deze functie moet gewaarborgd en versterkt worden. Economische ontwikkeling, werkgelegenheid, woningbouw, infrastructuur, en zorg voor welzijn, onderwijs en veiligheid vragen grote inzet van het nieuwe gemeentebestuur. Het CDA wenst vooral ook aandacht voor de inrichting en bescherming van het omvangrijke buitengebied. De samenvoeging van gebiedsdelen leidt ook tot een herbezinning op gemeentelijke taken. Het vraagt van het stadsbestuur grote inspanning ingewikkelde vraagstukken op te lossen. Bestuurders van de nieuwe gemeente Breda moeten zich instellen op verschillende culturen en bestuursstijlen. Stad en omliggende dorpen hebben immers ieder een eigen karakter. Burgers en maatschappelijke organisaties moeten, zonder bureaucratische hinder, hun verantwoordelijkheid kunnen dragen. Medebeheer voor dorpen, wijken en buurten en uitbreiding van het districtsgewijs werken met gemeentelijke meldpunten vormen de basis voor het wederzijds vertrouwen en het verantwoordelijkheidsbesef. Op die wijze wordt er gezorgd voor kortere lijnen tussen burger en gemeente en krijgen behoeften en problemen de vereiste aandacht. Het is de nadrukkelijke wens van het CDA tot verdere decentralisatie van de dienstverlening aan de burger te komen. Het CDA is gaarne bereid in goed overleg en in samenwerking met andere democratische partijen de stad te besturen. Dat moet gebeuren in onderling goede persoonlijke verhoudingen. Voor de resultaten van het bestuur is dit van grote betekenis. Het verkiezingsprogramma, dat van realiteitszin getuigt, vormt richtsnoer bij deelname aan het toekomstig gemeentebestuur. Besturen blijft het werk van mensen. Het is onmogelijk beslissingen te nemen waarmee iedereen het volstrekt eens zal zijn. Steeds dient een afweging van algemene en bijzondere belangen plaats te hebben. Ongegronde verwachtingen wil het CDA niet wekken. Telkens zoekend naar de betekenis van het Evangelie voor de politiek heeft het CDA zijn weg gevonden. Gerechtigheid, gespreide verantwoordelijkheid, solidariteit en rentmees- terschap zijn de bakens waardoor het CDA zich op die weg wil laten leiden. Maar ook met vaste waarden - in deze tijd zoeken naar nieuwe, begaanbare wegen. Dit programma is tot stand gebracht door een commissie, bestaande uit de heer A. Adank (voorzitter) te Breda, de heer J. Adriaansen te Teteringen, de heer J. van Gestel te Bavel, mevrouw T. Hoelen-Lamers te Prinsenbeek, mevrouw R. Knipscheer te Ulvenhout en de heer R. Snijders te Breda. Voor hun noeste arbeid wordt de commissie veel dank gebracht. Breda, september 1996 Ir. W. Merkx voorzitter van de samenwerkende CDA-afdelingen Breda, Nieuw-Ginneken, Prinsenbeek en Teteringen CDA afdelingen Breda;  |
3. |
![]() |
Boeknummer: 00369
Het Koninkrijk der Nederlanden in WO II deel 12 Epiloog Oorlog -- Tweede wereldoorlog, algemeen (1988) [dr. L. de Jong] Het Koninkrijk der Nederlanden in WO II deel 12 Epiloog Inhoud Voorwoord IX Hoofdstuk I — Anno 1985 1 Andere wereld 2 Ander Nederland 8 Herinnering 41 Geschonden groepen 49 Herdenking 67 Hoofdstuk 2 - De ‘vernieuwing’ mislukt 83 Vorming van het kabinet-Schermerhom 88 Weer naar huis 107 Militair Gezag 130 Binnenlandse Strijdkrachten 144 Labiele democratie 154 De politieke partijen hersteld 137 Doorbraak? 181 De nood-gemeenteraden en het nood-parlement 192 Sociale ‘vernieuwing’? 202 Radio 221 Verkiezingen 230 ‘Er is niets veranderd’ 234 Hoofdstuk 3 — Wederopbouw 252 Herstel der verbindingen 262 Geldzuivering 267 Oorlogsschade 280 Economisch beleid 295 Sociaal beleid 308 Rijksfinanciën / de Marshall-hulp 316 Hoofdstuk 4 - Zuivering 325 Bevrijde Zuiden 329 Nieuwe opzet 332 Het overheidsapparaat als geheel 341 Overgang 348 Het Driemanschap van de Nederlandse Unie 349 Secretarissen-generaal / Commissarissen der koningin 356 Hoge Raad / rechterlijke macht / notarissen 368 Politie 376 Land- en zeemacht 383 Buitenlandse dienst 391 Pers 393 Radio 414 Kunstenaars 419 Universiteiten en hogescholen 428 Bedrijfsleven 435 Ridderorden 452 Artsen / Advocaten 453 De Joodse Ereraad 457 Slot 463 Hoofdstuk 5 - Bijzondere rechtspleging 474 Arrestaties 485 De bewaringskampen 493 Vrijlaten of berechten ? 514 Berechting 330 Gratiebeleid 594 De detentie-oorden later 608 Weer op vrije voeten Slot 619 Rijksinstituut Voor Oorlogsdocumentatie / Staatsuitgeverij Den Haag;  |
4. |
![]() |
Boeknummer: 00379
Het jaar in woord en beeld 1981 Historie -- Het jaar in woord en beeld (1981) [Winkler Prins redactie] HET JAAR IN WOORD EN BEELD ENCYCLOPEDISCH JAARBOEK 1981 een encyclopedisch verslag van het jaar 1980 samengesteld door de Winkler Prins redactie PORTRET EN CHRONOLOGIE VAN HET JAAR 1980 De sombere ontwikkelingen in de internationale politiek en de bepaald niet rooskleurige toekomstperspectieven gaven ruimschoots voedsel aan het doemdenken. Internationaal gezien was de stilstand in de ontspanningspolitiek tussen Oost en West, vooral een gevolg van de ontwikkelingen in Afghanistan na de Sovjetrussische inval eind 1979, opvallend. Het in 1979 door de presidenten Brezjnev en Carter ondertekende Salt-2-verdrag over de wederzijdse beperking van de strategische offensieve kernwapens werd in het Amerikaanse Congres niet behandeld. De Olympische Zomerspelen in Moskou waren ook in de greep van de politiek: in navolging van de Verenigde Staten zond een aantal landen geen afvaardiging. De dood van Joegoslaviës president Tito en de confrontatie in Polen tussen de communistische partij en een zich emanciperende, niet-partijgebonden vakbeweging vormden in het Westen speculaties over een Russisch ingrijpen. De stappen van Lech Walesa, de leider van Solidariteit, deden bij velen hier de adem in de keel stokken. Het Midden-Oosten was ook in 1980 een brandhaard. Centraal stonden de Palestijnse kwestie en de in september uitgebroken oorlog tussen Irak en Iran, die de wereldolievoorziening in gevaar dreigde te brengen. Voor de Verenigde Staten leverde de mislukte poging tot beëindiging van de gijzeling van 52 landgenoten in Iran prestigeverlies op. De Amerikanen bleken overigens president Carter beu en hielpen de republikeinse presidents-kandidaat Reagan met een overweldigende meerderheid in het zadel. De invloed van Nieuw Rechts daarbij is een niet te onderschatten factor. De formele dekolonisatie van Afrika nadert zijn voltooiing. De vijftigste staat die er onafhankelijk werd, was de vroegere Britse kolonie Rhodesië, sedert 1980 Zimbabwe geheten. In Liberia kwam een eind aan het bewind van William Tolbert: militairen grepen er de macht. In Latijns-Amerika werden de ontwikkelingen in El Salvador (moord op aartsbisschop A. Romero) bepaald zorgwekkend, niet in het minst doordat de Verenigde Staten zich erin mengden. Hoop op democratie in Bolivia werd de bodem ingeslagen: Garcia Meza maakte zich meester van de macht en er ontstond een nieuwe militaire dictatuur. In Suriname vond een door militairen geleide staatsgreep plaats. Antisemitische aanslagen in West-Europa (speciaal Frankrijk en de Bondsrepubliek Duitsland) werden algemeen toegeschreven aan een heroplevend neofascisme. In de Bondsrepubliek wist de socialistisch-liberale coalitie de verkiezingen voor de Bondsdag te overleven dank zij een liberale overwinning. De positie van H. Schmidt werd echter zeker niet versterkt. Veel opzien baarde Schmidts op eigen initiatief ondernomen bezoek aan de Sovjetrussische president Brezjnev ten tijde van de Afghaanse crisis. Italië kampte ook in 1980 met terroristische acties; het land werd bovendien getroffen door een grote aardbeving in het zuiden van het land. Uniek voor de Rooms-Katholieke Kerk was de Bijzondere Bisschoppensynode, die in januari te Rome voor het eerst werd gehouden en waaraan alle bisschoppen van de Nederlandse kerkprovincie, enkele congregatieprefecten en de paus deelnamen. De aanleiding hiertoe vormden de ernstige meningsverschillen binnen het Nederlandse episcopaat. De resultaten van de conferentie verwekten in Nederland grote teleurstelling. Voor Nederland was 1980 o.m. het jaar van de troonswisseling: op 30 april deed koningin Juliana afstand van de troon en werd Beatrix te Amsterdam ingehuldigd als koningin. Economisch was ook dit jaar ongunstig. De werkloosheid steeg van bijna 217 000 (eind 1979) tot ruim 322000 (eind 1980). Lekkerkerk werd bijna synoniem met bodemverontreiniging en de onthulling over de verontreiniging daar werd het begin van een lange reeks. Uiterst actief was de kraakbeweging, speciaal in Amsterdam. Het gehele jaar door was daar sprake van conflicten tussen krakers en politie (m e) bij het ontruimen van panden. Het verzet tegen kernwapens in Nederland nam in brede kring toe. Een belangrijke rol in de discussie speelde de synodale brief van de Nederlandse Hervormde Kerk, die kernwapens ondubbelzinnig afwees. Het cda werd op 11 okt. formeel een politieke partij. In de weken daarvoor hadden arp, chu en KVP, partijen die bijna niet weg te denken waren van het politieke toneel, zichzelf opgeheven. Op het eind van het jaar zorgde de regeringstoestemming voor de levering van twee onderzeeboten door het Nederlandse bedrijfsleven aan Taiwan, die consequenties zou kunnen hebben voor de relatie met de Volksrepubliek China, voor ernstige politieke verdeeldheid. Voor België was het 150ste jaar van zijn bestaan met vier verschillende kabinetten een jaar van politieke instabiliteit. Ondanks de goedkeuring van de Staatshervorming was wegens o.m. het uitblijven van een definitieve regeling voor Brussel het einde van de communautaire twisten nog niet in zicht. De belastinghervormingen van de Begrotingswet en de pogingen tot het invoeren van een inkomensmatiging en het hervormen van de sociale zekerheid verlegden de politieke aandacht in de tweede helft van het jaar naar het sociaal-economische vlak, waar de sombere sfeer werd getekend door een niet meer in te tomen stijging van de werkloosheid, een diepe malaise in de - vooral Waalse - staalindustrie en de miljardentekorten van rijksbegroting en betalingsbalans. Bijzondere aandacht kregen ook het Textielplan van de overheid en het Taalunieverdrag met Nederland. Op het gebied van de ruimtevaart is 1980 evenals 1979 een opmerkelijk jaar geweest. Passeerde het Amerikaanse ruimtevoertuig Voyager 1 in maart 1979 de planeet Jupiter, in november 1980 werd door hetzelfde voertuig Saturnus bereikt. Een grote hoeveelheid gedetailleerde kleurenbeelden werd naar de aarde overgeseind. De belangrijkste ontdekking was wel dat het ringensysteem van Saturnus niet uit vier tot zes ringen bestaat, maar uit zo’n duizend afzonderlijke concentrische ringetjes. Sommige ringetjes bleken bovendien iets excentrisch te liggen. DE REDACTIE Elsevier Amsterdam/Brussel;  |
5. |
![]() |
Boeknummer: 00383
Het jaar in woord en beeld 1985 Historie -- Het jaar in woord en beeld (1985) [Diverse] Het jaar in woord en beeld Encyclopedisch jaarboek 1985 Een encyclopedisch verslag van het jaar 1984 VOORBERICHT In 1984 was er ten aanzien van een aantal belangrijke wereldproblemen, t.w. de economische crisis en de bewapeningswed- loop, een positieve ontwikkeling te bespeuren. Het langzame herstel van de economie van de westerse landen, dat in 1983 was begonnen, werd voortgezet en de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie gaven, na een lange periode van zwijgen, de bereidheid te kennen met elkaar te gaan praten over de bewapeningsproblematiek. Met betrekking tot een aantal andere mondiale problemen, zoals de milieuvervuiling en de economische en voedselsituatie van de derde wereld, deden zich in 1984 wederom alarmerende gebeurtenissen voor. In Mexico-Stad en Bhopal (India) kostten ontploffingen in resp. een opslagplaats voor vloeibaar gas en een chemische fabriek, gelegen in dichtbevolkte krottenwijken, duizenden mensen het leven en werden er eveneens duizenden gewond, terwijl over de mogelijke gevolgen voor de overlevenden en hun nakomelingen nog niets met zekerheid is te zeggen. De Westeuropese industrielanden wer- den in toenemende mate geconfronteerd met de gevolgen van de neerslag van zure regen, zonder dat een adequaat ant- woord werd gevonden. Afrika kwam wederom in de belangstelling door de aanhoudende droogte in Ethiopië waar tien- duizenden door voedselgebrek omkwamen en nog eens honderdduizenden op zoek naar water en voedsel hun woonplaat- sen verlieten en zo voor een immens vluchtelingenprobleem in het land zelf en de buurlanden zorgden. De zorgwekkende demografische ontwikkelingen in de wereld, met name in de ontwikkelingslanden, kwamen uitvoerig aan de orde op de Wereldbevolkingsconferentie in Mexico, waar ook gepoogd werd een oplossing te vinden voor de grote schuldenlast van de derde wereld op een internationale bijeenkomst van bankiers. Weinig positieve ontwikkelingen waren er in 1984 op regionaal niveau te melden. In het Midden-Oosten duurde de oorlog tussen Irak en Iran onverminderd voort, waarbij een nieuwe ontwikkeling was dat de Verenigde Staten dreigden gewapen- derhand te zullen ingrijpen als de voor het westen zo vitale aardolietransporten in gevaar zouden komen. Israël begon weliswaar met het terugtrekken van zijn troepen uit Zuid-Libanon, maar dit had geen gevolgen voor het voortduren van de burgeroorlog in dat land. De verschillende rivaliserende partijen bleven elkaar op bloedige wijze be- strijden. Wel werd duidelijk dat Syrië een steeds grotere rol gaat spelen op het Libanese toneel. In Afrika leek een regeling met betrekking tot de buitenlandse inmenging in Tsjaad tot stand te zijn gekomen door een initiatief van Griekenland, maar een der belangrijkste partners in dit conflict, Libië, hield zich niet aan zijn afspraken en continueerde zijn aanwezigheid in Tsjaad. Zuid-Afrika ging onverminderd door met het neutraliseren van zijn zwarte buurlanden. Er werden, waarschijnlijk gebruik makend van de slechte economische situatie in die landen, met Angola en Mozambique afspraken gemaakt over het ver- bieden van het gebruik van hun grondgebied voor aanvallen op dat van Zuid-Afrika en Namibië. Een van de grootste Aziatische landen, India, kreeg een gevoelig verlies te incasseren, waarvan de binnenlandse gevolgen op langere termijn nog niet te overzien zijn. Premier Indira Gandhi werd door twee Sikh-lijfwachten vermoord, waar- schijnlijk uit wraak voor een eerder tegen het Sikh-heiligdom in Amritsar ondernomen militaire actie. Haar zoon en op- volger is er voorlopig in geslaagd de rust te herstellen maar de middelpuntvliedende krachten in het etnisch zo verscheiden land worden steeds sterker. In Sri Lanka daarentegen lukte het de centrale overheid niet de vrede tussen de Singalezen en de Tamils te bewaren, wat in de zomer tot een bloedige confrontatie tussen de beide bevolkingsgroepen leidde met o.a. als gevolg een grote uittocht van Tamils naar een aantal Westeuropese landen. In Midden-Amerika bleef de situatie gespannen, met name als gevolg van de dreigende houding van de Verenigde Staten tegenover Nicaragua, dat een klacht indiende bij het Internationaal Gerechtshof in Den Haag wegens inmenging in de binnenlandse aangelegenheden. In Zuid-Amerika werd het democratiseringsproces langzaam voortgezet. Brazilië kreeg een burgerpresident en voor Uru- guay werden democratische verkiezingen aangekondigd. Argentinië werd geconfronteerd met verdere onthullingen over de wandaden van het vroegere militaire bewind. De beide grootmachten hadden met regeringswisselingen of voorbereidingen daarop te maken. In de Verenigde Staten behaalde president Reagan een grote verkiezingsoverwinning op zijn Democratische rivaal Mondale, maar de kritiek op zijn sociaal-economisch beleid en zijn buitenlandse politiek is sindsdien sterker geworden en zijn positie is daardoor nogal verzwakt. In de Sovjet-Unie overleed president en partijleider Andropov, die opgevolgd werd door Tsjernenko. Hij heeft echter nauwelijks een eigen stempel op de politiek kunnen drukken, omdat hij al spoedig ziek werd en binnen een jaar na zijn ambtsaanvaarding zou overlijden. In Nederland stond wederom het sociaal-economisch gebeuren in de belangstelling. De economische situatie in 1984 was duidelijk verbeterd in vergelijking met de voorafgaande jaren, wat o.a. bleek uit de sterk gestegen winsten van een groot aantal grote en middelgrote bedrijven, maar de investeringen namen nauwelijks toe zodat de werkgelegenheid niet ver- beterde. Ook de grote bezuinigingsoperatie van de overheid werd voortgezet. Wel gingen er steeds meer stemmen op om de verdere koopkrachtvermindering een halt toe te roepen om zo de binnenlandse vraag te stimuleren. De verdeeldheid over de aanpak van met name de werkloosheid leidde op politiek niveau tot meerdere aanvaringen tussen de coalitiepartners cda en vvd. Aanvaringen die zich ook voordeden met betrekking tot het mediabeleid en de plaatsing van de kruisraketten. Het grote publiek werd een kijkje gegund in de keuken van het management van het bedrijfsleven door de televisieuitzen- dingen van de verhoren van de Parlementaire Enquêtecommissie over de gang van zaken bij de besteding van overheids- gelden bij het Rijn-Schelde-Verolmeconcem. In België ging de regering-Martens-Gol door met haar strak sociaal-economisch en financieel herstelbeleid, waarvan het in maart bekendgemaakte Spaarplan de hoeksteen vormde. Naarmate echter het verkiezingsjaar 1985 naderde werd de samenhang binnen de coalitie enigszins aangetast: de kruisrakettenkwestie en de discussie rond het burgemeesterschap van José Happart in Voeren laaiden weer op. Het land kreeg in het najaar af te rekenen met een reeks bomaanslagen van een groep die zich Cellules Communistes Combattantes (ccc) noemde en de Belgische voetbalwereld werd op- geschrikt door een fraude- en omkoopschandaal van niet geringe omvang. Zoals gebruikelijk heeft de redactie ernaar gestreefd een zo volledig mogelijk beeld te geven van wat er in 1984 is gebeurd. Om de beschikbare ruimte zo efficiënt mogelijk te gebruiken is een wat andere behandeling van de verschillende landenru- brieken ingevoerd. Een aantal landen waarin tijdens het verslagjaar relatief minder belangrijke gebeurtenissen plaatsvon- den, maar die de redactie ten behoeve van de gebruiker toch wil blijven volgen, zijn regionaal bijeengezet. De gebruiker doet er dan ook goed aan eerst het trefwoord van het betreffende werelddeel te raadplegen waar het behandelschema wordt uiteengezet. Er zijn bovendien verwijzingen naar deze regionaal behandelde landen opgenomen. De staatkundige en sociaal-economische gegevens van alle landen ter wereld zijn opgenomen in een statistisch gedeelte dat volgt op het alfabetische deel. De illustratievolgorde op de bladzijde wordt onderaan die bladzijde schematisch verklaard. DE REDACTIE Elsevier Amsterdam/Brussel;  |
6. |
![]() |
Boeknummer: 00385
Het jaar in woord en beeld 1987 Historie -- Het jaar in woord en beeld (1987) [Diverse] Het jaar in woord en beeld Encyclopedisch jaarboek 1987 Een encyclopedisch verslag van het jaar 1986 INHOUD Samenstelling en medewerkers 4 Voorbericht 5-6 Chronologie van het jaar 1986 7-16 ALFABETISCH GEDEELTE 17-325 COMPENDIUM Necrologie 326-327 Bevolkingsgegevens Nederland 328 Bevolkingsgegevens België 329 Staatkundige en sociaal-economische gegevens van alle landen ter wereld 330-337 Sociaal-economische gegevens van de niet-westerse landen 338-339 Sociaal-economische gegevens van de OESO-landen 340 Lijst van afkortingen 341-343 Medewerkende instellingen en fotoverantwoording 344 REGISTER 345-359 VOORBERICHT In 1986 werd de in 1985 op gang gekomen ontspanning tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie, ondanks enkele incidenten, voortgezet. Hoogtepunt was de ontmoeting tussen de Amerikaanse president Reagan en de Sovjetrussische partijleider Gorbatsjov in de IJslandse hoofdstad Reykjavik. Het leek er daarbij op dat het initiatief meer en meer bij de Sovjet-Unie kwam te liggen, waaraan de dynamische persoonlijkheid van de nieuwe partijleider niet geheel onschuldig was. Ook binnenslands zorgde Gorbatsjov voor de nodige beroering door de nadruk die hij legde op de noodzaak van meer openheid (glasnost) in de Sovjetmaatschappij. Illustratief daarvoor was de aanpak van de berichtgeving over de grootste kernramp uit de geschiedenis, de brand in de kerncentrale van Tsjernobyl in de Oekraine. Werd aanvankelijk de grootst mogelijke geheimhouding en terughoudendheid in de binnenlandse berichtgeving betracht, na enige tijd gaven de autoriteiten opening van zaken en werd met voor de Sovjet-Unie ongekende openhartigheid verslag gedaan over de oorzaak en de gevolgen van de catastrofe die tot ver in West-Europa merkbaar waren. Hoogtepunt van het nieuwe beleid was de opheffing van de ballingschap van de Nobelprijswinnaar en dissident-Andrei Sacharov. In de Verenigde Staten daarentegen werd het prestige van president Reagan zwaar aangetast door de onthullingen over de betrokkenheid van zijn persoonlijke staf bij de illegale wapenhandel met Iran, terwijl de Senaatsverkiezingen in een grote overwinning voor de Democraten resulteerden, waardoor de relatie tussen president en Congres niet gemakkelijker werd. Het merendeel van de Europese bondgenoten reageerde negatief op de Amerikaanse bombardementen op Libië, dat verantwoordelijk gesteld werd voor het aanhoudende internationale terrorisme. In het Midden-Oosten bleef de situatie wat betreft de verhouding tussen Israël en de Arabische buurlanden vrijwel gelijk, zij het dat de toenadering tot Jordanië en Marokko voortgezet werd. Wel kwam het tot een definitieve breuk tussen Jordanië en de PLO. De situatie in Libanon bleef verward, met Syrië als voornaamste buitenlandse deelnemer aan de burgeroorlog. Ontvoeringen van Europeanen en Amerikanen en bloedige aanslagen in Frankrijk zorgden ervoor dat het Libanese strijdtoneel niet uit de aandacht van de westerse media verdween. Een van de nijpendste problemen voor een groot aantal Zuidamerikaanse landen, t.w. de enorme schulden aan buitenlandse banken, werd in 1986 ondanks het Baker-Plan niet verder tot een oplossing gebracht. De daling van de aardolieprijs op de wereldmarkt zorgde zelfs voor nieuwe problemen voor enkele van die landen, m.n. Mexico en Venezuela, doordat hun voornaamste exportartikel minder opbracht. Ook de olieproducerende landen in het Midden-Oosten raakten in de problemen en 1 miljoen gastarbeiders, afkomstig uit Egypte, Pakistan en andere landen, werden naar huis gestuurd. In politiek opzicht was er in 1986 in de meeste Latijnsamerikaanse landen sprake van een stabilisering van de situatie. In Suriname echter werd het bewind van legerleider Bouterse meer en meer bedreigd door het optreden van het junglecommando van Brunswijk en in Haïti moest het gehate regime van ‘president voor het leven’ Duvalier plaatsmaken voor een nieuwe regering die democratisering van het openbare leven in het vooruitzicht stelde. Op de Filippijnen deed zich een gelijke ontwikkeling voor door het vertrek van Marcos die opgevolgd werd door de weduwe van de man die jarenlang zijn politieke opponent was geweest, Corazon Aquino. Bij beide machtswisselingen werd druk van de kant van de Verenigde Staten vermoed. In de Volksrepubliek China werd het tempo van de economische liberalisering enigszins vertraagd, maar de verjonging van het partijkader betekende een garantie voor de voortzetting van de enkele jaren eerder ingeslagen weg. In Sri Lanka ging de bloedige confrontatie tussen Tamil-guerrillastrijders en het leger door waarbij in toenemende mate de burgerbevolking het slachtoffer werd. In 1986 ging alle aandacht naar de ontwikkelingen in Zuid-Afrika, waar ondanks terugtrekking van enkele westerse ondernemingen geen doorbraak kwam in de door apartheid gekarakteriseerde verhouding tussen blank en zwart. In Nederland stond het politieke leven in 1986 in het teken van de grote verkiezingswinst van het CDA waardoor de regering-Lubbers haar beleid van bezuinigingen kon voortzetten. Ook in 1986 waren de winterse weersomstandigheden zodanig dat de Elfstedentocht onder enorme publieke belangstelling weer gereden kon worden. In Amsterdam werd Het Muziektheater, thuisbasis voor het Nationaal Ballet en de Nederlandse Opera, geopend en in Zeeland werd met de afsluiting van de Oosterschelde een mijlpaal bereikt in de voltooiing van het Deltaplan. In België, waar de economie door een lage inflatie enigszins kon herademen, lanceerde de regering het ‘Sint-Annaplan’, een besparingsoperatie waarbij alle overheidsdepartementen betrokken waren. Ook werd na lang aarzelen een afslanking van de Kempense Steenkolenmijnen in het vooruitzicht gesteld. In het najaar bracht een uitspraak van de Raad van State, die de burgemeesterbenoeming van José Happart in Voeren nietig verklaarde, de communautaire verscheurdheid van het land weer op het voorplan. De regeringscrisis die hierop volgde, was hevig maar van korte duur. Veel aandacht ging ook naar het proces tegen oud-premier Vanden Boeynants, diverse andere fraudeschandalen en het faillissement (en de verrassende redding) van het dagblad De Morgen. DE REDACTIE Elsevier Amsterdam/Brussel;  |
7. |
![]() |
Boeknummer: 00386
Het jaar in woord en beeld 1988 Historie -- Het jaar in woord en beeld (1988) [Diverse] Het jaar in woord en beeld Encyclopedisch jaarboek 1988 Een encyclopedisch verslag van het jaar 1987 INHOUD Samenstelling en medewerkers 4 Voorbericht 5-6 Chronologie van het jaar 1987 7-16 ALFABETISCH GEDEELTE 17-323 COMPENDIUM Necrologie 324-325 Bevolkingsgegevens Nederland 326 Bevolkingsgegevens België 327 Staatkundige en sociaal-economische gegevens van alle landen ter wereld 328-335 Sociaal-economische gegevens van de niet-westerse landen 336-338 Sociaal-economische gegevens van de OESO-landen 338 Lijst van afkortingen 339-341 Medewerkende instellingen en fotoverantwoording 342 REGISTER 343-359 VOORBERICHT De ontspanning tussen de beide grootmachten, de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten, werd in 1987 voortgezet en vond haar bekroning in de ondertekening van het verdrag tot beperking van de middellange afstandsraketten (INF-akkoord), waarvoor de Russische partijleider Gorbatsjov naar Washington kwam. Het door Gorbatsjov in de Sovjet-Unie op gang gezette proces van meer openheid (glasnost) en politieke en economische hervormingen (perestrojka) werd in intellectuele en artistieke kringen daar enthousiast ontvangen en uitgedragen, maar stuitte binnen het militaire en partij-apparaat op taaie weerstand. De Sovjetrussische betrokkenheid bij Afghanistan bleef ook in 1987 voortduren, maar het werd uit verklaringen van de regering in Moskou duidelijk dat men op korte termijn een oplossing wilde vinden die een terugtrekking van de Sovjettroepen mogelijk zou maken. In de Verenigde Staten bleef de schaduw van de geheime wapenleveranties aan Iran boven president Reagan en zijn naaste medewerkers hangen. De publikatie van twee rapporten, één van een door de president zelf ingestelde commissie en één van een door het Congres benoemde commissie, deed de twijfel aan de bekwaamheid en integriteit van de president en zijn persoonlijke staf alleen maar toenemen. De presidentsverkiezingen van 1988 wierpen hun schaduwen vooruit in de vorm van voorverkiezingen in enkele staten, waarbij echter nog geen duidelijke kanshebber naar voren kwam. In Midden- Amerika lanceerde de Costaricaanse president Arias Sanchez een vredesplan dat hem de Nobelprijs voor de vrede opleverde en deze ‘achtertuin’ van de Verenigde Staten een nieuwe periode van samenwerking en nationale verzoening zou moeten geven. In Suriname werd de terugkeer naar democratischer verhoudingen in gang gezet door algemene verkiezingen die overtuigend gewonnen werden door de burgerlijke partijen, waarmee een einde leek te komen aan de overheersende invloed van de militairen op het politieke leven. In Argentinië bleven de militairen zich roeren, zij het zonder veel gevolgen voor de regering van president Alfonsin, maar zijn positie werd wel verzwakt door de grote verkiezingswinst van de peronisten ten koste van zijn eigen Radicale Partij. In Chili wist president Pinochet zich te handhaven en hij leek zijn positie verder te versterken. In Haïti moesten algemene verkiezingen uitgesteld worden na gewelddadige acties van aanhangers van de verdreven president Duvalier. De Filippijnse president Aquino bleef beperkt in haar politieke mogelijkheden. Van de door haar in het vooruitzicht gestelde politieke maar vooral sociale hervormingen kon door tegenwerking uit geheel verschillende hoeken nog niet veel gerealiseerd worden, wat haar geloofwaardigheid verder ondermijnde. In Zuid-Korea koos de bevolking via een referendum met overgrote meerderheid voor een nieuwe grondwet die voorziet in democratischer verhoudingen in de toekomst. De in de Volksrepubliek China enige jaren geleden in gang gezette liberalisering werd voortgezet. De verjonging van het staats- en partijkader ging verder. In de autonome regio Tibet vonden gewelddadige demonstraties plaats tegen de Chinese aanwezigheid en er werd de terugkeer van de geestelijke leider, de dalai lama, geëist. In India bleven de tegenstellingen tussen Sikhs en Hindoes het politieke leven beïnvloeden en er was sprake van een verdere verzwakking van de positie van premier Gandhi. Het land raakte ook directer betrokken bij de conflicten tussen Tamils en Singalezen op Sri Lanka door een akkoord dat tussen de regeringen van beide staten werd gesloten dat o.a. voorzag in interventie van Indiase troepen in de strijd op het eiland. In de vele conflicten en problemen in het Midden-Oosten was een verdere internationalisering en polarisering te onderkennen. Doordat als gevolg van de oorlogshandelingen tussen Iran en Irak de vrije doorvaart in de Perzische Golf in gevaar kwam, besloten de westerse mogendheden onder aanvoering van de Verenigde Staten marine-eenheden naar het gebied te zenden. In de situatie in Libanon veranderde weinig in positieve zin en in Israël waar de verdeeldheid binnen de regering over het te voeren beleid met betrekking tot de Arabische buurlanden aanhield, kwamen de Palestijnse inwoners, met name in de Gazastrook, in toenemende mate in conflict met Israëliërs. De verdeeldheid binnen de Palestijnse bevrijdingsorganisaties werd opgeheven. In Tunesië werd president Bourguiba wegens hoge leeftijd afgezet. Premier Thatcher van Groot-Brittannië wist door een indrukwekkende verkiezingsoverwinning haar positie, in zowel binnen- als buitenland te verstevigen. Het politieke bedrijf in de Bondsrepubliek Duitsland kwam in opspraak door de zelfmoord van premier Barschel van Sleeswijk-Holstein die beschuldigd werd van malicieuze praktijken tegenover zijn politieke tegenstanders. In Frankrijk kwamen de politieke verhoudingen meer en meer in het teken te staan van de naderende presidentsverkiezingen. Oostenrijk bleef in de internationale aandacht door het oorlogsverleden van zijn president Waldheim. Een gebeurtenis die vergaande gevolgen voor vrijwel alle landen maar zeker voor de westerse industrielanden had, was de spectaculaire val van de koersen van de aandelen op de beurs in Wall Street, vrijwel onmiddellijk gevolgd door dalingen in andere belangrijke financiële centra. De eveneens aanhoudende daling van de koers van de dollar bracht de westerse landen er toe het topoverleg over een gemeenschappelijke aanpak van de gevolgen te intensiveren. In Nederland bleef de politieke discussie geconcentreerd op de bezuinigingen bij de overheid en in de sociale sector en de aanpak van de werkloosheid. Gebeurtenissen van persoonlijke aard die de aandacht trokken, waren de ontvoering van de topman van het Aholdconcern Gerrit Jan Heijn en het overlijden van de socialistische voorman en oud-premier Joop den Uyl. In België trachtte de regering het belang van het economische herstelbeleid in te roepen om de groeiende Vlaams-Waalse tegenstellingen, culminerend in de kwestie Voeren, te bezweren. De mislukking van die poging leidde in het najaar tot de val van de regering. Bij de vervroegde parlementsverkiezingen behield het ontslagnemende kabinet een zo nipte meerderheid dat een coalitiewisseling en een lange formatieperiode zo goed als onvermijdelijk waren. Een wekenlange mijnwerkersstaking kon de gedeeltelijke sluiting van de Kempense Steenkolenmijnen niet beletten en ook de Belgische spoorwegmaatschappij maatschappij was aan een strenge sanering toe. Vóór de haven van Zeebrugge kwamen tientallen mensen om bij het kapseizen van een veerboot. DE REDACTIE Elsevier Amsterdam/Brussel;  |
8. |
![]() |
Boeknummer: 00387
Het jaar in woord en beeld 1989 Historie -- Het jaar in woord en beeld (1989) [Diverse] Het jaar in woord en beeld Encyclopedisch jaarboek 1989 Een encyclopedisch verslag van het jaar 1988 INHOUD Samenstelling en medewerkers 4 Woord vooraf van de uitgever 5 Voorbericht 7-8 CHRONOLOGIE VAN HET JAAR 1988 9-64 MENS EN MAATSCHAPPIJ 65-222 LANDENOVERZICHT 223-321 Artikelen 224-321 Bevolkingsgegevens Nederland 322 Bevolkingsgegevens België 323 Staatkundige en sociaal-economische gegevens van alle landen ter wereld 324-331 Sociaal-economische gegevens van de niet-westerse landen 332-334 Sociaal-economische gegevens van de OESO-landen 334 LIJST VAN AFKORTINGEN 335-337 MEDEWERKENDE INSTELLINGEN EN FOTOVERANTWOORDING 338 NECROLOGIE 339-340 REGISTER 341-359 INHOUDSOPGAVE 360 Geachte Lezer, Voor u ligt het Winkler Prins Jaarboek. Het biedt u de samenvatting van de belangrijkste nieuwsfeiten van 1988. De redactie heeft zorgvuldig de relevante feiten verzameld, voor u samengevat en gemakkelijk toegankelijk gemaakt. Daarbij is voor een deel gebruik gemaakt van bronnen die pas in het voorjaar 1989 zijn verschenen. Daarom verschijnt het Winkler Prins Jaarboek eerst in september, maar daarmee is het ook een uiterst complete samenvatting. De opzet van dit Winkler Prins Jaarboek is, vergeleken met de voorgaande edities, iets veranderd en daarmee duidelijk verbeterd. Om de vele informatie die het Winkler Prins Jaarboek bevat, nog toegankelijker te maken, is met ingang van deze editie gekozen voor een andere rangschikking van de verschillende onderdelen. De chronologie, sinds jaren een vast onderdeel van het jaarboek, is aanzienlijk uitgebreid. Het alfabetisch gedeelte is in tweeën gesplitst, allereerst een alfabetisch gerangschikt gedeelte onder de naam Mens en Maatschappij, met vaste en wisselende trefwoorden, en vervolgens een landenoverzicht. De andere onderdelen van het Jaarboek, zoals statistische gegevens, tabellen, lijsten van afkortingen en register, zijn uitgevoerd zoals u in de voorafgaande jaren gewend was. De redactie zou graag uw suggesties ontvangen voor aanvullingen of verbeteringen van het Winkler Prins Jaarboek. Daarmee kan bij de samenstelling van de volgende edities rekening gehouden worden. Wij wensen u vele plezierige uren met het Winkler Prins Jaarboek toe. De uitgever VOORWOORD 1988 zal waarschijnlijk de geschiedenis ingaan als het jaar, waarin een aantal al jaren slepende internationale conflicten opgelost of dichter naar een oplossing gebracht werden. Allereerst werd de enige jaren geleden ingezette politiek van toenadering tussen de twee grootmachten, de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie, bekroond met de ondertekening van het INF-akkoord dat voorziet in de afschaffing van de korte-afstandraketten, die de beide machtsblokken op elkaars grondgebied gericht hadden. Tevens werden ook regelingen getroffen voor een aantal lokale conflicthaarden, waarbij de beide mogendheden of hun bondgenoten betrokken waren of dreigden betrokken te raken. De bloedige Golfoorlog tussen Irak en Iran, die duizenden mensenlevens heeft gekost, werd beëindigd; de Sovjet- Unie kondigde aan haar troepen uit Afghanistan te zullen terugtrekken en er waren voor het eerst officiële contacten tussen Moskou en Peking, die mogelijk in een duurzamer overlegsituatie zullen uitmonden. In Afrika kwam een akkoord tot stand tussen Zuid-Afrika, Angola en Cuba over de beëindiging van de burgeroorlog in Angola en de staatkundige toekomst van Namibië, en er werd een akkoord gesloten tussen Marokko en het Polisario over de Westelijke Sahara. In het Midden-Oosten werd door de militante opstelling van de Palestijnse bevolkingsgroep in de door Israël bezette gebieden, en door het initiatief van koning Hoessein van Jordanië om zijn aanspraken op de door Israël bezette Westoever op te geven, en het daarop volgende uitroepen van een autonome Palestijnse staat, de al jaren durende status quo doorbroken en mogelijk een uitzicht op een oplossing van het Palestijnse probleem geboden. Bij de grote mogendheden veranderde er binnenslands ook het nodige. In de Verenigde Staten won Reagans partijgenoot Bush op overtuigende wijze de presidentsverkiezingen. In de Sovjet-Unie wist partijleider Gorbatsjov zijn positie verder te verstevigen door tegenstanders van zijn op openheid en herstructurering gericht beleid uit te schakelen, zijn voorstellen voor politieke hervormingen aanvaard te krijgen en zich tot staatshoofd te laten kiezen. De liberalisering van de berichtgeving in de media en van het artistieke leven in het algemeen werd voortgezet en leidde o.a. tot ongekende onthullingen over het Stalinistische verleden en zelfs tot rehabilitatie van tot nog toe doodgezwegen of verketterde communisten van het eerste uur. De grotere openheid leidde ook tot kritische kanttekeningen bij één van de grondslagen van de huidige Sovjet-Unie: het samenleven binnen een federatief staatsverband van volken met geheel verschillende etnische, culturele en historische achtergronden. Met name in de Baltische staten Estland, Letland en Litouwen werd openlijk geageerd tegen de monopoliepositie van de communistische partij. In de Kaukasische republieken kwam het tot bloedige onlusten die met militair geweld onderdrukt moesten worden n.a.v. protesten tegen de positie van de Armeense minderheid in de republiek Azerbajdzjan. De Oosteuropese staten gaven elk hun eigen invulling aan de door Moskou nu openlijk gepropageerde perestrojka, waarbij de DDR en Tsjechoslowakije zich het behoudendst opstelden en Hongarije het verst ging. In Polen bleef de verboden vakbeweging Solidariteit ook in 1988 een machtsfactor, waarmee staat en partij rekening moesten houden. In de meeste Westeuropese landen zette het economisch herstel dat enkele jaren geleden begon, verder door. De groeicijfers waren bevredigend maar de werkloosheid liep in de meeste landen niet noemenswaard terug en lijkt daarmee een structureel probleem te blijven. In Frankrijk werd president Mitterrand op overtuigende wijze herkozen wat hem in de gelegenheid stelde een partijgenoot tot premier te benoemen, waarmee een eind kwam aan de ongelukkige situatie waarbij een politieke tegenstander van het staatshoofd het premierschap bekleedde. De Bondsrepubliek Duitsland werd opgeschrikt door de plotselinge dood van de sterke man van Beieren, Franz Josef Strauss. De sterke vrouw van Groot-Brittannië, Margaret Thatcher, wist zich mede dankzij een sterk verdeelde oppositie te handhaven. In Latijns-Amerika traden veel nieuwe staatshoofden voor het voetlicht. Mexico, Venezuela en Ecuador kozen een nieuwe president. Chili’s dictator Pinochet kreeg van het electoraat te horen dat een voortzetting van zijn ambtsperiode niet gewenst werd en in Suriname werd een nieuwe president beëdigd en leek een nieuwe fase ingeluid te zijn op weg naar een verdere democratisering van de samenleving. In Panama wist de sterke man Noriega, in opspraak gekomen door beschuldigingen van betrokkenheid bij drugshandel, zich ondanks openlijke inmenging van de Verenigde Staten te handhaven. In Nicaragua kwam het tot een akkoord tussen de contra’s en de Sandinisten, en Haïti beleefde wederom een staatsgreep. De Volksrepubliek China, T’ai-wan en Zuid-Korea kregen elk een nieuw staatshoofd, terwijl in China de verjonging van het partij- en regeringsapparaat voortgezet werd. Ook in de Volksrepubliek stak het nationaliteitenprobleem weer de kop op door de onlusten in Tibet die met militair geweld onderdrukt werden. In Pakistan leek in de politiek een nieuwe periode aangebroken met de verkiezingsoverwinning van Benazir Bhutto, de dochter van de in 1980 ter dood gebrachte tegenstander van generaal Zia ul-Haq, die zelf bij een vliegtuigongeluk om het leven kwam. Op de Filippijnen bleef mevrouw Aquino aan de macht ondanks toenemende kritiek op haar naaste omgeving en met name haar familieleden. In Zuid-Afrika verloren de gematigden aan invloed door de verkiezingswinst van de Conservatieve partij en een poging van de regering om haar de wind uit de zeilen te nemen door een verbod van een groot aantal anti- apartheidsgroeperingen liep op niets uit door een algemene proteststaking van de zwarte bevolkingsgroep. Ook in Israël wonnen de behoudende groeperingen aan invloed door de verkiezingswinst van de religieuze partijen. Voor het eerst werd ook door met Israël sympathiserende landen openlijk kritiek geleverd op het optreden in de bezette gebieden. In Nederland kon de regering geruststellende woorden laten horen over de economische ontwikkelingen, maar niet over de werkgelegenheid die ver achterblijft bij het aanbod van arbeid. De bezuinigingsoperatie van de overheid werd verder voortgezet, zij het dat meer en meer belangengroepen daar bezwaar tegen aantekenden. Een kabinetscrisis over het rapport van de parlementaire enquêtecommissie die een onderzoek had ingesteld naar de gang van zaken bij de aanmaak van een nieuw fraudebestendig paspoort, werd door bekwaam manoeuvreren van premier Lubbers voorkomen. De opzienbarende ontvoeringszaak van Heijn vond zijn ontknoping met de arrestatie van de dader en de vondst van het stoffelijk overschot van het slachtoffer. In België begon het verslagjaar met een spectaculaire beursstrijd rond de Generale Maatschappij, de belangrijkste Belgische holding; hoofdrolspelers waren Italiaanse en Franse kapitaalgroepen. Formateur J.-L. Dehaene kreeg na maandenlange onderhandelingen een stabiele vijfpartijenregering op de been, opnieuw geleid door W. Martens. Deze bracht nog binnen het jaar o.m. de eerste twee fasen van een ingrijpende, federalistische staatshervorming en een belastinghervorming tot stand. In het najaar raakte België verwikkeld in diplomatieke schermutselingen met zijn vroegere kolonie Zaïre. Meer nog dan in voorafgaande jaren kwam de problematiek met betrekking tot het behoud van het milieu in de belangstelling. De onthullingen over de verslechtering van het milieu namen snel in aantal toe en deden overheden en internationale samenwerkingsorganisaties rapporten en meerjarenplannen publiceren, zonder dat er overigens concrete maatregelen werden genomen. De redactie en de auteurs hebben zich veel inspanningen getroost deze grote verscheidenheid aan gebeurtenissen en ontwikkelingen overzichtelijk te rangschikken om zo het Jaarboek 1989 een betrouwbare historische bron te laten zijn. Winkler Prins Redactie Elsevier Amsterdam/Brussel;  |
9. |
![]() |
Boeknummer: 00391
Het jaar in woord en beeld 1993 Historie -- Het jaar in woord en beeld (1993) [Diverse] Het jaar in woord en beeld Encyclopedisch jaarboek 1993 Een encyclopedisch verslag van het jaar 1992 Inhoud 7. De wereld in 1992 - Hans van der Meulen 13. Chronologie van 1992 - Rik Fransen, Jet van Motman 63. Politiek 64.Europa en het Verdrag van Maastricht - Paul Tennissen 68. De toekomst van het GOS - Huib Hendrikse 72. De Joegoslavische brandhaard - Wilma van Meteren 76. Beelden van Afrika - Peter Geschiere 80. Landen - Sorin Alexandrescu, Eric Beijen, Han ten Brummelhuis, Jac Dijt, Jozien Driessen-van het Reve, Geert Groot Koerkamp, Wim van Haaren, Paul Hoebink, Theo Jonker, John Kleinen Stefan Landsberger Laszló Maracz, Johan van Minnen, Jet van Motman, Otto van den Muijzenberg, Guido Peeters, Stephan Raes, Pieter de Rijke, Janet Rodenburg, Karel Roskam, Erik van Schaik, Willem van Schendel, Henk en Nico Schulte Nordholt, Theo van Toor, Nevenka Tromp-Vrkic, Boudewijn Walraven 287. Organisaties - Eric Beijen, Karel Blei, Lambert van Gelder, Wim van Haaren, Ruud Hoff, Jan Klabbers, Dick Leurdijk, Hans van der Meulen, Otto van den Muijzenberg 295. Maatschappij 296. De wereldeconomie in 1992 - Ed Lof 300. Migratie in Europa - Han Entzinger 304. Varia - Paul Brandt 311. Nieuwe produkten - Frans Duivis 317. Cultuur 318. Presentatie Nederlandse cultuur in het buitenland - Maarten Mourik 322. Beeldende kunst - Veerle van Durme, Ankie de Jongh-Vermeulen 328. Dans - Conrad van de Weetering 330. Film - Hans Beerekamp 336. Literatuur - Jaap Goedegebuure, Joop Strating 344. Media - Joan Hemels, Jan Drijvers 350. Mode - Marian Conrads 352. Muziek - Hans de Velde, Erna Metdepenninghen, Erik van den Berg, Rob Leurentop, Swie Tio 360. Theater - Willem Rodenhuis, Pol Arias 363. Vormgeving - Renny Ramakers 365. Wetenschap 366. De milieutop in Rio - Lucas Reijnders 370. Veiligheid in het verkeer - Willem A. Wagenaar 374. Dendrochronologie in beweging - Aart Brouwer 378. Varia - George Beekman 385. Sport - Frans Duivis 403. Overleden in 1992 - Jolijn van Dop, Jan Fraipont 417. Het weer - Francis Bauwens (KMI, Ukkel), Peter Timofeeff (KNMI, de Bilt) 421. Prijzen - Maggy Groenewald-Froger 425 Register 432 Fotoverantwoording De wereld in 1992 Het jaar 1992 stond in het teken van groeiende etnische spanningen in Midden- en Oost-Europa, zowel binnen landen als tussen landen onderling. Europa, dat sinds het begin van de jaren vijftig zo ongeveer het meest stabiele deel van de wereld was geweest, werd hierdoor een van de grootste mondiale conflictgebieden. Internationale bemoeienis was niet toereikend om de groeiende instabiliteit, de wrede etnische zuiveringsacties en de zorgwekkende economische teruggang in grote delen van oostelijk Europa tegen te houden. Joegoslavië Dat gold zeker voor het voormalige Joegoslavië, hoewel hier aanvankelijk een keer ten goede viel te constateren. De vijftiende wapenstilstand in de gevechten tussen Kroatië en het door Serviërs geleide Joegoslavische federale leger, die begin januari door de speciale VN-afgezant Cyrus Vance bereikt was, bleek goed te worden nageleefd. Hierdoor werd de weg geëffend voor de stationering van VN-vredestroepen. Deze internationale strijdmacht, die met 14000 man een der grootste uit de VN-geschiedenis was en contingenten uit 30 landen bevatte, begon in de loop van maart posities in te nemen. De meeste troepen werden geplaatst in Oost- en Zuid-Kroatië, en wel in de drie Servische enclaves Oost- en West-Slavonië en Krajina. Aanvankelijk heerste grote bezorgdheid over de veiligheid van deze troepen. Servische guerrillaleiders in de enclaves beschouwden de VN als handlangers van de Kroaten en dreigden met aanslagen. De Kroatische president Franjo Tudman daarentegen vreesde dat de VN-macht het verlies van een deel van zijn grondgebied aan Servië zou legitimeren en wilde daarom slechts met stationering voor de duur van een jaar akkoord gaan. Niettemin bleef het in Kroatië in 1992 betrekkelijk rustig. Bosnië Dat was niet het geval in Bosnië-Herzegovina. Toen in deze deelrepubliek stappen werden ondernomen om, naar het voorbeeld van Slovenië en Kroatië, de onafhankelijkheid uit te roepen, kwam het al gauw tot heftige gevechten tussen Kroatische en Moslimse troepen enerzijds en eenheden van het federale Joegoslavische leger en Servische guerrillastrijders aan de andere kant. De lont in het kruitvat was het referendum op 29 februari en 1 maart. Hierbij stemde 99,4% van de kiezers voor volledige zelfstandigheid. De overgrote meerderheid van de Serviërs, die ruim 30% van de bevolking uitmaakten, boycotte het referendum echter: onafhankelijkheid hield voor hen in dat ze in plaats van de grootste bevolkingsgroep (in Joegoslavië) een minderheid (in Bosnië) zouden worden. (Moslims vormden 44% van de Bosnische bevolking, Kroaten 17%). Op 27 maart riepen de Servische leiders in Bosnië een eigen republiek uit en begonnen ze, met hulp van het naburige Servië, grote delen van het land van Kroaten en vooral Moslims te ‘zuiveren’. Onder meer waren de Serviërs eropuit in Bosnië corridors tot stand te brengen naar Servische enclaves in Kroatië. Maar uit het feit dat ze in de loop van het jaar 70% van het Bosnische grondgebied bezetten, kon worden afgeleid dat het tevens hun bedoeling was de Servische minderheid in de republiek aan een overheersende positie te helpen. Op 21 april kwam Sarajevo, met zijn sterk gemengde bevolking, onder artillerievuur te liggen. De Servische beschietingen van de hoofdstad zouden het gehele jaar voortduren. Voedsel werd steeds schaarser omdat internationale hulpkonvooien vaak hun bestemming niet bereikten. Maar ook buiten de hoofdstad speelden zich verschrikkelijke taferelen af. Begin augustus kwamen de eerste berichten naar buiten over Servische concentratiekampen voor Kroaten en vooral Moslims. Martelingen en moordpartijen bleken hier dagelijks voor te komen. Ook de ‘etnische zuiveringen’ in de Bosnische dorpen gingen gepaard met moorddadig geweld tegen de burgerbevolking en verkrachtingen van vrouwen. De buitenwereld, en in het bijzonder de Britse Lord Carrington (tot eind augustus hoofd van de EG-vredesconferentie over Joegoslavië), deed vergeefse pogingen een staakt-het-vuren en een politieke regeling tot stand te brengen. De Veiligheidsraad van de VN kondigde op 30 mei sancties tegen Servië af, waaronder een verplichte, maar onvoldoende nageleefde, economische boycot. Eind augustus kwam in Londen onder auspiciën van de VN een groot aantal landen bijeen, dat onder meer besloot tot intensieve hulpacties en afkondiging van een verbod op militaire vluchten boven het voormalige Joegoslavië. Opnieuw brachten internationale bemiddelaars - Cyrus Vance en de Brit Lord Owen, die Lord Carringtons werkzaamheden overnam - de verschillende partijen in Bosnië rond de tafel. Ingrijpen Resultaten bleven echter ook nu uit. De strijd laaide in het najaar van 1992 zelfs nog hoger op omdat Kroaten en Moslims zich steeds hardnekkiger tegen de Servische milities teweerstelden. De buitenwereld bleek ernstig verdeeld over de vraag of er militair ingegrepen moest worden. Toen bijvoorbeeld Amerikaanse diplomaten begin oktober in de Veiligheidsraad de inzet van luchtmachteenheden suggereerden, om het door Servië voortdurende geschonden verbod op militaire vluchten effectief te maken, bleken Groot-Brittannië en Frankrijk grote bezwaren te hebben. Pas toen bij de Servische presidentsverkiezingen van 20 december Slobodan Milosevic werd herkozen lieten deze landen hun verzet varen en kon de Veiligheidsraad de beraadslagingen over het gebruik van geweld hervatten. Ook over een politieke oplossing voor Bosnië kon het Westen het onderling moeilijk eens worden. Het aarzelde tussen terugkeer naar de toestand die voor het conflict bestond (een multi-etnische eenheidsstaat onder een Moslim-premier) en opsplitsing van Bosnië volgens etnische criteria. De eerste mogelijkheid was praktisch onuitvoerbaar, de tweede zou een vorm van erkenning van de ‘etnische zuivering’ inhouden. Wat de Bosnische Moslims bovenal vreesden, was een onderling akkoord tussen Kroatische en Servische leiders over een deling van Bosnië. Sinds 1990 werd hier herhaaldelijk over onderhandeld; naarmate voor de Serviërs met doorvechten minder te winnen en meer te verliezen viel, nam de kans op een ondershands vergelijk toe. Tegelijk groeide hierdoor echter de kans op radicalisering onder de Moslims, die op de sympathie konden rekenen van landen als Iran, Libië en ook Turkije. Gemenebest van Onafhankelijke Staten Conflicten en desintegratieverschijnselen deden zich ook op grote schaal voor in de voormalige Sovjetunie. Het Gemenebest van Onafhankelijke Staten, dat eind '1991 haastig in het leven was geroepen toen de Sovjetunie ophield te bestaan, bleek een bron van nieuwe spanningen te worden. Rusland hoopte op een soort statenbond, weliswaar zonder leidend centrum, maar wel met gemeenschappelijke organen. Daarentegen stelde Oekraïne juist het bereiken van zijn volledige zelfstandigheid centraal en beschouwde men in Kiev het GOS slechts als een zeer tijdelijk arrangement. Het was haast een wonder dat er toch nog een samenwerkingsverband te realiseren viel. Ook in 1992 bleef de relatie tussen beide republieken overigens explosief. Oekraïne kwam met enkele zeer controversiële aanspraken. Het eiste de jurisdictie op over alle ex-Sovjetstrijdkrachten op zijn grondgebied, waaronder de Zwarte-Zeevloot. Ook eiste het dat de Krim deel van de nieuwe staat zou blijven uit maken. Het deed bovendien pogingen een deel van het Sovjetkernarsenaal voorlopig onder zijn beheer te houden, ondanks aandringen van Moskou (en ook Washington) om met de status van niet-kernwapenland akkoord te gaan. Door de Oekraïense houding stagneerde de tenuitvoerlegging van het START-verdrag, dat op 31 juli 1991 door de VS en de toenmalige Sovjetunie was gesloten en dat voorzag in een vermindering van de strategische kernarsenalen met ten minste 30%. Niettemin ondertekenden op 18 juni de presidenten Bush en Jeltsin een overeenkomst over verdere verminderingen, tot ongeveer een derde van de toenmalige bestanden. Ook dit START 11-verdrag, dat eind 1992 in zijn definitieve vorm kon worden gegoten, bleek echter geblokkeerd te worden door de Oekraïense weigering om in te stemmen met de ontmanteling van ‘zijn’ deel van het voormalige Sovjetarsenaal. Voor Rusland vormden de Oekraïense opvattingen over onafhankelijkheid een regelrechte provocatie. Conservatieve, maar ook meer gematigde krachten in Moskou werden gesterkt in hun overtuiging dat Jeltsin niet alleen de Sovjetunie om zeep had geholpen, maar ook Ruslands positie als grote mogendheid had ondermijnd. Etnische problemen Ook in andere republieken bevonden zich Russische minderheden: in totaal woonden er zo’n 25 miljoen Russen buiten Rusland. In het bijzonder in de Baltische republieken bleken ze gediscrimineerd te worden, wat maakte dat ook de relaties tussen Moskou en Estland, Letland en Litouwen zeer gespannen raak- ten, In geen van bovengenoemde gevallen kwam het echter tot gewelddadige botsingen op grote schaa. Maar in andere delen van de voormalige Sovjetunie ging het minder vreedzaam toe. Zo braken in de ex-Sovjetrepubliek Moldavië begin 1992 hevige gevechten uit. Eerder had daar een deel van de bevolking, voornamelijk Russen en Oekraïeners, zich onder leiding van orthodoxe communisten verenigd in een afzonderlijke republiek langs de linkeroever van de Dnjestr. Het argument voor deze afscheiding was dat de Moldavische regering uit was op gedwongen ‘roemenisering’ en hereniging met het naburige Roemenië. Op 28 maart kondigde Moldavië de noodtoestand af en verhevigden de gevechten tussen Moldavische troepen en Russische gardisten van de ‘Dnjestrrepubliek’. Het conflict was mede daarom zo gevaarlijk omdat in de afgescheiden republiek eenheden waren gestationeerd van het 14de leger van de voormalige Sovjetunie, die zich soms met de strijd dreigden te bemoeien. Een ander toneel van hevige strijd vormde de Kaukasus. Armenië en Azerbajdzjan bleven elkaar naar het leven staan over de status van de enclave Nagorno-Karabach, waar de meerderheid van de bevolking uit Armeniërs bestaat, maar die sinds 1921 tot Azerbajdzjan behoort. In Georgië, met zijn gecompliceerde etnische structuur, laaiden voortdurend burgeroorlogen op. De verdrijving van de eind 1991 democratisch gekozen president Zviad Gamsachoerdia en de installatie van Edoeard Sjevardnadze tot voorzitter van een nieuw opgerichte Staatsraad, op 10 maart, betekenden zeker niet het einde van de chaotische en gewelddadige conflicten in deze republiek. Ook binnen Rusland, verreweg de grootste onder de nieuwe republieken, was het hier en daar zeer onrustig. Nationalistische uitbarstingen van geweld in gebieden als Tatarstan en de noordelijke Kaukasus leken het begin te zullen vormen van een uiteenvallen van de Russische federatie. Ook tegenover deze ontwikkeling stond de Russische president Jeltsin machteloos. Economische malaise De kritiek op hem van de kant van nationalisten en ex-communisten groeide in de loop van het jaar krachtig, wat maakte dat de Russische leiders ook hun economische hervormingsplannen niet behoorlijk konden uitvoeren. Slechts tot op zekere hoogte maakte Rusland vorderingen met het proces van economische hervormingen: prijzen werden geliberaliseerd, het socialistische stelsel van gecentraliseerde verdeling werd grotendeels ontmanteld en Moskou en andere grote steden veranderden door de komst van tienduizenden straathandelaren sterk van karakter. De privatisering van grote ondernemingen kwam echter slechts aarzelend op gang. Nieuwe ondernemers bleken zich meer aangetrokken te voelen tot handel dan tot produktie. De afspraken met het Internationaal Monetair Fonds wat betreft inflatie en begrotingstekorten werden niet nageleefd, en mede als gevolg hiervan bleven massale buitenlandse investeringen uit. Begin december weigerde het door conservatieven overheerste Russische parlement akkoord te gaan met het aanblijven van de liberaal Jegor Gaidar als premier. Dit betekende een zware tegenslag voor Jeltsin. De opvolger van Gaidar, ViktorTsjernomyrdin, verklaarde na zijn benoeming op 14 december dat hij aan het hervormingsbeleid zou vasthouden, maar niet ‘ten koste van verdere verarming van het volk’. Oost-Europa Desintegratieverschijnselen deden zich echter ook voor in landen die aanvankelijk een vrij zonnige toekomst leken te hebben. Dat gold in het bijzonder voor Tsjechoslowakije. Op 5 juni werden daar federale verkiezingen gehouden die in Slowakije een zege opleverden voor de linkse nationalisten van Vladimn- Meciar en die in de Tsjechische landen de liberalen van Vaclav Klaus aan de macht hielpen. De twee politici kregen van president Vaclav Havel de opdracht samen een nieuwe federale regering te vormen. Ze konden het echter slechts eens worden over de ontbinding van de federatie. Eind augustus kwamen ze overeen dat deze ontbinding op 1 januari 1993 van kracht zou worden. In het bijzonder de toekomstige Slowaakse republiek leek, als het armste deel der natie, moeilijke tijden tegemoet te gaan. Spanningen rezen met het naburige Hongarije toen Slowakije in september een grondwet aanvaardde waarin het Slowaaks als ‘staatstaal’ werd aangeduid. Mede hierom maakte Boedapest zich zorgen over het lot van de 600000 Hongaren in de Slowaakse republiek. Niet verrassend in dit verband is dat het meest homogene van de Oosteuropese landen, nl. Polen, in 1992 weinig onrust kende. Aan een periode van moeizaam zoeken naar een goed functionerende regering kwam een einde toen begin juli Hanna Suchocka erin slaagde een uit zeven partijen bestaande coalitie te vormen die de tegenstellingen in het Poolse parlement redelijk wist te overbruggen. Europese eenwording Anders dan in het voorafgaande jaar, vielen er in 1992 ook in westelijk Europa tekenen van desintegratie en groeiende instabiliteit waar te nemen. In het bijzonder de Europese eenwording had met ernstige tegenslagen te kampen. ‘1992’ was oorspronkelijk bedoeld als het jaar waarin de plannen voor een gemeenschappelijke markt, zonder binnengrenzen, afgerond zouden worden en een periode van nog grotere welvaart zou aanbreken. Deens nee De verschillende regeringen hadden bovendien gerekend op een snelle ratificatie van het ambitieuze Verdrag van Maastricht (1991), dat richtlijnen geeft voor aanzienlijk verdere economische en politieke integratie. Het was daarom een geduchte tegenvaller dat de Deense kiezers op 2 juni met 50,7% tegen 49,3% het Verdrag verwierpen. Strikt genomen betekende de weigering van één van de twaalf ondertekenaars om het Verdrag goed te keuren het einde van de overeenkomst. Dat was echter niet de conclusie die de EG-ministers van Buitenlandse Zaken trokken toen ze op 4 juni bijeenkwamen. Ze maakten de Denen duidelijk dat er geen sprake zou zijn van heronderhandeling. Zij zouden wél doorgaan met de ratificatie en desnoods Denemarken aan zichzelf overlaten. De redenen lagen voor de hand. Frankrijk wilde graag een hechte monetaire unie en de totstandkoming van één Europees defensiebeleid. Duitsland was ervan overtuigd dat een meer verenigd Europa de beste basis vormde voor een verenigd Duitsland. De Benelux-landen bleven vasthouden aan hun federale doelstellingen, hierin bijgevallen door Italië. Spanje, Portugal, Griekenland en Ierland beschouwden het Verdrag als onderdeel van een pakket afspraken waartoe ook de toezegging van meer EG-steun aan de vier armste lidstaten behoorde. Ook de Britse regering, hoewel deze nooit enthousiast was geweest, wilde niet haar plaats in ‘het hart van Europa’ kwijtraken. Niettemin bleek al gauw dat het Deense ‘nee’ de ratificatie in enkele andere landen sterk zou bemoeilijken. Dat gold om te beginnen voor Frankrijk, waar president Francois Mitterrand een referendum uitschreef voor 20 september, aanvankelijk in de overtuiging dat een ruime meerderheid voorstander zou zijn. Dat bleek tegen te vallen, want slechts 51 % van de Fransen ging akkoord. Het onverwacht grote aantal nee-stemmen had te maken met vrees voor het verlies van de Franse soevereiniteit, afkeer van de ‘technocraten’ in Brussel, zorgen om het Duitse overwicht binnen de Gemeenschap, en niet te vergeten de impopulariteit van president Mitterrand. In de loop van september ontstond een nieuwe bedreiging voor Maastricht door de grote onrust op de Europese geldmarkt, die ertoe leidde dat Groot-Brittannië en Italië het wisselkoers-mechanisme (Europees Monetair Stelsel, EMS) van de EG verlieten. Ook de Franse frank kwam onder grote druk te staan. Hierdoor werd twijfel gezaaid over de haalbaarheid van een der belangrijkste onderdelen van Maastricht, nl. de Economische en Monetaire Unie. Edinburgh In Groot-Brittannië groeide in de hieropvolgende weken de tegenstand tegen het Verdrag zodanig dat premier Major het Lagerhuis om een uitspraak vroeg. Slechts met een meerderheid van drie stemmen - een deel van Majors eigen Conservatieve partij stemde tegen - besloot het parlement begin november de ratificatieprocedure in gang te zetten. Tijdens de bijeenkomst van de Europese Raad in Edinburgh, op 11 en 12 december, probeerden de regeringsleiders de scherven van de afgelopen maanden wat te lijmen. Zo werd de Denen via een gecompliceerde formule de mogelijkheid geboden bepaalde onderdelen van Maastricht niet na te komen. Een tweede Deens referendum, in 1993, zou hopelijk een positieve uitslag opleveren en kon aldus een gunstige invloed hebben op de uiteindelijke beslissing van het Lagerhuis. In Edinburgh werd tevens besloten om in 1993 onderhandelingen te openen met Noorwegen, Zweden, Finland en Oostenrijk over hun eventuele toetreding tot de Gemeenschap. Zwitserland, dat aanvankelijk ook kandidaat was, leek voorlopig buiten Europa te zullen blijven toen de kiezers zich begin december uitspraken tegen toetreding tot de Europese Economische Ruimte (EER), die in 1991 tussen EG en EVA was overeengekomen. Politieke crises De crisis in de EG vormde in wezen een afspiegeling van de crises die de regeringen van de grootste lidstaten doormaakten. In Bonn, Parijs, Londen en Rome waren regeringen aan de macht die alle zeer impopulair waren en waarvan het prestige zwaar was aangetast door factoren als grote werkloosheid, als bedreigend ervaren immigratie, verheviging van de recessie en door problemen die onvermijdelijk ontstaan wanneer een partij te lang aan de macht is. Zeker in Italië deden zich ernstige desintegratieverschijnselen voor. Zo trad de mafia steeds gewelddadiger op. Op 23 mei werd in Palermo rechter Giovanni Falcone, die door zijn optreden tegen de ‘mafiosi’ bekendheid had verworven, het slachtoffer van een bomaanslag. Twee maanden later werd zijn collega-maffiabestrijder Paolo Borsellino op dezelfde wijze vermoord. Pogingen van de Italiaanse regering het gezwollen overheidsbudget flink te reduceren, waren in oktober aanleiding tot een golf van stakingen en demonstraties. Zorgwekkend was ook de uitslag van plaatselijke verkiezingen op 27 september in Mantua, waarbij de twee grote partijen werden weggevaagd en de regionale afscheidingsbeweging Lega Lombarda een derde van de stemmen kreeg. Racistisch geweld Beklemmender nog waren de ontwikkelingen in Duitsland, waar neonazistische jongeren keer op keer gewelddaden pleegden, in het bijzonder tegen buitenlanders. Zeker toen in augustus een bende ultrarechtsen in de Oostduitse havenstad Rostock een verblijfplaats voor asielzoekers - vooral Vietnamezen en zigeuners - aanviel en het complex in brand stak, ging er een golf van ontzetting over Duitsland en de rest van Europa. Het was overigens maar één van de vele honderden aanslagen op asielzoekers, vernielingen van joodse grafstenen en andere vormen van gewelddadig extremisme. Het rechtse extremisme werd steevast aan een combinatie van twee oorzaken toegeschreven. In de eerste plaats zou de sterk toegenomen stroom asielzoekers uit Oost-Europa en delen van de Derde Wereld de vreemdelingenhaat enorm hebben aangewakkerd. Het aantal asielzoekers dat in 1992 Duitsland binnenkwam - en daar dankzij de liberale wetgeving voorlopig kon blijven - lag boven de 400 000. De tweede oorzaak was de economische recessie. Anders dan bondskanselier Helmut Kohl in 1990 voorspeld had, was de Duitse eenwording een geldverslindende zaak en was er voorlopig geen kijk op dat de Oostduitse economie zich op korte termijn tot een produktieve vrije-markteconomie zou ont- wikkelen. In het voormalige Oost-Duitsland bracht dit vooral massale werkloosheid, in westelijk Duitsland gaf het aanleiding tot groeiende ergernis over een dalende levensstandaard en hogere belastingen. Anders dan regeringswoordvoerders soms betoogden, bleef het rechtse extremisme niet beperkt tot kleine groepen ‘skinheads’ en neonazistische jongeren. In april behaalden de Republikaner, een extreem rechtse partij onder leiding van de voormalige SS-er Franz Schönhuber, bij verkiezingen in Baden-Württemberg, 10,9% van de stemmen. Een andere partij die electorale winst boekte, en die zich speciaal tegen vreemdelingen richtte, was de Deutsche Volksunion. In oostelijk Duitsland werden de Deutsche Alternative de leidende ultra-rechtse partij. Amerikaanse verkiezingen In 1992 vonden in de Verenigde Staten presidentsverkiezingen plaats, de eerste sinds het einde van de Koude Oorlog. Tot medio 1991 leek een tweede ambtstermijn voor president George Bush binnen bereik te liggen. Amerika had onder zijn bewind eerst de ineenstorting van het communisme meegemaakt en vervolgens had het met succes, aan het hoofd van een internationale coalitie van bijna dertig landen, Irak uit Koeweit verdreven. De Amerikaanse kiezers bleken zich echter voor alles zorgen te maken over Amerika’s verlies aan economische kracht, de ontoereikende medische en onderwijsvoorzieningen, de verpaupering in de grote steden, enz. Het verwijt aan Bush luidde vooral dat hij op deze gebieden geen strategie ontwikkeld had en dat hij al zijn aandacht op de buitenlandse politiek had geconcentreerd. Zijn belangrijkste tegenstander, de Democraat Bill Clinton, betoogde bovendien met succes dat Bush de noodzaak tot optreden tegen Saddam Hussein zelf geschapen had door hem tot kort voor de Iraakse invasie van Koeweit te verwennen met leningen en wapenleveranties. Bush bleek hierop geen antwoord te hebben. Op de Republikeinse conventie in Houston benadrukte hij dat morele normen, en in het bijzonder ‘family values’, slechts veilig waren bij zijn eigen partij. Clinton, die zich tot een onvermoeibaar redenaar ontpopte, wist Bush op 3 november met een krappe voorsprong te verslaan. Onverwacht succesvol was tevens de miljardair Ross Perot, die als onafhankelijk kandidaat 19% van de stemmen behaalde. Perot wist knap in te spelen op de groeiende afkeer bij het electoraat van de politici in Washington. De verkiezingsstrijd in de VS, en de neiging van beide kandidaten om zich voornamelijk op binnenlandse problemen te concentreren, betekende dat er van Amerikaans internationaal leiderschap in 1992 weinig sprake was. Tekenend was dat in augustus minister van Buitenlandse Zaken James Baker aftrad om zich te kunnen wijden aan het leiden van de verkiezingscampagne van president Bush. Het gebrek aan Amerikaanse leiding manifesteerde zich onder meer op de Balkan, waar het zoeken naar oplossingen grotendeels aan de Europeanen werd overgelaten. Verwaarloosd werd echter ook de regio die eerder bij uitstek de belangstelling van Baker had genoten, het Midden-Oosten. Vredesbesprekingen Hier deed zich een onverwachte mogelijkheid voor om tot een doorbraak in het vredesproces te komen, toen door de Israëlische verkiezingen van 23 juni een einde kwam aan een 15-jarige regeringsperiode van de Likudpartij. De nieuwe premier, Yitzhak Rabin, had zich tijdens de campagne aanmerkelijk minder terughoudend opgesteld tegenover de eind 1991 begonnen vredesbesprekingen dan zijn voorganger Yitzhak Shamir. In het bijzonder toonde Rabin zich geïnteresseerd in een akkoord over Palestijns zelfbestuur in bezet gebied, als overgangsfase naar een definitieve oplossing. Terwijl Shamir enorme bedragen besteedde aan joodse vestigingen op de westelijke Jordaanoever, verklaarde Rabin zich tegenstander van ‘politieke’ (zij het niet van ‘strategische’) nederzettingen. Herhaaldelijk verklaarde hij dat, hoewel hij een onafhankelijke Palestijnse staat onwenselijk vond, Israël niet in staat was twee miljoen Arabieren binnen zijn grenzen te houden. Het optimisme verdween echter snel. De Palestijnse Bevrijdingsorganisatie PLO bleek niet geïnteresseerd in het aanbod tot beperkt zelfbestuur. Syrië had geen belangstelling voor Israëls suggestie tot een ‘territoriaal compromis’ over de Golanhoogvlakte en eiste volledige terugtrekking. In de loop van het najaar begon het geweld in de bezette gebieden weer toe te nemen, niet alleen van de kant van PLO-aanhangers, maar ook van de fundamentalistische beweging HAMAS, die de bezette gebieden geheel onder moslims beheer wilde brengen. Toen Israël in december op aanslagen van HAMAS reageerde met de deportatie van 415 Palestijnen, leek de kans op een succesvol einde van de vredesbesprekingen voorlopig verkeken. Verenigde Naties Slechts daar waar de aandrang om in te grijpen overweldigend was en de risico’s betrekkelijk gering leken, bleven de Amerikanen bereid hun gewicht in de schaal te werpen. Zo deed president Bush op 25 november aan VN-secretaris-generaal Boutros Boutros Ghali het aanbod Amerikaanse troepen naar Somalië te sturen. Doel was ervoor te zorgen dat hulp- en voedselkonvooien ongehinderd hun bestemming konden bereiken in dit door burgeroorlog en hongersnood zwaar getroffen land. De internationale samenwerking gaf overigens een zeer wisselend beeld te zien. Door het wegvallen van de Oost-Westtegenstelling, die de besluitvorming in de Veiligheidsraad veertig j aar lang had vertraagd of geblokkeerd, leken de Verenigde Naties op het terrein van vrede, veiligheid en mensenrechten eindelijk de rol te kunnen gaan spelen die de oprichters ervan voor ogen had gestaan. Dit kwam vooral tot uiting in het groeiend aantal vredesmachten, waaronder de omvangrijke operaties in Cambodja en het voormalige Joegoslavië. De druk nam in de loop van het jaar toe om de taak van deze eenheden desgewenst niet te beperken tot peace-keeping, maar uit te breiden naar peace-enforcing. In Cambodja hadden de VN tevens de taak het democratiseringsproces te begeleiden. Overigens had het verdwijnen van de Sovjetunie een ingrijpende invloed op het karakter van de VN-besluiten. Ex-cliënten van Moskou, waaronder Irak en Libië, werden door de Veiligheidsraad met resoluties getroffen die tot voor kort ondenkbaar waren. Een voorbeeld hiervan was de resolutie in maart tegen Libië, waarin dit land werd opgedragen verdachten in de Lockerbie-zaak uit te leveren, op straffe van een luchtvaart- en wapenembargo. Economische samenwerking De samenwerking op economisch gebied wilde veel minder vlotten. Naarmate de verschillende regeringen zich meer met interne problemen bezig gingen houden. leken zij minder begrip voor elkaars belangen op te brengen. Wel spraken de leiders van de groep van de zeven grootste industrielanden (de G 7) zich tijdens hun ontmoeting in München, in juli, wederom uit voor spoedige afronding van een nieuw vrijhandelsakkoord in het kader van de GATT. De tegenstellingen tussen EG en VS over agrarische im- en exporten, die tot dusver een akkoord hadden verhinderd, leken overbrugd toen op 20 november de Europese Commissie met de Amerikanen afspraken maakte over de laatste netelige kwesties die een akkoord in de weg stonden. De Franse premier Pierre Bérégovoy noemde de overeenkomst echter ‘onaanvaardbaar’, waarmee hij tegemoet kwam aan de protesterende Franse boeren, maar een succesvolle afsluiting van de zgn. Uruguay-ronde ernstig bemoeilijkte. Beter vlotte het met de samenwerking tussen de VS, Canada en Mexico, die op 12 augustus de Noordamerikaanse Vrijhandelszone (NAFTA) oprichtten. Hierdoor zullen alle heffingen, quota en importlicenties in het onderlinge handelsverkeer worden opgeheven. Milieuconferentie Verdeeld waren tenslotte de reacties op de resultaten van de UNCED, de Wereldconferentie over Milieu en Ontwikkeling, die begin juni in Rio de Janeiro werd gehouden. Tot de resultaten behoren twee milieuverdragen (betreffende biodiversiteit en klimaatverandering) die zonder deze bijeenkomst nooit tot stand zouden zijn gebracht. Er kon voorts een 800 bladzijden tellend actieplan, Agenda 21, worden opgesteld. Van groot belang was verder de intensieve voorbereiding, die twee jaar geduurd had en waarbij de deelnemende landen met nationale rapporten moesten komen. Van betekenis was eveneens dat de meer dan honderd regeringsleiders die voor de ‘Earth Summit’ naar Rio kwamen, nu persoonlijk met het probleem werden geconfronteerd. Teleurstellend was daarentegen dat er nauwelijks harde afspraken werden gemaakt en dat steeds opnieuw duidelijk werd dat, zowel in rijke als in arme landen, milieubescherming nog steeds niet als een zaak van de hoogste prioriteit wordt beschouwd. Hans van der Meiden Elsevier Amsterdam/Brussel;  |
10. |
![]() |
Boeknummer: 00532
Het aanzien van 1984. Twaalf maanden wereldnieuws in beeld. Historie -- 06.002 (1985) [Redactie Het Spectrum mmv Han van Bree,Frans Duivis,Peter Gielissen, Tjeerd van der Velde] Fotoboek van markante gebeurtenissen en personen in Nederland en uit het wereldnieuws in 1984 Het Aanzien van 1984: 1984 was, net zo min als voorgaande jaren een vrolijk jaar, al waren er zeker verheugende gebeurtenissen, waarvan dit boek ook getuigt. 1984 onderscheidde zich vooral door de onthullingen van jokkernijen, leugens, frauder en bedrog. Een paar opvallende voorbeelden: in de Duits Bondsrepubliek rolden enkele hooggeplaatste koppen door sterke aanwijzingen dat ze als politici geld hadden aangenomen van de firma Flick, en de vervalsing van de Hitlerdagboeken zorgde voor een spectaculaire rechtszaak. In België was een omvangrijk omkoopschandaal in de voetbalwereld lange tijd voorpaginanieuws. In Nederland onthulde de parlementaire enquête over RSV een onthutsend beeld van beleid waarbij veel werkgelegenheid en overheidsgeld gemoeid was; een onderzoek naar zwart geld bij enkele banken leverde ook zware verdenkingen op. Daarnaast waren er weer vele pogingen om, op al dan niet geweldloze wijze, elkaar te overtuigen van het eigen gelijk, zelden met resultaat: Iran en Irak bleven elkaar bestoken met argumenten en wapenvuur; de partijen in Libanon lieten het evenmin bij woorden. De Amerikaanse president Reagan arrangeerde een gesprek met Gromyko, de Russische minister van Buitenlandse Zaken, dat minder dé belangen van de ontspanning tussen beide machtsblokken diende dan wel die van zijn verkiezingscampagne. Een anonieme afzender legde mijnen die de Rode Zee onveilig maakten; premier Thatcher ontving een IRA-bom in Brighton als oorverdovend argument. In Zuid-Afrika kregen de zwarten en de kleurlingen hun eigen verkiezingen, die echter tot niets leidden behalve rellen en doodslag. In Polen werd amnestie voor politieke gevangenen afgekondigd, maar kort daarop werd Popieluszko, belangrijk priester-verzetsstrijder, vermoord. De gewelddadige dood van premier Indira Gandhi leidde tot nog meer bloedvergieten in India. Maar er waren ook lichtpunten. In El Salvador maakte president Duarte een opening naar zijn tegenstanders. China en Groot- Brittannië werden het eens over de toekomstige status van Hong-Kong. Het staatsbezoek van de Zuidkoreaansë president aan Japan sloot een zwarte bladzijde af in de geschiedenis van beide landen. In de Filippijnen betekende de aanbieding van het meerderheidsrapport over de moord op oppositieleider Aquino wellicht een kentering in de politieke verhoudingen. De Olympische Spelen in Los Angeles boeiden miljoenen kijkers in de hele wereld, ondanks de boycot door bijna alle Oostbloklanden. Het grote goed van de vrijheid die op zoveel plaatsen bedreigd wordt, gaf de herdenking van D-Day en de bevrijding van België en zuidelijk Nederland in 1944 een extra dimensie. Daarnaast waren het huwelijk van prinses Astrid, het herstel van prins Claus, de jaarlijkse toekenning van prijzen om de mensheid te in haar zoeken naar vrede en perfectie evenzovele verademingen in een roerig jaar. U vindt het allemaal terug in dit boek: een jaar wereldbeleven. Het Spectrum Bv;  |