HEEMKUNDEKRING
OP DE BEEK
PRINSENBEEK

Beeldbank Bibliotheek

   
 

Heemkundekring 'Op de Beek' Beeldbank Bibliotheek Zoekresultaat

Aantal gevonden publicaties : 121   (uit: 638)

Getoond wordt publicatie : 1 t/m 30


Uitgebreid zoeken
Gesorteerd op:  Boeknummer

Zoekresultaat verdeeld over 5 pagina's, met elk (max.) 30 publicaties:

1   2   3   4   5       Volgende       Eind

Klik op publicatie voor vergroting en meer informatie

1. Boeknummer: 00023  
Het leven en werk van Jan Strube (1892-1985)
Personen -- Personen q-r-s-t-u           (2007)    [Joosen Anton]
Het leven en werk van Jan Strube (1892-1985)

Voorwoord
Gedurende zowat mijn hele leven ben ik elke dag de spoorwegovergang overgestoken, aan de
Zanddreef nabij het Liesbos. Daarbij passeerde ik dan altijd het romantisch gelegen huisje van de
kunstenaar Jan Strube, pal naast het spoorhuis. Zo nu en dan zag ik hem wel eens in de tuin. Ik heb
hem nooit gesproken, ik heb nooit een voet in zijn tuin of zijn huis gezet. Ik heb eigenlijk niet meer
dan een vaag beeld van een oude man met zilverkleurig haar en een wollen vestje aan. Ik herinner me
dat hij altijd op klompen liep en dat ik dat raar vond voor een kunstenaar, die bovendien ook nog een
Amsterdammer bleek te zijn. Nee, ik kan eigenlijk niet zeggen dat ik Jan Strube gekend heb.
Maar nu, ruim twintig jaar na zijn overlijden, ken ik hem beter dan tijdens zijn leven. Aanleiding tot
dit boek was het eerder gepubliceerde boek “Herinneringen aan de Zanddreef', waarbij ik een bezoek
aan het huis van Jan Strube bracht. Tot mijn verrassing woonde daar Strube’s kleindochter Ineke, die
mij het een en ander over haar grootvader vertelde en iets van zijn werk liet zien....
Ik was meteen enthousiast.
Een Amsterdammer die zó verknocht was aan het Brabantse land dat hij er heel zijn lange leven als
kunstenaar heeft gewoond en gewerkt, verdient het om vereeuwigd te worden voor het nageslacht. Jan
Strube, zo ontdekte ik al gauw, heeft honderden litho’s, houtsneden, tekeningen en schilderijen
nagelaten. De meeste werken hangen aan de muren van particulieren, maar ook in musea zelfs tot over
onze landsgrenzen. Verder zijn er enkele belangrijke verzamelaars die een omvangrijke collectie
Strube’s hebben.
Gedurende drie jaar heb ik gegevens verzameld over de mens en de kunstenaar Jan Strube. Langzaam
vormde zich het beeld van deze man die al op achttienjarige leeftijd zijn eerste bezoek bracht aan
Breda en er verliefd raakte. Verliefd op Brabant, op Breda en op het Leurse meisje Dina Bogers, die
later zijn toegewijde vrouw zou worden. Strube is in zijn directe omgeving vooral bekend geworden
als de schilder en lithograaf van het Brabantse landschap en de Brabantse mens. Het valt ook niet te
ontkennen dat misschien tachtig procent van zijn werk Brabants is. Maar de overige twintig procent
zijn zeker zo interessant. Strube in Parijs, Strube in Vlaanderen. Strube in Noord Holland, in Zeeland
en in Limburg. Ik heb Jan Strube postuum leren kennen als een rustige, ietwat eigenzinnige man. Een
harde werker, met maar weinig wensen voor zichzelf. Een man die zijn ontspanning zocht in zijn tuin,
in pianospelen en lezen. Maar bovenal een man die vooral werkte. De achter in dit boek opgenomen
catalogus is niet meer dan een poging om al zijn werk op te sporen, te dateren en te rangschikken. Ik
ben mij er terdege van bewust dat de catalogus niet volledig is. Ik weet zeker dat er zo hier en daar nog
belangrijk, eenmalig werk van Strube een muur van een huiskamer siert. Jan Strube hield het allemaal
niet zo bij. Dat vond hij niet belangrijk. Hij wijdde zijn gehele lange leven aan het maken van mooie
dingen en daar was wat hem betrof de kous mee af. Jan Strube rekende zichzelf tot de Populisten. Een
stroming die hij in de jaren dertig vorm gaf door samen met Louis Singer de “Populistenkring”op te
richten. Kunst voor het volk, dat was wat zij nastreefden. Volkse taferelen en herkenbare
onderwerpen. Alledaagse dingen, zoals het leven in de stad of op het platteland. Markten, kennissen,
werken op het land, stillevens, oude boerderijtjes, stille straatjes. Jan Strube deed het op zijn manier.
Met een herkenbare stijl, die hij heel zijn leven heeft vastgehouden. Heel af en toe permitteerde hij
zich een uitstapje in stijl of onderwerp, maar die behoren tot de uitzonderingen. Enkele voorbeelden
daarvan zijn: Don Quichot. Ik ruik Menschenvlees. Droogbloemen, Ziende blind en de Poppenkast Jan
Kabaal. Het zijn welhaast “On-Strubiaanse” werken, maar daarom niet minder interessant. Ik heb mij
met veel plezier in het leven en werk van Jan Strube gestort en ik wens u allen evenzoveel lees- en
kijkplezier.
Anton Joosen

Debieb/ Anton Joosen;  
 

2. Boeknummer: 00039  
Brabants leven van weleer
Historie -- Brabant, algemeen           (1997)    [Samenstelling Van Geyt e.a.]
Brabants leven van weleer dl I. Foto's en teksten over dorpen in Brabant uit de collecties
L. de Fost Helmond, IKA-Productions, het Breda's Museum en diverse personen en instellingen in Brabant

INHOUD
Achtmaal - Alphen - Bavel - Bosschenhoofd - Chaam - Dorst - Drunen - Dussen - Fijnaart - Gilze

‘s-Gravenmoer - Halsteren - Hilvarenbeek - Hoeven - Hoogerheide - Hulsel - Huybergen - Kaatsheuvel

Klundert - Langeweg - Moerdijk - Moergestel - Nispen - Ossendrecht - Oud-Gastel - Prinsenbeek

Putte - Raamsdonksveer - Riel - Rucphen - Rijen - Rijsbergen - Schijf - Sprang - Sprundel - Stampersgat

Standdaarbuiten - Steenbergen - St. Willebrord - Teteringen - Ulicoten - Waspik - Woensdrecht

Wouw - Wouwse Plantage - Wijk en Aalburg - Zevenbergschenhoek

Van Geyt Productions Ljubljana;  
 

3. Boeknummer: 00041  
Gouwe Gasten Goei Volluk
Historie -- Breda, algemeen           (2002)    [Rinie Maas]
Gouwe Gasten Goei Volluk


Voorwoord Chris Rutten,burgemeester van Breda
Geachte lezer,
U heeft op dit moment een 'pareltje van het zuiden' in handen.
Rinie Maas is er namelijk wederom in geslaagd een prachtige bundel met verhalen ‘van en voor het volk’ samen te stellen.
Rinie Maas behoeft eigenlijk geen introductie meer want wie kent hem niet? Elke week weer kan heel Breda (mits natuurlijk geen 'nee-nee-sticker' op de brieven-
bus) genieten van een verhaal over een Bredanaar of een Bredase gebeurtenis. Met vlotte pen, in een zeer plezierige stijl, schildert hij met woorden fraaie taferelen, en
zie je de persoon of het gebeurde verschijnen op je netvlies. En elke keer leer je weer iets over het vroegere leven in onze prachtige stad.
Naast de wekelijkse bijdrage aan de Bredase Bode is er natuurlijk ook het boek 'Gaode mee door ‘t Aogje'. In 1998 bestond Princenhage 800 jaar, en dat was de eerste
aanleiding voor Rinie om verhalen te bundelen tot een boek. Het lijkt me dan ook stug dat er nog Bredanaars zijn die nog nooit een pennenvrucht van Rinie Maas
onder ogen hebben gehad. Maar mocht dat zo zijn, dan kan het nu meer dan goed worden gemaakt.
Ter gelegenheid van 750 jaar Breda heeft Rinie zo'n 50 verhalen geschreven over het 'Breda van weleer' zoals de ondertitel van dit boek luidt. Het boek behandelt 80 jaar
recente geschiedenis van onze Stad met Karakter volgens het beproefde recept: volksverhalen opgetekend uit de monden van vertellers en omgezet in kleurrijke bewoor-
dingen. Dat is Rinie wel toevertrouwd.
Dat Uitgeverij Vorsselmans de uitgave verzorgt en de daarbij behorende risico’s voor zijn rekening neemt is natuurlijk fantastisch. Natuurlijk, Vorsselmans kent als
geen ander de aantrekkelijkheid van de verhalen van Rinie: Vorsselmans is immers ook de uitgever van de Bredase Bode. Het 100-jarig bestaan van de Uitgeverij is
wellicht één van de redenen van dit genereuze gebaar.
Maar wat de achtergronden ook zijn, op deze plaats wil ik Vorsselmans danken voor het mogelijk maken van de bundel en hem natuurlijk van harte feliciteren met dit
eeuwfeest. Ik wens hem toe dat het boek een succes wordt en dat de uitgeverij nog vele voorspoedige jaren zal hebben.

Lezer,
Pak en lees een verhaal, over Mieke Bukkum of de Rooie Mie, over het gemeenteziekenhuis of de koepelgevangenis en laat u meenemen naar tijden die alleen nog bestaan
in verhalen en in afbeeldingen; laat een beetje heimwee u bevangen en laat de geest zich verenigen met 'Gouwe Gasten, Goei Volluk' uit de vorige eeuw van Breda.

Rinie, bedankt, het is prachtig, en ik hoop dat vele Bredanaars het boek zullen aanschaffen en zich mee laten slepen door je manier van vertellen. Dank voor je
feestelijke bijdrage aan het 750-jarig bestaan van ons Breda, Stad Met Karakter, en voor het vele werk dat je hebt verzet om dit boek tot stand te brengen.
mr. C.G.J. Rutten
burgemeester van Breda

Gouwe Gasten, Goei Volluk Het Breda van Weleer 1920-2000
Deze tweede bundel geromantiseerde stadsverhalen op historische grondslag verschijnt ter gelegenheid van Breda 750 jaar. De eerste verhalenbundel van Rinie
Maas 'Gaode mee door ‘t Aogje', verscheen in 1998, ter gelegenheid van Princenhage 800 jaar. Gezien het succes van deze bundel is dit boek daarop eigenlijk een logisch
vervolg.
'Gouwe Gasten. Goei Volluk' is een uitgave van de Bredase Bode, als hommage aan de Baroniestad. De verhalen over mensen en gebeurtenissen in de stad Breda wer-
den eerder gepubliceerd in de Bredase Bode in de rubriek Het Breda van Weleer. Op 18 oktober 1995 liet Rinie Maas als kroniekschrijver voor de eerste maal aan
de hand van jeugdherinneringen, primaire bronnen, archieven en documenten het verleden van Breda herleven in de Bredase Bode, die toen nog 'De Bredanaar' als
titel droeg. De daaropvolgende jaren zouden nog vele ontboezemingen uit de vlotte pen van Rinie Maas vloeien. Talrijke kleurrijke figuren uit Breda zijn door de
schrijver in de loop der jaren opnieuw in de schijnwerpers geplaatst. Janus Jongbloed, de Patriarch van de Abrahamschoot, Kaatje en Mieke van de Haagdijk, Pik-
kie van het Valkenberg zijn maar enkelen van de opmerkelijke mensen die in hun eenvoud voor de Bredanaars absoluut een hoofdrol in de stad hebben vervuld en daar-
door terecht een plaats hebben gekregen in dit boek.

Sinds de eerste publicatie in 1995 is Het Breda van Weleer uitgegroeid tot een vaste waarde van de Bredase Bode en één van de meest gelezen rubrieken in het week-
blad. Dat het elke week opnieuw veel gevoelens en emoties losweekt bij de lezers, blijkt wel uit de grote hoeveelheid reacties die de redactie iedere keer weer ont-
vangt. Naast bepaalde aanvullingen, correcties en opmerkingen, kruipt menig lezer in de pen om uitgebreide opstellen en zelfs complete ontboezemingen op papier te
zetten. Onder de reacties werd de afgelopen jaren de roep om de verhalen te bundelen steeds luider. Tegelijkertijd kreeg de Stichting Breda 750 jaar meerdere suggesties
om in het jubileumjaar een boek over historische Bredase personen te laten verschijnen. Daarbij werd de naam van 'onze' Rinie Maas uitdrukkelijk genoemd. Het logi-
sche gevolg was een bundeling van de krachten, wat heeft geresulteerd in deze bijzondere uitgave met Stads-verhalen.

Op zijn bekende wijze heeft Rinie Maas gebeurtenissen uit het verleden opnieuw kleur gegeven. De demping van de Mark omstreeks 1940 o.l.v. burgemeester B.W.Th.
van Slobbe, als 'opstapje' om ook de Haven te dichten, verteld door de ooggetuige Manus Schimmelaars, is maar één van de verhalen die naar onze mening onmid-
dellijk de aandacht van de lezer trekken. Deze bundel maakt wederom duidelijk dat Rinie Maas over de gave beschikt om zowel voorname en belangrijke als preten-
tieloze” Bredase historische personen en gebeurtenissen te beschrijven op een dusdanige manier dat het verhaal van het begin tot het eind blijft boeien. Door middel van
deze verhalen blijft de geschiedenis van Breda levend, ook de komende 750 jaar. Ik wens u véél leesplezier toe.

Jan Willem van Bodegom,
hoofdredacteur De Bredase Bode

Inhoud Gouwe Gasten, Goei Volluk
1. LUT, DE LAATSTE BREDASE KLEPPERMAN.............................
2. EEN LIEFDESKAART VOOR JUFFROUW JASPERS.........................
3. PIET AVONTUUR.............................................
4. TINUS DE KLOPPER.............................................
5. HUIS GROOT WOLFSLAAR.........................................
6. DE SCHOLENSAMENZANG........................................
7. DE ROOIE MIE VAN DE NIEUWE WEG.................................
8. DE MEESTERLIJKE LEO CANJELS...................................
9. DE BOMINSLAG OP BAD GINNEKEN EN DE BALFORTBRUG.................
10. HET GEMEENTEZIEKENHUIS AAN DE SCHORSMOLEN.....................
11. WEESHUIS SINT WILLIBRORDUS....................................
12. DE BOSCHSTRAAT...............................................
13. DE PATRIARCH VAN DE ABRAHAMSSCHOOT............................
14. HET VERMAARDE ZESDE EN DE GIFPIL...............................
15. HET BREDASE PALACE-THEATER: BRUTUS EN CALIGULA..................
16. HET SPORTFONDSENBAD EN DE VIERWINDENSTRAAT.....................
17. DE KWATTA IN BREDA............................................
18. HET BADHUIS AAN DE FELLENOORDSTRAAT...........................
19. MIEKEBUKKUM................................................
20. HET VERDWENEN GEHUCHT HEUSDENHOUT...........................
21. DE MARIA-HEMELVAARTKERK.....................................
22. NAC’S NOBELSTE ZWOEGER: PAUKE VAN DEN HOVEN.....................
23. HET MEEST UNIEKE PARK VAN NEDERLAND: HET VALKENBERG.............
24. HET BOZE BEGIJNTJE............................................
25. PIKKIE VAN HET VALKENBERG.....................................
26. DE BREDASE ORGELDRAAIER JANUS JONGBLOED.......................
27. DE BREDASE BRUINTJES..........................................
28. WIE WAS SIMON BOOG...........................................
29. SNARF VAN DORST..............................................
30. DE POKKENPRIK VAN PIET JOOSSEN.................................
31. DE DRIE MUSKETIERS VAN BREDA..................................
32. OVER BEROEMDE BREDASE HISTORISCHE PERSONEN.....................
33. HET VERZET VAN JANTJE DE SCHOENLAPPER EN D’N BLOMKOOL............
34. DE AANSLAG: HET GEVECHT OM DE WILHELMINABRUG..................
35. DE POËZIE VAN MARTINUS NIJHOFF OVER DE BARONIELAAN...............
36. HEIN VAN GASTEL: RASPAARDJE VAN RATH VERLEGH....................
37. LEVEN EN WERK IN DE WIJK DE SCHORSMOLEN........................
38. HET SLACHTHUIS VAN DIRECTEUR MEYER IN DE BELCRUMPOLDER..........
39. VROUW DE BRALIE EN DR. FRANS HEYLAERTS..........................
40. KRISKRAS DOOR BREDA; DE ZUSTERS FERD1NANDA EN CORONA............
41. EEN BOEKETJE BLOEMEN VOOR APPELSIENTJE..........................
42. LEVENSMIDDELEN EN COMESTIBLES IN DE BREDASE BUURTWINKEL........
43. DE ZANDBERGWEG. LOUISKE BOMBARDON EN DE WITTE KUBBER...........
44. DE KOEPELGEVANGENIS..........................................
45. HET S1NT-IGNATIUSZ1EKENHUIS....................................
46. PROCESSIES EN PELGRIMAGES: WAT HEEFT BREDA MET SCHERPENHEUVEL?...
47. HET HEUVELKWARTIER..........................................
48. EEN BREDASE ST. CHRISTOFFEL...................................
49. HET BRABANTPARK............................................
50. DE GEDEMPTE MARK............................................
51. KAATJE EN MIEKE VAN DE HAAGDIJK...............................

Uitg. Vorsselmans Zundert;  
 

4. Boeknummer: 00044  
De stad, een fotograaf en zijn fiets
Historie -- Breda, algemeen           (2008)    [P.Haverman, Wessel Keizer]
De stad, een fotograaf en zijn fiets en andere verhalen van mensen die Breda in hun hart dragen


Inleiding
De Stad der Vrouwen

Mensen, jong en oud, ze rollen en ze lopen. Straten, terrassen vol met opgewekte personen. Wat maakt hen toch zo anders? Wat verbindt hen?
Zo klein is de stad niet meer. Niet als een dorp. Hoe organiseren ze hun leven? Hoe behouden ze hun warmte, hun geborgenheid in een wereld die
om 'efficiency' vraagt? Hoe blijven ze elkaar kennen, in de grote massa?
Hoe houden ze hun groene landschap in en om de stad, hun historische gebouwen, hun ambachtelijke inborst? Hoe kan het dat ze daarnaast toch
innovatief en grootschalig kunnen denken? Amerikanen boeien? Chinezen!
Wat is dat, het Bredase geheim?

Hoe te leven
Wessel Keizer zoekt de antwoorden. Een fietsende fotograaf die langs lanen en door stegen stevent. Een zoeker die vanaf het zadel ziet. Hij verwacht de
verrassing, geniet van de verwondering, verdrinkt in de wereld die achter de foto ligt. Hij bewaart het voor ons en het nageslacht: het begeerde Ginneken
en het Westerpark, waar de wens wordt verwezenlijkt om 'een eigen huis' te hebben. De Knokkestraat waar een kind zijn eerste contacten legt die later
gouden herinneringen blijken te zijn. De goudkust van het Montenspark waar diversiteit zich niet in huidskleur maar in bouwstijlen uit.

De ongekroonde stadsfotograaf zoekt een antwoord zonder woorden. Bredanaars weten immers intuïtief wanneer het juist is. Ze denken in beelden.
Beelden van vroeger, het goede leven. Beelden van straks, de betere toekomst. Bredanaars groeien in balans. 'Niet te gek, eej kul.' Ze weten hoe te
leven, die 170.000 in het Haagje van het Zuiden. 'Breda, mijn stad,' zeggen ze. Maar niet alleen de stenen zijn de genen.

klik op de pijlpunt links voor de volledige inleiding


De bron van het Valkenberg
Eeuwen water vloeide door Aa en Mark. Eerlijk water, het schonk de bieren een goede smaak en daarmee wellicht de drinkers. Hun 'joie de vivre' ging
niet ten koste van verantwoordelijkheid. - De nieuwe haven is als een teruggevonden parel -. Het optimisme van de werkenden opende de weg naar
welzijn. Meer nog dan welvaart, een glimp van het geheim.

De genen van de stad zijn oud en voornaam. Ze zijn diplomatiek en diep ontwikkeld. De clerus, de magistraat, de prinsen van het kasteel, mijmerend
door de Reigerstraat kom je ze tegen. De vrouwen van het Valkenberg verankerden een feminiene bron die onvindbaar de Bredanaars voedt. De
chique zwanen in hun park boezemen de nieuwkomer vertrouwen in. Traag maar natuurlijk assimileert Breda.

Verantwoorde variatie
De fysieke stad is net als het leven, een avontuur dat beleeft mag worden. Voor de een een stratenpatroon als een Engelse tuin, voor de ander een
dwaal- en doolmilieu met vaste ankerpunten. Waar de Kwatta en de Etna zijn verdwenen, klopt iets niet. Het Klapcot en de Havermarkt daarentegen,
zijn Breda ten voeten uit. Sterk is de stad en kwetsbaar zijn haar kinderen.
Transparant is de high tech architectuur op het historische Chassé-terrein en mysterieus zijn de middeleeuwse sporen in de moderniteit. Die variatie
maakt het spannend.

De uitbreiding en inbreiding van de stad vraagt om rijpe reparateurs. De shuttle van de HSL meert aan waar eerder paarden fusten 3-Hoefijzers-bier
vervoerden. Via Breda loopt als een Romeinse heerbaan langs kolossale silo's, tentoonstellingen van industriële grandeur. Het is moeder Breda die de ver-
binding moet maken tussen de diverse karakters van haar kroost. Het is moeder Breda die zonder betuttelend te zijn haar verantwoordelijkheid moet
nemen voor de regio. Het palet van Van Gogh ligt immers in haar achtertuin.

Bredase beweging
Die bijzondere manier van leven, kunnen we die beschrijven? 'Bredanaars zijn Bourgondiër, Westerling en Belg tegelijk,' stelt Paul Schnabel, directeur
van het Sociaal Cultureel Planbureau, over zijn geboortestad.
Echt zijn ze, de Bredanaars en soms zelfs doortastend; in hun harten jong en vrolijker dan de buurman. Hun werkwijze kun je typeren als een 'familiair
professionalisme'.

Het geheim van de Bredase levenswijze ligt in de garnizoenen van weleer. Officieren mochten vroeger niet katholiek zijn. Protestanten vestigden zich
in de Nassau-stad. Uit de integratie van Belgen, Bourgondiërs en Westerlingen groeide geruisloos een nieuwe gemeenschap. Een gemeenschap die, hoe
militair masculien ook van buiten, zacht van binnen bleef. De officieren verbleven immers in de stad van hun vrouwen.

Is dat het geheim van Breda? Een vrouwelijke stad. Vroeg werd ze geteisterd door godsdiensttwisten. Toen elders de wereld zwart-wit was, lagen zowel
de Hollander als de Spanjaard in haar bed. Ze heeft ze van dichtbij leren kennen, hen ontdaan van hun wapengekletter en met zachte hand gevoeld
dat beide mannen mensen bleken. Dat onverbrekelijke geloof in de mens, zoals een moeder haar kinderen blind vertrouwt, dat is de Bredase beweging.

Vrouwelijke verbinding
Hoewel garnizoenstad hebben vrouwen hier altijd invloed gehad. Toonden mannen daardoor hun betere kant? Bovendien hield de 'gemene mensch
vant laant' al te hoge ambities aan de grond. Het is de x-factor van het Bredase chromosoom die doorslaggevend is. Een stad met een open en
sociale oriëntatie. Een stad voor wie de bloeitijd pas begint.

De druk van de wereldhavens Antwerpen en Rotterdam, de Chinese relaties, de Amerikaanse interesse, het Benelux-centrum; de vooruitgang dient zich,
soms opdringerig aan, als een ongeduldige jongeling.
Dan is het aan Breda om haar waardigheid te tonen. De vrijers mogen langskomen, mee-eten zelfs. Maar zij bepaalt hoe lang en waar ze slapen. Geen
industrie meer zonder duurzame uitgangspunten, geen plannen zonder beschouwing van het omgevingseffect. Geen besluiten zonder draagvlak.

Liefdevolle erflaters
Residuen van de oude beschaving vormen een netwerk met de futuristische bespiegelingen van de beleidsmakers van vandaag. Plannen krijgen als
kazen tijd om te rijpen. 'Pieken in de Delta' geven zicht op de weelderige wol die zonder veel geschreeuw aan de Zuid-Nederlandse 'schaopkes' groeit.
Het toerisme en de horeca kennen hier een on-Nederlandse gastvrijheid.
Kansen voor een economisch cluster van onderwijs en ondernemingen? De techniek en onderhoudsector zijn zo sterk dat ze duizenden mensen tekort
dreigen te komen. Zorg, 'food', 'visual design', logistiek lijken lokale brandstoffen voor de economie van de toekomst. Liefdevol worden ze geëxplo-
reerd, met aandacht gevoed en subsidiair gestimuleerd. Zo werkt het nieuwe Breda, de hoofdstad van de regio, met de liefdevolle visie van haar erflaters.

De derde weg
Is Breda dan niet ambitieus? Wil ze dan oud worden en verstoffen? Wie dat denkt, kent haar niet. 'Meta', zou haar koosnaam kunnen zijn. Soeverein,
staat ze boven de ambitie. Ze overtreft de hitsigheid van de dag met haar lange-termijn-visie van uitgebalanceerde groei. 'She's watching the game,
controlling it,' om het met een verwijzing naar de musical 'Chess' te zeggen.
Ze is een schaker, Breda, en een familiemens. Uit dezelfde genen ontspruiten heel verschillende telgen. Breda hemelt hen
niet op (naar de 'eerste' Amerikaan Adriaen van der Donck is nog steeds geen straat vernoemd) en verstoot hen niet (zelfs de voormalige drie werden
menswaardig behandeld). Ze houdt haar kinderen bij elkaar en zoekt de derde weg. Het mag 'goed toeven' zijn voor allen in deze regio.

La grande dame
Wessel Keizer heeft die familie van Bredanaars, bezoekers en buitenlui, bezield geportretteerd. Handwerkers en bankzitters zien we in dit boek, delicate
dames en 'hupse dingskes'; decente drachten voor het Nassaumonument, kleurrijke kinderen op de kermis in de herfstvakantie. De familie verpoost en
drinkt bier in deze brouwersstad, het bier dat overal bij past. En ze eten Vlaams: friet van Christ, die hier 'vroeger nog wel eens ooit, echt is gewist'.
Hun frivole feesten zijn geworteld in religie. 'La grande dame' op de Grote Markt, leeft in het hart van alle Bredanaars. De processie van Niervaert her-
innert aan pragmatische piëteit. Religie rendeert. 'L'église Wallon' is een waarzegster voor de intellectuele elite. Wie een kaarsje brandt in de Sint-
Joost-kapel kapittelt het consumentisme. Gebrandschilderde schetsen uit het leven van Onze Lieve Vrouwe verkondigen het Bredase geloof in een
duurzame, verdraagzame samenleving. Een geloof in de oneindige groei van de familie. Een geloof in de bron van de jeugd.

Toekomst aan de jeugd
Breda zou daarom het mooiste studentencomplex van de wereld moeten worden. Studenten als stadsambassadeurs. Met z'n tienduizenden zijn ze,
Breda's jong talent. Ze zwermen uit in de stad, naar de regio, het land, Europa. Ze steken met hun enthousiasme anderen aan. Die komen dan weer
van heinde en ver. Het is al heel gewoon dat je in de supermarkten Duits, Engels, Spaans, Chinees hoort spreken.
En het zijn niet alleen de HBO-ers van Avans en NHTV die sprankeling brengen. Het Vitalis-College vitaliseert de stad met kansen voor verzorgenden. Het
Florijn berekent de toekomst met de discipline van Ignatius. Voorbeelden van vooruitstrevende MBO-opleidingen.
Talloze jonge Bredanaars ontmoeten de vele professionele en hulpvaardige handen van middelbare scholen als OLV, Mencia, Newman en Nassau.
De Bredase genen brengen nog oorspronkelijke leraren voort die in het basisonderwijs de mentaliteit van de stad vermenigvuldigen. We mogen er
allemaal zijn, met respect voor elkaars variatie.

Bredase beelden
In plaats van de grote -ismen heeft een verzameling van kleine verhalen de vorming van ons wereldbeeld overgenomen. Zo is het ook met het stads-
beeld. Dat wordt gevormd door duizenden beelden per dag. Soms heb je niet eens in de gaten dat ze zich aandienen. Wessel Keizer ziet de stad als
plek om plezier te maken, de stad als atelier, als werkplaats, de stad als thuis!

Dit fotoboek is een innemende impressie van onze stad. Geen hokjes, geen dwangmatige scheidslijnen separeren de Bredase beelden. Het leven dient
zich immers ook in fragmenten en stadia aan. Sommige Bredanaars vertellen hun beelden van het Bredase geheim, als vrienden aan de keukentafel.
Keizer (fotografie), Homburg (vormgeving) en Haverman (interviews) maakten een fotoboek als een familie-album van de stad. Een album zoals alleen
zachtaardige mannen het kunnen samenstellen.
November 2008,
Wilbert van den Bosch



Uitg. Van Kemenade Breda;  
 

5. Boeknummer: 00049  
Inventaris van het archief van de gemeente Prinsenbeek 1942-1962
Historie -- Archieven (o.a. Gemeente Prinsenbeek)           (1996)    [A.A.A. van Peer]
Inventaris van het archief van de gemeente Prinsenbeek 1942-1962
Uitgave: Gemeente Prinsenbeek
Prinsenbeek 1996 (met aanvulling 1998)

A. Inleiding.

A.l Algemeen.
In het kader van de opleiding Voortgezette Vorming Archiefbeheer (V.V.A.) heeft de samensteller van deze archiefinventaris gedurende de periode
september 1993/september 1994 een onderzoek en inventarisatie gedaan van het archief van de gemeente Prinsenbeek over de periode 1942-1962.
Het archief van de. gemeente Prinsenbeek vangt aan op 1 januari 1942, zodoende betreft het hier de eerste archiefinventaris van het gemeente-
lijk archief.
De periode 1942-1962, van de archivalia beschreven in deze inventaris, werd gekenmerkt door herstel en opbouw na de oorlogsjaren.
Prinsenbeek is een duidelijk voorbeeld van een typische plattelandsgemeente in de Baronie van Breda, die in de jaren zestig en zeventig snel
uitgroeide tot een forensengemeente van formaat.
De gemeente telde op 1 januari 1942 3.688 inwoners, op 31 december 1962 was het aantal inwoners gegroeid tot 5.073
Onderstaand treft u in het kort de geschiedenis van het gemeentelijk orgaan aan. Er is een zeer globale beschrijving gemaakt van de voornaam-
ste ontwikkelingen in de voornoemde periode, die op generlei wijze pretendeert volledig te zijn.
Voor een uitgebreide beschrijving betreffende de geschiedenis van de gemeente in z'n algemeenheid wordt verwezen naar hoofdstuk C. van de
inhoudsopgave: Lijst van geraadpleegde bronnen, personen en dankwoord.

A.2 Ontstaan van de gemeente.
De gemeente Prinsenbeek- is ontstaan door opheffing van de gemeente Princenhage met ingang van 1 januari 1942.
Aan deze opheffing zijn heel wat jaren van strijd vooraf gegaan tussen de gemeente Breda en haar buurgemeenten. Nadat Breda in 1863 haar status van
vestingstad kwijt was, ondernam zij meteen een eerste poging tot vergroting van haar grondgebied. Deze poging mislukte echter, evenals de
pogingen van 1899 en 1921.
In 1927 behaalde het Bredase stadsbestuur zijn eerste succes. Op 1 mei van dat jaar werd de Wet tot uitbreiding van de gemeente Breda met
gedeelten van de gemeenten Teteringen, Ginneken en Bavel en Princenhage van kracht.
In de periode 1937/1941 passeerden verschillende plannen en opties de revue, sommige zeer vergaand van opzet. Door steeds weer fel protest van
de Bredase buurgemeenten kon men de boot steeds weer afhouden.
klik op de pijlpunt links voor de volledige inleiding

In juli 1941 kwam er echter een gematigder plan ter tafel.
Voor de gemeente Princenhage hield dit in dat het zuidelijk gedeelte van haar grondgebied bij de gemeente Breda zou worden gevoegd en dat het
resterende noordelijk gedeelte een zelfstandige gemeente zou gaan vormen.
Bij beschikking van de Secretaris-Generaal van het Departement van Binnenlandse Zaken, mr. dr. K. J. Frederiks, van 23 december 1941, nummer
42483 B.B. (Bureau Staats- en Administratief Recht) werd/definitief besloten tot wijziging van de grenzen van de gemeenten Breda en Teterin-
gen, opheffing van de gemeenten Princenhage en Ginneken c.a. en vorming van de nieuwe gemeente Beek Noord-Brabant en Nieuw-Ginneken.
De naam van de nieuwe gemeente was Beek Noord-Brabant omdat Beek het enige kerkdorp binnen de (op te heffen), gemeente Princenhage was, dat lag
in het noordelijk gedeelte dat zelfstandig zou blijven. De toevoeging Noord-Brabant aan de naam van de nieuwe gemeente gaf al
aan, dat men duidelijk onderscheid wilde maken tussen andere plaatsen in Nederland die met Beek werden aangeduid (o.a. in Gelderland en Limburg).
Toch veroorzaakte de naam herhaaldelijk verwarring en kwam post op het verkeerde adres aan. Met ingang van 1951 werd dan ook besloten de naam
van de gemeente te veranderen in Prinsenbeek.
Deze naam herinnert aan het feit dat het dorp Beek eeuwenlang behoorde tot de gemeente Princenhage, die een heerlijkheid was van de prinsen van
Oranje.


A.3 Bestuur.
Burgemeester.
In de periode 1942-1962 heeft de gemeente Prinsenbeek twee burgemeesters gekend. De eerste burgemeester was Jacobus Sterkens, voorheen gemeente-
secretaris van de gemeente Princenhage.
Door zijn, passieve houding ten opzichte van de Duitse bezettingsautoriteiten werd aan hem op 9 januari 1946 met onmiddellijke ingang eervol
ontslag verleend. Burgemeester Sterkens diende een bezwaarschrift in en na een langdurige procedure trok de minister van Binnenlandse Zaken in
1952 de ontslagbeschikking in en kende aan burgemeester Sterkens met ingang van 1 januari 1948 een wachtgeld toe.
Zijn officiële ambtstermijn als burgemeester eindigde namelijk met ingang van 1 januari 1948.
Doordat aan burgemeester Sterkens ontslag was verleend, benoemde de waarnemend Commissaris der Koningin in de provincie Noord-Brabant, een
waarnemend burgemeester en wel de heer P.J.A. Baetens.
Bij Koninklijk Besluit van 14 april 1947, nummer 1, werd de heer Baetens, met ingang van l mei 1947 officieel benoemd tot burgemeester.
Bijzonder aan deze geschiedenis is dat de gemeente Prinsenbeek in de periode 12 juni 1945 - 1 januari 1948 achteraf officieel twee burgemees-
ters had.
Omdat er niet daadwerkelijk twee burgemeesters in functie waren, heeft dit voor de archiefvorming geen gevolgen gehad.

College van burgemeester en wethouders en gemeenteraad.
Bij het instellen van de gemeente Beek Noord-Brabant in 1942 ging Nederland gebukt onder een zwaar Duits bezettingsregiem. Omdat bovendien op 5
juli 1941 in het Verordeningenblad voor het bezette Nederlandsche gebied, verordening 120 was afgekondigd, waarin rijkscommissaris Seyss-Inquart de
parlementaire partijen ontbond, werd in één klap de -democratische basis van onder andere het lokale bestuur weggenomen. Voor de nieuwe gemeente
betekende dit, dat zij de eerste jaren van haar bestaan geen 'volwaardig' bestuur kende.
Tijdens de oorlogsjaren vertegenwoordigde burgemeester J. Sterkens het gemeentebestuur. Om zijn taak enigszins te verlichten verzocht hij de
Commissaris der provincie toestemming tot het benoemen van een wethouder.
Na verkregen toestemming benoemde burgemeester Sterkens bij zijn besluit van 27 maart 1942 de heer J. Bastiaansen tot wethouder.
Pas op 31 juli 1945 kwam er voor de eerste keer een voorlopige gemeenteraad bij elkaar.
Deze raad was samengesteld op grond van het Besluit tijdelijke voorziening Gemeenteraden en zij moest een afspiegeling zijn van de voornaamste
geestelijke en maatschappelijke stromingen binnen de gemeente.
De te benoemen raadsleden moesten bovendien vrij zijn van oorlogssmetten.
Plaatselijke kiescolleges moesten aan de burgemeester kandidaten- voordragen. Deze kiescolleges werden benoemd door de commissaris van de koningin
op aanbeveling van de burgemeester, die daarbij geholpen werd door enkele vertrouwensmannen. Op 23 juni 1945 werd het Beekse kiescollege, dat uit
33 personen bestond benoemd.
Op 9 juli 1945 stelde het kiescollege een kandidatenlijst van 16 personen samen en benoemde waarnemend burgemeester Baetens elf personen tot lid
van de voorlopige raad. Als eerste naoorlogse wethouders werden aangewezen de heren J. van Baal en J.C. Biemans.
Op 26 juli 1946 vonden er weer normale raadsverkiezingen plaats, waarmee de democratie weer in ere werd hersteld.

Onderstaand volgt een chronologisch overzicht, van de samenstelling van het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad in de
periode 1942-1962.

College van burgemeester en wethouders:
Wethouders:
1942: J. Bastiaansen;
1945: J. van Baal en J.C. Biemans;
1946: J. van Baal en J.C. Biemans;
1949: J. van Baal en J.C. Biemans:
1953: J. van Baal en M.L. van Rosmeulen;
1958: M.L. van Rosmeulen en M.C. van der Westen
1962: A.J. Dikmans en M.C. van der Westen.

N.B.: In de periode 1942-1945 fungeerde burgemeester J. Sterkens als voorzitter van het college van burgemeester en wethouders en vanaf
1946 burgemeester P.J.A. Baetens

Gemeenteraad:
1946; J.A. Aarts, J. van Baal, J. van Baal, J.C. Biemans, P. de Graaf, M.J. Hennekam, J.J. Huijben, W.M. Maas, H. Smits, W. Pellis en
A.A. van der Veeken;
1946: J.A. Aarts, J. van Baal, J.C. Biemans, A.J. Dikmans, J.J. Huijben, A.J.C. Hurks, W.M. Maas, W. Pellis, A. Romme, A.A. van der Veeken
en P. de Vooght;
1949: J.A. Aarts, J. van Baal, W. Baremans, J. Bastiaansen, J.C. Biemans, A.J. Dikmans, J.J. Huijben, A.J.C. Hurks, A. Romme,
M.L. van Rosmeulen en H. Weterings;
1953: J.A. Aarts, J. van Baal, W. Baremans, J. Bastiaansen, J.C. Biemans, A.J. Dikmans, J.J. Huijben, A.J.C. Hurks, M.L. van Rosmeulen,
G.L. Smits en M.C. van der Westen;
1958: J.A. Aarts, W. Baremans, P. Biemans, A.J. Dikmans, J,J. Huijben, A.J.C. Hurks, J.R.A. Jansen, H.J.P. Lotstra, M.L. van Rosmeulen,
P. de Vooght en M.C. van der Westen;
1962: J.A. Aarts, C.W. Biemans, P. Biemans, J.P. Boot, A.J. Dikmans, P. Farla, J.J.Huijben, A.J.C. Hurks, J.R.A. Jansen, J.A. Lockx en
M.C. van der Westen.


A.4 Ambtenarenkorps.
De gemeente-secretarie van de gemeente Prinsenbeek was in de periode 1942-1962, zoals bij zoveel kleine plattelandsgemeenten in die tijd,
klein van opzet.
Bij het ontstaan van de gemeente in 1942, werkten er op het gemeentehuis slechts een vijftal ambtenaren in de binnendienst (inclusief secretaris)
en 4 in de buitendienst.
Gedurende lange tijd kwam hierin maar weinig verandering, want in 1952 was er alleen bij de buitendienst een tweetal ambtenaren bijgekomen.
Het aantal ambtenaren zowel in de binnen- als buitendienst nam toe tot een tiental personen in 1962.
De gemeente-secretarie kende geen afdelingsvorming. Iedere ambtenaar had zijn/haar eigen taakgebied onder directe verantwoordelijkheid van de
gemeente-secretaris.
Aan het hoofd van het ambtenarenkorps stonden in de periode 1942-1962 achtereenvolgens J. Sterkens (tevens burgemeester), P.J.A. Baetens
(tevens burgemeester), H.A. Huijbrechts en P.P.A. van Hal.


A.5 Gemeentehuis.
De gemeente Prinsenbeek verkeerde van 1942 tot 1969 in de merkwaardige situatie, dat het gemeentehuis buiten de gemeentegrenzen stond. Het oude
raadhuis van de opgeheven gemeente Princenhage werd immers in 1942 in gebruik genomen als gemeentehuis voor de nieuw gevormde gemeente Beek
Noord-Brabant. Het was de bedoeling spoedig te verhuizen naar het eigen grondgebied. Door de oorlogsomstandigheden en later de wederopbouwproble-
matiek kwam daarin echter niet zo snel verandering. Later werden er wel plannen gemaakt, maar tot daadwerkelijke uitvoering is het telkens niet
gekomen.
Aan deze bezwaarlijke situatie kwam pas een definitief einde toen de oude pastorie aan de Markt te Prinsenbeek werd aangekocht en in 1969 in
gebruik werd genomen als gemeentehuis.
Omdat de afstand Prinsenbeek/Princenhage voor veel inwoners te ver was, besloot men wel in 1960 een dependance voor Openbare Werken en Bouw- en
Woningtoezicht te openen in een pand gelegen aan het Kruispad 11. Deze dependance zou in gebruik blijven tot 7 september 1963, toen er een
hulpsecretarie werd geopend in het woonhuis van een voormalige boerderij gelegen aan de Groenstraat 59. De inwoners konden toen eindelijk, al was
het dan beperkt, in hun eigen woonplaats terecht voor gemeentezaken.



Gemeente Breda;  
 

6. Boeknummer: 00050  
Inventaris van het archief van de gemeente Prinsenbeek 1942-1962
Historie -- Archieven (o.a. Gemeente Prinsenbeek)           (1996)    [A.A.A. van Peer]
Inventaris van het archief van de gemeente Prinsenbeek 1942-1962
Uitgave: Gemeente Prinsenbeek
Prinsenbeek 1996 (met aanvulling 1998)

A. Inleiding.

A.l Algemeen.
In het kader van de opleiding Voortgezette Vorming Archiefbeheer (V.V.A.) heeft de samensteller van deze archiefinventaris gedurende de periode
september 1993/september 1994 een onderzoek en inventarisatie gedaan van het archief van de gemeente Prinsenbeek over de periode 1942-1962.
Het archief van de. gemeente Prinsenbeek vangt aan op 1 januari 1942, zodoende betreft het hier de eerste archiefinventaris van het gemeente-
lijk archief.
De periode 1942-1962, van de archivalia beschreven in deze inventaris, werd gekenmerkt door herstel en opbouw na de oorlogsjaren.
Prinsenbeek is een duidelijk voorbeeld van een typische plattelandsgemeente in de Baronie van Breda, die in de jaren zestig en zeventig snel
uitgroeide tot een forensengemeente van formaat.
De gemeente telde op 1 januari 1942 3.688 inwoners, op 31 december 1962 was het aantal inwoners gegroeid tot 5.073
Onderstaand treft u in het kort de geschiedenis van het gemeentelijk orgaan aan. Er is een zeer globale beschrijving gemaakt van de voornaam-
ste ontwikkelingen in de voornoemde periode, die op generlei wijze pretendeert volledig te zijn.
Voor een uitgebreide beschrijving betreffende de geschiedenis van de gemeente in z'n algemeenheid wordt verwezen naar hoofdstuk C. van de
inhoudsopgave: Lijst van geraadpleegde bronnen, personen en dankwoord.

A.2 Ontstaan van de gemeente.
De gemeente Prinsenbeek- is ontstaan door opheffing van de gemeente Princenhage met ingang van 1 januari 1942.
Aan deze opheffing zijn heel wat jaren van strijd vooraf gegaan tussen de gemeente Breda en haar buurgemeenten. Nadat Breda in 1863 haar status van
vestingstad kwijt was, ondernam zij meteen een eerste poging tot vergroting van haar grondgebied. Deze poging mislukte echter, evenals de
pogingen van 1899 en 1921.
In 1927 behaalde het Bredase stadsbestuur zijn eerste succes. Op 1 mei van dat jaar werd de Wet tot uitbreiding van de gemeente Breda met
gedeelten van de gemeenten Teteringen, Ginneken en Bavel en Princenhage van kracht.
In de periode 1937/1941 passeerden verschillende plannen en opties de revue, sommige zeer vergaand van opzet. Door steeds weer fel protest van
de Bredase buurgemeenten kon men de boot steeds weer afhouden.

klik op de pijlpunt links voor de volledige inleiding


In juli 1941 kwam er echter een gematigder plan ter tafel.
Voor de gemeente Princenhage hield dit in dat het zuidelijk gedeelte van haar grondgebied bij de gemeente Breda zou worden gevoegd en dat het
resterende noordelijk gedeelte een zelfstandige gemeente zou gaan vormen.
Bij beschikking van de Secretaris-Generaal van het Departement van Binnenlandse Zaken, mr. dr. K. J. Frederiks, van 23 december 1941, nummer
42483 B.B. (Bureau Staats- en Administratief Recht) werd/definitief besloten tot wijziging van de grenzen van de gemeenten Breda en Teterin-
gen, opheffing van de gemeenten Princenhage en Ginneken c.a. en vorming van de nieuwe gemeente Beek Noord-Brabant en Nieuw-Ginneken.
De naam van de nieuwe gemeente was Beek Noord-Brabant omdat Beek het enige kerkdorp binnen de (op te heffen), gemeente Princenhage was, dat lag
in het noordelijk gedeelte dat zelfstandig zou blijven. De toevoeging Noord-Brabant aan de naam van de nieuwe gemeente gaf al
aan, dat men duidelijk onderscheid wilde maken tussen andere plaatsen in Nederland die met Beek werden aangeduid (o.a. in Gelderland en Limburg).
Toch veroorzaakte de naam herhaaldelijk verwarring en kwam post op het verkeerde adres aan. Met ingang van 1951 werd dan ook besloten de naam
van de gemeente te veranderen in Prinsenbeek.
Deze naam herinnert aan het feit dat het dorp Beek eeuwenlang behoorde tot de gemeente Princenhage, die een heerlijkheid was van de prinsen van
Oranje.


A.3 Bestuur.
Burgemeester.
In de periode 1942-1962 heeft de gemeente Prinsenbeek twee burgemeesters gekend. De eerste burgemeester was Jacobus Sterkens, voorheen gemeente-
secretaris van de gemeente Princenhage.
Door zijn, passieve houding ten opzichte van de Duitse bezettingsautoriteiten werd aan hem op 9 januari 1946 met onmiddellijke ingang eervol
ontslag verleend. Burgemeester Sterkens diende een bezwaarschrift in en na een langdurige procedure trok de minister van Binnenlandse Zaken in
1952 de ontslagbeschikking in en kende aan burgemeester Sterkens met ingang van 1 januari 1948 een wachtgeld toe.
Zijn officiële ambtstermijn als burgemeester eindigde namelijk met ingang van 1 januari 1948.
Doordat aan burgemeester Sterkens ontslag was verleend, benoemde de waarnemend Commissaris der Koningin in de provincie Noord-Brabant, een
waarnemend burgemeester en wel de heer P.J.A. Baetens.
Bij Koninklijk Besluit van 14 april 1947, nummer 1, werd de heer Baetens, met ingang van l mei 1947 officieel benoemd tot burgemeester.
Bijzonder aan deze geschiedenis is dat de gemeente Prinsenbeek in de periode 12 juni 1945 - 1 januari 1948 achteraf officieel twee burgemees-
ters had.
Omdat er niet daadwerkelijk twee burgemeesters in functie waren, heeft dit voor de archiefvorming geen gevolgen gehad.

College van burgemeester en wethouders en gemeenteraad.
Bij het instellen van de gemeente Beek Noord-Brabant in 1942 ging Nederland gebukt onder een zwaar Duits bezettingsregiem. Omdat bovendien op 5
juli 1941 in het Verordeningenblad voor het bezette Nederlandsche gebied, verordening 120 was afgekondigd, waarin rijkscommissaris Seyss-Inquart de
parlementaire partijen ontbond, werd in één klap de -democratische basis van onder andere het lokale bestuur weggenomen. Voor de nieuwe gemeente
betekende dit, dat zij de eerste jaren van haar bestaan geen 'volwaardig' bestuur kende.
Tijdens de oorlogsjaren vertegenwoordigde burgemeester J. Sterkens het gemeentebestuur. Om zijn taak enigszins te verlichten verzocht hij de
Commissaris der provincie toestemming tot het benoemen van een wethouder.
Na verkregen toestemming benoemde burgemeester Sterkens bij zijn besluit van 27 maart 1942 de heer J. Bastiaansen tot wethouder.
Pas op 31 juli 1945 kwam er voor de eerste keer een voorlopige gemeenteraad bij elkaar.
Deze raad was samengesteld op grond van het Besluit tijdelijke voorziening Gemeenteraden en zij moest een afspiegeling zijn van de voornaamste
geestelijke en maatschappelijke stromingen binnen de gemeente.
De te benoemen raadsleden moesten bovendien vrij zijn van oorlogssmetten.
Plaatselijke kiescolleges moesten aan de burgemeester kandidaten- voordragen. Deze kiescolleges werden benoemd door de commissaris van de koningin
op aanbeveling van de burgemeester, die daarbij geholpen werd door enkele vertrouwensmannen. Op 23 juni 1945 werd het Beekse kiescollege, dat uit
33 personen bestond benoemd.
Op 9 juli 1945 stelde het kiescollege een kandidatenlijst van 16 personen samen en benoemde waarnemend burgemeester Baetens elf personen tot lid
van de voorlopige raad. Als eerste naoorlogse wethouders werden aangewezen de heren J. van Baal en J.C. Biemans.
Op 26 juli 1946 vonden er weer normale raadsverkiezingen plaats, waarmee de democratie weer in ere werd hersteld.

Onderstaand volgt een chronologisch overzicht, van de samenstelling van het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad in de
periode 1942-1962.

College van burgemeester en wethouders:
Wethouders:
1942: J. Bastiaansen;
1945: J. van Baal en J.C. Biemans;
1946: J. van Baal en J.C. Biemans;
1949: J. van Baal en J.C. Biemans:
1953: J. van Baal en M.L. van Rosmeulen;
1958: M.L. van Rosmeulen en M.C. van der Westen
1962: A.J. Dikmans en M.C. van der Westen.

N.B.: In de periode 1942-1945 fungeerde burgemeester J. Sterkens als voorzitter van het college van burgemeester en wethouders en vanaf
1946 burgemeester P.J.A. Baetens

Gemeenteraad:
1946; J.A. Aarts, J. van Baal, J. van Baal, J.C. Biemans, P. de Graaf, M.J. Hennekam, J.J. Huijben, W.M. Maas, H. Smits, W. Pellis en
A.A. van der Veeken;
1946: J.A. Aarts, J. van Baal, J.C. Biemans, A.J. Dikmans, J.J. Huijben, A.J.C. Hurks, W.M. Maas, W. Pellis, A. Romme, A.A. van der Veeken
en P. de Vooght;
1949: J.A. Aarts, J. van Baal, W. Baremans, J. Bastiaansen, J.C. Biemans, A.J. Dikmans, J.J. Huijben, A.J.C. Hurks, A. Romme,
M.L. van Rosmeulen en H. Weterings;
1953: J.A. Aarts, J. van Baal, W. Baremans, J. Bastiaansen, J.C. Biemans, A.J. Dikmans, J.J. Huijben, A.J.C. Hurks, M.L. van Rosmeulen,
G.L. Smits en M.C. van der Westen;
1958: J.A. Aarts, W. Baremans, P. Biemans, A.J. Dikmans, J,J. Huijben, A.J.C. Hurks, J.R.A. Jansen, H.J.P. Lotstra, M.L. van Rosmeulen,
P. de Vooght en M.C. van der Westen;
1962: J.A. Aarts, C.W. Biemans, P. Biemans, J.P. Boot, A.J. Dikmans, P. Farla, J.J.Huijben, A.J.C. Hurks, J.R.A. Jansen, J.A. Lockx en
M.C. van der Westen.


A.4 Ambtenarenkorps.
De gemeente-secretarie van de gemeente Prinsenbeek was in de periode 1942-1962, zoals bij zoveel kleine plattelandsgemeenten in die tijd,
klein van opzet.
Bij het ontstaan van de gemeente in 1942, werkten er op het gemeentehuis slechts een vijftal ambtenaren in de binnendienst (inclusief secretaris)
en 4 in de buitendienst.
Gedurende lange tijd kwam hierin maar weinig verandering, want in 1952 was er alleen bij de buitendienst een tweetal ambtenaren bijgekomen.
Het aantal ambtenaren zowel in de binnen- als buitendienst nam toe tot een tiental personen in 1962.
De gemeente-secretarie kende geen afdelingsvorming. Iedere ambtenaar had zijn/haar eigen taakgebied onder directe verantwoordelijkheid van de
gemeente-secretaris.
Aan het hoofd van het ambtenarenkorps stonden in de periode 1942-1962 achtereenvolgens J. Sterkens (tevens burgemeester), P.J.A. Baetens
(tevens burgemeester), H.A. Huijbrechts en P.P.A. van Hal.


A.5 Gemeentehuis.
De gemeente Prinsenbeek verkeerde van 1942 tot 1969 in de merkwaardige situatie, dat het gemeentehuis buiten de gemeentegrenzen stond. Het oude
raadhuis van de opgeheven gemeente Princenhage werd immers in 1942 in gebruik genomen als gemeentehuis voor de nieuw gevormde gemeente Beek
Noord-Brabant. Het was de bedoeling spoedig te verhuizen naar het eigen grondgebied. Door de oorlogsomstandigheden en later de wederopbouwproble-
matiek kwam daarin echter niet zo snel verandering. Later werden er wel plannen gemaakt, maar tot daadwerkelijke uitvoering is het telkens niet
gekomen.
Aan deze bezwaarlijke situatie kwam pas een definitief einde toen de oude pastorie aan de Markt te Prinsenbeek werd aangekocht en in 1969 in
gebruik werd genomen als gemeentehuis.
Omdat de afstand Prinsenbeek/Princenhage voor veel inwoners te ver was, besloot men wel in 1960 een dependance voor Openbare Werken en Bouw- en
Woningtoezicht te openen in een pand gelegen aan het Kruispad 11. Deze dependance zou in gebruik blijven tot 7 september 1963, toen er een
hulpsecretarie werd geopend in het woonhuis van een voormalige boerderij gelegen aan de Groenstraat 59. De inwoners konden toen eindelijk, al was
het dan beperkt, in hun eigen woonplaats terecht voor gemeentezaken.



Gemeente Breda;  
 

7. Boeknummer: 00053  
Genealogie Familie van Alphen
Personen -- personen a-b-c-d           (2004)    [Jos van Alphen]
Genealogie Familie van Alphen. Familiegeschiedenis van het geslacht van Alphen uit Princenhage

FAMILIEGESCHIEDENIS VAN HET GESLACHT VAN ALPHEN UIT PRINCENHAGE
Opgetekend door Jos van Alphen; zoon van Christiaan, Petrus van Alphen en Catharina, Cornelia Bartels
Moergestel 2004

INLEIDING
Een familieverhaal schrijven is vlugger gezegd dan gedaan. Ik had er dan ook geen enkel vermoeden van wat dat met zich meebrengt toen ik tien jaar geleden op het idee kwam om
wat men noemt een stamboom samen te stellen. Dat idee was ontstaan bij het opruimen van de papieren toen mijn vader, Christiaan Petrus van Alphen was overleden in 1992.
Daarbij trof ik een, in zijn bekende 'Van Alphens' handschrift geschreven beknopte stamboom aan. In het korte verhaaltje uitte mijn vader het vermoeden dat zijn grootvader
rond 1830 geboren moest zijn. Dit maakte mij wel nieuwsgierig en zonder enige voorkennis stortte ik mij in dit avontuur dat later een verslaving bleek te worden.
Wat volgt is de beschrijving van hoe een en ander tot stand is gekomen. Hierbij wil ik mijn dank uitspreken aan de mensen van de verschillende archiefdiensten die mij op alle
mogelijke manieren hebben geholpen om dit verhaal samen te stellen.
Wat begon met het verzamelen van gegevens van de nog in leven zijnde familieleden en hun aanhang leverde al een heel pakket informatie op. Ondertussen was ik erachter
gekomen dat ik op het Streekarchief, toen nog gevestigd in Etten, ook nog wel iets zou kunnen vinden en dat bleek ook zo. Toen het Streekarchief verhuisde naar Zevenbergen,
verhuisde ik maar mee. Ik kwam er achter dat de Van Alphens in 1761 van Princenhage naar Terheijden waren verhuisd. De reden van deze verhuizing heb ik niet kunnen
achterhalen, vermoedelijk door oorlogsomstandigheden. Ze waren in die tijd ook arm althans ze hadden in Terheijden geen eigendommen. Hier is ook een heel gezin kinderen
geboren waarvan geen doopdatums bekend zijn. Deze zijn bij de brand van de kerk, in 1725 verloren gegaan. Het boek met onechte kinderen is gespaard gebleven dat was
toevallig die dag op het gemeentehuis. Maar omdat de familie wel belasting betaalde kon ik de geboortejaren van de kinderen alsnog achterhalen. Dit verblijf in Terheijden was de
enige keer dat de Van Alphens buiten Princenhage gewoond hebben in plusminus 500 jaar.
Toen ik in het Streekarchief van Zevenbergen niet wijzer kon worden, verhuisde ik naar het Stadsarchief in Breda waar tot mijn verbazing nog kaartenbakken vol met Van Alphens
zaten. Het bestand ging terug tot ongeveer 1600 zij het wel met enige haperingen van verloren gegane doop- en trouwboeken.
Om verder te komen moest ik mij bekwamen in het lezen van 'oud schrift'. Hieraan heb ik een winter besteed om mij vervolgens op de notariële aktes en vestbrieven te
concentreren. Ofschoon dit saaie kost was, ging het mij niet slecht af. Ik heb er verschillende wetenswaardigheden betreffende onze familie in gevonden.
Vestbrieven vormden vroeger een soort gemeentelijke administratie.

Eigen uitgave. Moergestel;  
 

8. Boeknummer: 00054  
Zo blijft PRINSENBEEK leefbaar voor 55+ers
Zorg -- Woonwensen ouderen Prinsenbeek           (2003)    [J.P. Van Bueren e.a.]
Zo blijft PRINSENBEEK leefbaar voor 55+ers
Eindrapport Prinsenbeek Ouderenproof 2003

Voorwoord
Met veel voldoening kunnen wij U de eindrapportage van het project 'Ouderenproof Prinsenbeek' overhandigen. Op initiatief van de Provinciale Staten is door Vitaal Grijs
Noord-Brabant in dorpen of wijken (10 a 15.000 inwoners) de evaluatie van leefbaarheid door en voor de ouderen, gestart.
Dit rapport kwam mede tot stand door de enthousiaste medewerking van zeer veel ouderen van alle leeftijden tussen 55 en 92 jaar.
Dit project geeft de wensen en behoeften aan, die de komende jaren het leven voor de 55+ers in Prinsenbeek mogelijk en aangenaam moeten maken. Zij immers weten water
nodig is om zelfstandig en toch verzorgd ouder te worden.
Alleen door hun participatie is dit een groot succes geworden. In talloze bijeenkomsten en vergaderingen is nagedacht, beredeneerd, besproken en op schrift gezet. Graag
onderstrepen wij hier dat het een uniek project is, dat alle aandacht verdient van de gemeente Breda en alle andere betrokken instanties en spreken onze dank uit voor haar
royale medewerking, zowel op ondersteunend als op financieel gebied.
Stuurgroep Ouderenproof Prinsenbeek,
P.J. Snoeker-Verboom, voorzitter

Inleiding
In het voorjaar van 2002 heeft een aantal ouderenorganisaties het initiatief genomen om te komen tot een een geïntegreerd ouderenbeleidsplan voor het dorp Prinsenbeek. Dat
moest gebeuren via een inspraaktraject in het kader van het project Ouderenproof, wat weer onderdeel is van het project Vitaal Grijs van de provincie Noord-Brabant.

Hier een overzicht van de betrokken organisaties:
-GOBO, Gezamenlijk Overleg Bredase Ouderenbonden, hierin zijn de Bredase ouderenbonden (KBO, PCOB en ANBO) verenigd, het GOBO heeft als belangenorganisatie een duidelijke rol in de gemeente Breda.
-OOB, Ouderen Overleg Breda, heeft een adviesfunctie voor de Raad en het College van B&W (dualisme)
-SOB, Stichting Ouderenwerk Breda is reeds jaren bezig met het realiseren van projecten en activiteiten ten behoeve van de ouderen in Breda.
-Dorpsraad Prinsenbeek

In enkele voorbereidende bijeenkomsten is door de betrokken partijen de bereidheid tot participatie uitgesproken. De gemeente Breda en de SOB hebben met menskracht en
deskundigheid dit project ondersteund. Tevens hebben de gemeente Breda en de provincie Noord-Brabant de financiën ter beschikking gesteld.
De ouderen-ambassadeur van de provincie heeft het project in de beginfase begeleid.

Reeds in september 2002 kon er een convenant worden ondertekend, waarin gemeente, OOB, GOBO en SOB hun medewerking toezegden en zich verbonden om het eindrapport
te beschouwen als basis van een te ontwikkelen integraal ouderenbeleid voor Prinsenbeek.
Tijdens de startbijeenkomst, in november 2002 was de belangstelling zeer groot, ruim 250 personen waren present en velen hebben zich verontschuldigd.
Aan het einde van de bijeenkomst kon men zich inschrijven voor de diverse thema-werkgroepen, zoals Zorg, Wonen, Welzijn en Dienstverlening, Verkeer en Mobiliteit en
Veiligheid. Opnieuw was de animo groot, ongeveer 60 personen meldden zich hiervoor aan!
De werkgroepen werden gecoördineerd door de projectgroep, zij was verantwoordelijk voor de voortgang en tevens het aanspreekpunt voor iedereen die hierbij betrokken was.

Als overkoepeling fungeerde een Stuurgroep die gevormd werd door: gemeente, OOB, GOBO en SOB. Zij is het die de eindrapportage, in het convenant genoemd beleidsplan,
aan de gemeente Breda zal aanbieden

De Beekse Ouderenproof Dagen op 2 juni 2003 overdag en 1 juli 2003 's avonds, gaven aan dat niets van het enthousiasme verloren was gegaan in de maanden van worsteling
met de materie. Minstens 200 personen waren aanwezig, waarbij in werkgroepen gebrainstormd werd ter voorbereiding van een schriftelijke enquête. Tevens is nog een
enquête gehouden onder de bewoners van het verzorgingshuis Oranjehaeve, locatie Hagedonk en de aanleunwoningen.

Deze korte inleiding kan bij lange na niet beschrijven hoeveel werk er verricht is in een korte periode. De Prinsenbekenaren kunnen met trots terugzien op dit resultaat.
Voor de gemeente Breda en alle betrokken instanties ligt hier een handleiding om het huidige en toekomstige beleid op af te stemmen.
Zo zullen ook de stuurgroep, projectgroep, de werkgroepleden en alle 55+ers in Prinsenbeek de totstandkoming van dit beleid volgen door middel van een
Verankeringsgroep en waar gewenst nogmaals hun bijdrage leveren aan de totstandkoming van zoveel mogelijk voorgestelde items.

De Projectgroep Ouderenproof Prinsenbeek,
J. Ph. van Bueren, voorzitter
Prinsenbeek, oktober 2003.

Stuurgroep Ouderenproof Prinsenbeek;  
 

9. Boeknummer: 00055  
Scouting Thomas More 50 jaar
Verenigingen -- Scouting Thomas More           (1988)    [Redactie o.l.v. Janssens, J.]
Scouting Thomas More 50 jaar. Extra uitgave 'De Wegwijzer'


TER INLEIDING
Het leek een aantal mensen een goed idee om ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan een extra uitgave van 'De Wegwijzer' te laten verschijnen, waarin voornamelijk feiten en gebeurtenissen uit het
verleden van onze 'Thomas More-groep' naar voren komen.

De een zal geschiedenis vervelend vinden, een ander toch wel leuk en weer een ander zegt er van te kunnen leren, wat eenmaal gebeurt is.
Hoewel 50 jaar een hele tijd is, is geschiedenis over de 50 jaar van onze groep een jeugdige aangelegenheid, want bepaalde personen, gebeurtenissen, terreinen en gebouwen, die verderop in dit blad ter sprake
komen, zullen velen van ons herkennen.

Je moet deze aflevering van ons groepsblad dan ook zien als een bonte verzameling van teksten enz., die waar nodig zijn herschreven en afkomstig zijn uit archieven, krantenknipsels enz..

De bedoeling van dit alles is niet alleen voor nu,maar ook om voor de toekomst een beetje geschiedenis over onze groep vast te leggen.
Tevens hopen wij op deze wijze meer luister bij te zetten aan ons 50-jarig bestaan.

Leden en oud-leden,
Ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de Thomas More groep is besloten een extra editie uit te geven van ons groepsblad 'De Wegwijzer'.
Aan vele leden en oud leden is gevraagd of men noch in het bezit was van foto's, krantenknipsels, plakboeken of andere zaken uit hun scoutingperiode.
Al deze verzamelingen zijn bekeken en door het speciale redactieteam in elkaar gezet en het resultaat ligt thans voor u.

Dit jaar staat onze vereniging volledig in het teken van het 50-jarig bestaan.
Naar de bevolking toe is dit op 4 januari jl. bekendgemaakt door op de eerste schooldag van het jaar aan de schoolkinderen een appel met sticker aan te bieden, tevens aan de burgemeester en Wethouders en aan
de bejaarden van Prinsenbeek.
Andere activiteiten zijn gezinsweekend, stafweekend, het dorpsspel, de officiële dagen en verder een gezellige dag voor alle leden en begeleiders.

Dat de Scouting Prinsenbeek in een behoefte voorziet, moge blijken uit het nog steeds groeiend aantal leden, ook aan stafleden is gelukkig geen gebrek. Mede bepalend is ook de goede locatie en een fantastisch
fijn groepsgebouw.

Langs deze weg wil ik alle leden, oud-leden, leiding, ouders en niet te vergeten de vrijwilligers, waar we regelmatig een beroep op doen hartelijk bedanken voor hun inbreng in de afgelopen 50 jaar en voor hun
activiteiten rond het 50-jarig bestaan.
Laten wij tevens de wens uitspreken, dat wij nog lange tijd op deze weg mogen doorgaan met de Scouting-activiteiten.

Prettige dagen toegewenst.
D.J. Bronder
Groepsvoorzitter Scouting Prinsenbeek.
Prinsenbeek, 15 mei 1988.

Eigen uitgave;  
 

10. Boeknummer: 00070  
Naar Achter Emer en Rietdijk en terug via de Heksenweel Burgtsedreef en Kesteren twee eeuwen lang.
Historie -- Haagse Beemden, algemeen           (2012)    [H.H.M. Van Opstal]
Naar Achter Emer en Rietdijk, Burgtsedreef en Kesteren

Inleiding
In navolging van andere uitgaven en beschrijvingen uit buurtschappen voelde ik
mij geroepen , als een van de jongste generaties afkomstig van Kesteren de
oude verhalen en families die in het besproken gebied woonden en leefden op
papier te zetten. Gelukkig waren er nog veel personen die ik gesproken heb ,
die een stukje ouder waren en zich nog veel herinnerden van vroeger, hoe het
geweest was en die mij zeer graag deelgenoot wilden maken van hun kennis en
belevenissen. Zij kwamen met foto’s en knipsels uit vervlogen tijden. Dank ben ik
ook verschuldigd aan het stadsarchief Breda en Regionaal archief West Brabant
waar veel gegevens en foto’s vandaan kwamen. Uit dit gebied is in het verleden
al meer geschreven ( zie het boekje Hage nr 9 uit 1973) door Herman Dirven en
Piet Dekkers . Dit boekje gaat echter specifiek over het wel en wee van het
landgoed Burgst. Ook over den Emer is al veel in beeld gebracht en geschreven
in dit boekje gaat het over de mensen die er gewoond en geleefd hebben, vanaf
begin 1800 tot de annexatie van ongeveer 1970 toen Breda er bezit van nam.
Hoofdpersonen zijn de bewoners die er woonden net na de 2e wereldoorlog .Ik
ben er van overtuigd dat vele ouderen dit boek een gevoel geeft van weer even
terug in de tijd te zijn ,hoe het eens was , hoe het nooit meer zal zijn. Blijft ook
het gegeven dat het nooit volledig zal zijn omdat er altijd personen zijn die ik niet
te spreken heb gekregen, gewoon omdat ze er niet meer zijn . Maar als ze terug
konden komen en ze zouden het hier zien? Ze zouden het niet geloven.
Wie zou toen gedacht hebben dat anno 2012 de Haagse Beemden volgebouwd
zou zijn? Ja als ze het wisten...'Ze zouwe dur eigen omdraaien in het graf'.
Het boek is ook een paradijs voor genealogen omdat de gezinnen nagenoeg
geheel beschreven zijn. Ik heb bewust weinig uitlatingen gedaan of de panden al
dan niet eigendom zijn van de bewoners of dat de boerderijen werden gepacht.
Hopelijk geeft dit boek ook inspiratie aan anderen om een schrijven te wagen aan
hun buurtschap zodat het voor de latere generaties bewaard blijft.
Grintweg met Hooijdonksestraat en Bredestraat of Mr. Bierensweg .Gageldonk
Steenakker, Den Briel en Overveld of het Centrum van de Beek
Allemaal herinneringen maar........het kan nog.
H.M. (Henk) van Opstal 2012

Eigen uitgave;  
 

11. Boeknummer: 00077  
Beekse Negotie. Geschiedenis van het winkelbestand in Beek 1945-1950
Ondernemingen -- Algemeen           (2002)    [Kees Nagelkerke]
Beekse Negotie

VOORWOORD
Dat de wereld de laatste decennia erg is veranderd is iedereen duidelijk. Op allerlei gebied laten de ontwikkelingen zich zien en zeker ook in de negotie die tegenwoordig de
commerciële sector heet. Halverwege de vorige eeuw was in een dorp als (Prinsen)Beek de buurtwinkel nog iets waar men niet buiten kon en was een dagje winkelen in de grote
stad met de “deftige” winkels voor velen nog een belevenis. Tegenwoordig zijn grootwinkelbedrijven, supermarkten, e-commerce, internet-shoppen enz. heel gewoon..
Hoorde vroeger het winkelbezoek bij het normale werk van iedere dag, nu doen we veelal éénmaal per week boodschappen en gaan we “fun-shoppen”. Betalen met gewoon geld
raakt uit en pinnen en chippen is normaal. Het is allemaal zakelijker en afstandelijker geworden. Dat was vroeger anders.
Geen wonder dat iedereen, die de jaren vlak na de oorlog bewust heeft meegemaakt, nog wel eens met weemoed terugdenkt aan die tijd waarin de winkel niet alleen een plaats was
waar je iets kon kopen, maar ook een trefpunt voor de dorpse gemeenschap.
Ook zondags was de winkel open en even achterom binnenlopen buiten de openingstijden was gewoon. Lief en leed werd er gedeeld en de dorpsnieuwtjes en -roddels werden er
uitgewisseld. Men betaalde met contant geld, maar “opschrijven” (op rekening kopen) was ook geen probleem als de klant in een moeilijke financiële gezinssituatie verkeerde.
Iedereen kende immers iedereen en had elkaar nodig, want men was op elkaar aangewezen voor hulp en inkomsten. De sociale en economische functie van de plaatselijke
middenstand in die tijd in een dorp moet daarom zeker niet onderschat worden.
De heemkundekring was dan ook erg verheugd over het idee van onze plaatsgenoot Kees Nagelkerke om over de Beekse middenstand uit die tijd een (foto)boek samen te stellen.
Kees - geboren en getogen Bekenaar en zoon van een plaatselijke bakker - is als geen ander daartoe in staat omdat zijn kennis van Beek/Prinsenbeek onuitputtelijk is.
Bovendien bezit hij het talent om anderen te enthousiasmeren en te motiveren om hieraan mede te werken. Zijn inspanning is niet voor niks geweest, want het is een prachtig boek
geworden dat een open plek in de geschiedschrijving van ons dorp heeft ingevuld.
De dank van het bestuur van Heemkundekring Op De Beek en zeker ook van alle lezers gaat uit naar de schrijver en al degenen die hem hun medewerking gegeven hebben, veelal
in de vorm van het aanleveren van gegevens en foto’s.
Het boek zal voor velen - naast het lees- en kijkgenot - een waardevol bezit zijn, waarbij de herinneringen aan het straatbeeld en de winkeliers van vroeger weer boven komen.
Ad van Melis
Voorzitter Heemkundekring OP DE BEEK.

TER INLEIDING
Niets nieuws vertel ik u als ik zeg, dat er over Beek-Prinsenbeek al heel veel is geschreven Om een aantal boekwerken hiervan te noemen. .
De serie Hage over de geschiedenis van Beek en Princenhage, twee boekjes met Beek in prentenbriefkaarten, het huis aan huis verspreide boek “55 jaar zelfstandig Prinsenbeek ,
boek 100 jaar harmonie Amor Musae, boek 200 jaar vrijwillige brandweer boek 80 jaar tuinbouwver. St. Isidorus, twee boeken over Beeks karnaval, boek over oorlog op de Beek,
boek Beekse Indië-gangers, toetenboek met bekende Beekse gezichten, boek 200 jaar parochie Prinsenbeek.
Als er zoveel en zo vaak over zulk een toch kleine gemeenschap wordt geschreven en vastgelegd, betekent dat tegelijkertijd dat zulk een gemeenschap leeft, dat het iets te
bieden had en heeft, dat er activiteiten zijn en een groots verenigingsleven. En al is Prinsenbeek dan wel niet het mooiste dorp van Brabant, we zijn toch trots op de hechte
band die ons dorp heeft en altijd heeft gehad.
En dan nu weer een boek? Moet dat zonodig? Moeten natuurlijk niet, maar er is een categorie die nimmer is beschreven en dus tot op heden onderbelicht is gebleven en dan
doel ik hier op de PrinsenBeekse negotie.
Zolang Beek bestaat is er altijd een levendige handel geweest op allerhande gebied.
En het is goed dat ook zoiets voor ons, maar vooral voor ons nageslacht wordt vastgelegd.
Het is belangrijk dat in beeld wordt gebracht en wordt gekoesterd hoe onze voorgangers zaken deden en wat voor zaken ze deden!!
Wist u dat er een halve eeuw geleden in Beek 51 winkels waren, waarvan er 40 in zijn geheel zijn verdwenen? En dat er van de resterende 11 nog slechts 6 zijn, waarin dezelfde
familie, zij het de derde generatie, is gevestigd?
En het zijn deze 51 winkels, die ik in dit boek wil beschrijven met daarbij uiteraard de nodige foto’s.
Dan zullen ei bij u, geachte lezer, direct vragen naar voren komen van: waarom staan er die en die niet in. Het is goed dat ik u dit maar gelijk kan uitleggen.
Allereerst zij gezegd dat er in dit boek alleen winkels worden beschreven En dan die winkels, die er in de periode 1945/1950 in Beek bestonden, dus ruim een halve
eeuw geleden. Dat betekent dat winkels die er voor die periode waren, maar in genoemde periode niet meer, ze ook niet in dit boek worden vermeld.
Het betekent evenzeer dat winkels die NA 1950 zijn opgestart niet in dit boek voorkomen Natuurlijk zullen er dan grensgevallen zijn, maar er is een duidelijke grens
getrokken en dat is 1950.

klik op de pijlpunt links voor het volledige voorwoord


Dan moet ook nog worden vermeld dat er in genoemde periode vele andere zaken en bedrijven waren, doch zonder winkel en ook die zult u in dit boek niet terug vinden
We hadden toen diverse aannemersbedrijven, er waren twee kolenboeren twee klompenmakers, twee horlogemakers, twee wagenmakers, er was een boerenbond en er
was een melkfabriek, want de nering tierde hier welig.
Tenslotte zij nog gezegd, dat er mogelijk een of twee winkels meer waren dan in het boek genoemd. Dat zijn dan winkels die ik niet heb kunnen achterhalen en waar dan ook geen
gegevens en foto’s van zijn.
Alle in het boek voorkomende families zijn door mij persoonlijk benaderd en via een oproep in Modem Prinsenbeek, ons lokale weekblad, hebben anderen in elk geval de
gelegenheid gehad te reageren.
Om te voorkomen dat ik mogelijk de verkregen informatie verkeerd zou interpreteren, heb ik alle personen, waarvan ik materiaal leende, de tekst ter correctie aangeboden,
doch blijf ik uiteraard volledig verantwoordelijk voor de inhoud.
Ik ben er mij van bewust dat er foto’s in staan, die kwalitatief niet spectaculair zijn, maar het is niet altijd de kwaliteit van een foto die boeit, ook de eraan verbonden herinnering
deed opname verantwoorden.
Dat bij de een meer foto’s staan afgedrukt dan bij een ander heeft uiteraard te maken met het beschikbaar zijn van het materiaal.
Om een en ander zo overzichtelijk mogelijk te maken, worden de winkels per straat behandeld, beginnend op de Markt, dan Beeksestraat, Kapelstraat, Groenstraat, Valdijk en overige.
Graag wil ik al degenen bedanken, die zo bereidwillig en vriendelijk waren om mij de nodige informatie te geven en tijdelijk hun (vaak dierbare) foto’s af te staan. Een en ander
gebeurde meestal onder het genot van een kopje koffie.
Zonder hun hulp was dit boek nooit tot stand gekomen.
Ik hoop hiermede een bijdrage te hebben geleverd aan de Beekse c.q. Prinsenbeekse geschiedenis, die nu dus niet in een sigarenkistje of in een schoenendoos wordt bewaard,
maar in boekvorm altijd kan worden terug gevonden.
Moge dit boek ertoe bijdragen, dat wij en onze kinderen zuinig worden op wat nog bewaard is gebleven en dat we beseffen dat de hardwerkende winkeliers uit het verleden
Prinsenbeek mede hebben gemaakt van wat het nu is...
Kees Nagelkerke


Heemkundekring Op de Beek;  
 

12. Boeknummer: 00081  
Breda Bevalt. Herinneringen van 28 Bekende Nederlanders aan hun geboortestad. Hans van Mierlo; Corry Brokken; Joris Rasenberg; Rein Welschen; Dimitri van Toren; Hubertus Ernst; Josine van Dalsum; Onno Ruding; Kees Rijvers; Maria Goos; Oek de Jong; Tijs Verrest; Ruud Benard; Jurgen van den Goorbergh; Marga Minco; Corry Konings; Moniek Toebosch; Arnold Heertje; Hugo Haenen; J.P. van Gastel; Remco van Wijk; Beertje van Beers; Eric Albada Jelgersma; Vic v.d. Reijt; Pieter Laurens Mol; Henri van der Biesen; Flip Bolluyt
Historie -- Breda, algemeen           (2001)    [Martijn Jas]
Breda Bevalt. Herinneringen van 28 Bekende Nederlanders aan hun geboortestad.
INLEIDING
Het jaar 2000 was een succesvol jaar voor Breda. NAC promoveerde naar de hoogste afdeling van het betaald voetbal,
de popgroep Abel stond wekenlang op nummer één met Onderwegen Big Brother Ruud werd de nationale knuffelbeer.
Scenarioschrijfster Maria Coos werd benoemd tot officier in de orde van Oranje-Nassau, dj Tiësto was de beste dance-
discjockey van Nederland, Remco van Wijk behaalde een gouden plak op de Olympische Spelen en Moniek Toebosch
kreeg een oeuvre-prijs. Vic van de Reijt stelde de Top 100 van Nederlandstalige singles samen en van Corry Brokken verscheen
de autobiografie Wat mij betreft.
■ Door al die successen ging in Amsterdam mijn Breda-hart sneller kloppen. Al jaren wist ik dat Hans van Mierlo in Breda
geboren was, net als josine van Dalsum en Onno Ruding. Maar hoe en waar zij hun tijd hadden doorgebracht in de
stad, wist ik niet. Zo ontstond het idee voor BREDA BEVALT, herinneringen van 28 bekende Nederlanders aan hun geboortestad.
■ Ik stelde voor mezelf een aantal criteria. Zo vond ik dat de bekende Nederlanders die in aanmerking kwamen per se in
Breda geboren moesten zijn. En daarmee bedoel ik het Breda van na de oorlog, inclusief Ginneken en Princenhage. Iemand
die wel in Breda getogen was maar niet geboren, zoals bijvoorbeeld Pierre Kartner, kwam niet op mijn lijst voor. Verder
stelde ik me als doel om een zo gemêleerd mogelijk gezelschap bij elkaar te krijgen. En in de verhalen moest één thema
naar voren komen: Breda.

klik op de pijlpunt links voor de volledige inleiding


■ Dankzij het stadsarchief van Breda, mijn oud-collega's van BN De Stem, familie en vrienden, ben ik tot een indrukwek-
kende namenlijst gekomen. De uiteindelijke selectie heb ik zelf gemaakt. Opmerkelijk was dat iedereen die ik heb bena-
derd, direct ja zei op mijn verzoek voor een interview over hun geboortestad.
■ In BREDA BEVALT! streef ik niet naar volledigheid want ik weet dat er meer dan 28 bekende Nederlanders hun wieg in
Breda hadden staan. Wellicht dat een andere auteur zich geroepen voelt om in de toekomst deel twee te gaan maken.
■ Een jaar lang heb ik met veel plezier aan dit boek gewerkt. Omdat het een non-budgetproject betrof, was ik aangewezen
op de belangeloze medewerking van een groot aantal mensen. Ik wil allereerst de 28 hoofdpersonen van BREDA BEVALT!
hartelijk bedanken voor hun enthousiaste medewerking en vertrouwen. Zonder die prettige samenwerking was het
boek niet geworden wat het nu is.
■ Ik dank grafisch ontwerper Jeroen Jas, fotograaf Certjan Koeken, tekstadviseur Piet Rasenberg en mede-eindredacteur
Pim Cluistra. Zonder deze vier personen had ik dit project nooit kunnen voltooien. Tot slot wil ik, naast alle sponsors,
twee Pauls bedanken: Paul de Leeuw die de titel bedacht en professor dr. Paul Schnabel, directeur van het Sociaal en
Cultureel Planbureau, die het voorwoord heeft geschreven. Laatstgenoemde is niet in Breda geboren maar wel getogen.
Martijn Jas, november 2001



VOORWOORD
Eén procent van de Nederlanders woont in Breda. Ik heb nog nooit iemand meegemaakt die het daar niet beviel. Een aan-
gename stad, al heeft dat de meeste Bredanaars in dit boek er niet van afgehouden de wereld in te trekken. Sommigen,
als Arnold Heertje of Oek de Jong, hebben van hun geboortestad ook niet meer dan hun wiegje gezien, anderen, zoals
Kees Rijvers en Jurgen van den Coorbergh, komen regelmatig uit Frankrijk even langs voor familie en vrienden. Voor de
meesten is Breda echter toch een afgesloten hoofdstuk in hun leven. Vaak wel een belangrijk hoofdstuk, omdat daar de vic-
torie begon of simpelweg omdat daar de tienertijd lag. Dan wordt de stad pas echt van jou, weg uit de eigen straat en buurt,
op de fiets of de brommer naar school, naar de cafés op de Havermarkt, het stadion van NAC en het eerste vriendinnetje.
■ Dat was ook mijn Breda. Al ben ik er niet geboren en ook niet gebleven, het is toch de stad van mijn jeugd. Bijna elke
straat en elke plek die mijn vroegere stadgenoten noemen, zie ik meteen voor me. Net als Rein Welschen zat ik op de
Lourdesschool en met Vic van de Reijt zat ik op het Onze-Lieve-Vrouwelyceum. Ik weet nog precies hoe de stad er bijna
veertig jaar geleden uitzag, hoe het rook bij de H.K.I., hoe koud het met carnaval kon zijn, hoe zwart de Mark was en hoeveel
salamanders er achter de Kogelvanger in het Mastbos zaten. Op weg naar school passeerde mij soms de groene Jaguar
met chauffeurvan minister Toxopeus. De wereld veranderde. Op dansschool De Kruijff werd de Engelse wals gestopt toen
het bericht kwam dat president Kennedy vermoord was. Met mijn eerste CJP zag ik in het net tot stadsschouwburg ver-
bouwde Concordia Ank van der Moer schelden en tieren in Wie is bang voor Virginia Woolf. De jongerenmis werd een
beatmis en we zongen 'Dank u Heer, dat ik u danken mag' de hitparade in. De televisie kwam naar Breda, maar de opnames
van het jeugdparlement eindigden in zo'n chaos dat het niet tot een uitzending kwam. Dick Dees was toen fractievoorzitter
bij de jonge liberalen, ik bij de jongeren-KVP. Wij droegen nog pakken en dassen, maar dat zou niet lang meer duren.

klik op de pijlpunt links voor het volledige voorwoord


■ Dit is een Bredaas verhaal, maar zoals alle verhalen in dit boek is het ook een persoonlijke getuigenis van de geschie-
denis van de modernisering van Nederland. Zelfs bisschop Ernst praat nauwelijks meer over de kerk, die zo lang zijn
stempel op het leven van de stad heeft gedrukt. De oude industrieën zijn bijna net zo snel verdwenen. Toch is de welvaart
groter dan ooit. De armoede in het Westeinde, waar Corry Konings van vertelt, bestaat niet meer. Ook wie het nu niet
breed heeft, is er toch altijd nog veel beter aan toe dan de arbeider, onderwijzer of ambtenaar van vijftig jaar geleden.
Nette armoede was het bij Filip Bolluyt en vele anderen, met geen geld voor een auto, vakantie, of zelfs maar een paar sport-
schoenen. Standsverschillen kon je nog zien en ruiken. Het geld woonde niet in het Noorden en het Westen, steeds min-
der ook binnen de singels, de wereld van Henri van den Biesen. De Baronielaan en de Ginnekenweg vormden de coördinaten
van het echte Breda, en dat is nog steeds zo. Daar staan de mooiste huizen en liggen de beste scholen, de hockey- en
tennisvelden. Hans van Mierlo groeide op aan de Ginnekenweg, net als Eric Albada Jelgersma. Onno Ruding woonde
aan de Baronielaan.
■ Een onzichtbaar verschil met vroeger is de zoveel gemakkelijker acceptatie van een carrière in de kunst, de muziek
of de sport. Remco van Wijk, Tijs Verwest, Beertje van Beers en Joris Rasenberg - de jongste generatie bekende Bredanaars -
hebben opvallend vaak met steun van hun ouders kunnen doen wat ze graag wilden en waar ze graag goed in wilden
zijn. De oudere generatie had wat dat betreft minder te kiezen, behalve als je, zoals Moniek Toebosch, zelf uit een artistiek
nest komt. Iemand als Corry Brokken had alles tegen. In haar jonge jaren was er ook nog geen spoor van het uitgaansleven,
dat midden jaren zestig al zo groot was, dat ik als eerstejaars Utrecht een dood water vond. Een kunstacademie als St. Joost
had je daar niet en het studentenleven speelde zich nog volledig binnen de muren van de sociëteiten af. Utrecht is ove-
rigens inmiddels erg op Breda gaan lijken, zoals trouwens alle Nederlandse binnensteden 'bourgondischer' geworden
zijn. Een raar begrip eigenlijk, want in Breda was vroeger echt ook niet veel te doen. Wie uit wilde gaan, ging naar Antwerpen.
In de levensverhalen is dan ook een generatiebreuk te bespeuren in de waardering van de sfeer van Breda. Wie er voor 1960
is opgegroeid, herinnert zich een andere, veel burgerlijker en bekrompener stad dan wie Breda 'bevrijd' heeft meegemaakt.
De discrete charme van de binnenstad is pas laat ontdekt. Op het nippertje trouwens, want het gemeentebestuur had
toch meer een soort tweede Tilburg in gedachten.
■ De warme gevoelens van veel Bredanaars voor hun geboortestad strekken zich dan ook niet uit tot hun bestuurderen. Dat
is wederzijds, want de interesse van het stadsbestuur in zijn min of meer beroemde zonen en dochters - van Marga Minco
tot Maria Coos en Hugo Haenen, van Paul den Hollander en Pieter Laurens Mol tot Josine van Dalsum - grenst aan ver-
waarlozing. Nog altijd is over de eindeloze buitenwijken die Breda aan alle kanten omringen de toren van de Grote Kerk
te zien. 'Te wit' vindt Dimitri van Toren, maar Jean-Paul van Gastel beklimt enthousiast alle bijna 400 treden en ik vind
het nog altijd de mooiste gotische kerk van Nederland. De toren bepaalt het beeld van de stad, die hoorbaar wordt in de
taal die door Ruud Benard in heel Nederland synoniem is geworden voor gezelligheid. Die taal heb ik nooit gesproken,
maar ik hoor hem nog altijd graag. Breda bevalt.
Paul Schnabel


M. Jas Amsterdam / uitgeverij Kapstok;  
 

13. Boeknummer: 00095  
75 jaar RK Baroniesche Tuinbouwvereniging / Coöperatieve Tuinbouwveiling RBT 1908-1983
Belangenverenigingen -- Tuinbouwvereniging St. Isidorus           (1983)    [N. Rops vzt e.a.]
75 jaar RK Baroniesche Tuinbouwvereniging / Coöperatieve Tuinbouwveiling RBT 1908-1983

Voorwoord
De Coöperatieve Tuinbouwveiling R.B.T. b.a. te Breda viert in 1983 haar 75-jarig bestaan.
Bij deze gelegenheid zullen we terugzien naar een boeiend verleden van de Baronie van Breda in de periode 1908-1983.
Dit fotoboek laat de ontwikkeling zien van vollegronds- en glastuinbouw in Breda met daar omheen 26 dorpen gedurende deze 75 jaar.
Het bestuur heeft juist dit jubileum aangegrepen om de aandacht te vestigen op de jongste uitbreiding en gebruikneming van neerzethallen, waarmede wederom een nieuw tijdperk wordt
ingeluid in de geschiedenis van de veiling.
Vele medewerkers en bestuursleden hebben hun deel bijgedragen om de 'R.B.T.' met zijn tijd mee te laten gaan.
Direktie en bestuur willen op deze manier de gebeurtenissen bundelen en ze tot een blijvende herinnering maken om daarmede hulde te brengen aan onze voorgangers, die met veel moed en
inzet het de huidige generatie mogelijk heeft gemaakt verder te bouwen op een gezond fundament.
Getracht is een evenredig aantal foto’s van alle afdelingen, voorzover deze ter beschikking waren, op te nemen.
Dit alles is mogelijk geworden door medewerking van oud-bestuursleden, kopers, medewerkers en telers.
Ondermeer aan bovenstaande groeperingen breng ik dank voor het in bruikleen afstaan van het grote aantal foto’s, die het ontstaan van dit boek mogelijk hebben gemaakt.
Dank breng ik ook aan de personen van het Rijkstuinbouwconsulentschap te Tilburg, Proeftuin, lagere- en middelbare tuinbouwschool en standsorganisaties die allen eveneens hun medewerking
hebben verleend.
Met de keuze van foto’s en tekst is getracht de lezer een redelijk goed beeld te geven van de 'R.B.T.' veiling zoals het vroeger was en ten dele nog is.
N. Rops
Voorzitter

RBT-veiling Breda;  
 

14. Boeknummer: 00120  
De Oranjeboom Deel 55.
Historie -- Breda, algemeen           (2003)    [Hans de Jong, Jan van ’t Hof, Bert Oudenhoven, Ton Kappelhof, Wim Munier, Vroukje Muntjewerff, Jan van Mosselveld, Jacob jonker, Simon Vosters]
De Oranjeboom Jaarboek 2002. Deel 55
Anderhalve eeuw parochieleven in Breda | Kloosters in Breda
en omgeving 1800-heden | Oprichting RK HBS Oosterhout en schoolstrijd Dongen-Oosterhout |
De Bredase kooplieden Johan en Cornelis de Wyse 1636-1725 | 3 Terechtstellingen in Breda 1751 |
Melkertbanen (werkverschaffing) van de 18de eeuw in Breda | De Slotjes in Oosterhout |
Het slotje Borsselen in Oosterhout | Het beleg van Breda 1625 opnieuw bezien;

Ten geleide
Het vijfenvijftigste jaarboek van ‘De Oranjeboom’ is weer van de persen getold.
Ook dit jaar is het bestuur uitermate trots, dat de redactiecommissie en de auteurs van de verschillende artikelen kans gezien hebben een grote variëteit van artikelen te
presenteren. Namens het bestuur dank ik daarom iedereen die op welke wijze dan ook aan dit jaarboek meewerkte, bijzonder hartelijk.
Vorig jaar was de herdenking van het 750-jarig bestaan van de stad Breda reden om een jaarboek te doen uitkomen met onderwerpen die geheel en al aan de stad
Breda gewijd waren. De oprichting van het bisdom Breda in 1853 is een goede reden om een aantal ‘kerkelijke artikelen’ te plaatsen. Artikelen over de parochieont-
wikkeling in Breda en over de kloosters in en in de omgeving van Breda zijn hiervan het resultaat. Het bisdom Breda, de kloosters en de rooms-katholieke onderwijsin-
stellingen zijn op tal van manieren nauw met elkaar verbonden. Daarom wordt in dit jaarboek ook bijzondere aandacht besteed aan het vijftigjarig bestaan van het Mgr.
Frenckencollege in Oosterhout.
Daarnaast presenteren wij u weer een keur van artikelen over de stad en het land van Breda, geheel en al conform onze doelstelling om studies te (laten) maken
omtrent onderwerpen uit de geschiedenis van onze regio.
In verband met het 150-jarig bestaan van het bisdom Breda bieden wij dit jaar ons 55e jaarboek aan aan de bisschop van het bisdom Breda, mgr. M. Muskens. Het
bisdom is weliswaar aanmerkelijk groter dan stad en land van Breda, maar wij kunnen ons gelukkig prijzen, dat de hoofdzetel van het bisdom al 150 jaar in onze regio
gevestigd is.
Namens het bestuur van ‘De Oranjeboom’ wens ik u dit jaar ook weer veel leesplezier. Hartelijk dank ook voor de belangstelling die u aan de dag legt voor de
doelstellingen van onze vereniging, waarvan u door uw trouwe lidmaatschap ook telkens weer blijk geeft.
Arnold van den Berg,
voorzitter


Voorwoord
Bij de samenstelling van dit jaarboek heeft de redactie, behalve natuurlijk van de auteurs, veel steun van een aantal instellingen en personen gehad. Al vele jaren doen
wij nooit tevergeefs een beroep op de Rijksdienst voor Monumentenzorg, het Stadsarchief Breda, het Breda’s Museum en de Koninklijke Militaire Academie.
Zonder iemand tekort te willen doen, bedank ik in het bijzonder Jean Bergé voor zijn aanstekelijk enthousiasme en het beeldmateriaal dat hij ter beschikking gesteld
heeft, kunsthistoricus drs. E. Dolné voor zijn adviezen en het ter beschikking stellen van beeldmateriaal, archiefmedewerker G. Otten, conservator Pierre van der Pol
voor zijn adviezen en de neerlandicus drs. C. Stevens voor zijn taalkundige adviezen, Op het gevaar af dat de lezers zich tevreden stellen met het kennis nemen van
het voorwoord toch nog enkele inhoudelijke aspecten van de verschillende bijdragen.
Drs. J.C.M de jong inventariseert en analyseert in zijn bijdrage de ontwikkeling van het Bredase parochieleven van de laatste honderdvijftig jaar. Zijn bijdrage maakt
duidelijk dat er op dat terrein nog veel werk te verzetten is. Niet alleen onderzoek, maar ook het veilig stellen van archiefmateriaal moet een grote prioriteit krijgen,
omdat anders een belangrijk cultuurgoed verloren dreigt te gaan.
De kunsthistoricus drs. J. van ’t Hof voert de lezer langs de vele kloosters die sinds 1800 in en rondom Breda bestaan hebben. Zijn aandacht richt zich daarbij niet
zozeer op het geestelijk leven van de kloosterlingen, maar op de gebouwen waarin de kloostergemeenschappen hun monastieke idealen probeerden te verwezenlijken.
Door de ontwikkelingen van de laatste decennia op godsdienstig gebied dreigt ook hier veel historisch erfgoed verloren te gaan. In de strijd om het behoud ervan heeft
De Oranjeboom in Van ’t Hof een goede medestander gevonden.
In mei 2002 werd in Madrid een symposium gehouden over het beroemde beleg van Breda door Spinola in 1624-1625. Een van de sprekers was dr. S.A. Vosters,
die de opdracht had het beleg vanuit de Nederlandse invalshoek te belichten. Hij maakte van de gelegenheid gebruik om zich in Spanje op de hoogte te stellen van de
kritieken over een nieuwe roman waarin deze belangrijke episode uit onze Tachtigjarige Oorlog een belangrijke rol speelt. In zijn bijdrage in dit jaarboek
brengt Vosters verslag uit over zijn bevindingen en plaatst hij enkele kritische kanttekeningen bij de heersende opvattingen over het bovengenoemde beleg van Breda.
Voor drs. E.A.J. Oudenhoven was zijn boek 'Van Schapendries tot Slotlaan’ (2001) over het Mgr. Frencken College de aanleiding om in zijn bijdrage in dit jaar-
boek dieper op de oprichtingsperikelen van het Mgr. Frenckencollege in te gaan.

klik op de pijlpunt links voor het volledige voorwoord


Zijn beschouwing verbetert het inzicht in de manier waarop in het begin van de jaren vijftig van de vorige eeuw lokale overheden en onderwijsorganisaties met elkaar omgingen.
De bijdrage van J.H. van Mosselveld is het derde deel en tevens de afronding van twee eerdere publicaties van zijn hand in het jaarboek van De Oranjeboom over
de Slotjes van Oosterhout. In goede harmonie met Van Mosselveld heeft J. Jonker de jongste geschiedenis van het slotje Borsselen beschreven. Hoewel dat laatste slotje
ook wel Borssele genoemd wordt, is in het jaarboek om verwarring te voorkomen voor de naam Borsselen gekozen.
Van de Westbrabantse grote steden heeft Oosterhout de twijfelachtige eer de enige stad te zijn die geen wetenschappelijk verantwoorde stadsgeschiedenis heeft.
Zonder dat er goede detailstudies zijn verricht, kan een dergelijke monografie nooit geschreven worden. In dit jaarboek zijn drie detailstudies over Oosterhoutse onder-
werpen opgenomen met het doel het historisch onderzoek van de Oosterhoutse geschiedenis te bevorderen.
Drs. V. Muntjewerff-van den Hul geeft in dit jaarboek blijk van haar grote kennis van de armen- en ouderenzorg in het verleden. Het woord ‘Melkertbanen’ uit de
titel van haar bijdrage prikkelt tot het lezen ervan. Zou Melkert het er in de achttiende eeuw ook zo goed van af gebracht hebben?, is een vraag die onwillekeurig
opgeroepen wordt.
In het verleden hebben de koopman en de kerk vaak gemeenschappelijk hun weg door de samenleving afgelegd. Een bewijs daarvan is het Kapucijnenklooster in
Meersel-Dreef net over de Belgisch-Nederlandse grens ten zuiden van Breda. Dr. A.C.M. Kappelhof heeft op zijn bekende grondige manier de achttiende-eeuwse
kooplieden De Wyse bestudeerd en kwam daarbij vanzelf in het klooster te MeerselDreef terecht.
De redactie hoopt met dit jaarboek een nieuwe bijdrage te hebben geleverd tot een verantwoorde wetenschappelijke bestudering van de Westbrabantse geschiede-
nis. De lezers worden aangespoord hard aan de slag te gaan, want het volgende jaarboek is al in de maak. Auteurs moeten zich daarvan niet laten afschrikken, want voor
goede, originele bijdragen is er altijd plaats in ons jaarboek.
Namens de redactie,
Jan Schulten, voorzitter


Geschiedkundige en Oudheidkundige Kring De Oranjeboom;  
 

15. Boeknummer: 00121  
De Oranjeboom Deel 56
Historie -- Breda, algemeen           (2004)    [T.Kappelhof, Ada Peele, Pierre van der Pol, Cock Gorisse, Joop Bakker, Jan Schulen]
De Oranjeboom Jaarboek 2003. Deel 56
Van kasseien en kanalen. Personen en goederenverkeer om Breda 1500-1800 |
De begrinding van de Horenhilsedijk | De kerk afgebeeld (OLVkerk Breda) |
RK woningbouwver. Oosterhout 1919-1939 | J.E.A.v.d.Poel en aril/meistatingen 1943 in Breda |
Zuivering van de burgemeester van Beek, Jacobus Sterkens.

Ten geleide
Dit is alweer de vijfde keer, dat ik - sinds mijn verkiezing in de jaarlijkse Algemene Ledenvergadering van juni 1999 tot voorzitter van De Oranjeboom —
een ‘Ten Geleide’ bij het Jaarboek mag schrijven.
De vijfde en tevens de laatste keer, want in de Algemene Ledenvergadering van dit jaar ga ik de functie van voorzitter, waarvoor de vereniging mij koos, neerleggen.
Dit doe ik met enige weemoed, omdat ik het in mijn periode als opperplukker van de vruchten van ‘De Oranjeboom' en van ‘hoofdopzichter van de tuin waarin
‘De Oranjeboom’ zijn vruchten voortbracht, het zeer naar mijn zin had.
Maar ik vind het ook tijd, dat een jongere kracht mijn taak gaat overnemen. In de ledenvergadering van 25 mei a.s. wordt de kandidatuur van de heer Cees
Machielsen uit Breda aan u voorgelegd.
Tot mijn grote vreugde - en die van het bestuur - is de redactiecommissie er ook dit jaar weer in geslaagd zes prominente auteurs aan te trekken. De inhoud van
hun studies over regionale historische onderwerpen is van een grote variëteit.
Naast artikelen over de stad Breda - welke inmiddels de helft van het aantal inwoners van onze regio omvat - treft u ook bijdragen over onderwerpen uit het Land
van Breda aan.
Maar ook de tijdspanne tussen de onderwerpen uit de verschillende artikelen is groot. Behalve studies, die betrekking hebben op redelijk lang vervlogen tijden,
vindt u er ook die dateren uit de vorige twintigste eeuw, die nog niet zo ver achter ons ligt.
Ik wens u - uiteraard mede namens bestuur, redactiecommissie en auteurs - veel leesplezier en verrijking van uw historische kennis over verschijnselen en voorvallen
uit het rijke historische verleden van Stad en Land van Breda.
Arnold van den Berg,
voorzitter


Voorwoord
De eerste twee bijdragen van dit jaarboek behandelen onderwerpen die op de infrastructuur van ‘stad en land van Breda’ betrekking hebben. Daarbij gaat het niet
om de verwoestende invloed van de HSL-in-aanbouw’ op het culturele erfgoed dat in de infrastructuur van ‘stad en land van Breda’ ligt opgeslagen, maar over dat erf-
goed uit een tijd dat er nog maar weinig veranderde.
Ton Kappelhof gaat in zijn bijdrage Van kasseien en kanalen in op de vele plannen die van 1500 tot 1800 gemaakt werden om de verbindingen van Breda met zijn
omgeving te verbeteren. Hoewel er een en ander op infrastructureel gebied tot stand gebracht werd, verdwenen vele plannen uiteindelijk in de laden of prullenbakken
van de bedenkers ervan. Kappelhof gebruikt die plannenmakerij om beter inzicht te krijgen in het economisch, maatschappelijke en politieke leven in de door hem be-
handelde periode. Dat daarbij de haven van Breda, een stuk cultureel erfgoed dat aan de auto’s opgeofferd is, een belangrijke rol speelt, zal niemand verbazen. Wel verba-
zingwekkend is de interessante manier waarop Kappelhof de haven in zijn verhandeling verwerkt heeft. Datzelfde geldt overigens voor de andere infrastructurele projec-
ten die Kappelhof gebruikt bij zijn tocht door het verleden.
Na kennisneming van de bijdrage van Ada Peele over de Horenhilschedijk tussen Hooge en Lage Zwaluwe kan de lezer nooit meer ongeïnteresseerd over de dij-
ken in West-Brabant rijden, terwijl hij zich eraan ergert dat hij met zijn auto niet goed door kan rijden. De Horenhilschedijk ligt er al vanaf de Middeleeuwen en
werd in de negentiende eeuw door begrinding beter voor het verkeer beschikbaar gemaakt. Waren de wegen aanvankelijk vooral van politiek en militair belang ge-
weest, in de negentiende eeuw begon het economische belang een steeds grotere rol voor zich op te eisen. Zo moest ook de Horenhilschedijk voor het verkeer verbeterd
worden. De technische problemen waren niet zo groot; anders lag dat met de financiering ervan. De gemeente Zwaluwe vond dat het een provinciaal belang was, ter-
wijl de Provinciale Staten precies andersom dachten. De gemeente Zwaluwe probeerde ook bij de Nassause Domeinraad subsidie voor het project geld te krijgen.
Ada Peele maakt met haar bijdrage dit ingewikkelde spel om de knikkers inzichtelijk.
Om uit de financiële problemen te komen werd toestemming tot tolheffing verleend.
Hoe de realisering van de tol uiteindelijk plaatsvond, beschrijft Ada Peele vakkundig.
In de kunsthistorische bijdrage in dit jaarboek geeft Pierre van der Pol een inventarisatie en beoordeling van de afbeeldingen van de Grote of Onze-Lieve-
Vrouwekerk, het fraaiste cultuurhistorische monument van Breda. Daarbij besteedt hij niet alleen aandacht aan het exterieur van de kerk, maar ook aan het interieur. Een
lange rij van kunstenaars passeren in zijn bijdrage de revue. Jan Beerstraten. Abraham Santvoort, Frans Ettinger en zelfs Constantijn Huygens maakten tekeningen van de
kerk. P.J.M. Cuypers hield zich met de kerk bezig, terwijl Kannemans de kerk en het inventaris op de gevoelige plaat vastlegde. Van der Pol geeft niet alleen een opsom-
ming, maar gaat ook in op de geschiedenis van de verschillende afbeeldingen. Daarbij maakt hij duidelijk dat de kerk in de afbeeldingen zijn eigen geschiedenis heeft.
Met de volkshuisvesting was het in Nederland aan het begin van de twintigste eeuw slecht gesteld. Cock Gorisse behandelt in haar bijdrage de woningbouw in Oosterhout.
Vooral voor de lagere klassen was de huisvestig buitengewoon slecht, waarbij de volkswijken de Voorheide en het Bosch de kroon spanden.
Om in die situatie verbetering te brengen richtte kapelaan Leyten een wonigbouwvereniging op die tot 1939 bleef bestaan. Gorisse behandelt niet alleen de geschiedenis
van de genoemde woningbouwvereniging, maar behandelt tevens de particuliere en gemeentelijke activiteiten op het gebied van de woningbouw.
Het waren mooie woningen die kapelaan Leyten liet bouwen, maar wie de afbeeldingen ervan ziet, bekruipt ongetwijfeld het gevoel dat de volkshuisvesting in Oosterhout
in het begin van de twintigste eeuw wel heel erg slecht moet zijn geweest.

klik op de pijlpunt links voor het volledige voorwoord


Naar aanleiding van het opnieuw in krijgsgevangenschap afvoeren van de Nederlandse krijgsmacht in 1943 door de Duitse bezetter braken overal ;-
Nederland spontaan stakingen uit, die als de april-meistakingen de geschiedenis zouden gaan. De historicus Joop Bakker behandelt dit fenomeen in Breda. Hij doet
dat aan de hand van de bestudering van dr. J.E.A. van de Poel, die over de stakingen in Breda voor het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, thans Nederlands
Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD), het vooronderzoek heeft verricht. Bij de stakingen in Breda waren zowel de overheid, als het bedrijfsleven betrokken.
Door beleidvol optreden van de overheid en het bedrijfsleven en het snelle verloop van de staking traden de Duitsers gematigd op en vielen er in Breda geen slacht-
offers. Onder beleidvol optreden moet hier overigens verstaan worden dat de verantwoordelijke autoriteiten er alles aan deden om de stakingen te doen beëindigen en
zo de Duitsers tevreden te stellen. In zijn bijdrage pleit Bakker voor meer vergelijkend onderzoek naar de april-meistakingen in de Brabantse gemeenten.
De laatste bijdrage in dit jaarboek is een case study van de hand van Jan Schuiten en heeft de naoorlogse zuivering van de burgemeester van Beek NB, J.Sterkens, tot
onderwerp. Sterkens was door toevallige omstandigheden op 1 januari 1942 burgemeester geworden en werd na de bevrijding ter verantwoording geroepen over zijn
handel en wandel tijdens de oorlog. Een van de feiten die hem zwaar aangerekend werden, was zijn optreden tijdens de april-mei stakingen, waarbij hij niet anders han-
delde dan de meeste andere burgemeesters in West-Brabant. De zuivering van Sterkens maakt duidelijk dat de rechtsorde in Nederland na het verjagen van de vij-
and opnieuw bedreigd werd, nu door voormalige verzetsstrijders en baantjesjagers.
In de loop van 1948 keerde de rust terug en werden de normale verhoudingen, zoals die bij een rechtsstaat passen, hersteld. De redactie heeft bij de samenstelling van dit
jaarboek veel steun gehad van het Breda’s Museum, het Stadsarchief Breda en de Koninklijke Militaire Academie. Ook de samenwerking met Drukkerij Gianotten uit
Tilburg was als vanouds weer uitstekend. Zonder iemand iets tekort te willen doen bedankt de redactie m het bijzonder Pierre van der Pol van het Breda’s Museum
drs. C. Stevens van de KMA en Marion Brugman van drukkerij Gianotten.
Namens de redactie,
Jan Schulten, voorzitter


Geschiedkundige en Oudheidkundige Kring De Oranjeboom;  
 

16. Boeknummer: 00123  
De Oranjeboom Deel 58
Historie -- Breda, algemeen           (2006)    [Ton Kappelhof, A.Peele, M.Herben,K. Bloem, Vr. Muntjewerff, J. Schulten, Fr. Gooskens]
De Oranjeboom Jaarboek 2005. Deel 58
Nassaudomeinen tot 1566 | Jan van Scorel en vinding Ware Kruis |
Magistraatsbibliotheek Stadsarchief | Crisistijd in Breda 1930-1940 |
Oosterhout in WO I | Inhoud jaarboeken De Oranjeboom 1948-2004

Ten geleide
Met ingang van het voorgaande Jaarboek vermeld ik in mijn Ten geleide bestuurlijke feiten, zodat deze daarmee geboekstaafd zijn. Ik had toen moeten vermelden
dat het bestuur versterkt zou worden met drs. Frans Gooskens. Mediaevist, zoals zijn geschiedkundig specialisme heet. Wij kunnen terecht verwachten dat u, lezer
van onze jaarboeken, vruchten van zijn werk in de toekomst zult tegenkomen.
In 2005 werd het bestuur verrijkt door de benoeming van Joop van Uijthoven in de functie van secretaris. Na vervroegde pensionering bood hij aan zich voor onze
Kring te willen inzetten. Hij blaakt van energie en heeft al vele suggesties aangedragen.
Onze Geschied- en Oudheidkundige Kring is in Breda redelijk bekend. Mij is uit gesprekken met verschillende Heemkundige Kringen en hoofden afdeling
Cultuur van de gemeenten in ons werkgebied (Land van Breda) gebleken dat onze bekendheid buiten Breda te wensen overlaat. Daar gaan we het nodige aan doen.
Mede door de inventieve en creatieve ideeën van de nieuwe bestuursleden worden er initiatieven genomen. Komende jaren ondernemen wij meer activiteiten in de regio.
Onlangs mocht ik een symposium 'Kansen voor kerken en kloosters' bijwonen. Kern was de vraag: hoe kunnen eigenaren van kerken en kloosters in goed
overleg met overheden beleid ontwikkelen om passende en waardige bestemmingen te realiseren? Hoewel er door de tien sprekers vele suggesties werden gedaan, kwam
niemand op het idee dat ook onderzoek naar en beschrijving van de geschiedenis van een kerk of klooster een waardevolle bijdrage kan leveren aan de keuze van een
toekomstige bestemming, een gemiste kans.
De auteurs en redactie van dit jaarboek hebben geen kansen laten liggen en trakteren u wederom op interessante artikelen over geschiedenis van Stad en Land
van Breda. Ik wens u veel leesgenot toe.
Kees Machielsen,
voorzitter


Voorwoord
In dit jaarboek is het gebruikelijke vijfjaarlijkse register opgenomen met daarin de auteurs en hun bijdragen aan het jaarboek sinds 1948. Er is niet alleen volstaan
met de vermelding van de auteurs en de titels van de bijdragen, maar van iedere bijdrage is ook een korte samenvatting bijgevoegd. Daarmee is de bruikbaarheid van
het register aanzienlijk vergroot. Een en ander is hoofdzakelijk te danken aan de noeste arbeid van Frans Gooskens, die veel werk verzet om het jaarboek ook digitaal
toegankelijk te maken.
Sinds het jaarboek 2000 zijn 39 bijdragen verschenen waarin allerlei aspecten van de geschiedenis van Stad en Land van Breda nader belicht werden. Aan die bijdra-
gen werkten 23 verschillende auteurs mee, waardoor een grote gevarieerdheid van de bijdragen ontstond. Het jaarboek 2001, dat in het kader van Breda 750 Jaar ver-
scheen, valt niet alleen door zijn ontvang op (387 pagina’s), maar ook door de vele auteurs die er aan hebben meegewerkt. Maar liefst twaalf gerenommeerde auteurs le-
verden een bijdrage. De behaalde resultaten in de afgelopen vijf jaar betekenen voor de redactiecommissie een grote stimulans om ook de komende vijf jaar een goede
bijdrage te leveren aan het wetenschappelijk onderzoek van de geschiedenis van Stad en Land van Breda
Dit jaarboek wordt geopend met een bijdrage van Ton Kappelhof over de Nassause domeinen in westelijk Noord-Brabant en speelt zich hoofdzakelijk in de
middeleeuwen af. Op een inzichtelijke manier maakt hij duidelijk hoe in die tijd de adel zijn fortuin vergaarde. Willem van Duivenvoorde, Jan van Polanen en Hendrik
III van Nassau, om er maar enkelen te noemen, maakten op een behendige manier gebruik van de toenmalige mogelijkheden om hun beurs te spekken. De bijdrage
van Kappelhof sluit goed aan bij zijn studie die in het vorige jaarboek gepubliceerd werd.
Ada Peele en Matti Herben hebben het aan Jan van Scorel toegeschreven altaarstuk, dat zich in de Grote of Onze-Lieve-Vrouwekerk van Breda bevindt, tot onder-
werp gekozen. Het retabel of drieluik stelt de vinding van het kruis van Christus omstreeks 325 voor. Keizerin Helena, de moeder van Constantijn de Grote, zou
volgens de legende deze memorabele vondst op haar conto hebben mogen schrijven.
Peele en Herben beschrijven de legende en gaan vervolgens op Jan van Scorel in. De kunstenaar was kanunnik en zakenman, een combinatie die toentertijd wel meer
voorkwam, want geld verdienen won het vaak van bidden. Over de ontstaansgeschiedenis van het drieluik, dat vermoedelijk tussen 1541 en 1543 gemaakt is, be-
staan verschillende opvattingen. Hoewel het vrijwel zeker in het atelier van Jan van Scorel gemaakt is, bestaat onduidelijkheid over de vraag welk aandeel Van Scorel zelf
in het maken ervan gehad heeft. Peele en Herben gaan op al die vragen in en komen tot de eindconclusie Van Scorel wel bij het maken van dat drieluik betrokken is ge-
weest, maar dat het meeste werk toch door een van zyn leerlingen verzet is In de zestiende eeuw beschikten stadsbesturen vaak over een eigen bibliotheek
die een onmisbare vraagbaak was bij het oplossen van juridische en bestuurlijke problemen. Zo had ook Breda zijn eigen magistraatsbibhotheek, die niet openbaar was,
maar alleen ter beschikking van het stadsbestuur stond. In tegenstelling tot veel andere steden is de Bredase magistraatsbibliotheek vrijwel ongeschonden in het Bredase
Stadsarchief aanwezig.

klik op de pijlpunt links voor het volledige voorwoord


Karel Bloem behandelt in zijn bijdrage de geschiedenis van de magistraatsbibliotheek van Breda en maakt duidelijk dat in vergelijking met andere stadsbibliotheken
Breda een eigen ontwikkeling gekend heeft. Hoewel de geschiedenis van de magistraatsbibliotheek centraal staat, geeft Bloem door zijn benadering daarvan een inte-
ressante inkijk in het culturele leven van de 17e en 18e eeuw in Breda.
Hoewel in de collectieve herinnering de jaren dertig uit de vorige eeuw als een tijd van honger en ellende voor de onderste klasse van de Nederlandse samenle-
ving haar vaste plaats heeft ingenomen, heeft het lang geduurd voordat een en ander serieus bestudeerd werd. Voor Breda geldt zelfs dat tot nu toe daaraan nauwelijks
aandacht is besteed. Vroukje Muntjewerff-van den Hul heeft in haar bijdrage in die leemte voorzien. Vanuit een sociaal-democratische invalshoek onderzoekt zij de
steunverlening aan de werklozen die het in die jaren zwaar te verduren hadden. Op een boeiende manier beschrijft zij de dagelijkse gang van zaken bij de hulpverlening
en geeft zo een goed beeld van Breda in de jaren dertig van de vorige eeuw.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog was in Oosterhout het hoofdkwartier van het Veldleger gevestigd. Jan Schuiten geeft in zijn bijdrage een antwoord op de vraag
waarom nu juist Oosterhout als locatie van het hoofdkwartier werd uitgekozen. De reacties van de Oosterhoutse samenleving op deze militaire invasie worden beschre-
ven vanuit de optiek om meer inzicht in de dagelijkse gang van zaken in deze Brabantse plaats te krijgen. De eindconclusie is dat de Oosterhoutse samenleving
buitengewoon gelukkig met die onverwachte gasten was.
Bij de voorbereiding van dit jaarboek werd van een aantal personen en instellingen veel hulp ondervonden. Drs. C. Stevens leverde met zijn taalkundige adviezen
een belangrijke bijdrage, terwijl drs. W. Spapens zich zeer verdienstelijk heeft gemaakt bij het corrigeren van de teksten. Dat er desondanks toch nog enkele taalkun-
dige ontsporingen mogelijk over het hoofd zijn gezien, moet de redactie worden aangerekend. Verder werd veel steun ondervonden van de Koninklijke Militaire
Academie het Stadsarchief Breda, de Stichting Grote of Onze-Lieve-Vrouwekerk Breda en het Nederlands Instituut voor Militaire Historie. En last-but-not least gaat
gaat onze dank uit naar de medewerkers van Drukkerij Gianotten met Marion Brugman in de hoofdrol
Namens de redactie,
Jan Schulten, voorzitter


Geschiedkundige en Oudheidkundige Kring De Oranjeboom;  
 

17. Boeknummer: 00126  
De Oranjeboom Deel 61
Historie -- Breda, algemeen           (2009)    [Br. Vroon, A.S,Korteweg, C. van Beek, T. Kappelhof, S.A. Vosters, B. Teensma, J.Maassen, Chr. Buikes, L.Toorians, V.Paquay]
De Oranjeboom Jaarboek 2008. Deel 61
Brieven predikanten Hasebroek en Schotel 1843-1849 |
Anna van Lotharingen 1522-1568 | Anna van Mehetz | Strijenlegende |Hendrik van Nassau |
Lotgevallen VOC-soldaat H.C. Coenraeds | trommelspeelwerk in Breda |
Namen dorpen en steden Baronie van Breda | Legende H.Oelbert |
kerkelijke prominenten reizen naar Breda.


Ten geleide
We kijken met veel voldoening terug op het zestigste levensjaar van 'De Oranjeboom'. Blijkbaar moet je wat ouder zijn om de behoefte te hebben aan je
leeftijd aandacht te schenken.
Eerst na veertig jaar werd aan de behaalde leeftijd aandacht besteed toen het jaarboek als een Liber Amicorum werd opgedragen aan dr. F.A. (Frans) Brekelmans, toen
voorzitter van de redactie en in 1948 medeoprichter van onze vereniging. In het 'gouden jaar' werd de Oranjeboomgeschiedenis uitgebreid beschreven door drs.
J.W.M. (Jan) Schuiten. In ons zestigste jaarboek kon ik de verleiding niet weerstaan om kort in te gaan op die mijlpaal.
Laten we hopen en er vooral aan werken dat De Oranjeboom nog een lang leven beschoren is.
We vierden ons zestigjarig bestaan met een imponerend symposium over de Nassaus en met het uitbrengen van de inhoud van alle verschenen jaarboeken op een
cd-rom. Beiden werden een groot succes.Vooral op de cd-rom - nog meer op de inhoud uiteraard - zijn we bijzonder trots. Hiermee immers voldoen we op buitenge-
wone en aan de tijd aangepaste wijze aan onze doelstelling: 'de studie en de bevordering der kennis van het verleden van de stad en het land van Breda....'.
We hopen in 2009 onze website te vernieuwen. Het blijk dat dit een goed medium is om ook niet-leden te bereiken. Zij weten ons veelvuldig te vinden om vragen
te stellen en om jaarboeken of artikelen daaruit te bestellen.
Dit is het eerste jaarboek dat uitkomt onder de redactionele verantwoordelijkheid van drs. F.A. (Frans) Gooskens. Hij is ook lid van het bestuur en we kennen hem
als auteur.Wij wensen hem veel succes in de komende jaren.
Ook in bestuur zien we een nieuw gezicht en wel van de heer T.C. (Cor) van Strijen, die onze financiën en de ledenadministratie gaat beheren. Ook Cor veel succes gewenst.
Helaas verloren we onze notulist en excursieorganisator H.J.M. (Bert) Piters. Na een ernstig ongeval eind november 2008 verloor hij op 11 februari 2009 de strijd om
het leven. Ik mag u verwijzen naar het In Memoriam elders in dit jaarboek.
Veel dank wil ik overbrengen aan de bestuursleden, de redactiecommissie en de auteurs. Tenslotte waren zij het die het product dat u in handen heeft gezamenlijk realiseerden.
Ik wens u veel leesgenot met dit jaarboek.
C.M.M. (Kees) Machielsen
voorzitter


Voorwoord
Het ordenen van bekende feiten kan soms al nieuwe inzichten geven. Dit jaarboek is feitelijk thematisch-chronologisch ingedeeld. We hebben in ieder geval ge-
probeerd om de bijdragen over de Nassaus bij elkaar te houden. Dit om recht te doen aan het symposium ‘Hofcultuur van de Bredase Nassaus’ dat we op 18 april 2008
hielden in de aula van de Nassau-scholengemeenschap te Breda. Een aantal sprekers heeft hun spreekbeurt uitgewerkt tot een publicatie voor ons jaarboek. Andere au-
teurs sloten zich aan bij dit thema.
De bijdragen kunnen echter ook helemaal geografisch worden besproken. Het beste startpunt hiervoor is natuurlijk de toren van de Grote kerk van Breda. Deze
verheft zich reeds 500 jaar met zijn 97 meter uit boven Stad en Land van Breda. De toren is reeds vanuit diverse invalshoeken beschreven door diverse auteurs. Zo schreef
Scherft in 1959 een artikel over de financiering van de bouw van de toren. Rehm schreef drie jaar later over het vergieten van de kerkklokken in 1626 en in 1968
schreef IJsseling over de restauratie van de toren tussen 1946 en 1969. In 1992 schreef De Moor over Adam van Nispen en de eerste steenlegging van de kerktoren in het
jaar 1468. Over 59 jaar hebben we dus weer iets om te gedenken.
Als we de toren beklimmen en van daaruit de artikelen bekijken moeten we natuurlijk beginnen met de bijdrage van stadsbeiaardier Jacques Maassen over de het
speelwerk in de toren. Met veel Eefde en vakmanschap beschrijft hij het oudst bewaarde trommelspeelwerk ter wereld. Het mechanisme dateert van 1541 en bleef in
dienst tot het jaar 1908! Tegenwoordig bevindt het speelwerk zich in het Nederlands Goud-, Zilver- en Klokkenmuseum van Schoonhoven. Het speelwerk werd vervaar-
digd door Hendrik Vabrie uit Leuven.
De preekstoel van de Grote kerk was tussen 1843 en 1849 het podium van dominee Hasebroek. Er komt onder andere naar voren dat de predikant geacht werd ie-
dere dienst de hele preek uit zijn hoofd te leren. Centraal in deze publicatie van Bram Vroon staat de correspondentie die hij voerde met zijn Chaamse collega Schotel. We
krijgen een goed beeld van de theologische stromingen binnen de Nederlands Hervormde kerk. De predikanten moesten hierin partij kiezen. Daarnaast wordt een
levendig beeld geschetst van het dagelijkse leven van een dominee in een grotendeels katholieke omgeving.
Als we verder lopen door de kerk richting de kooromgang en we goed naar de vloer blijven kijken, dan komt de zerk in beeld van Anna van Mehetz, de gouvernan-
te van René van Chalon. Op een detectiveachtige wijze weet auteur Cora van Beek aan te tonen dat zij gelieerd was aan het toonaangevende Franse, adellijke geslacht
van De Baufiremont. Het wapen op de zerk is hierbij de voornaamste aanwijzing.

klik op de pijlpunt links voor het volledige voorwoord


René van Chalon kreeg tussen 1521 en 1529 van haar een grondige Franstalige opvoeding.
We moeten nu terug de trap van de kerktoren op. Bij het lezen van de bijdrage van Valentijn Paquay moeten namelijk naar beneden kijken, maar ook verder het land
in. Hij beschrijft hoe aan het einde van de middeleeuwen diverse kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders Breda en de omliggende plaatsen bezoeken. De Grote kerk
zelf komt in beeld bij de verkoop, pardon verstrekking, van aflaten. In 1471 bezocht de pauselijke collectant Angelus de Cialfis de kerk om een aflaat aan de man te bren-
gen voor de financiering van een kruistocht tegen ketterse Hussieten in Bohemen.
De auteur geeft verder interessante informatie over de preekbeurten rond de grote kerkelijke feestdagen van de Bossche dominicanen. Diverse kerken, ook in de kleine-
re plaatsen rond Breda, werden door hen aangedaan volgens een vast schema.
Voor de bijdrage van Ton Kappelhof moeten we het hele land rond Breda bekijken, maar in het bijzonder naar Geertruidenberg. Hij beschrijft hoe rond 1600 een
groep van geleerde personen rond Filips Willem, de oudste zoon van Willem van Oranje, een tweetal oorkonden van de abdij van Thorn vervalst. Dit om de oude
rechten van de Nassaus op Geertruidenberg kracht bij te zetten en de mythe te creëren van een hertogdom Strijen.
Ook de bijdrage van Ton Buiks bestrijkt het hele gebied van de oude Baronie van Breda. Hij gaat in op de oorsprong van de namen van de dorpen en steden. Een
groot aantal van deze namen stammen uit de vroege middeleeuwen (400 - 1000 n.Chr.). Alleen voor Chaam valt aan te nemen dat er een oudere, Keltische oorsprong
is. Voor Zundert zijn er aanwijzingen in de richting de Romeinse periode. Bij elkaar weer een aanwijzing dat West-Brabant na de volksverhuizing bijna helemaal opnieuw
bevolkt is door Germaanse volkeren.
Voor het volgende artikel moeten we naar het noordoosten kijken, naar Oosterhout. Lauran Toorians ontrafelt, net zoals Ton Kappelhof, een mythe. In dit ge-
val de mythes rondom de lokale Oosterhoutse heilige Oelbert. Hij ziet sterke aanwijzingen voor een zogenaamde samengestelde heilige. Zo zou zijn naam afgeleid zijn
van de Kamerijkse bisschop Autbert, zijn afgehakte hoofd dat hij zelf draagt verwijst weer naar de Parijse heilige St. Denis. Hij poneert de stelling dat Oosterhout (en
daarmee Breda?) in de middeleeuwen een tijdlang binnen de invloedssfeer lag van het bisdom Kamerijk. Dat bisdom reikte zeker tot Hoogstraten en Turnhout.
Anne Korteweg dwingt onze de blik naar het zuiden. In eerste instantie naar Lotharingen, waar in 1522 een schone dame geboren werd met de naam Anna van
Lotharingen. Op achttienjarige leeftijd trouwde zij met René van Chalon, heer van Breda. Het artikel beschrijft haar boekencollectie. Uiteindelijk zijn van deze verzame-
ling vijf gedrukte boeken en drie handschriften bewaard gebleven. In het artikel wordt de bewaargeschiedenis van deze acht documenten open gelegd. Uiteindelijk
zou Anna in 1568 te Diest sterven en er ook begraven worden.
Simon Vosters neemt ons verder mee naar het zuiden: naar het Spanje van begin zestiende eeuw. Graaf Hendrik van Nassau trekt daar rond in het gevolg van zijn
baas’ Karel V. Hij geldt als zijn belangrijkste adviseur. Uit Spaanse bronnen worden ooggetuigenverslagen verzameld over de graaf. Volgens sommigen was hij humeurig
door aanvallen van jicht. Volgens anderen was hij weer een levenslustige edelman Vorm zelf uw mening door het artikel te lezen.
Voor het artikel van Benjamin Teensma moeten we nog veel verder naar het zuiden, zelfs naar de kust van Brazilië. Op 7 juli 1630 wordt daar op het strand van het
tegenwoordige Cabo Frio de Bredanaar Hendrik Coenraads met elf anderen gevangen genomen. Meer dan 100 matrozen werden afgeslacht op het strand. Dit tijdens
een poging om vers drinkwater in te slaan. Na een gedwongen verblijf in onder andere Buenos Aires zou hij pas in 1636 terugkeren in Nederland. Het artikel is deels
gebaseerd op het ondervragingsrapport dat afgenomen werd bij Coenraads na zijn terugkomst.
Conclusie is dat we de Bredase geschiedenis, zeker die tot 1600, alleen kunnen begrijpen door naar het zuiden te kijken. Naar Diest, naar Leuven, naar Thorn, naar
Brussel, naar Lotharingen en zelfs naar Kamerijk. Dit jaarboek biedt hiervoor goede handvatten.
Ten slotte wil ik alle leden van de redactie bedanken voor hun actieve inbreng. Met een bijzondere woord van dank voor Jan Schuiten, die zijn waardevolle
ervaring toch nog blijft inbrengen. En dank voor Wim Spapens voor zijn waardevolle laatste lezing van de bijdragen.
Namens de redactie,
Frans Gooskens, voorzitter


Geschiedkundige en Oudheidkundige Kring De Oranjeboom;  
 

18. Boeknummer: 00128  
De Oranjeboom Deel 63
Historie -- Breda, algemeen           (2011)    [J. en P. Schulten, T. Kappelhof, T. Van Dun, Fr. Buijs, Fr. Gooskens, A.v.d.Venne, H. Koopmanschap]
De Oranjeboom Jaarboek 2010. Deel 63
Breda en W. Brabant 1939-1940 | Depressie in Baronie van Breda 18e eeuw | M.M.Smits Bredase bouwmeester |
De kaarten van D.Portius vesting Breda 1625 | Magister Anselmus Fabri en stichting gasthuis voor oude mannen (2) |
Oprichting bisdom Antwerpen | Graven gasthuis De Beyjerd 2006 | Opgravingen binnenstad Breda (botten dieren)


Voorwoord van de redactie
Het onderzoek naar de geschiedenis van Stad en Land van Breda staat niet los van de geschiedenis van Brabant, Nederland en Europa. De regionale geschiedvorsing draagt voortdurend
bouwstenen aan om het grote beeld van de geschiedenis te kunnen samenstellen. Daarnaast zal de studie van een regio meer duidelijk maken over de doorwerking van grote gebeur-
tenissen op het alledaagse leven en op afzonderlijke gebieden.
Regionale geschiedvorsers moeten op hun beurt de historische literatuur goed volgen om te kunnen bepalen in hoeverre de eigen regio past binnen de ontwikkelingen van andere re-
gio’s en landen. Voor West-Brabant als grensgebied moet zeker worden gekeken naar ontwikkelingen over de grens in België. De Nassaus brengen zelfs ontwikkelin-
gen van nog veel verder over naar Breda. Het renaissancekasteel van graaf Hendrik VIII is bijvoorbeeld geïnspireerd door Spaanse en Italiaanse voorbeelden. Daardoor
was Breda in zestiende eeuws Europa spraakmakend op architectuurgebied.
Buitenlandse bezoekers negeerden de in hun ogen ouderwetse Grote kerk en liepen direct door naar het kasteel.
In de bijdragen die opgenomen zijn dit jaarboek is deze wisselwerking tussen historie van regio’s en landen eigenlijk in iedere bijdrage wel terug te vinden. Zo is
daar de bijdrage van Jan en Paul Schuiten over de militaire doctrines en doorwerking van deze doctrines bij de inval van de Duitse troepen in de meidagen van 1940 en
de Franse tegenreactie. Zowel de Franse als de Nederlandse troepenbevelhebbers hanteerden een defensieve strategie, de Duitsers daarentegen een offensieve strategie
gebaseerd op snelheid en overrompeling. De Franse legerleiding had een niet helemaal duidelijk plan ontwikkeld om een verdedigingslinie aan te leggen tussen Breda
en Turnhout. De Nederlandse generaals wilden zich weer zo snel mogelijk terugtrekken achter de Hollandse waterlinie. De Peelstelling werd daarom al snel verlaten,
waardoor de Fransen geen tijd kregen een serieuze verdediging op te zetten. Alle onduidelijkheid leidde tot de evacuatie van Breda, hier beter bekend als ‘De vlucht’.
Een uitstekende studie, die gebaseerd is op archiefstukken uit Duitsland, Frankrijk en Nederland. De praktische uitwerking van de heersende militaire doctrines wordt ge-
plaatst binnen de geschiedenis van West-Brabant.
Ton Kappelhoft beschrijft in een beknopte bijdrage de economische depressie die West-Brabant trof in de eerste helft van de achttiende eeuw. Door een combina-
tie van misoogsten, lage landbouwprijzen en grote sterfte onder het vee konden de bewoners hun belastingen niet meer betalen. De depressie zou beginnen in 1713 en
voortduren tot 1750. Deze crisis trof heel Brabant. De studie vergelijkt de gegevens van verschillende Brabantse regio’s en kan daarom bovenregionaal worden genoemd.
De bijdrage van Ton van Dun speelt zich zelfs maar amper af in Brabant. Hij beschrijft de spectaculaire carrière in Berlijn van Michiel Smits. Deze Michiel was in
1626 in Terheijden geboren en zou in Breda opgroeien. Vanaf 1652 is Smits echter in Berlijn werkzaam als aannemer en projectontwikkelaar. Zijn vader was dit ook al
meer dan 200.000 inwoners rond 1800. Een telg uit een Bredase aannemersfamilie kan dus succesvol doorgroeien in ‘booming’ Berlijn. Op de bijgevoegde cd-rom zijn
extra genealogische gegevens opgenomen over de familie Smits.

klik op de pijlpunt links voor het volledige voorwoord


Zeker net zo internationaal ingesteld is de hoofdpersoon in de bijdrage van Frans Buijs: David Portius. Deze Duitse vestingingenieur tekende in 1625 een zeer
precieze plattegrond van Breda met daarop aangegeven de vestingwerken. Deze kaart tekende hij hoogstwaarschijnlijk in opdracht van prins Maurits voor diens kaar
tenkamer. Tijdens het beleg van Breda raakte Portius opgesloten in de stad en had daardoor veel tijd voor de detaillering. Dit soort hooggeschoolde ingenieurs waren
gewild onder de vorsten van deze tijd. Portius zal ook nog vestingwerken aanleggen en verbeteren in Engeland en in het huidige Polen. De kaarten van Portius zijn op-
genomen op de bijgevoegde cd-rom, waardoor verdere studie van de kaarten in de toekomst beter mogelijk is.
In het Jaarboek komen we nu uit bij een middeleeuws blok, waarvan twee bijdragen gaan over de geschiedenis van de gasthuizen in Breda. Frans Gooskens be-
schrijft eerst de ontwikkeling van een bijzondere groep van gasthuizen, de apostelhuizen, in de Nederlanden en het Rijnland. Deze apostelhuizen vertoonden kloos-
terachtige trekjes en werden gesticht door hoge geestelijken die de laatmiddeleeuwse hervormingsbeweging rondom de Moderne Devotie steunden. De stichting van het
apostelhuis aan de Bredase Haagdijk in 1455 kan beter begrepen worden als andere soortgelijke huizen worden bestudeerd. De stichter van het huis aan de Haagdijk,
Anselmus Fabri, beschikte over een uitgebreid netwerk over heel Europa door zijn werk aan de curie en zijn werk voor de Brabantse hertogen. Meerdere personen uit
zijn netwerk waren betrokken bij de oprichting van een gasthuis in hun geboorteregio. Wederom een bijdrage over de West-Brabantse regionale geschiedenis met een
internationale invalshoek.
Aleike van de Venne sluit hierop aan met een archeologische bijdrage over het gasthuis ‘De Beyerd’ aan de Boschstraat te Breda. Dit gasthuis dateert van voor 1246
en past in een golf van stichtingen van dit soort instellingen in deze periode in de Brabantse steden. De auteur beschrijft de opeenvolgende opgravingen op het terrein
van het gasthuis. De laatste opgravingen vonden plaats in 2006 als voorbereiding op de bouw van het Graphic Design museum. Omdat het middeleeuwse archief van het
gasthuis helemaal verloren is gegaan moeten we voor de oudste geschiedenis van het huis bijna helemaal terugvallen op wat de archeologen ons melden. Verdere uitwer-
king van de opgravingen in combinatie met de gegevens uit andere steden moet een meer compleet beeld gaan geven. Het Bureau Cultureel Erfgoed van de gemeente
Breda heeft de voorbeidingen van een dergelijke studie reeds gestart. Dus ook voor de geschiedenis van De Beyerd’ blijft de blik gericht op andere steden.
Dit boek sluit ten slotte af met een bijdrage van Hans Koopmanschap over botmateriaal dat is aangetroffen bij diverse opgravingen in Breda, waaronder de opgra-
vingen op het gasthuisterrein aan de Boschstraat. De vondsten dateren uit de periode 1200 tot 1650. Op de meeste vindplaatsen domineren rund, varken en schaap. Op
het kasteel van Breda werden wat luxere vleessoorten gegeten, zoals zwaan en patrijs.
Het Bredase materiaal wordt geregeld vergeleken met vondsten in Geertruidenberg, Waalwijk, Helmond en Eindhoven. Hierdoor krijgt de bijdrage, net als die van
Kappelhof, een bovenregionaal karakter. Een overzicht van al het gevonden botmateriaal staat op de bijgeleverde cd-rom.
Rest mij nog de leden van de redactie en de auteurs de bedanken voor het geleverde werk. Een bijzondere dank voor drs. W. Spapens voor zijn assistentie bij de
eindredactie en voor het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH).
Namens de redactie
Frans Gooskens, voorzitter


Geschiedkundige en Oudheidkundige Kring De Oranjeboom;  
 

19. Boeknummer: 00131  
De Oranjeboom Jaarboek 2013. Deel 66
Historie -- Breda, algemeen           (2014)    [T.Kappelhof, Johanna Maria van Winter, W.Heijbroek 2x, H. Muntjewerff, P. v.d. Steenoven, W. Mastenbroek]
De Oranjeboom Jaarboek 2013. Deel 66
Suiker in West Brabant, Suiker in de middeleeuwse keuken, Onderzoek Suikerbietenteelt,
P.J.H. Van Ginneken suikertechnoloog, Twee eeuwen de Faam, Suikerfabriek Wittouck Breda, Archief CSM


Voorwoord van de redactie
Dit jaarboek van De Oranjeboom is het resultaat van het samenwerkingsproject met de Ghulden Roos uit Roosendaal. Vandaar dat het goed is in dit voorwoord een overzicht te
geven van de artikelen die zijn verschenen in beide jaarboeken.
Beide jaarboeken bevatten tezamen 13 artikelen over het onderwerp suiker. Het voor u liggende inleidende artikel is alleen in het jaarboek De Oranjeboom opgenomen. Hierin is
ook aandacht besteed aan zoetmakers die er waren voordat de biet ten tonele verscheen: honing en rietsuiker. Aan de hand van statistische gegevens wordt inzicht gegeven in de
ontwikkeling van het productievolume en het suikerverbruik.
Het jaarboek van De Ghulden Roos bevat een artikel van Christianne Muusers met daarin drie Arabische recepten uiteen kookboek uit de tiende eeuw, en wel een vleesgerecht, een
gerecht voor zieken en een zoete soep. In al deze gerechten is rietsuiker verwerkt. Suikerriet werd toen al in het Midden-Oosten verbouwd. De recepten zijn zo bewerkt dat ze ook nu
nog te bereiden zijn.
Daarop volgt het artikel van Willem Heijbroek, Gijs Asselbergs en John Rovers over de drie suikerfabrieken die Bergen op Zoom gehad heeft. De eerste wordt opgericht door de
Belgische ondernemer Felix-Guillaume Wittouck in 1861, de twee anderen, opgericht door Van der Linden en Cie en door Laane, Rogier en Daverveldt, begonnen beide in 1870. Het
eindigt met een beschrijving van wat er nog rest aan gebouwen en installaties. Vooral van de ‘Zeeland’ is nog veel overgebleven.
Al snel werd West-Brabant het gebied in Nederland met de meeste suikerfabrieken. De hier opgedane kennis en ervaring werd geëxporteerd naar elders, eerst naar Groningen waar
de teelt van suikerbieten wat later dan in Zuid-West Nederland goed van de grond kwam en kort daarna naar East Anglia in Engeland. Rieni Voermans deed uitgebreid onderzoek
in de archieven van de burgerlijke stand en ontdekte dat alleen al in 1914 53 personen uit Standdaarbuiten naar Groningen vertrokken om daar in de nieuwe suikerfabriek te gaan
werken. Het was de grote suikerbaron Jan van Rossum die in 1911 de eerste stap zette naar de vestiging van bietsuikerfabrieken in Engeland. Complete installaties werden naar de andere
kant van de Noordzee verscheept Het Engelse avontuur eindigde in 1934 met een zeer winstgevende verkoop. Van dezelfde auteur is een korte biografie van Jasper (Jap) van Doormaal
(1874-1960) die directeur was van de suikerfabrieken in Standdaarbuiten en Groningen.
Mark Buijs beschrijft het onroerend erfgoed van de suikerindustrie. Dit bestaat vooral uit fabrieksgebouwen en bijbehorende installaties zoals Saint Antoine in Oud- en Nieuw Gastel
en uit villa’s van fabrikanten. Naar woningen van arbeiders en ander personeel is nog niet veel onderzoek gedaan. Een deel van dit erfgoed is beschermd
Alben Hoekstra onderzocht de fabriek van Red Band die in 1928 werd opgericht door een driemanschap onder leiding van T.J. Overwater die in Breda als adjunct-directeur wel
van Breda naar Roosendaal verhuizen. Toen het bedrijf in 1986 werd verkocht aan de CSM, schonk de familie Overwater ongeveer zes miljoen gulden aan het personeel.
Cees Vanweesenbeeck, die onder meer directeur was van Erfgoed Delft, deed onderzoek naar de relatie tussen de suikerindustrie en de in Breda en Bergen op Zoom na 1850 opkomende
ijzerindustrie. De twee bedrijfstakken hadden nauwe banden met elkaar, ook in personele zin. Tussen de aandeelhouders en de fabrieksdirecteuren bestonden talrijke familieverban-
den. Het was een ‘ons-kent-ons’.

klik op de pijlpunt links voor het volledige voorwoord


Het jaarboek De Oranjeboom vangt aan met een inleidend artikel van Ton Kappelhof, waarin ook wordt ingegaan op twee andere belangrijke zoetmakers, honing en rietsuiker. Daarna
wordt de lezer teruggevoerd naar de middeleeuwse keuken van de elite. Prof. dr. J.M. van Winter, emeritus-hoogleraar aan de universiteit van Utrecht, is in Nederland dé specialist op
het terrein van de middeleeuwse keuken en eetcultuur. Haar kennis beperkt zich niet alleen tot de theorie. Veel van de door haar beschreven gerechten heeft zij zelf gemaakt en gegeten.
Het artikel van Willem Heijbroek gaat over de samenwerking tussen industrie en wetenschap. Aan het einde van de negentiende eeuw betwijfelden veel suikerfabrikanten of je iets
had aan een ‘Chemiker’ of een ingenieur uit Delft. Het was de visionaire, in Oudenbosch geboren bierbrouwerszoon P.J.H. van Ginneken (1883-1960) die beide werelden met elkaar
in contact bracht. In 1930 werd het door hem geleide Instituut voor Suikerbietenteelt opgericht in een van de leegstaande gebouwen van de suikerfabriek ‘Zeeland’ in Bergen
op Zoom. Later werd de naam veranderd in Instituut voor Rationele Suikerproductie. Het IRS bewees dat toepassing van wetenschappelijke inzichten leidde tot hogere opbrengsten,
lagere kosten en betere suikerbieten, die bestand zijn tegen ziekteverwekkers.
Een aparte bijdrage van Willem Heijbroek is gewijd aan het leven en de verdiensten van P.J.H. van Ginneken.
Henk Muntjewerff, de bedrijfshistoricus die al vele artikelen in ons jaarboek publiceerde, schreef een bijdrage over twee eeuwen Bredase zoetwarennijverheid. In 1813 begon de uit
Heusden afkomstige broodbakkerszoon Hendrik de Bont in Breda met een suikerbakkerij.
In 1838 had hij zich met een woning annex winkel in de Catharinastraat 6 opgewerkt tot de belangrijkste suikerbakker in Breda. Het ambachtelijke bedrijf ontwikkelde zich tot een
fabriek met stoomkracht. In 1912 volgde een verplaatsing naar de Liniestraat en in 1914 een omzetting in een naamloze vennootschap onder de naam De Faam. Dit bedrijf bestaat nog
steeds. De productie werd in 2013 overgebracht naar Turnhout. De bijdrage is verrijkt met vele fraaie reclameplaten.
Peter van de Steenoven, die in 2013 toetrad tot de redactie, verdiepte zich in de nu geheel verdwenen suikerfabriek in Breda. De start was weinig fortuinlijk, want na enkele jaren ging
het bedrijf failliet en werd het opgekocht door een Belgische suikerbaron, Felix Wittouck.
De auteur legt uit waarom deze fabriek nog zo lang bleef bestaan. Meermalen stond het voortbestaan namelijk ter discussie, maar sluiting vond pas plaats in 2005.
Het laatste artikel is geschreven door Wim Mastenbroek die het archief van de Bredase fabriek inventariseerde en in een korte bijdrage ingaat op de geschiedenis van dit goed
bewaarde bedrijfsarchief. Het archief is te raadplegen in het Bredase Stadsarchief.
Rest ons de organisaties te bedanken die het beeldmateriaal hebben geleverd; in het bijzonder het Breda's Museum en het Stadsarchief van Breda. Dank aan Wim Spapens voor
zijn ondersteuning bij de eindredactie van dit jaarboek.
namens de redactie
Frans Gooskens, voorzitter redactie
Ton Kappelhof, Joss Hopstaken, Johanna Jacobs, projectredacteuren


Geschiedkundige en Oudheidkundige Kring De Oranjeboom;  
 

20. Boeknummer: 00133  
De ontdekkingstocht door West-Brabant, Baronie en Markiezaat. Kroniek van een millennium
Historie -- Brabant, algemeen           (2001)    [Geert de Bruijn, Frank van den Hoven]
De ontdekkingstocht door West-Brabant, Baronie en Markiezaat

Woord vooraf
Cultuurhistorisch erfgoed is 'in'. Er is de laatste jaren toenemende aandacht voor erfgoed in het beleid van provinciale en lokale overheden. In de toeristische sector is cultuurtoerisme ontdekt
als nieuwe publiekstrekker. Dit heeft alles te maken met een nieuw gegroeid besef dat ons erfgoed, in de zichtbare vorm van monumenten, musea en het landschap, maar ook in de minder
tastbare vorm van bijvoorbeeld veldnamen en historische kennis, een wezenlijke smaakmaker is van het menselijk leven. Voor de persoonlijke en collectieve identiteit van mensen is het belang-
rijk iets te weten van de eigen oorsprong en geschiedenis. We plaatsen onszelf als vanzelfsprekend in tijd en ruimte en daarbij hebben we het cultuurhistorisch erfgoed als markeringspunten
en herinneringsbakens nodig. Zelfs zien we nu opnieuw in dat kennis van dat erfgoed bijdraagt aan de sociale samenhang en de worteling van mensen in de hedendaagse samenleving.
Kijken naar en bezig zijn met cultuurhistorisch erfgoed - of dat nu het bezoeken van een museum is, het fietsen door een historisch landschap, het uitpluizen van de eigen stamboom, of het
verzamelen van foto’s van de eigen woonplaats - is voor veel mensen een aangenaam tijdverdrijf. Maar het is meer: het verleden zoals dat in het heden tot ons komt, is ook een inspiratie-
bron voor de toekomst In de snel veranderende wereld om ons heen hebben we behoefte aan ijkpunten, aan richtpunten die ons helpen de ruimte en de samenleving van de toekomst vorm
te geven. Streekeigen bouwen, aandacht voor historisch gegroeide landschapselementen, het accentueren van het bijzondere of juist het typerende in de gebouwde en onbebouwde om-
geving van stad en dorp: het draagt allemaal bij aan de verwezenlijking van de behoefte van deze tijd aan herkenbaarheid en eigen identiteit Uitgangspunt daarbij moet mijns inziens niet
zijn het zoveelste nostalgische cliché toe te voegen aan het beeld van Brabant, om een benauwde cultuur van ‘ons eigen Brabant’ te creëren of om vernieuwing tegen te houden, maar om
ruimte te bieden aan nieuwe ontwikkelingen en nieuwe groepen In onze samenleving en tegelijk in de toekomst een herkenbaar en leefbaar Brabant te behouden. Dat kost moeite en doet
soms pijn, maar is de moeite waard.

klik op de pijlpunt links voor het volledige voorwoord


Dit boek stelt zich ten doel de in de loop van de tijd door talloze mensen verzamelde kennis en inzichten omtrent het West-Brabantse landschap, de lokale en streekgeschiedenis en de eigen
cultuur in één boek aan te bieden. Het doorzettingsvermogen en de onbezoldigde inzet van de beide samenstellers verdienen alle lof. Zij hebben heel goed gezien dat popularisering (In de
goede zin van het woord] van deze kennis een voorwaarde Is voor een zinvolle beleving van het cultuurhistorisch erfgoed door middel van cultuurtoerisme. Beleving leidt tot waardering en
waardering weer tot behoud. Hoe meer mensen actief deelnemen aan de beleving van het erfgoed, des te breder het draagvlak voor duurzaam behoud ervan. Ik feliciteer West-Brabant van
harte met dit boek, waarmee een belangrijke stap op die weg wordt gezet
Prof. dr. Arnoud-Jan Bijsterveld
bijzonder hoogleraar ‘Cultuur in Brabant*
aan de Katholieke Universiteit Brabant in Tilburg


Voorwoord
De laatste jaren is er in deze streek heel veel gebeurd op infrastructureel en (agroltoeristisch gebied. Wij noemen de belangrijkste: de aanleg van de Hogesnelheidslijn1 (HSL) die nogal wat
aanricht in het landschap. De aanleg van vele nieuwe woonwijken en bedrijventerreinen. En gelukkig ook de ontwikkeling van nieuwe natuur, al dan niet opgelegd als compensatie voor
de hiervoor genoemde infrastructurele werken. Verder zijn er initiatieven genomen in het kader van plattelandsvernieuwing, met name op het gebied van bezienswaardigheden, evenemen-
ten en verblijfsaccommodaties. Veel van deze informatie is alleen lokaal bekend. Wij vinden dat zonde. Graag willen wij een breder publiek uit de regio - maar uiteraard ook daarbuiten - laten
kennismaken met het boeiende landschap van Baronie en Markiezaat Hiermee denken wij aan te tonen dat u helemaal niet naar het buitenland op vakantie hoeft om interessante
bezienswaardigheden te zien. Er liggen er duizenden bij u vlak om de hoek! Maar dat moetje dan wel even weten...
Wij beschouwden het als een uitdaging om de lawine van lokale gegevens, voor een deel al bijeenvergaard door tal van Instanties en personen, te verwerken tot één bondig, historisch verant-
woord en toch vlot leesbaar geheel. De circa duizend bijzondere, oude maar vaak ook zeer actuele illustraties zullen zeker aan de leesbaarheid bijdragen, opdat u zich ook letterlijk een beeld van
de beschreven onderwerpen kunt vormen.

Lokale heemkunde
Wij beschouwen deze uitgave, qua uitgebreidheid van de achtergrondinformatie. als een 'middenklasser. Daarmee bedoelen wij dat het veel uitgebreider is dan een boek over heel Nederland,
maar dat het veel minder uitgebreid is dan boeken over één plaats, zoals die met name door de heemkundekringen worden vervaardigd. Wij willen met dit boek een samenvatting van de
geschiedenis en bezienswaardigheden van heel West-Brabant onder de aandacht van mensen brengen, van binnen én buiten de regio. Onder meer door zo veel mogelijk wetenswaardigheden
over vrijwel alle topografische locaties van deze streek zo uitgebreid mogelijk, maar binnen de beperkingen van een eendelig werk toch nog steeds globaal, te beschrijven. Oftewel, ook dit
boek laat u nog maar het topje van de ijsberg zien. Er staat heel veel in, maar er staat ook heel veel niét in.

klik op de pijlpunt links voor het volledige voorwoord


Eén van de doelen van dit boek is ook om hetgeen door de lokale heemkundekringen op cultuurhistorisch gebied wordt gepresteerd bredere, regionale en landelijke, bekendheid te geven.
De 'voorbeelden van hun kunnen’, die wij door samenvattingen uit een deel van hun publicaties hebben weergegeven, tonen aan dat zij dat verdienen. Dit conform de uitspraak: -Kennis telt pas
als het in de hoofden, de harten en de handen van de mensen zit, aldus voormalig minister van Onderwijs Jo Ritzen bij de eerste editie van de Wageningse Kennisdagen in 19982. Oftewel,
met ons allen weten wij heel veel, maar het is de uitdaging om de, in ons geval cultuurhistorische en toeristische, wetenswaardigheden die door lokale of thematische vakmensen zijn ver-
gaard, onder een zo breed mogelijk publiek te verspreiden.
Het Is immers zonde als al die kennis en kunde alleen lokaal blijft ‘hangen’. De meeste heemkundige publicaties worden namelijk alleen onder de leden en een beperkte kring derden verspreid.

Is uw interesse voor een bepaalde plaats gewekt en wilt u daar nóg meer over weten, dan kunnen wij u het lidmaatschap van een heemkundekring van harte aanraden. Zij hebben de taak op
zich genomen de geschiedkundige details van hun omgeving nog verder uit te werken en hier door onder meer boeken, tijdschriften, lezingen en tentoonstellingen, bekendheid aan te geven.
Bij iedere plaats staat vermeld of er een dergelijke vereniging is.

Dit boek zal hopelijk ook een bron van inspiratie zijn voor de lokale historici, om een aantal onderwerpen verder uit te zoeken; van nog lang niet alle buurtschappen, veldnamen en wateren is
bekend wanneer en waarom zij zijn ontstaan, waarom zij eventueel niet meer bestaan, waar de naam vandaan komt et cetera.
Hier ligt dus nog een schone taak te wachten...

De informatie in het boek Is veelzijdig; geschiedenis, topografie, cultuur, folklore, toerisme, infrastructuur, natuur en milieu; het komt allemaal aan bod. Per object is de achtergrondinformatie
verschillend. Zo vermelden wij bij buurtschappen, landgoederen en forten vaak de bijzondere flora en fauna die er voorkomt, en dan gaat het dus niet zozeer over de objecten zelf. Dit hebben
wij vooral gedaan om het belang van dit soort objecten voor ons landschap In bredere zin onder de aandacht te brengen.
Buurtschappen, oude landgoederen en forten zijn, juist vanwege hun vaak ‘beschutte’ ligging, van groot belang voor natuur en milieu, en vervullen niet zelden een rol in de Ecologische
Hoofdstructuur (recent beleid van het Rijk, dat streeft naar grotere aaneengesloten natuurgebieden. Zie voor verdere toelichting de verklarende woordenlijst.


Uitg. Filatop (F.v.d.Hoven) Leerdam;  
 

21. Boeknummer: 00137  
Historische Boerderijen in Baronie en Markiezaat. Handreikingen voor het behoud van het ruraal erfgoed.
Monumenten -- Boerderijen, algemeen           (2011)    [Christ Buiks, George Dirven, ark Bimmel, Judith Toebast]
Historische Boerderijen in Baronie en Markiezaat.


VOORWOORD
Ontwikkelingen in de landbouw vanaf 1945 als schaalvergroting, specialisatie, mechanisatie e.d. hebben een enorme invloed ge-
had op de bedrijfsvoering en de ontwikkeling van boerderijen.
Ruilverkavelingen 'oude stijl’, met name in de jaren 1960 en '70 veranderden het boerenlandschap en daarmee het platteland,
ook in de Baronie van Breda en het Markiezaat van Bergen op Zoom, ingrijpend. Het aantal volwaardige land- en tuinbouwbe-
drijven is vanaf 1960 drastisch gedaald en dit proces is nog steeds gaande. Veel boerderijen hebben hun agrarische functie verloren
en krijgen een nieuwe bestemming, vooral als woonboerderij. Belangrijk is dan dat dit op een goede manier gebeurt.
De Stichting de Brabantse Boerderij streeft er naar dat de historische boerderij in Noord-Brabant voor het nageslacht wordt bewaard. Onder
historische boerderij verstaat onze Stichting de boerderij zelf, de agrarische en andere bijgebouwen, het boerenerf en het agrarisch cultuurland-
schap. Wij willen dat de historische boerderij op de juiste wijze in stand wordt gehouden en dat een goed gebruik ervan mogelijk is. Daarom wil
onze Stichting door middel van deze publicatie boerderijbewoners, maar ook architecten, ambtenaren, aannemers en andere betrokkenen helpen
hun kennis van de cultuurhistorisch waardevolle boerderij uit te breiden en te verdiepen.
In deze publicatie worden de ontwikkeling van de historische boerderij in de Baronie en het Markiezaat beschreven, alsmede de streekeigen
karakteristieken. Wij willen daarmee een handreiking geven bij het restaureren, verbouwen en reconstrueren van historische boerderijen en
schuren, vooral waar sprake is van herbestemming. Onze Stichting is blij dat we dankzij subsidie van de provincie en van anderen na de publicatie
'Historische boerderijen in Het Groene Woud' in 2009 een dergelijke publicatie over boerderijen in de Baronie van Breda en het Markiezaat van
Bergen op Zoom kunnen uitbrengen. Voor deel I zijn tekstuele bijdragen geleverd door ir. Christ Buiks en George Dirven. Deel II werd geschre-
ven door bouwhistoricus en monumentendeskundige Mark Bimmel en ir. Judith Toebast, bouwhistorica. Drs. Harrie Maas schreef de bijlage 'Het
vergunningentrajecten subsidiemogelijkheden voor (monumentale) boerderijen'. Graag zeggen wij hen hiervoor dank. M.n. Huub Oome danken wij
voor zijn vele waardevolle adviezen. Ook alle personen en instanties die toestemming hebben gegeven om gebruik te maken van hun beeld- en
fotomateriaal zijn wij veel dank verschuldigd. Wij hopen van harte dat deze publicatie een hulpmiddel is voor boerderijeigenaren en voor andere
doelgroepen en zo een bijdrage zal leveren aan het behoud van historische boerderijen in de Baronie van Breda en het Markiezaat van Bergen
op Zoom.
Geertruidenberg, april 2011. Namens het bestuur van de Stichting de Brabantse
Boerderij, Ger van den Oetelaar, voorzitter

INLEIDING
De dorpen in de Baronie van Breda en het Markiezaat van Bergen op Zoom hebben er niet altijd uitgezien zoals nu in het begin van
de 21e eeuw. In oorsprong waren het boerendorpen. Boerderijen bepaalden eeuwenlang het beeld van het platteland. Nog steeds
vormen historische boerderijen een wezenlijk onderdeel van de ruimtelijke identiteit van Baronie en Markiezaat.
De afgelopen decennia beëindigden veel boeren hun bedrijf. Anderen breidden uit en bouwden moderne stallen bij hun oude boerderij. Deze
tendens zal zich de komende periode - mogelijk versterkt - doorzetten.
Zowel het platteland als het boerenerf en de gebouwen op het erf veranderen. Om toch de oude Brabantse boerderij, de bijgebouwen en het erf
in Baronie en Markiezaat te behouden is het noodzaak dat vrijkomende boerderijen een nieuwe functie krijgen. Een leegstaande boerderij is im-
mers ten dode opgeschreven. Een nieuwe functie geeft de boerderij weer bestaansrecht. Een historische boerderij zal moeten worden aangepast
aan haar nieuwe functie. Niet elke boerderij kan immers museum worden. Eeuwenlang was de boerderij een gebouw dat in ontwikkeling was
en deze ontwikkeling hoeft niet stil te staan. Echter, bij een nieuwe functie voor een historische boerderij doen zich vaak meer problemen voor
dan men verwacht. Een koe stelt immers andere eisen aan een stal dan de hedendaagse mens aan een woonhuis of kantoor.
Het is erg belangrijk om bij verbouwing en aanpassing van een boerderij aan een nieuwe functie de historische en streekeigen kenmerken van de
boerderij, de bijgebouwen en het erf te behouden en zo mogelijk te versterken. Daarvoor is in de eerste plaats inzicht nodig in hun karakteristieke
verschijningsvorm. Dit inzicht kan dan benut worden om de cultuurhistorische karakteristieken bij restauratie, verbouwing en bij nieuwe ontwik-
kelingen herkenbaar terug te laten komen. Het doel van deze publicatie is tweeledig. Ten eerste willen we een overzicht geven van de streekeigen
kenmerken van historische boerderijen, bijgebouwen en boerenerven in Baronie en Markiezaat.

klik op de pijlpunt links voor de volledige inleiding


Dit overzicht is dan met name - en dat is het tweede
wat we met de publicatie beogen - gericht op het leveren van aandachtspunten voor behoud en herstel van dit ruraal erfgoed.
In deel I van deze publicatie beschrijven we eerst de ontwikkeling van de landbouw en van het agrarisch bedrijf. Het boerenerf als overgang
tussen de boerderij en het omringende landschap is van belang voor de ordening van de gebouwen en de onbebouwde ruimte. Om die reden
wordt de karakteristieke inrichting van het boerenerf geanalyseerd.
Tenslotte worden in deel I de ontwikkeling van de boerderij en de bijgebouwen met hun streekeigen karakteristieken beschreven. Het betreft
dan de periode vanaf ca. r6oo tot en aan ca. 1950, de periode van de wederopbouwboerderijen.
Deel II begint met een aantal algemene adviezen bij restauratie, verbouwing en herbestemming van de boerderij. Vervolgens worden de opbouw en
verschijningsvorm van boerderijen en bijgebouwen uitvoerig beschreven.
Per onderdeel wordt ingegaan op problemen, die zich met betrekking tot dit onderdeel kunnen voordoen en van mogelijke oplossingen hiervan.
Na het lezen van deel II is de boerderijeigenaar niet plotseling architect, aannemer of boerderijdeskundige geworden. Hij weet echter wel beter
wat bij restauratie en herbestemming van boerderijen wel en niet verantwoord is en wat wel en niet mogelijk is. Zo is hij een beter voorbereid
gesprekspartner van architect en aannemer en kan hij hen mogelijk wat meer sturen. Dit alles ten behoeve van de cultuurhistorische waarde
van boerderijen.
De bijlage biedt de lezer hopelijk een toegankelijke wegwijzer in het vaak ingewikkelde traject van vergunningen. Ook wil de wegwijzer wijzen op
de mogelijkheden om van beschikbare subsidies en van laagrentende leningen gebruik te maken. We weten dat velen aan zo'n wegwijzer behoefte hebben.


Stichting De brabantse boerderijen;  
 

22. Boeknummer: 00142  
Vijftig jaar vergaard en bewaard. Het ontstaan en geschiedenis Streekmuseum Jan uten Houte
Historie -- Etten-Leur           (2014)    [Rene Konings]
Vijftig jaar vergaard en bewaard.

Voorwoord
Geen heden zonder een verleden.
Je kunt pas vooruitkijken als je ook kunt terugkijken.
Een vijftig jarig jubileum is een moment van even stil staan bij hoe het begonnen is en dan de reis vervolgen naar de toekomst: 2064, het honderd jarig bestaan.
In dit boek wordt u een terugblik gegund vanaf 1964 en zelfs nog enkele jaren daarvoor.
Het is goed te lezen hoe het allemaal begonnen is.
U kunt in een chronologische volgorde lezen wat er als hoogtepunten de afgelopen vijftig jaar is gepasseerd. Dan blijkt dat er altijd veel beweging is geweest.
Een jubileum van een vijftig jarig bestaan maakt enthousiast. Je weet wat er allemaal gedaan is en dat spoort aan om aan een nieuwe periode van vijftig jaar te beginnen.
Deze eerste vijftig jaar zijn belangrijk geweest om de volgende vijftig aan te kunnen.
Dit boek kan dienen om terug te kijken naar dat geen dat geweest is, maar het zet ook aan om verder te gaan en in beweging te blijven.
Veel plezier met dit waardevolle boek ter ere van het vijftig jarig jubileum van het Heemkundig Streekmuseum Jan uten Houte.
Karst Vaartjes,
voorzitter Heemkundig Streekmuseum Jan uten Houte

Inleiding
In dit boek wordt ingegaan op de vraag wat heemkunde is en hoe de belangstelling voor heemkunde in Brabant ontstond. Er wordt ruim aandacht besteed aan de personen die in
Etten-Leur aan de wieg stonden van de oprichting van een heemkundige werkgroep. Uit deze werkgroep zijn later de Heemkundekring Jan uten Houte en het Heemkundig
Streekmuseum Jan uten Houte ontstaan. Er wordt ook aandacht besteed aan de naamgever van het museum en de kring. De geschiedenis van het Sint Paulushofje waar het museum
is gevestigd komt ook uitvoerig aan de orde. In 2014 bestaat het heemkundig streekmuseum vijftig jaar. In deze uitgave wordt een chronologisch overzicht gegeven van de
belangrijkste gebeurtenissen in de geschiedenis van het museum. Het boek bevat foto’s van wisseltentoonstellingen die met grote regelmaat in het museum werden gehouden
en van de vele andere activiteiten die in het museum plaatsvonden.
Ik wens u veel leesplezier,
René Konings

Heemkundekring Jan uten Houte Etten-Leur;  
 

23. Boeknummer: 00150  
Op de Beek zitte goed. Prinsenbeek 1935-1975
Historie -- Prinsenbeek, algemeen           (2007)    [A. Verkooijen, P.van Hooijdonk]
Op de Beek zitte goed. Prinsenbeek 1935-1975

Voorwoord
Tot 1951 was Prinsenbeek eeuwenlang gewoon ‘Beek’. Dit boek gaat over de jaren 1935 tot 1975 en we belichten daarin vele facetten van het dorp zoals de straten, het boerenleven, het verenigingsleven
en veel mensen. We hebben geprobeerd om zoveel mogelijk hamen te achterhalen en we zijn al die dorpsgenoten die ons hun foto’s hebben geleend en hebben meegezocht naar namen van personen heel dankbaar.
Natuurlijk laten we ook zien hoe het dorp zelf eruitzag. In de jaren dertig was ‘de Beek’ erg klein en bestond maar uit een paar echte straten. Op de Markt stond een prachtige roomskatholieke kerk
met de pastorie en een zusterklooster. Rond de Markt lagen de Valdijk met de Coöperatieve Stoomzuivelfabriek Sint-Gertrudis en de Beeksestraat met diverse rentenierswoningen en boerderijen.
In de Groenstraat vond je de winkels en in de Kapelstraat de school die toen de Heilig Hart- of jongensschool werd genoemd, later De Horizon. Als je met de Bekenaren over vroeger praat, kom je
steevast over de Prinsenbeekse Markt te praten. Dan wordt ook steeds weer gezegd dat het toch jammer is dat zo’n mooie kerk is afgebroken.
In april 2003 kwamen enkele Bekenaren bij elkaar om te zien of ze de Beekse Markt als model konden nabouwen, vanaf het pand De Vergulde Bol op de hoek van de Beeksestraat en de Kapelstraat, tot
en met het Heilig Hartbeeld op de hoek van de Valdijk en de Markt. Na een zoektocht van een jaar naar originele bouwtekeningen en foto’s van de gesloopte, maar ook van de bestaande gebouwen, zijn ze in
april 2004 begonnen met de bouw. De reconstructie geeft de situatie weer van tussen de twee wereldoorlogen. De panden zijn gebouwd op een schaal van 1:50. In oktober 2007 is de maquette een paar dagen
tentoongesteld. Dit boek laat ook iets zien van die bouwgroep en van het uiteindelijke resultaat van hun werk. Zoals de maquette de Beekse Markt laat zien, zo laat dit boek ook de rest van het dorp zien.
Prinsenbeek dankt haar naam aan de Liesbosbeek, een ‘loop’ die in het Liesbos ontspringt, en aan een beekje dat ergens in de Krekelpolder begint. Het oude dorp Beek ligt op de hogere gronden tussen
deze beide beken in. Dus zeggen wij gewoonlijk dat we ‘Op de Beek wonen en daar zitte goed!’
Kijkt u nu met ons mee?
zomer 2007
Anneke Verkooijen-de Graauw
Piet van Hooijdonk

Uitgeverij Aprilis;  
 

24. Boeknummer: 00152  
Liber Amicorum Ben Hennekam
Personen -- Personen e-f-g-h           (2006)    [Eddy Baldewijns e.a.]
Liber Amicorum

Eddy Baldewijns
Adjunct-Secretaris-Generaal
Benelux Economische Unie

VOORWOORD
16 jaar lang de verpersoonlijking van de Benelux-samenwerking en een afscheid op een ogenblik dat het Benelux-project geëvalueerd wordt, gerevitaliseerd
wordt: hier horen wijze woorden bij en veel dank.

Voor het eerste, de wijze woorden, hebben wij een beroep gedaan op personaliteiten die de Benelux goed kennen en, die naar aanleiding van het afscheid
van de heer Ben Hennekam, hun ideeën over een samenwerkingsverband in deze regio van West-Europa hebben willen neerschrijven. Ik dank hen allen
omdat zij door hun ervaring uit het verleden en door hun kennis van het heden, een visie voor de toekomst hebben uitgetekend.

Voor het tweede, de dankwoorden, prijs ik mij gelukkig de tolk te mogen zijn van alle personeelsleden, oud-personeelsleden en zovele Benelux-sympathisanten.
Graag wil ik het beeld van de heer Hennekam, Secretaris-Generaal van de Benelux Economische Unie, samenvatten in deze kortzinnen:
- een real-politicus met veel interesse voor de internationale politiek;
- een gedreven laborant bouwend aan het Europa van morgen;
- een leider met verantwoordelijkheidszin.

Een real-politicus met oog voor de wereld
Ben Hennekam weet wat mensen voelen, beseft dat er in een maatschappij behoeften en noden bestaan waar de leiding van deze maatschappij oplossingen moet voor zoeken.
De invalshoek waarlangs hij de politiek, de ordening in de samenleving, benadert is deze van de christen-democratie. Zijn rotsvaste overtuiging, zijn trouw aan de idealen
die hij koestert, dwingen bij eenieder respect af.

Overtuiging kent geen geografische grenzen. In het uitdragen van zijn overtuiging beperkt de Secretaris-Generaal zich dan ook niet tot de Benelux. Hij
verkneukelt zich steeds in een partijtje discussie over de oorlog in Irak en het al dan niet inzetten van Europese troepen, over het terrorisme en de gevaren
ervan voor West-Europa, over de gevolgen van de val van de Muur, over het politieoptreden tegen de jeugdcriminaliteit in de ene of de andere stad, over
het oprukkend rechtse nationalisme, over de gevaren van de Islam, over de honger in Afrika, over de gevolgen van de Tsunami en over de nodige humaninitaire hulp...

Niemand kan zich derhalve erover verwonderen dat hij met veel inzet het Benelux-samenwerkingsmodel toelicht aan de Visegradlanden of dat hij
bijzonder veel belang hecht aan goede contacten met de Nordic Council of de Baltic Assembly. Uiteraard bleef de Benelux-samenwerking steeds zijn
eerste prioriteit. Dit is niet vreemd voor een real-politicus. Beter dan wie ook weet hij dat met dromen men de wereld niet verandert, hooguit kan men
utopische beelden overdragen op enkelen. De realiteit, daar leven wij in, die maken wij zelf.

Onder het motto: “Beter een goede buur dan een verre vriend”, introduceerde hij de “grensoverschrijdende samenwerking” als kerntaak van de
Benelux-samenwerking. Nog niet zo lang geleden werden milieu, verkeer en infrastructuur, ruimtelijke ordening, natuurbehoud en landschapsbescherming vooral door een
nationale bril bekeken. Deze belangrijke beleidsterreinen werden veelal - ook door de Beneluxlanden - met de rug naar elkaar ingevuld.
Daar is dankzij de niet aflatende inzet van Ben Hennekam verandering in gekomen. Wat vroeger vaak bijna uitsluitend nationaal werd bepaald wordt
nu meestal grensoverschrijdend benaderd.

klik op de pijlpunt links voor het volledige voorwoord


Ben Hennekam zette zich met kracht achter de medewerkers ruimtelijke ordening wanneer zij, samen met de bevoegde ambtenaren van de Beneluxlanden
en -gewesten, werk maakten van de tweede Benelux-structuurschets. Liever dat dan een vaag, nooit in te vullen beeld van een ruimtelijke ordening in het
Europa van de 25.

Een administratieve grens is ingebeeld. Zij werkt omwille van een verschillende regelgeving en een andere aanpak, anders aan de ene kant van de grens
dan aan een andere. Ben Hennekam is van oordeel dat een grenspark, zoals De Zoom-Kalmthoutse Heide, één geheel vormt en stimuleert de totstandkoming ervan.
Hij staat aan de wieg van de Rijn-Schelde-Delta-projecten omdat voor hem de grens geen belemmering mag zijn voor de economie in de grensregio of voor grote infrastructuurwerken.

Wie heeft met meer zin voor realiteit en respect voor de betrokkenen gepleit voor de verdieping van de Westerschelde of voor de ingebruikname van de IJzeren Rijn?

Ik zou lang door kunnen gaan: grensoverschrijdend ambulancevervoer, samenwerking over de grens heen van brandweerkorpsen en bij rampenbestrijding,
het openbaar vervoer, enz. De meeste projecten die vandaag de Beneluxlanden en -gewesten/gemeenschappen binden, beantwoorden aan de criteria die een
real-politicus ervoor vooropstelde. Of wat gezegd van het besparende effect van de dienstverlening door één land voor de twee andere partnerlanden in de
buitenlandse posten? Of over de vertegenwoordiging door één persoon van de landen en de gemeenschappen in de internationale gremia die over jeudbeleid handelen?

Een gedreven laborant, bouwend aan het Europa van morgen
Alleen al door nabuurschap bestaat er een veelheid aan samenwerkingsverbanden tussen Nederland, België en Luxemburg. Deze samenwerking bestaat
van het hoogste politieke niveau tot de meest kleinschalige grensoverschrijdende projecten. De betrekkingen tussen onze drie landen kunnen met recht
zeer intensief worden genoemd. Het Secretariaat-Generaal Benelux speelt daarbij een hoofdrol en Benelux vervult op die wijze een laboratoriumfunctie
voor Europa. Het is vanuit die optiek als het ware de proeftuin voor Europa en een initiator van projecten van nauwere samenwerking met andere EU-lidstaten.

Met enige realiteitszin, en voortgaand op het hoger vermelde, beseffen wij dat de strijd tegen de carrousel fraude, of de controle op de reglementering van het
zwaar wegvervoer, of de strijd tegen de drugshandel, of de afstemming van de elektriciteitsconnecties, of de ruimtelijke planning tussen twee grootsteden,
enz. niet voor gans Europa gelijktijdig en gelijkwaardig kan worden toegepast.
Hoewel de Europese richtlijnen een zelfde kader voor elke lidstaat tekenen, is de implementatie ervan toch niet altijd hetzelfde.
Om deze reden heeft de heer Hennekam voortdurend het Benelux-kader vooropgesteld, om zodoende als Beneluxlanden en/of gewesten/gemeenschappen vooruitgang te kunnen boeken.

Hoe het Schengen-akkoord zijn invulling kreeg, hoef ik niet te benadrukken, tenzij deze toevoeging: de regeling van het vrij verkeer van personen was eerst
op enkele lidstaten van toepassing alvorens veralgemeend te worden. Ik hoop dat niemand de voortrekkersrol van her Secretariaat-Generaal Benelux hierbij vergeet.

Ook groeide de laatste jaren het besef dat de strijd tegen de grote fiscale fraude door de drie Beneluxlanden samen moet worden aangepakt, soms ook samen
met de Duitse of de Franse buren. De Benelux+-idee, het samenwerkingsverband tussen de drie Beneluxlanden uitgebreid met Frankrijk en Duitsland
in de grensgebieden van deze buurlanden, groeide zienderogen. De samenwerking op het gebied van energie, opgestart in 2005, is er een prachtige
illustratie van. Of wat gezegd van het project Euro Contrôle Route waar nu reeds een tiental Europese landen aan meewerken en er op dit ogenblik nog
enkele als actieve waarnemers in de wachtkamer zitten. Dit project beoogt een afstemming op de controle op het wegvervoer, de vorming van de controleurs,
de verbetering van de regelgeving.
Onder de drijvende kracht van Secretaris-Generaal Ben Hennekam is het Secretariaat-Generaal een laboratorium gebleven voor Europa. Bovendien
kan de Benelux-zoektocht in de genoemde domeinen soms als een inktvlek verbreed worden naar andere Europese landen.

Een leider met verantwoordelijkheidszin
Gedurende 16 jaren een bedrijfje leiden is geen sinecure. Tijdens de Schengen-periode gebeurde dit zelfs met het dubbel aantal ambtenaren, waaronder de
meesten niet-Benelux-burgers. Deze ambtenaren kenden alleen hun eigen statuut en hun eigen manier van werken. Ben Hennekam slaagde er toch
in allen in het gareel te laten lopen, volgens dezelfde regels te laten werken.
Hiervoor hanteerde hij slechts één vuistregel: iedereen gelijk in gelijke omstandigheden. Het management dat het Secretariaat-Genetaal jaren kende, heeft
ertoe geleid dat het Secretariaat-Genetaal geroemd werd om de juiste, objectieve en neutrale verslaggeving en de hoogstaande vertaal- en tolkdiensten.
Omwille van het puike werk van het personeel, dreigde op bepaalde momenten het Secretariaat-Genetaal alleen als goedkope dienst gebruikt te worden. Zo
verging het met de ambtelijke commissie IJzeren Rijn, waar wij de notarisfunctie op ons namen maar geen stuurkracht hadden om tot een doel te
komen, om continuïteit in de werkzaamheden te leggen.

Zo leverde het Secretariaat-Generaal Benelux gedurende een lange periode de Internationale Schelde- en Maascommissies goede en goedkope taaldiensten
zodat de vraag kan worden gesteld of beide commissies niet even efficiënt en zeker budgettair voordeliger konden opereren binnen het Benelux+-verband.
Wanneer in de aangehaalde voorbeelden te zeer geprofiteerd werd van het Secretariaat-Generaal greep de heer Hennekam in: hij nam zelf deel aan de
werkzaamheden van de commissies en stelde een financieel reglement op om et verlenen van taaldiensten in de juiste banen te leiden zodat de Scheldecomissie afzag
van de Benelux-diensten en de Maascommissie daarentegen ook een beroep deed op de inhoudelijke deskundigheid van onze ambtenaren. Dit vereiste verantwoordelijkheidszin.
In 2006, op het einde van zijn beleidsperiode, werden de diensten van het Secretariaat-Generaal geherstructureerd, met meer aandacht voor de actuele
politieke behoeften zoals ondermeer de veiligheid. Hiermede toonde de heer Hennekam aan dat hij heikele en delicate aangelegenheden, zoals de herindeling van werkvelden
en de herschuiving van mensen niet aan de opvolger over wou laten. Gezien de zorg om het werk van het Secretariaat-Generaal doorzichtiger en efficiënter te maken,
heeft hij deze operatie zelf geleid.

Daarnaast was de heer Hennekam 16 jaar lang het gezicht van het Secretariaat-Generaal van de Benelux Economische Unie of noem ik het beter
van de Benelux-samenwerking. Hij was omnipresent. Zo camoufleerde hij een beetje het zwakke punt van het Benelux-Secretariaat-Generaal:
een intergouvernementele instelling die logistieke diensten verleent maar geen gemeenschappelijke standpunten kan naar buiten brengen. Hij compenseerde
door zijn publiek optreden vaak het gebrek aan profilering van het Secretariaat-Generaal. Kortom, hij genoot een brede bekendheid.

Dit “liber amicorum”, met getuigenissen over de Benelux en over zijn uittredende Secretaris-Generaal, laat toe terug te blikken op het verleden en door te
dromen naar de toekomst.
Voor de heer Hennekam is het een oprechte dankbetuiging, voor zijn opvolger de introductie in een nieuwe wereld met nieuwe uitdagingen. Met veel vriend-
schap wens ik de eerste een goede gezondheid, veel genegenheid in zijn warme gezins- en vriendenkring toe en veel succes in alles wat hij nog zal onder-
nemen. Aan de tweede verzeker ik dat de verwachting hoog ligt, maar dat een team enthousiaste en deskundige medewerkers klaar staat ter ondersteuning in de zware opdracht.


Eddy Baldewijns;  
 

25. Boeknummer: 00154  
Oorlog onderweg. Brabant en WO II
Oorlog -- Tweede wereldoorlog, algemeen           (1994)    [Piet Mooren en K.Ghonem-Woets]
Oorlog onderweg. Brabant en WO II

Voorwoord
Nederland en Brabant waren bezet in de Tweede Wereldoorlog. In eens waren er mensen in uniformen, met wapens, die vertelden wat iedereen mocht doen of
moest laten. Mensen werden gevangen gezet of verdwenen. Omdat zij verzet pleegden of omdat zij door de bezetter niet als mens beschouwd werden. In die oorlog
zijn ook uit Brabant enkele duizenden joodse Nederlanders weggevoerd naar vernietigingskampen. Dit boek gaat daar over en leert ons over het schrikbewind
van de Nazi's, vijftig jaar geleden.
Misschien doet het je pijn, of vind je het niet leuk om over die erge dingen te horen. Toch vind ik het heel belangrijk dat je weet wat er toen gebeurd is.
Alleen als wij allemaal goed weten waar rascisme toe kan leiden kunnen we voorkomen dat er opnieuw groepen als zondebok worden aangewezen voor alles wat
fout gaat.
Jullie grootouders hebben de oorlog mee gemaakt, jullie ouders waarschijnlijk niet. Praat eens met je oma, opa, oud-tante of oud-oom over de oorlog. De mensen
die het hebben meegemaakt kunnen nog het beste oordelen en je veel leren.
De schrijver van dit boek heeft ook een speurtocht gemaakt en is veel te weten gekomen uit gesprekken.
Er zijn mensen geweest die moedig waren, durfden 'néé' te zeggen. Diezelfde moed is ook nu nodig. We moeten er heel goed voor waken dat we nu niet opnieuw
mensen oordelen en veroordelen op grond van huidskleur, ras of overtuiging.
De les die we kunnen leren uit dit boek raakt ons allemaal.
Wr. F. J.M. Houben
Commissaris van de Koningin
in Noord-Brabant

Vooraf
De provincie Noord-Brabant vroeg de Schoolbegeleidingsdienst Tilburg een boekje te maken over de oorlog in en de bevrijding van Noord-Brabant.
Om een boekje dat ook laat zien waartoe racisme kan leiden en welke les er uit het recente verleden getrokken kan worden om herhaling te voorkomen. Om die les
aan het verleden af te kunnen lezen was het noodzakelijk de oorlog al voor 1940 een begin te laten nemen en te laten zien dat de treinen naar Auschwitz ook in
Noord-Brabant vertrokken en dat ook Brabant daartegen in verzet kwam. Tenslotte was ook aandacht gewenst voor de verwerking van het verleden in de afgelo-
pen vijftig jaar met als markeringsmomenten bijvoorbeeld de fusilladeplaats in Vught, de plaquette op station Vught, de namenlijst in het Nationaal Monument
Kamp Vught en de ten hemel geheven spoorrails in Westerbork.
In 'Oorlog onderweg. Noord-Brabant in de Tweede Wereldoorlog' resoneert dan ook het verleden van de monumenten in Brabant als preventief herinneringsteken.
'Oorlog onderweg' probeert een beeld van de oorlog te geven via verhalen, beelden en documenten uit diverse plaatsen in Noord-Brabant. Veel moest daarbij nood-
zakelijkerwijs overgeslagen worden; hopelijk zullen lokale werkgroepen alsnog in die 'omissies’ voorzien.
Een boekje als dit had niet tot stand kunnen komen zonder de medewerking, de talrijke adviezen, de ter beschikking gestelde bronnen en het kritisch kommentaar
van velen. Graag wil ik daarvoor de volgende personen met name bedanken:
Max Cahen, Ernst Elzas, Guus Hes en Rénee Moser; prof.dr.Ido Abram (APS); prof.dr.F. Grünfeld (KUB); J. Bader (Breda), Jeroen van der Heijden (Gemeentearchief Helmond);
Hans Dikx (Jan Cunen- centrum Oss); drs. Gerard Steijns, Gerrit Kobes en Ronald Peeters (Gemeentearchief Tilburg); drs. Ad de Beer; drs. Hans
van der Linde (BRG); drs. Jeroen van den Eijnde en Chiel Konings (Nationaal Monument Kamp Vught); drs. Dirk Mulder (Herinneringscentrum Kamp Westerbork);
drs. Harry op den Camp (Stichting Dokument); dr. Ad van Oord; drs. Frank Storm (Zwijsen); drs. Joost van Gils, drs. Niko van Dorp en Claudia Martens (SBD Tilburg);
Tiny Bartens-Vroman (MLK-school Bisschop Janssens Tilburg) die evaluatieve vragen ontwierp voor de docentenhandleiding. Daarin is ook de verantwoording van
de gebruikte bronnen te vinden.
Ik hoop dat het boekje de oorlog dichterbij brengt en daarmee ook verder weg.
Piet Mooren
Tilburg, augustus 1994

Provinciaal Noord Brabant Schoolbegeleidingsdienst;  
 

26. Boeknummer: 00156  
Proefschrift Corné Roelen (geb. 1966) 1995
Personen -- Personen q-r-s-t-u           (1995)    [Corné Roelen]
The influence of growth hormone on high affinity plasma growth hormone binding protein

Proefschrift
ter verkrijging van de graad van doctor
aan de Universiteit Utrecht
op gezag van de Rector Magnificus
Prof. Dr. J.A. van Ginkel
ingevolge het besluit van het College van Decanen
in het openbaar te verdedigen op
dinsdag 14 maart 1995 des namiddags te 2.30 uur.

door
Cornelis Adrianus Maria Roelen
geboren op 17 maart 1966 te Prinsenbeek

Universiteit Utrecht (geneeskunde);  
 

27. Boeknummer: 00168  
Prinsenbeeks Toetenboek 1997
Personen -- Toetenboek           (1997)    [Kees Nagelkerke]
Prinsenbeeks Toetenboek 1997

VOORWOORD

Ik durf te zeggen zonder te overdrijven
Dat ge van elke mens een verhaal kunt schrijven
Zowel van mensen die rijk zijn of arm
Lieden met een winkel of met een farm
Van personen met dunne en met dikke lijven

‘t Is onmogelijk alle Bekenaren hier te memoreren
Dus moest ik wel gaan selecteren
Het zijn bepaalde personen waar ik op mik
Anders wordt dit boek ook veel te dik
Hopelijk zullen ze u wel interesseren

U ziet dus in dit boek vol gedichten
Als het goed is bekende beekse gezichten
Verschillende hiervan zijn er niet meer
Maar hun namen horen we nog telkens weer
Daarom zal ik ook op hen de aandacht richten

Ik hoop dat u het kunt waarderen
Datgeen wat ik heb mogen produceren
Zo schenk ik u dan op mijn manier
Het nodige lees - en kijkplezier
Het welk ik u graag toewens dames en heren

Heemkundekring Op de Beek;  
 

28. Boeknummer: 00179  
Van Alphen en aanverwante families
Personen -- personen a-b-c-d           (2010)    [Johan van der Made]
Van Alphen en aanverwante families

Inleiding
Van Alphen was in het verleden ruim vertegenwoordigd in
Wagenberg en Terheijden. Ook in Made en op Zwaluwe is de
familienaam niet onbekend. Ze kwamen voor in alle lagen van de
bevolking. Opvallend is dat het merendeel van hen in staat was om
zijn of haar naam te schrijven, iets wat tot ver in de 19e eeuw niet
iedereen gegeven was.
De meest voorkomende beroepen waren aanvankelijk
wagenmaker en ook bouwman, de oude benaming voor land-
bouwer. Verder herbergiers, winkeliers, kleermakers, smeden, een
koetsier en uiteraard veel arbeiders en ook een fabrieksdirecteur.
Opvallend is dat zowel de harmonie van Wagenberg als die van
Made hun verenigingslokaal hadden bij een.... Van Alphen.
Dochters kregen bij huwelijk een andere familienaam. Ook veel
van hun nakomelingen zijn in dit boekje opgenomen. In die
familietakken zien we zoal een molenaarsknecht, een rietdekker,
een bakker, een strater, een pakdrager, een visser, een voerman,
een schuitenvoerder, een gemeentesecretaris, maar ook smeden,
metselaars, timmerlieden, vlasboeren, priesters en een
huisschilder.
Elk hoofdstuk is een aparte familie Van Alphen. De onderlinge
verwantschap is tot nu toe niet gevonden. Begonnen wordt met
de oudst bekende persoon. Vóór de namen van gezins- hoofden
staan Romeinse cijfers. Deze geven het nummer van de generatie
aan. Vanaf generatie II zijn daar letters aan toegevoegd om de
volgorde aan te geven binnen die generatie in de verschillende
familietakken. De overzichten zijn gegenereerd met Aldfaer versie
3-5-3-
Ter verduidelijking zijn aan het begin van elk hoofdstuk een of
meerdere schema's opgenomen. Met behulp van die schema's
kunnen personen worden opgezocht. Staat er in zo'n schema
bijvoorbeeld vóór de naam III c dan is deze persoon te vinden in de
derde generatie.
Achter in dit boekje is een namenlijst toegevoegd van aan-
getrouwde families met verwijzing naar de bladzijden.
Uit oogpunt van de privacy eindigen de overzichten ongeveer een
driekwart eeuw geleden. Toch zullen vele lezers er hun grootouders
in kunnen ontdekken. Helaas is een stamboom nooit volledig en zo
ook dit boekje, want steeds kun je weer nieuwe ontdekkingen doen.
Tot slot spreek ik mijn dank uit aan iedereen die mij tijdens mijn
onderzoek op de een of andere wijze van informatie heeft
voorzien.

Heemkundekring De Vlasselt;  
 

29. Boeknummer: 00193  
Mencia de Mendoza, vrouwe van Breda
Historie -- Breda, algemeen           (1987)    [S.A. Vosters]
Mencia de Mendoza, vrouwe van Breda en Onderkoningin va Valencia

VOORWOORD
Indien de naam van Dona Mencia de Mendoza de laatste 30 jaren in Breda, in
Nederland en ver daarbuiten een begrip is geworden, dan komt dat niet alleen,
doordat er in deze eeuw verschillende studies aan haar leven gewijd zijn en door haar
banden met het Nederlandse koningshuis, maar ook doordat een bekende scholen-
gemeenschap te Breda haar naam draagt.
Na in de loop der jaren een drietal artikelen over Doha Mencia de Mendoza te
hebben gepubliceerd heeft schrijver dezes thans gemeend een rijk geïllustreerd
boekje aan haar leven te moeten wijden, waarin de jongste gegevens zijn verwerkt en
tevens een breed beeld wordt geschilderd van het Spanje en de Nederlanden van haar
tijd.
De schrijver is gelukkig uitgeverij Eburon bereid te hebben gevonden dit boekje op
de van haar bekende voortvarende wijze het daglicht te doen zien, kort na het
verschijnen van het eveneens door haar uitgegeven boek over Het Beleg van Breda in
het wereldnieuws. Deze studie over Mencia heeft opnieuw een roemrijke episode uit
de Bredase geschiedenis tot onderwerp, ofschoon honderd jaar eerder. De aanleiding
is ditmaal geen droevige, geen negen maanden durend beleg, maar het verblijf binnen
de wallen van twee voortreffelijke personen: Hendrik van Nassau, die het kasteel en
de door brand en pest geteisterde stad luisterrijk opbouwde en een zorgzame vader
was voor de armen en wezen, en Mencia de Mendoza, die een impuls gaf aan het
kunstzinnige en letterkundige leven, samen met haar leermeester Vives, een van de
grootste geesten van haar tijd.
Het zou ons te ver voeren alle personen, bibliotheken, archieven en instellingen te
noemen, waaraan wij dank verschuldigd zijn. Wij willen slechts een uitzondering
maken voor de Nationale Bibliotheek te Madrid, waaruit het merendeel van de hier
afgebeelde en besproken boeken afkomstig is. Mijn dank gaat ook uit naar: Dr. B.
Vermaseren te Breda, groot kenner van het Spaanse geestesleven der zestiende eeuw.
Prof. Dr. J.K. Steppe, emeritus hoogleraar kunstgeschiedenis te Leuven, Prof. Dr.
Juan Alcina Rovira, hoogleraar wijsbegeerte te Tarragona, en Prof. Dr. Eugenio
Asensio te Muneta (Navarra), emeritus hoogleraar Spaanse literatuur aan de Univer-
siteit van Lissabon, die mij een fotokopie toezond van Britonio’s Epithalamium,
geschreven ter gelegenheid van Mencia’s tweede bruiloft. Zij allen stelden geheel
belangeloos zeer waardevolle gegevens tot mijn beschikking.
Tenslotte danken wij nog de heer Wien Laarakker te Breda voor het ter beschikking
stellen van fotografisch materiaal voor een gedeelte der illustraties van dit boekje en
de heer Jean de Booy te Roosendaal, voormalig docent aan het Mencia de Mendoza-
lyceum, die met grote nauwgezetheid de drukproeven in hun geheel nog eens kritisch
heeft doorgelezen.
S.A.V.

Eburon Delft;  
 

30. Boeknummer: 00207  
Nieuwe Tonge in vroeger tijden
Historie -- Brabant, algemeen           (1996)    [Jan de Geus]
Nieuwe Tonge in vroeger tijden


Inleiding
Voor u ligt het boekje Nieuwe Tonge in vroeger tijden, deel 2, een uitgave die dankzij vele inwoners en oud-inwo-
ners van ons dorp mogelijk werd gemaakt. Velen hebben tijdens het samenstellen hun steentje bijgedragen. De één
deed dat door het in bruikleen geven van fotomateriaal, de ander door het naspeuren van de zo belangrijke gegevens,
die nu eenmaal bij deze prachtige plaatjes horen.

Dit deeltje bevat foto’s vanaf ongeveer 1927 tot en met een recente foto van de duivenvereniging. Getracht is om
zoveel mogelijk groepsfoto’s en foto’s met personen te plaatsen. Uiteraard zijn we daarbij de droeve tijden, die de
geschiedenis van Nieuwe Tonge uiteraard ook heeft gekend, niet vergeten. Foto’s van de Tweede Wereldoorlog en
van de zo tragisch omgekomen families tijdens de Watersnoodramp van 1953. In overleg met de nabestaanden wer-
den enkele foto’s van hen opgenomen.

Tot slot wil ik een ieder bedanken voor de medewerking en mijn vrouw voor het verwerken van de tekst op de computer.

Het samenstellen komt geheel voor mijn verantwoording. Ik ben zo zorgvuldig mogelijk te werk gegaan, maar des-
ondanks ben ik er mij van bewust dat er wellicht wat onvolkomenheden in kunnen zitten. Alvast hiervoor mijn ex-
cuses. Ik wens u veel lees- en kijkplezier!
Jan de Geus,
Nieuwe Tonge, 1996

Uitgeverij De Boektant;  
 

 

Uitgebreid zoeken

Zoekresultaat verdeeld over 5 pagina's, met elk (max.) 30 publicaties:

1   2   3   4   5       Volgende       Eind

Laatste wijziging binnen getoonde publicaties: 10 januari 2023